TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
De uitbraak van het coronavirus-SARS-CoV-2 (dat de ziekte Covid-19 veroorzaakt) raakt
ons allemaal en in sterke mate ook de houders van een persoonsgebonden budget (pgb)
en degenen die ten laste van dat pgb zorg verlenen.1 Zowel Covid-19 als de getroffen maatregelen om het virus te beteugelen, leiden tot
uitval van zorgverleners en zorg.2 Dit bedreigt de continuïteit van zorg en (daarmee) de gezondheid van kwetsbare budgethouders.
Voor alle domeinen in de zorg zijn afspraken gemaakt om de continuïteit van zorg zo
goed mogelijk te waarborgen nu zorginstellingen door de maatregelen omtrent Covid-19
beperkt open of gesloten zijn. Rondom de pgb-gefinancierde zorg zijn de vraagstukken
die moeten worden opgelost van een ander karakter dan bij zorg in natura:
-
– pgb-gefinancierde zorgverleners leveren hun zorg veelal aan huis. Zij zijn veelal
niet aan zorgorganisaties verbonden zijn en dus ook niet via hun werkgever aanspreekbaar.
-
– bij het pgb is ook geen directe relatie tussen de verstrekker (gemeente, zorgkantoor
of zorgverzekeraar) en de zorgverlener of aanbieder. De zorgverlener heeft hier een
contractuele relatie met de budgethouder: de budgethouder keurt een declaratie goed,
waarna deze betaald wordt.
Verstrekkers zitten hierdoor minder direct dan bij zorg in natura ‘aan de knoppen’.
De te treffen maatregelen kunnen daarom ook alleen via de budgethouder geëffectueerd
worden wat vraagt om specifieke checks en balances.
In april 2020 zijn afspraken gemaakt met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)
en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over een pakket maatregelen voor budgethouders
en hun zorgverleners. Om in deze context de (financiële) mogelijkheden om zorg in
te zetten te vergroten, zonder verstrekkers daarbij fors extra belasten, is een balanceeroefening
die geresulteerd heeft in twee maatregelen die de zorgcontinuïteit voor houders van
een persoonsgebonden budget nu en in de toekomst moeten waarborgen. De maatregelen
geven budgethouders duidelijkheid over de inzet van het pgb in deze crisis. Het betreft
een verruiming van de pgb-regelgeving waardoor met het betalen van niet-geleverde
zorg de zorgcontinuïteit kan worden geborgd. Voorliggende regeling geeft hieraan uitvoering.3
In deze regeling zijn tijdelijke maatregelen genomen voor het pgb op grond van de
Jeugdwet, Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo
2015) en de zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw). In de uitwerking
van deze maatregelen voor het pgb is gekozen voor eenvoud en aansluiting op de reguliere
uitvoeringsprocessen. Dit biedt budgethouders de flexibiliteit om – altijd in overleg
met de verstrekker – te doen wat nodig is en verstrekkers om zo nodig op te treden.
Daarbij is geprobeerd om, met inachtneming van de verschillen in de vier stelsels,
te komen tot uniforme maatregelen. Daar waar er (uitvoerings)verschillen zijn, is
dat in deze toelichting nader toegelicht.
Hoofdlijnen van deze regeling
Sinds de uitbraak van Covid-19 hebben diverse partijen, waaronder belangenorganisaties,
brancheorganisaties en uitvoeringsinstanties, signalen afgegeven dat budgethouders
en zorgverleners direct gevolgen ondervinden van Covid-19 en de naar aanleiding hiervan
landelijk getroffen maatregelen. Ten eerste is er sprake van zorguitval, doordat zorgverleners
ziek zijn en daarom geen zorg kunnen verlenen aan budgethouders. Ten tweede zijn er
ook budgethouders die ziek zijn en hun zorgverleners niet kunnen laten komen óf juist
meer zorg nodig hebben. Tenslotte zijn door de landelijke maatregelen sommige instellingen
gesloten, bijvoorbeeld instellingen voor dagbesteding, die aan budgethouders zorg
verlenen.
De getroffen maatregelen hebben financiële gevolgen voor zowel zorgverleners als budgethouders.
