Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2023, 14329 | interne regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2023, 14329 | interne regeling |
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;
Besluit:
Het Besluit taak RVB 2017 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i) ondersteuning van de verwezenlijking van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving:
1°. het ondersteunen en uitvoeren van taken van de verantwoordelijke minister op het gebied van woningbouw en ruimtelijke ontwikkeling, en
2°. het deelnemen, in voorkomend geval in overeenstemming met andere ministers die het aangaat, in processen gericht op het toedelen van een nieuwe functie aan een of meer locaties in een gebied en het realiseren van die functie, in gevallen waarin in een omgevingsvisie of programma van het Rijk als bedoeld in de Omgevingswet of een ander door een bestuursorgaan van het Rijk openbaar gemaakt document:
– een nieuwe functie is toegedacht aan de betrokken locaties, of
– een nationaal belang voor de fysieke leefomgeving is aangegeven dat met de toedeling en realisatie van de nieuwe functie is gediend en de Staat eigenaar is van benodigde gronden in het gebied.
B
In artikel 4, eerste lid, onder a, wordt ‘uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 2’ vervangen door ‘uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 2 en 7’.
C
In artikel 5 wordt ‘en 4 eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e en g, en tweede lid’ vervangen door ‘4, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e en g, en tweede lid, en 7’.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e wordt de puntkomma vervangen door: , en.
2. Onderdeel f vervalt.
3. Onderdeel g wordt geletterd tot f.
E
1. De artikelen 7 tot en met 11 worden vernummerd tot 9 tot en met 13.
2. Na artikel 6 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. Het Rijksvastgoedbedrijf is ter ondersteuning van de verwezenlijking van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving belast met:
a. het in eigendom verwerven van onroerende zaken;
b. het verwerven van beperkt zakelijke rechten op onroerende zaken;
c. het aanhuren van onroerende zaken;
d. het inrichten en bouwen of verbouwen van onroerende zaken;
e. het onderhouden en in stand houden van onroerende zaken;
f. de handelingen, bedoeld in artikel 6, onderdelen a, b, c, en g;
2. Het Rijksvastgoedbedrijf is in het kader van het deelnemen in processen ter ondersteuning van de verwezenlijking van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving, bedoeld in het eerste lid, onder i, aanhef en onder 2°, tevens belast met andere handelingen die voor het welslagen van de wijziging van de toedeling van functies aan locaties en het verzekeren van de realisatie van de nieuwe functie noodzakelijk zijn, daaronder in elk geval begrepen:
a. het doen opstellen van ruimtelijke plannen;
b. het sluiten van samenwerkings- en realisatieovereenkomsten;
c. het investeren in het geschikt maken van onroerende zaken voor de nieuwe functie;
d. het participeren in entiteiten die gericht zijn op realisatie van de nieuwe functie, en
e. het vervreemden van onroerende zaken aan gemeenten of provincies naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek, voor zover aan de nadere voorwaarden voor deze vervreemding, gesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, is voldaan.
Het Rijksvastgoedbedrijf is belast met:
a. de vervreemding van de bodemmaterialen die uit de onroerende zaken van de Staat afkomstig zijn;
b. het verrichten van alle privaatrechtelijke rechtshandelingen bij de bevordering van de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen en de afwikkeling van nalatenschappen waarvoor de Staat als erfgenaam is benoemd, en
c. het verrichten van alle privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit de positie van de Staat als eigenaar van de scheepswrakken en lading van de voormalige Verenigde Oost-Indische Compagnie, West-Indische Compagnie en Admiraliteit.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Bij brief van 28 maart 2023 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangekondigd de taken van het Rijksvastgoedbedrijf te verbreden.1 Het onderhavige besluit strekt ertoe dit in het Besluit taak RVB 2017 (hierna: het Besluit) vast te leggen. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt een omissie in het Besluit te herstellen.
