ARTIKEL I
De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 5.1c wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
6. Het zorgkantoor kan het persoonsgebonden budget verhogen indien een verzekerde in
de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022, als gevolg van maatregelen
in verband met Covid-19, extra kosten heeft in verband met betaling van een vervangend
zorgverlener bij ziekteverzuim als gevolg van Covid-19 of extra kosten heeft voor
dagbesteding of het vervoer naar de dagbesteding in verband met het afstandscriterium,
voor zover die verhoging nodig is met het oog op de mogelijkheid van de verzekerde
om die zorg te ontvangen. Een aanvraag voor ophoging van het budget wordt gedaan door
middel van een daartoe door het zorgkantoor beschikbaar gesteld formulier.
B
In artikel 5.10 wordt ‘8.12 en 8.14’ vervangen door ‘8.12, 8.14 en 8.16’.
C
Artikel 8.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 7.022 miljoen’ vervangen door ‘€ 27.736 miljoen’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 24.178 miljoen’ vervangen door ‘€ 24.669 miljoen’, wordt
‘€ 2.844 miljoen’ vervangen door ‘€ 3.067 miljoen’ en wordt ‘15 november 2020’ vervangen
door ‘15 december 2021’.
D
Artikel 8.14 komt te luiden:
Artikel 8.14
De bedragen die in 2021 beschikbaar zijn voor de verstrekking van persoonsgebonden
budgetten zijn voor de hiernavolgende regio’s de achter die regio’s opgenomen bedragen:
|
Groningen:
|
€ 105.517.551
|
|
Friesland:
|
€ 156.076.357
|
|
Drenthe:
|
€ 117.045.445
|
|
Zwolle:
|
€ 100.850.211
|
|
Twente:
|
€ 117.746.269
|
|
Apeldoorn, Zutphen en omstreken:
|
€ 62.194.249
|
|
Midden IJssel:
|
€ 23.931.142
|
|
Arnhem:
|
€ 166.455.535
|
|
Nijmegen:
|
€ 101.881.123
|
|
Utrecht:
|
€ 215.105.477
|
|
Flevoland:
|
€ 42.634.136
|
|
’t Gooi:
|
€ 86.299.367
|
|
Noord-Holland Noord:
|
€ 80.780.761
|
|
Kennemerland:
|
€ 48.627.103
|
|
Zaanstreek/Waterland:
|
€ 42.094.255
|
|
Amsterdam:
|
€ 126.876.345
|
|
Amstelland en de Meerlanden:
|
€ 27.042.081
|
|
Zuid-Holland Noord:
|
€ 65.691.791
|
|
Haaglanden:
|
€ 156.068.831
|
|
Westland Schieland Delfland:
|
€ 77.819.903
|
|
Midden-Holland:
|
€ 38.089.164
|
|
Rotterdam:
|
€ 130.579.764
|
|
Zuid-Hollandse Eilanden:
|
€ 77.101.608
|
|
Waardenland:
|
€ 69.599.812
|
|
Zeeland:
|
€ 66.550.453
|
|
West-Brabant:
|
€ 138.599.795
|
|
Midden-Brabant:
|
€ 101.445.739
|
|
Noordoost Brabant:
|
€ 142.435.188
|
|
Zuidoost Brabant:
|
€ 160.537.085
|
|
Noord- en Midden-Limburg:
|
€ 98.093.609
|
|
Zuid-Limburg:
|
€ 123.417.165
|
E
Na artikel 8.14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 8.15
-
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 49e, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg,
bedraagt voor het jaar 2022: € 29.681 miljoen.
-
2. Van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is € 26.550 miljoen bestemd voor zorg
in natura en € 3.131 miljoen bestemd voor persoonsgebonden budgetten. Daarbij is rekening
gehouden met overhevelingen door de Wlz-uitvoerders tussen de deelkaders voor zorg
in natura en persoonsgebonden budgetten tot en met 15 december 2021.