Zorgverleners blijven soms voor langere tijd van inkomsten verstoken, omdat niet-geleverde
zorg op grond van de huidige regelgeving niet mag worden gedeclareerd.4
Budgethouders zijn soms, door uitval van zorgverleners, genoodzaakt vervangende zorg
in te kopen of hebben meer kosten.
Om die redenen is een tweetal aanpassingen gedaan: de budgethouder mag niet-geleverde
zorg ten laste van het pgb brengen en kan, voor zover het een pgb op grond van de
Wlz betreft, om een ophoging van dit budget verzoeken.
Wijzigingen
Niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb
Door aanpassing van de Regeling Jeugdwet, Regeling langdurige zorg, Regeling zorgverzekering
en Uitvoeringsregeling Wmo 2015 is het mogelijk om de zorg die in de periode 1 maart
tot en met 30 juni 2020 als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19 niet
is verleend, toch te declareren.
Onder maatregelen worden de afgekondigde overheidsmaatregelen en richtlijnen van het
RIVM begrepen.
Hierbij wordt gedacht aan een budgethouder die met Covid-19 is opgenomen in het ziekenhuis
en voor een bepaalde periode geen zorg (op basis van een pgb) thuis of in een instelling
kan ontvangen. Een ander voorbeeld is de zorgverlener die zélf door Covid-19- of klachten
niet in de gelegenheid is om bij een of meerdere budgethouders zorg te verlenen én
daardoor geen inkomsten heeft.
Ophoging Wlz-pgb
De Regeling langdurige zorg is zodanig aangepast dat voor extra kosten die de budgethouder
in de periode 1 maart tot en met 31 december 2021 als gevolg van de maatregelen in
verband met Covid-19 maakt, het budget door het zorgkantoor kan worden opgehoogd zodat
er voldoende budget is om de kosten te vergoeden en er op een later moment ook geen
budgetuitputting ontstaat. Ook in dit verband worden onder maatregelen de afgekondigde
overheidsmaatregelen en richtlijnen van het RIVM begrepen.
Deze mogelijkheid is specifiek voor het Wlz-pgb gecreëerd omdat de budgetten zijn
gekoppeld aan vaste zorgprofielen in de Regeling langdurige zorg. Zorgkantoren hebben
op dit moment niet de zelfstandige bevoegdheid om bijvoorbeeld een hoger budget vast
te stellen dan is bepaald voor een zorgprofiel. Via deze regeling is daarom een expliciete
bevoegdheid gecreëerd waardoor zorgkantoren (op aanvraag van de budgethouder) het
pgb kunnen verhogen. Deze mogelijkheid sluit aan op andere situaties waarvoor in de
Regeling langdurige zorg is voorzien in ophoging van het budget.
Overigens is het ook mogelijk om het Jeugd-, Wmo-2015-, of Zvw-pgb op te hogen. Voor
de ophoging van een pgb dat is verstrekt op grond van de Wmo of de Jeugdwet kan de
budgethouder zich wenden tot de gemeente; voor het Zvw-pgb tot de zorgverzekeraar.
Met gemeenten en zorgverzekeraars zijn hierover afspraken gemaakt.5 Hiervoor is het niet nodig om de desbetreffende regelgeving te wijzigen.
Een voorbeeld van extra kosten, die ophoging van het budget vereist, is het opschorten
van de groepsbegeleiding en deze te vervangen door individuele begeleiding. Op deze
manier wordt wel zorg geleverd, maar zal deze naar alle waarschijnlijkheid duurder
zijn. Dit komt ten laste van het budget, waardoor budgetuitputting kan ontstaan.
Voorwaarden en uitvoering niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb
Declareren
Het declareren van niet-geleverde zorg is uitsluitend mogelijk als de zorg niet is
geleverd in de periode 1 maart tot en met 30 juni 2020 vanwege de maatregelen in verband
met Covid-19. De budgethouder declareert de niet-geleverde zorg via het reguliere
proces en houdt hiervan een administratie bij.