Het Rijksvastgoedbedrijf is van oudsher belast met de huisvesting van de rijksoverheid alsmede het zogeheten privaatrechtelijk beheer van staatseigendommen. Deze taken blijven onverminderd van belang. Tegelijkertijd staat Nederland voor complexe ruimtelijke opgaven, zoals die onder meer hun weerslag vinden in de NOVI, het programma NOVEX en het nog definitief vast te stellen Nationaal programma landelijk gebied (NPLG). Inzet van rijksvastgoed op het juiste moment en op de juiste plek vormt in gebiedsontwikkelingen vaak een onmisbare schakel en kan de uitvoering van nationale programma’s ondersteunen. Zo is in het regeerakkoord aangekondigd dat het Rijk met zijn vastgoed en grondpositie een bijdrage moet leveren aan het terugdringen van de woningnood door extra betaalbare huur- en koopwoningen te realiseren. Het Rijksvastgoedbedrijf is vanwege zijn bestaande taken op het gebied van privaatrechtelijk beheer van het rijksvastgoed en zijn ervaring met het herbestemmen en ontwikkelen van (woningbouw)locaties op rijksgronden (zoals voormalige Defensieterreinen) de gerede partij om deze maatschappelijke opgaven te (helpen) realiseren.
Tegen deze achtergrond voegt dit besluit een derde pijler toe aan de taken van het Rijksvastgoedbedrijf, te weten het ondersteunen van de verwezenlijking van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving. Deze houdt in dat de instrumenten van het privaatrechtelijk beheer (zoals het verkopen en het tijdelijk in gebruik geven) ook kunnen worden ingezet met het oog op de realisatie van doelen voor de fysieke leefomgeving. Daarnaast omvat deze pijler dat het Rijksvastgoedbedrijf met het oog op nationale doelen voor de fysieke leefomgeving onroerende zaken verwerft of transformeert en ter uitvoering van rijksbeleid of een nationaal belang ook participeert in gebiedsontwikkelingen.
Onder ‘ondersteuning van de verwezenlijking van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving’ wordt in de eerste plaats verstaan het ondersteunen van de taken van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het terrein van woningbouw en ruimtelijke ontwikkeling, in de huidige portefeuilleverdeling belegd bij de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de portefeuille agrarische domeingronden, waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf in opdracht van de minister reeds het materieel beheer uitvoert.2 De toevoeging van de uitvoering van taken van de Minister expliciteert dat het Rijksvastgoedbedrijf de agrarische domeingronden ook zo kan beheren, dat deze daadwerkelijk beschikbaar zijn om in te zetten als compensatiegrond, of dat deze via de uitgiftevoorwaarden gebruikt worden om bij te dragen aan nationale doelen, bijvoorbeeld ten aanzien van vergroting van de biodiversiteit. In de tweede plaats gaat het om het – in voorkomend geval in overeenstemming met andere ministers – aanjagen van en participeren in gebiedsprocessen. Dit met inachtneming van het primaat dat gemeenten in beginsel hebben bij de publiekrechtelijke besluitvorming over de toedeling van functies aan locaties. In de praktijk zal het realiseren van de opgaven dan ook in samenwerking met de betrokken medeoverheden gebeuren.