Artikel 8.16
De bedragen die in 2022 beschikbaar zijn voor de verstrekking van persoonsgebonden
budgetten zijn voor de hiernavolgende regio’s de achter die regio’s opgenomen bedragen:
|
Groningen:
|
€ 110.288.663
|
|
Friesland:
|
€ 158.990.947
|
|
Drenthe:
|
€ 114.392.845
|
|
Zwolle:
|
€ 102.794.440
|
|
Twente:
|
€ 125.765.614
|
|
Apeldoorn, Zutphen en omstreken:
|
€ 63.065.461
|
|
Midden IJssel:
|
€ 25.415.819
|
|
Arnhem:
|
€ 176.336.639
|
|
Nijmegen:
|
€ 104.351.997
|
|
Utrecht:
|
€ 215.655.360
|
|
Flevoland:
|
€ 42.819.213
|
|
’t Gooi:
|
€ 88.261.756
|
|
Noord-Holland Noord:
|
€ 82.981.008
|
|
Kennemerland:
|
€ 49.065.959
|
|
Zaanstreek/Waterland:
|
€ 42.670.284
|
|
Amsterdam:
|
€ 130.769.262
|
|
Amstelland en de Meerlanden:
|
€ 26.542.082
|
|
Zuid-Holland Noord:
|
€ 65.338.530
|
|
Haaglanden:
|
€ 158.794.176
|
|
Westland Schieland Delfland:
|
€ 76.409.333
|
|
Midden-Holland:
|
€ 39.345.423
|
|
Rotterdam:
|
€ 133.793.683
|
|
Zuid-Hollandse Eilanden:
|
€ 78.883.247
|
|
Waardenland:
|
€ 70.954.472
|
|
Zeeland:
|
€ 67.903.725
|
|
West-Brabant:
|
€ 141.738.087
|
|
Midden-Brabant:
|
€ 103.966.148
|
|
Noordoost Brabant:
|
€ 146.321.198
|
|
Zuidoost Brabant:
|
€ 161.183.072
|
|
Noord- en Midden-Limburg:
|
€ 99.994.726
|
|
Zuid-Limburg:
|
€ 126.206.831
|
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van de onderdelen
A, B en E terug tot en met 1 januari 2022.
TOELICHTING
I. Algemeen
In deze regeling is een aantal wijzigingen van de Regeling langdurige zorg (Rlz) opgenomen.
Het betreft het verlengen van de mogelijkheid van het verhogen van het persoonsgebonden
budget (pgb) via de regeling extra kosten corona (EKC). Daarnaast betreft het voor
2021 en 2022 respectievelijk de wijziging en de vaststelling van het Wlz-kader, de
verdeling van dit Wlz-kader over de deelkaders voor zorg in natura en persoonsgebonden
budgetten, en de verdeling van het pgb-kader over de zorgkantoorregio’s.
A. Verlenging regeling EKC
Aanleiding
Na de uitbraak van de Covid-19 pandemie zijn in 2020 financiële maatregelen getroffen
met als doel de continuïteit van de zorg te borgen die betaald wordt vanuit een pgb.
In de Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 juni 20201 en de Tweede regeling doorbetalen niet-geleverde pgb-zorg in verband met Covid-19
was geregeld dat reguliere pgb-zorg die als gevolg van Covid-19 niet geleverd kon
worden, onder voorwaarden, uit het pgb betaald mocht worden. Omdat de continuïteit
van zorg inmiddels geborgd is, onder andere door vaccinaties, beschermingsmiddelen
en andere maatregelen, worden met ingang van 2022 de eerder getroffen maatregelen
aangepast. De mogelijkheid van het betalen van niet-geleverde zorg uit het pgb vervalt
met ingang van 1 januari 2022. De regeling EKC blijft in beperkte vorm beschikbaar
tot 31 december 2022.
Noodzaak en toelichting
Het aantal situaties, waarin het zorgkantoor het pgb ingevolge artikel 5.1c van de
Regeling langdurige zorg kan ophogen voor extra kosten die de budgethouder maakt als
gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19, wordt ingeperkt. Dat is gekoppeld
aan het vervallen van de mogelijkheid om niet-geleverde pgb-zorg uit het pgb te betalen.