Administratie
De houder van een pgb op grond van de Jeugdwet, Wlz of Wmo 2015 is – net zoals bij
reguliere zorg – verplicht om een administratie per zorgverlener bij te houden van
de kosten voor niet-geleverde zorg die hij heeft gedeclareerd. Hiervoor stelt de gemeente
(Jeugdwet en Wmo 2015) of het zorgkantoor (Wlz) ter ondersteuning een formulier beschikbaar
(het formulier ‘Registratie declaratie niet-geleverde zorg’). Het is niet verplicht
om dit formulier te gebruiken, maar het kan wel dienen als hulpmiddel, omdat op dit
formulier ook de gegevens vermeld worden die de budgethouder op verzoek aanlevert
(zie hierna).
De houder van Zvw-pgb is wel verplicht om (via een door de zorgverzekeraar verstrekt
formulier) bovengenoemde administratie bij te houden.
Op verzoek aanleveren gegevens uit de administratie
Op verzoek van de gemeente of het zorgkantoor levert de houder van een pgb op grond
van de Jeugdwet, Wlz of Wmo 2015 bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) een overzicht
aan van het totaal van alle gedeclareerde, maar wegens Covid-19, niet-geleverde zorg.
De budgethouder moet deze gegevens verstrekken en gebruikt voor de aanlevering van
deze gegevens wél een verplicht formulier (dit is dus een ander formulier dan ter
ondersteuning van de administratie wordt verstrekt).
Voor de houder van Zvw-pgb geldt dat hij deze gegevens niet aan de Svb verstrekt,
maar op verzoek rechtstreeks aan de zorgverzekeraar. Hij maakt daarvoor gebruik van
een door de zorgverzekeraars verplicht gesteld formulier.
De budgethouder moet de registratieformulieren ten aanzien van de niet-geleverde zorg
als onderbouwing in de eigen administratie bewaren, net zoals bij de reguliere pgb-administratie.
De formulieren moeten bij een controle op verzoek aan de verstrekker kunnen worden
getoond. Net zoals in het huidige pgb-proces blijft de budgethouder verantwoordelijk
voor de juiste wijze van declareren, voor de eigen administratie en het aanleveren
van de juistheid van de gegevens aan de verstrekker.
Met de aangeleverde gegevens kunnen gemeenten, zorgkantoren en verzekeraars het totaalbedrag
aan niet-geleverde zorg binnen de eigen gemeente, zorgkantoorregio en verzekerdenbestand
vaststellen. Dit is de optelsom van de gegevens die alle budgethouder hebben verstrekt.
Deze informatie hebben de voornoemde partijen nodig om verantwoording af te leggen
over de besteding van hun middelen (dit wordt nader uitgelegd onder ‘Financiële gevolgen’).
Tot slot: indien de budgethouder geen declaraties voor niet-geleverde zorg indient,
hoeft hij hierover vanzelfsprekend ook geen administratie bij te houden of gegevens
aan te leveren. Indien de budgethouder geen gegevens aanlevert, is het uitgangspunt
dat alle gedeclareerde zorg is geleverd.
Toezicht en controle
Niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb
Net zoals in het reguliere pgb-proces is de budgethouder ook bij het proces van niet-geleverde
zorg verantwoordelijk voor het goedkeuren van de declaratie, voor de eigen administratie
en het aanleveren van de juistheid van gegevens aan de verstrekker. Omdat bij de ingediende
declaraties geen onderscheid gemaakt kan worden tussen geleverde en niet-geleverde
zorg, is voor budgethouders aanvullend de verplichting opgenomen een eigen administratie
van gedeclareerde niet-geleverde zorg bij te houden.
Verder zijn de gangbare processen voor het verstrekken, declareren en bekostigen van
pgb’s zoveel als mogelijk aangehouden. Hierdoor kan bij controle op rechtmatigheid
en kwaliteit van de geleverde zorg gebruik gemaakt worden van het op grond van de
bestaande wet- en regelgeving al bestaande handhavingsinstrumentarium. Aangezien de
budgethouder ook voor niet-geleverde zorg in een beperkte periode kan declareren is
het extra van belang dat de budgethouder een administratie heeft die op orde en volledig
is zodat inzichtelijk is welke declaraties zijn gedaan voor niet-geleverde zorg.