Het participeren in een gebiedsproces gebeurt in opdracht van een of – als het gebiedsproces aan beleidsterreinen van meerdere departementen raakt – meer ministers. Aanleiding kan zowel zijn dat het rijksbeleid is gericht op totstandkoming van een of meer nieuwe functies in een bepaald gebied, als dat de ontwikkeling een nationaal belang dient en de Staat eigenaar is van (een deel van) de gronden in het gebied. Bij de uitvoering van deze taak werkt het Rijksvastgoedbedrijf waar mogelijk of waar nodig samen met andere betrokken rijksuitvoeringsorganisaties. Omdat het Rijksvastgoedbedrijf een uitvoerende dienst is, zal uitvoering van activiteiten in het kader van deze taak gebeuren in beleidsmatige afstemming met het kerndepartement van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het participeren in een gebiedsproces omvat in de eerste plaats alle activiteiten die nodig zijn om te komen tot een haalbaar en uitvoerbaar plan dat als basis dient voor de wijziging van het bestemmingsplan of, na inwerkingtreding van de Omgevingswet, het omgevingsplan. Daarnaast kunnen ook in de uitvoeringsfase (dus na het verkrijgen van de juridische grondslag voor de ontwikkeling) activiteiten nodig zijn om te verzekeren dat de uitvoering (dus het realiseren van de nieuwe functie(s)) daadwerkelijk en in het gewenste tempo tot stand komt. In het geval de Staat zelf grondeigenaar is, gaat het dan bijvoorbeeld om investeringen om de grond ‘verkoop gereed’ te maken. Het kan ook noodzakelijk zijn om deel te nemen in een gezamenlijke gebiedsentiteit (eventueel met andere grondeigenaren) om op basis van gemaakte afspraken tot gezamenlijke investeringen in het gebied en gefaseerde uitgifte van de gronden te komen.
In dit besluit is uitgegaan van de terminologie van de Omgevingswet. Deze wet gaat uit van toelating van activiteiten en ontwikkelingen via regels die voorzien in een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Waar in artikel 1, onder i, en artikel 7, van het Besluit, zoals gewijzigd via dit besluit, wordt gerefereerd aan de toedeling van functies aan locaties moet daaronder – vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet – ook de bestemming worden begrepen die naar huidig recht met het oog op een goede ruimtelijke ordening aan gronden is toegekend, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels.
Met dit besluit wordt voorts een omissie hersteld (nieuw artikel 8). Van oudsher voert het Rijksvastgoedbedrijf taken uit op het terrein van de onbeheerde nalatenschappen en nalatenschappen waarvoor de Staat als eigenaar is benoemd, de verkoop van bodemmaterialen en bepaalde historische scheepswrakken. Aanvankelijk is niet onderkend dat deze taken, ook voor zover niet sprake is van onroerende zaken, in 20123 al zijn overgeheveld van de Minister van Financiën naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat deze taken door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden uitgevoerd, is duidelijk geworden met de Regeling van de Minister van Financiën van 4 juni 2021.4 Omdat de bepalingen met betrekking tot bedoelde nalatenschappen – ongeacht of die nalatenschap onroerende zaken, roerende zaken of vermogensrechten inhoudt – worden geconcentreerd in artikel 8 (nieuw), vervalt artikel 6, onder f, dat enkel ziet op onroerende zaken in nalatenschappen.
In verband met het toevoegen van de ondersteuning van de verwezenlijking van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving als nieuwe taak voor het Rijksvastgoedbedrijf via dit besluit, voegt dit onderdeel een definitie toe aan artikel 1 van het Besluit. Deze definitie bevat twee elementen.
Onder het ondersteunen van de verwezenlijking van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving wordt allereerst verstaan het uitvoeren van taken van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het gebied van woningbouw en ruimtelijke ontwikkeling. Het gaat hier om de beleidstaken die bij koninklijk besluit op grond van artikel 44 van de Grondwet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn toevertrouwd.5 In de huidige portefeuilleverdeling zijn deze taken bij de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening belegd.
Het bevorderen van maatschappelijke opgaven omvat daarnaast het deelnemen in gebiedsprocessen waar dat relevant is vanwege rijksbeleid of een nationaal belang. Dit doet zich voor als een gebiedsproces, gericht op toedeling van een nieuwe functie, in het verlengde ligt van rijksbeleid dat een of meer functiewijzigingen in het gebied voorstaat. Dit is aan de orde als in een openbaar gemaakt document van het Rijk, zoals bijvoorbeeld de nationale omgevingsvisie of een programma als bedoeld in de Omgevingswet, beleid voor de fysieke leefomgeving is vervat dat indicatief is voor de gewenste functie van de betrokken locaties, of van het gebied waarbinnen betrokken locaties zijn gelegen.
