Regeling van de Minister van Financiën van 4 juni 2021, kenmerk 2021-109686, houdende intrekking van het Besluit van de Minister van Financiën van 30 november 2017, (nr. 2017-230670), houdende volmacht en machtiging aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De Minister van Financiën,

Gelet op het Besluit houdende departementale herindeling met betrekking tot Rijksvastgoed (Stcrt. 2012, 23045);

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

BESLUIT:

Artikel 1

Het Besluit van de Minister van Financiën van 30 november 2017, kenmerk 2017-230670, houdende volmacht en machtiging aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

In het Besluit houdende departementale herindeling met betrekking tot Rijksvastgoed (Stcrt. 2012, 23045) zijn de taken van de Minister van Financiën met betrekking tot Rijksvastgoed overgegaan naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: Minister van BZK), met inbegrip van de taken van het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (hierna: RVOB).

In 2017 heeft de Minister van Financiën volmacht verleend aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Stcrt. 2017, 72589) voor enkele aangelegenheden waarvan men dacht dat die met het besluit uit 2012 niet waren overgedragen. Deze volmacht blijkt niet nodig. In 2012 zijn immers álle taken op het gebied van Rijksvastgoed, dus met inbegrip van de taken van het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf, overgedragen van Financiën aan BZK. Het besluit tot volmacht kan daarom worden ingetrokken.

De taken waar het volmachtsbesluit uit 2017 op zag en die eveneens met het besluit van 2012 zijn overgedragen, zijn de volgende:

  • het vervreemden van bodemmaterialen, zoals zand, grind en schelpen, afkomstig uit de onroerende zaken van de Staat;

  • het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit het zijn van eigenaar bij het bevorderen van de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen en de afwikkeling van nalatenschappen waarvoor de Staat als eigenaar is benoemd, als daarmee (ook) roerende zaken of geldwaarden gemoeid zijn; en

  • het verrichten van alle privaatrechtelijke rechtshandelingen, die voortvloeien uit de positie van de Staat als eigenaar van scheepswrakken en ladingen van de voormalige Verenigde Oost-Indische Compagnie, West-Indische Compagnie en Admiraliteit.

Naar boven