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) zijn zorgkantoren – kort gezegd
– verplicht een administratie bij te houden waaruit de overeengekomen en geleverde
prestaties blijken.6 Dit betekent dat zorgkantoren over specifieke procedurele waarborgen beschikken om
te komen tot een voldoende mate van zekerheid over de rechtmatige besteding van het
Wlz-pgb. De regelgeving biedt hierbij voor zorgkantoren de nodige controle- en toezichtinstrumenten.
Bij de uitvoering hiervan en het toezicht daarop zal rekening te houden zijn met de
relevante feiten en omstandigheden. Gelet op deze omstandigheden zijn over de invulling
van de controle- en verantwoordingsactiviteiten, die passen bij de verantwoordelijkheid
van de zorgkantoren, gezamenlijke afspraken tussen VWS, NZa en ZN gemaakt.
De NZa zal zich in haar toezicht op de uitvoering van de onderhavige aanpassing in
de regeling langdurige zorg richten naar die afspraken.
Ophoging Wlz-pgb
Voor de aanvraag van ophoging van het budget voor een Wlz-pgb is de door de budgethouder
aangeleverde informatie een wezenlijk onderdeel. De budgethouder moet in zijn aanvraag
onderbouwen en aannemelijk maken dat hij in de aangegeven periode extra kosten in
verband met Covid-19 maakt. Ook bij de andere domeinen is verhoging van het budget
mogelijk, hiervoor neemt de budgethouder contact op met diens verstrekker.
De verstrekker doet de inhoudelijke beoordelingen van de aanvragen, waar mogelijk
kunnen verstrekkers toekenningen achteraf alsnog voor de komende periode bijstellen.
Zo lang de richtlijnen RIVM van kracht zijn vormt de schriftelijke informatie van
de budgethouder de basis van de controle van de aanvraag, een aanvullend gesprek met
of controle bij de budgethouder zelf is op dit moment niet mogelijk. In dat opzicht
is het beschikbare instrumentarium voor de controle van de aanvraag op dit moment
dus enigszins beperkter. Afhankelijk van de ontwikkelingen wordt het reguliere instrumentarium
weer ingezet.
Ten overvloede wordt hierbij opgemerkt dat ook de ophoging van het Wlz-pgb en de daarop
gehanteerde controle onderdeel is van de afspraken die zorgkantoren, ZN en de NZa
hebben gemaakt om te komen tot een voldoende mate van zekerheid over de rechtmatige
besteding van het Wlz-pgb over het jaar 2020.
Financiële gevolgen
Niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb
In het bijzonder voor de Wlz en de Zvw is het niet mogelijk om de kosten voor niet-geleverde
zorg ten laste te doen komen van het Fonds langdurige zorg (Flz) respectievelijk de
systematiek van de risicoverevening (dan wel catastroferegeling). Het is daarom noodzakelijk
dat zorgkantoren respectievelijk zorgverzekeraars voorzien worden van aparte middelen
die bestemd zijn om de niet-geleverde zorg te financieren. Hiertoe zal in navolging
van deze ministeriële regeling een tijdelijke compensatieregeling worden opgesteld
voor zorgkantoren en zorgverzekeraars. Zorgkantoren zijn vervolgens een afdracht aan
het Flz verschuldigd ter hoogte van de omvang van de ontvangen compensatie. Deze afdracht
wordt bepaald op grond van de door de zorgkantoren (op basis van gegevens van de Svb)
en zorgverzekeraars verstrekte gegevens met het totaalbedrag aan gedeclareerde niet-geleverde
zorg. Alle verstrekkers, waaronder ook gemeenten, hebben voor hun verantwoording deze
totaalgegevens nodig.
Ophoging Wlz-pgb
In deze ministeriële regeling is bepaald dat het zorgkantoor het Wlz-pgb van de verzekerde
kan verhogen als de verzekerde als direct gevolg van Covid-19 in de periode van 1 maart
tot en met 31 december 2021 extra kosten heeft voor diens zorgverlening. Dit heeft
extra uitgaven ten laste van het Flz tot gevolg. Dit geldt ook voor eventuele verhogingen
van budgetten in de andere domeinen.
Daarnaast zullen er uitvoeringskosten bij de Svb en verstrekkers worden gemaakt voor
het verwerken van de registraties ten aanzien van niet-geleverde zorg.