Het accent verschuift van het borgen van de continuïteit van het zorglandschap naar
het compenseren van meerkosten als gevolg van Covid-19. Het volgen van RIVM-richtlijnen
over wat nodig is om veilig en verantwoord zorg te leveren kan ook in 2022 leiden
tot extra kosten. Met ingang van 2022 is verhoging van het budget daarom mogelijk
in de volgende situaties:
-
– voor extra kosten van vervangend personeel bij ziekteverzuim als gevolg van Covid-19.
Er is sprake van extra kosten als de budgethouder voor het vervangend personeel een
hoger tarief dient te betalen dan het tarief wat hij normaliter betaalt.
-
– Voor extra kosten voor de dagbesteding, alsmede het vervoer naar de dagbesteding.
Het gaat hier bijvoorbeeld om duurder vervoer of een hoger tarief omdat er extra ruimte
nodig is binnen de dagbesteding.
Uitvoering
De wijze waarop een pgb-houder verhoging van het budget aanvraagt verandert niet,
alleen de voorwaarden waaronder een verhoging van het budget kan worden verkregen
wijzigen. De beoordeling van een dergelijke aanvraag door het zorgkantoor wordt derhalve,
met inachtneming van deze aanvullende voorwaarden, ongewijzigd uitgevoerd.
B. Vaststelling bedragen Wlz en pgb per regio
Ingevolge artikel 49e, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)
stelt de Minister van Volksgezondheid, welzijn en sport ieder jaar vast hoeveel geld
er in totaal voor het komende kalenderjaar beschikbaar is voor de Wlz-zorg die tot
het verzekerde pakket behoort. Dit wordt wel het 'macrokader Wlz-zorg' genoemd. Op
grond van artikel 49e, tweede lid, Wmg verdeelt de Nederlandse Zorgautoriteit het
macro-kader over de zorgkantoorregio's. Het beschikbaar gestelde Wlz-kader 2021 is
in de definitieve kaderbrief Wlz 20222 verhoogd. De verdeling van het totale Wlz-kader 2021 over de deelkaders voor zorg
in natura en persoonsgebonden budgetten is in lijn hiermee ook gewijzigd. De wijzigingen
over 2021 zijn noodzakelijk omdat zorgkantoren op grond van de beleidsregels gedurende
het jaar mogen schuiven tussen de deelkaders voor zorg in natura en persoonsgebonden
budgetten. Alsook tussen regio’s onderling. Deze bedragen worden derhalve middels
deze wijziging geactualiseerd omdat zorgkantoren de regionale kaders niet mogen overschrijden
en het voor de NZa mogelijk te maken hier toezicht op te houden.
In onderdelen C en D wijzigen de plafondbedragen voor 2021. In de ministeriele regeling
van 25 januari 20213, was in artikel 8.13, eerste lid, abusievelijk een onjuist bedrag opgenomen, namelijk
‘€ 7.022 miljoen’. Dit had moeten zijn ‘€ 27.022 miljoen’. In deze wijziging wordt
het daar genoemde bedrag vastgesteld op ‘€ 27.736 miljoen’.
In onderdeel E worden de bedragen voor 2022 vastgesteld.
Regeldruk
De wijzigingen hebben geen substantiële gevolgen voor de regeldruk.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt
terug tot en met 1 januari 2022. Met deze terugwerkende kracht wordt afgeweken van
het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Dit is noodzakelijk om aan te
sluiten op de betreffende regelgeving die gold tot 31 december 2022. In lijn met de
maatregelen die gelden voor zorg in natura is gekozen voor een looptijd tot en met
31 december 2022. Indien blijkt dat het noodzakelijk is om deze periode te verkorten
of verlengen, wordt de looptijd van de regeling aangepast.
II. Artikelsgewijs
Artikel II
Deze regeling werkt voor de onderdelen A, B en E terug tot en met 1 januari 2022.
De grondslag voor het verhogen van het budget doormiddel van EKC was beperkt tot en
met 31 december 2021. Zoals in het algemeen deel van de toelichting is aangegeven,
bestaat er noodzaak om te voorzien in de mogelijkheid tot verhoging van het budget
in de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 en daarbij aanvullende
voorwaarden te stellen.
De onderdelen B en E betreffen de vaststelling van de bedragen voor 2022 en werken
daarom terug tot en met 1 januari 2022.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
C. Helder