Deelname van het Rijksvastgoedbedrijf in een ontwikkeling kan daarnaast aan de orde zijn als dat het verwezenlijken van rijksbeleid kan bevorderen, omdat sprake is van een nationaal belang dat met het gebiedsproces is gediend en de Staat eigenaar is van gronden in het betrokken gebied. Omdat het Rijksvastgoedbedrijf een uitvoerende dienst is, zal uitvoering van activiteiten in het kader van deelname aan gebiedsprocessen in beleidsmatige afstemming plaatsvinden met het kerndepartement van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De artikelen 4, eerste lid, onder a, en 5 van het Besluit belasten het Rijksvastgoedbedrijf bij de uitoefening van haar taken met het materieelbeheer van onroerende zaken, evenals het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de architectuur, de stedenbouwkundige inpassing, de beeldende kunst en de duurzaamheid. De onderdelen B en C voorzien in een wijziging van deze artikelen, zodat de daarin vervatte opdracht ook geldt als het Rijksvastgoedbedrijf handelingen verricht in het kader van de nieuwe taak dit met dit besluit wordt toegekend.
Dit besluit voorziet met de invoeging van artikel 8, onder b, in een uniforme regeling voor taken op het gebied van onbeheerde nalatenschappen en nalatenschappen waarvoor de Staat als erfgenaam is benoemd. Om die reden komt artikel 6, onder f, te vervallen. Artikel 6, onder f, regelde de taak van het RVB wat betreft onroerende zaken in nalatenschappen. Zoals in het algemeen deel van de toelichting is toegelicht, is het Rijksvastgoedbedrijf belast met deze taak, ongeacht of de betreffende nalatenschap onroerende zaken, roerende zaken of vermogensrechten betreft.
Dit artikel belast het Rijksvastgoedbedrijf met de ondersteuning van de verwezenlijking van nationale beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving als nieuwe taak.
Het eerste lid omschrijft de privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen met betrekking tot onroerende zaken die onder deze taak vallen. Het gaat hier om het, bijvoorbeeld ter ondersteuning van het woonbeleid van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening, verwerven van de eigendom van onroerende zaken of het daarop vestigen van beperkte zakelijke rechten. Ook kunnen onroerende zaken worden aangehuurd, ingericht, in stand gehouden, bebouwd, verbouwd of onderhouden. Het eerste lid, onder f, voorziet er voorts in dat het Rijksvastgoedbedrijf enkele handelingen in het kader van het privaatrechtelijk beheer van onroerende zaken ook ter bevordering van maatschappelijke opgaven kan verrichten, zoals het vervreemden, verhuren of op andere wijze aan derden in gebruik geven van onroerende zaken.
Het tweede lid belast het Rijksvastgoedbedrijf met andere handelingen die nodig zijn specifiek voor het welslagen van gebiedsprocessen die bijdragen aan de verwezenlijking van rijksbeleid of waarmee een nationaal belang voor de fysieke leefomgeving is gemoeid. Het gaat hier om de situatie waarin het Rijksvastgoedbedrijf in samenwerking met de bevoegde decentrale overheid en eventuele andere partners deelneemt aan de planvorming – waaronder zo mogelijk zorgdragen voor de coördinatie van rijksinterne vraagstukken en besluiten – en in voorkomende gevallen ook aan de uitvoering. Hierbij laten zich twee situaties onderscheiden:
– het Rijk heeft beleid vastgesteld waaruit de wenselijkheid van de wijziging van de functie(s) in een bepaald gebied volgt en het Rijksvastgoedbedrijf heeft van een departement de opdracht gekregen om, bijvoorbeeld door inzet van zijn kennis en expertise en/of vastgoedposities, de totstandkoming van deze wijziging actief te bevorderen, of
– het Rijk heeft een of meer nationale belangen geformuleerd – zo mogelijk in kwantitatieve termen, zoals bijvoorbeeld de nationale bossenstrategie – voor de verwezenlijking waarvan de exacte locatie van de ontwikkeling minder van belang is, maar waarbij de inzet van de (bestaande) vastgoedposities van het Rijk het vertrekpunt vormt voor het (actief) handelen van het Rijksvastgoedbedrijf.