Gevolgen voor de regeldruk
Niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb
Voorliggende regeling heeft gevolgen voor de regeldruk van budgethouders indien zij
niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb, omdat de budgethouder daarvan een
administratie bijhoudt en daarover informatie aanlevert bij de verstrekker.
In totaal zijn er ongeveer 130.000 houders van een pgb op grond van de Jeugdwet, Wmo
2015, Wlz of de Zvw. Naar ruwe schatting zal ongeveer 25% van de budgethouders (32.500
personen) in de periode van 1 maart tot en met 30 juni 2020 niet-geleverde zorg declareren.
De verwachting is dat budgethouders een uur per maand nodig hebben voor het bijhouden
van de administratie en het aanleveren van informatie. Voor particulieren wordt €
15 per uur aan regeldrukkosten gehanteerd. Dit maakt de totale regeldrukkosten: 32.500
* € 15 * 4 = € 1.950.000.
Ophoging Wlz-pgb
Daarnaast heeft voorliggende regeling gevolgen voor de regeldruk van Wlz-budgethouders,
indien wordt verzocht om ophoging van dit budget. Er zijn in de Wlz ongeveer 45.000
budgethouders. Naar schatting maakt 25% van deze budgethouders (11.250 personen) in
de periode van 1 maart tot en met 31 december eenmalig gebruik van de mogelijkheid
om het budget op te hogen en kost dit ongeveer twee uren. Zoals aangegeven wordt voor
particulieren € 15 per uur aan regeldrukkosten gehanteerd. Dit maakt dit de totale
regeldrukkosten: 11.250 * € 30 = € 337.500.
Het Adviescollege toetsing regeldruk is akkoord met deze inschatting van de gevolgen
voor de regeldruk.
Samenhang met de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers en de Tijdelijke
noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO)7
Met de TOZO is beoogd zelfstandig ondernemers door aanvullende inkomensondersteuning
en kapitaalverstrekking tegemoet te komen, teneinde hen in staat te stellen de om
uitbraak van het coronavirus zo goed mogelijk door te komen en om uiteindelijk weer
volledig zelfstandig in het bestaan te voorzien. Op grond van de TOZO kan aan een
zelfstandig ondernemer algemene bijstand worden verleend als deze – kort gezegd –
een inkomen verwacht dat lager is dan de bijstandsnorm of bijstand voor bedrijfskapitaal
worden verleend indien liquiditeitsproblemen aan de orde zijn.
Aangezien op grond van voorliggende regeling zelfstandige ondernemers die ten laste
van een pgb zorg verlenen, ook mogen worden doorbetaald indien die zorg niet is verleend,
is het niet waarschijnlijk dat deze ondernemers een succesvol beroep op de TOZO kunnen
doen. Door deze doorbetaling is het immers niet waarschijnlijk dat het inkomen lager
dan de bijstandsnorm komt te liggen of liquiditeitsproblemen in het bedrijfskapitaal
aan de orde zijn.
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)
Het doel van de NOW is om werkgevers via een subsidie tegemoet te komen in de betaling
van de loonkosten, indien sprake is van een acute terugval in de omzet met ten minste
20% gedurende een periode van drie maanden, vanwege een vermindering in bedrijvigheid
door uitbraak van het coronavirus, zodat zij werknemers in dienst kunnen houden voor
de uren die zij werkten voordat sprake was van deze terugval.9
Aangezien op grond van voorliggende regeling budgethouders aan werkgevers ook zorgverlening
mogen doorbetalen die niet is verleend, zal doorgaans – voor zover het de zorgverlening
aan budgethouders betreft –, niet aannemelijk kunnen worden gemaakt dat sprake is
van een acute terugval in de omzet met ten minste 20% gedurende een periode van drie
maanden. Een beroep op de NOW is dan niet succesvol.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt zo spoedig mogelijk in werking en wijkt daarmee af van de vaste
verandermomenten. De reden om af te wijken is de dringende noodzaak zoals in deze
toelichting beschreven. Bovendien werkt deze regeling terug tot en met 1 maart 2020,
omdat vanaf dat moment de invloed van Covid-19 merkbaar was op de zorgverlening aan
budgethouders en vanaf medio maart ook de overheidsmaatregelen van kracht zijn geworden.
In lijn met de maatregelen voor andere sectoren, zoals zorg in natura, is ervoor gekozen
om declaraties voor niet-geleverde zorg alleen te vergoeden voor zover het gaat om
de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020. Voor het verhogen van het Wlz-pgb
gaat het om de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2021.
Indien blijkt dat het noodzakelijk is om deze perioden te verlengen, kan dit worden
aangepast.
Artikelsgewijs
Artikelen I, II, en IV, onderdeel A
In de regelingen is aan de begripsomschrijving het begrip Covid-19 toegevoegd. Dit
is de officiële verkorte aanduiding van de ziekte die het Coronavirus veroorzaakt.
Artikelen I, onderdeel B, II, onderdeel F, en IV, onderdeel B
In deze onderdelen is geregeld dat de Svb vanuit het pgb ook betalingen mag verrichten
voor niet-geleverde jeugdhulp, langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning.
Hiermee is dus de titel gecreëerd om deze betalingen te verrichten. In dit onderdeel
is eveneens geregeld dat dit via een declaratie van de budgethouder of de overeengekomen
periodieke maandbetalingen geschiedt. Daarmee worden de betalingen voor niet-geleverde
zorg, hetzij uit een declaratie of periodieke maandbetaling, afgehandeld conform het
(reguliere) proces voor wel-geleverde zorg.
Voorts is voor jeugdhulp, langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning geregeld
dat de budgethouder specifiek de administratie voor niet-geleverde zorg bijhoudt en
daarover op aanvraag informatie aan verstrekker van pgb verstrekt. In de administratie
moet een aantal onderdelen standaard worden bijgehouden. Verstrekking van deze gegevens
geschiedt vervolgens op verzoek van de verstrekker aan de Svb. Dit geschiedt wel door
middel van een daartoe beschikbaar gesteld formulier wat zowel via papier dan wel
digitale wijze kan worden aangeleverd. Op deze wijze wordt voor de verstrekkers inzichtelijk
gemaakt welke middelen zijn besteed aan niet-geleverde zorg.
Artikel II, onderdeel B
In dit onderdeel is voor de langdurige zorg geregeld dat het zorgkantoor het budget
kan verhogen in verband met extra kosten die het directe gevolg zijn van Covid-19
in de aangegeven periode. Er kan worden gedacht aan het inschakelen van een andere
zorgverlener omdat de aanvankelijke zorgverlener besmet is met Covid-19, die voor
de niet-geleverde zorg wordt doorbetaald. Dit levert een dubbele belasting voor het
toegekende budget op. Om die reden is de mogelijkheid tot budgetophoging noodzakelijk.
Artikel II, onderdeel C
In dit onderdeel is geregeld dat het Wlz-pgb ook kan worden aangewend voor het betalen
van niet-geleverde zorg. Voor het Wlz-pgb is dit namelijk limitatief opgenomen in
de regeling en dient deze opsomming te worden uitgebreid. Daarbij wordt gesproken
over het betalen van zorgaanbieders en mantelzorgers. Mantelzorgers worden in deze
bepaling over betaling voor niet-geleverde zorg uit het budget ook genoemd, omdat
op grond van artikel 5.16 Rlz mantelzorgers ook uit het budget kunnen worden betaald.
In veel gevallen wordt een mantelzorger niet (uit het pgb) betaald, voor hen die wel
uit het pgb worden betaald, is de mogelijkheid gecreëerd dat zij ook voor niet-geleverde
zorg kunnen worden doorbetaald.
Artikel II, onderdeel D
Dit betreft een technische wijziging, omdat op grond van artikel 5.17, eerste lid,
er niet alleen zorg wordt vergoed. Door onderhavige wijzigingsregeling wordt ook niet-geleverde
zorg vergoed, maar nu reeds wordt op grond van artikel 5.17, eerste lid, onderdelen
b en c, vergoeding mogelijk gemaakt voor andere onderdelen dan ‘zorg’.