In beide situaties kunnen een of meer van de in het tweede lid omschreven handelingen noodzakelijk zijn, zoals het sluiten van samenwerkings- en realisatieovereenkomsten of het doen van investeringen.
Bij bodemmaterialen gaat het met name om zand, grind, schelpen of tout venant dat bij baggerwerkzaamheden op onroerende zaken van de Staat boven water komt.
Op grond van artikel 4:189 van het Burgerlijk Wetboek worden, voor zover een erflater geen erfgenamen heeft, de goederen van de nalatenschap op het ogenblik van zijn overlijden door de Staat onder algemene titel verkregen. De afwikkeling van een onbeheerde nalatenschap wordt altijd voorafgegaan door een onderzoek om vast te stellen of die nalatenschap daadwerkelijk onbeheerd is. Als blijkt dat een nalatenschap onbeheerd is, worden de tot de nalatenschap behorende zaken verkocht. De opbrengst van de verkoop, alsmede eventueel aanwezige geldswaarden, worden in de consignatiekas gestort.
Naast de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen is het Rijksvastgoedbedrijf ook verantwoordelijk voor de afwikkeling van nalatenschappen waarvoor de Staat als erfgenaam is benoemd.
De Staat is, als rechtsopvolger van de Bataafsche Republiek, eigenaar van de zaken van de voormalige Verenigde Oost-Indische Compagnie, die verspreid over de wereld in de vorm van scheepswrakken en lading her en der op de zeebodem liggen.
Het eigendomsrecht van de Bataafsche Republiek is gebaseerd op artikel 247 van de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1778. Ook de rechten van de Staat op admiraliteitsschepen zijn op deze staatsregeling terug te voeren. Of de Staat ook de rechtsopvolger van de West-Indische Compagnie is, is niet zo duidelijk. Er is wel gesteld dat door het op 31 december 1791 aflopen van het aan de West-Indische Compagnie verleende octrooi en het niet verlengen daarvan, door de Staat alle rechten van de West-Indische Compagnie zijn verworven, voor de voldoeningen en overneming van de schulden van de West-Indische Compagnie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het verrichten van eventuele privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit de positie van de Staat als eigenaar van de scheepswrakken en lading.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zet zich in voor het behoud van scheepswrakken en lading in de staat waarin en op de plaats waar zij zich bevinden (behoud vondstcomplex). Hij probeert hierover afspraken te maken met andere landen.
In uitzonderingsgevallen kan op basis van het onderhavige artikelonderdeel vervreemding of het in bruikleen geven aan derden van delen van wrakken en/of lading (artefacten) door het Rijksvastgoedbedrijf aan de orde komen.
Hierover vindt altijd afstemming plaats met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Vervreemding en in bruikleen geven zijn voorbeelden van het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.
Dit artikel voorziet in inwerkingtreding van dit besluit met ingang van de dag na de publicatie ervan in de Staatscourant.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Besluit van 5 november 2012, nr. 12.00258, houdende departementale herindeling met betrekking tot rijksvastgoed (Stcrt. 2012, 23045).
Regeling van de Minister van Financiën houdende intrekking van het Besluit van de Minister van Financiën van 30 november 2017, (nr. 2017-230670), houdende volmacht en machtiging aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Stcrt. 2021, 31473).
Besluit van 26 oktober 2017, nr. 2017001806, houdende departementale herindeling met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening, de Omgevingswet en het Kadaster (Stcrt. 2012, 62725) en Besluit van 14 oktober 2010, nr. 10.002841, houdende opheffing van de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat en instelling van een Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Stcrt. 2010, 16525).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-14329.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.