Artikel II, onderdeel E
Dit onderdeel regelt dat ten aanzien van de toevoeging van het nieuwe lid aan artikel
5.1c (Artikel II, onderdeel B), te weten het ophogen van het budget in verband met
extra kosten die het directe gevolg zijn van Covid-19 in de aangegeven periode, het
zorgkantoor tevens de bevoegdheid heeft om deze verhoging in te trekken of te wijzigen.
Het wijzigen of intrekken kan alleen geschieden indien blijkt dat de verzekerde (toch)
niet voldoet aan de vereisten op grond waarvan verhoging van het budget was toegekend.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als naderhand alsnog blijkt dat er geen extra
kosten zijn gemaakt of deze kosten niet zijn verbonden aan Covid-19. Het gaat in dezen
om de uitzonderlijke gevallen, het uitgangspunt blijft dat een toekenning tot verhoging
van het budget op goede gronden is gemaakt en de verzekerde alle daartoe benodigde
informatie heeft verschaft.
Artikel III
Het Zvw-pgb is een gemaximeerde vergoeding voor de kosten die de budgethouder maakt
voor een zorg of dienst in de zin van de Zorgverzekeringswet (artikel 1, onderdeel
k, van de Zvw). Met het Zvw-pgb kan – kort gezegd – worden vergoed verpleging en verzorging
(artikel 2.15a van het Besluit zorgverzekering). In artikel 2.29a van de Regeling
zorgverzekering zijn de bedragen vastgesteld die ten hoogste met een Zvw-pgb worden
vergoed. Het Zvw-pgb werkt als restitutie: de zorgverzekeraar verstrekt, naar aanleiding
van een declaratie van de budgethouder, een vergoeding voor de aan de budgethouder
verleende zorg.
Via artikel III zijn aan artikel 2.29a van de Regeling zorgverzekering een vijfde
en een zesde lid toegevoegd.
In het vijfde lid is bepaald dat de bedragen die conform artikel 2.29a, eerste en
tweede lid, van de Regeling zorgverzekering ten hoogste kunnen worden vergoed aan
de verzekerde voor geleverde zorg, ook door de zorgverzekeraar aan de verzekerde vergoed
kunnen worden indien die zorg niet is geleverd. Daarvoor moet aan een drietal cumulatieve
voorwaarden zijn voldaan:
-
1. het gaat om zorg die – in de periode van 1 maart tot en met 30 juni 2020 – niet is
verleend als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19; en
-
2. de zorgverlener heeft deze niet-geleverde zorg bij de budgethouder in rekening gebracht;
en
-
3. de zorgverlener is hiervoor niet op een andere wijze gecompenseerd (m.a.w.: als de
zorgverlener op grond van een arbeidsovereenkomst met de budgethouder wordt doorbetaald
bij ziekte, kan niet ook een beroep worden gedaan op deze regeling).
In het zesde is bepaald dat:
-
1. de budgethouder via een door de zorgverzekeraar beschikbaar gesteld formulier een
administratie bijhoudt van de wel betaalde, maar niet-geleverde zorg; en
-
2. de budgethouder dit formulier van de zorgverzekeraar aan die zorgverzekeraar ter beschikking
stelt.
Hiermee is aangesloten bij de administratieverplichtingen die, op grond van de reglementen
van zorgverzekeraars, gelden voor geleverde zorg. De zorgverzekeraar vraagt de administratie
in ieder geval op na het beëindigen van de looptijd van deze bijzondere maatregelen.
Het ligt in de rede dat de zorgverzekeraar de administratie ook opvraagt indien de
budgethouder de zorgverzekeraar verzoekt het Zvw-pgb op te hogen omdat de verzekerde
vervangende zorgverleners wil inzetten.
Indien de Svb de Zvw-budgethouder ondersteunt bij het verkrijgen van vergoedingen
van de zorgverzekeraar en voor zijn werkgeverstaken of opdrachtgeverschap, zorgt de
Svb – in het kader van artikel 2.29a, vijfde lid, van de Regeling zorgverzekering
– voor het indienen van declaraties bij en het ontvangen van vergoedingen van de verzekeraar,
maar is de budgethouder verplicht hiervan de administratie als bedoeld in het zesde
lid, bij te houden.10
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge