TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding en doel
Deze wijzigingsregeling strekt tot implementatie van artikel 30 van Richtlijn (EU)
2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering
van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328) (hierna: de
richtlijn). De richtlijn heeft als implementatiedeadline 30 juni 2021. De richtlijn
is grotendeels al geïmplementeerd, onder meer door de Regeling van de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen
ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare
energie (Stcrt. 2021, 46072) die per 1 januari 2022 in werking is getreden.
Deze wijzigingsregeling strekt tot de aanwijzing van een verificatieprotocol voor
biomassa (paragraaf 2.1 van de toelichting) en van de toezichthouder op certificeringsorganen
(paragraaf 2.2 van de toelichting). Deze wijzigingen waren in afwachting van de inwerkingtreding
van de delegatiegrondslagen in artikel 63a, vijfde lid, respectievelijk 71a van het
Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: besluit
SDEK). Daartoe wijzigt de wijzigingsregeling de Algemene uitvoeringsregeling stimulering
duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: uitvoeringsregeling).
Ook zijn in deze wijzigingsregeling enkele bepalingen opgenomen ter verduidelijking
van de tijdelijke oplossing (paragraaf 2.3 van de toelichting) in artikel 6, vijfde
en zesde lid, van de uitvoeringsregeling zoals opgenomen en toegelicht in de Regeling
van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie van
13 december, nr. WJZ/ 21296754, tot wijziging van de Algemene Uitvoeringsregeling
stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met de goedkeuring
van certificatieschema's (Stcrt. 2021, 49721).
2. De wijzigingen
2.1 Aanwijzing verificatieprotocollen
De richtlijn is erop gericht het aandeel hernieuwbare energie in het energieverbruik
te vergroten. In artikel 29 van de richtlijn worden in verband daarmee criteria aan
biomassa gesteld. Subsidieontvangers die in dat artikel omschreven biomassa inzetten,
mogen alleen biomassa inzetten die aan deze criteria voldoet en moeten dit aantonen.
Er zijn twee verificatieprotocollen: (1) een verificatieprotocol voor biomassa die
aan de duurzaamheidscriteria uit artikel 29 van de richtlijn moet voldoen en (2) een
verificatieprotocol voor vaste biomassa die aan aanvullende nationale eisen moet voldoen.
De verificatieprotocollen bevatten de werkwijze die door subsidieontvangers moet worden
gehanteerd die gebruik maken van verificatie. Beide verificatieprotocollen zien zowel
op de jaarlijkse conformiteitsbeoordelingsverklaring als op de conformiteitsbeoordelingsverklaring
per levering. Het verificatieprotocol voor vaste biomassa bestaat al (artikel 13 van
het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen jo. artikel
4 van de regeling conformiteitsbeoordeling). Het andere verificatieprotocol is nieuw
(artikel 63a, vijfde lid, van het besluit SDEK jo. artikel I, onderdeel F, ten aanzien
van artikel 7ba van de uitvoeringsregeling). Per 1 januari 2022 konden subsidieontvangers
hier reeds gebruik van maken (artikel 6, derde en vierde lid, van de uitvoeringsregeling
waarin wordt verwezen naar een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld).
Het nieuwe artikel 63a, vijfde lid, van het Besluit SDEK voorziet in een specifieke
grondslag om het verificatieprotocol voor biomassa die aan de duurzaamheidscriteria
uit artikel 29 van de richtlijn moet voldoen aan te wijzen. De wijzigingsregeling
voorziet in deze aanwijzing, daarmee is verduidelijkt om welk door de minister gesteld
middel het gaat. Beide protocollen zijn op de website van Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland geplaatst (artikel 4, tweede lid, van de Regeling conformiteitsbeoordeling
vaste biomassa voor energietoepassingen (hierna: regeling conformiteitsbeoordeling)
en artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 7ba van de uitvoeringsregeling).
2.2 Aanwijzing toezichthouder
Artikel 30, negende lid, van de richtlijn stelt dat lidstaten moeten zorgen voor toezicht
op de certificeringsorganen die werken op grond van een door de Europese Commissie
erkend certificatieschema.
Artikel 71a van het besluit SDEK biedt de grondslag voor het aanwijzen van toezichthoudende
ambtenaren, niet alleen voor het toezicht op de certificeringsorganen waarvoor de
richtlijn toezicht verplicht stelt, maar ook op de certificeringsorganen die werken
op grond van verificatie. Met deze wijzigingsregeling zijn de ambtenaren van de Nederlandse
Emissieautoriteit (NEa) aangewezen (artikel I, onderdeel F, met betrekking tot artikel
7bb, van de uitvoeringsregeling). Deze taak sluit aan bij de al langer bestaande taak
van de NEa om toezicht te houden op de naleving van het nationale systeem voor vaste
biomassa en op haar toezichtstaak in het kader van de systematiek energie voor vervoer.
2.3 Aanvulling tijdelijke oplossing in verband met goedkeuring certificatieschema’s
Om afdoende te waarborgen dat de ingezette biomassa voldoet aan de duurzaamheids-
en broeikasgasemissiereductiecriteria van de richtlijn, wordt verlangd dat een subsidieontvanger
dit aantoont met conformiteitsbeoordelingsverklaringen van een door de Europese Commissie
goedgekeurd certificatieschema (artikel 6 van de uitvoeringsregeling). Om dit betrouwbaar
te kunnen aantonen, wordt vanaf 1 januari 2022 verlangd dat de subsidieontvanger zelf
ook is gecertificeerd voor het betreffende certificatieschema. Dit is opgenomen in
het ‘Verificatieprotocol duurzaamheid biomassa die voor SDE moet voldoen aan de REDII
– eisen’ zoals dat is gepubliceerd op de website van RVO en met deze wijzigingsregeling
is aangewezen (Artikel I, onderdeel F, met betrekking tot artikel 7ba, eerste lid,
van de uitvoeringsregeling).
Subsidieontvangers die vloeibare biomassa inzetten, moesten tot 1 januari 2022 wel
voldoen aan de bovenbeschreven aantoningsplicht voor certificering van partijen in
de keten, maar hoefden nog niet zelf te zijn gecertificeerd. De tijdelijke oplossing
voor de situatie dat de Europese Commissie is vertraagd met de goedkeuring van certificatieschema’s
in het kader van de richtlijn (artikel 6, vijfde en zesde lid, van de uitvoeringsregeling)
is daarom voor die subsidieontvangers onvoldoende eenduidig. Indien zij nog niet zelf
zijn gecertificeerd, dan kunnen zij niet voldoen aan artikel 6, vijfde lid, van de
uitvoeringsregeling. Maar indien voor hen al wel duurzaamheidscriteria golden voor
1 januari 2022, kunnen ze ook geen gebruik maken van artikel 6, zesde lid, van de
uitvoeringsregeling. Met deze wijzigingsregeling is verduidelijkt dat zij biomassa
moeten blijven inkopen van een toeleveringsketen die is gecertificeerd, en zij zelf
op 1 januari 2022 nog niet gecertificeerd hoeven te zijn, maar een aanvraag voor een
dergelijke certificatie wel op 1 juli 2022 in behandeling moet zijn genomen (Artikel
I, onderdeel C, onder 4, ten aanzien van artikel 6, achtste lid, van de uitvoeringsregeling).
3. Regeldruk
De wijzigingen leiden niet tot verandering van de regeldruk. De wijzigingen betreffen
het aanwijzen van een verificatieprotocol dat reeds als te gebruiken middel door de
minister beschikbaar was gesteld (artikel I, onderdelen C, onder 1 en 2, en F, met
betrekking tot artikel 7ba van de uitvoeringsregeling), het verduidelijken en actualiseren
van de grondslagen voor de wijze van aantonen van het voldoen aan de nationale duurzaamheidseisen
voor vaste biomassa (artikel I, onderdelen D en E), het aanwijzen van de toezichthoudende
ambtenaren (artikel I, onderdeel F, met betrekking tot artikel 7bb van de uitvoeringsregeling),
het verduidelijken van de tijdelijke oplossing uit de Regeling van de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie van 13 december 2021, nr. WJZ/
21296754, tot wijziging van de Algemene Uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie
en klimaattransitie in verband met de goedkeuring van certificatieschema's (Stcrt. 2021, 49721) en waarvoor de regeldruk reeds in de toelichting bij die wijzigingsregeling is beschreven
(artikel I, onderdeel C, onder 3 en 4), en enkele wijzigingen van wetstechnische aard
(artikel I, onderdelen A en B).
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een
formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
4. Uitvoering, toezicht en handhaving
De wijziging is voorgelegd aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor een toets
op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De NEa heeft geen opmerkingen.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant
zodat de inwerkingtreding zo snel mogelijk plaatsvindt na de implementatiedeadline
van de richtlijn op 30 juni 2021. Aan artikel I, onderdeel C, onder 4, ten aanzien
van artikel 6, achtste lid, van de uitvoeringsregeling, wordt terugwerkende kracht
gegeven tot en met 1 januari 2022 om te voorkomen dat voor de inzet van biomassa tijdelijk
geen subsidie kan worden ontvangen.
Met de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling wordt afgeweken van de systematiek
van de vaste verandermomenten, inhoudende dat regelingen met ingang van de eerste
dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt.
Het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) biedt onder meer de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien
nodig voor uitvoering of implementatie van Europese regelgeving, indien dat voor de
doelgroep aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt (in dit geval, zoals hiervoor
aangegeven, om te voorkomen dat er tijdelijk geen recht is op subsidie) alsmede in
geval van reparatieregelgeving.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
In artikel 1 van de uitvoeringsregeling vervalt de begripsbepaling van verificatieprotocol.
Deze begripsbepaling verwees enkel naar het (op dat moment enige) verificatieprotocol
voor vaste biomassa. De begripsbepaling voor verificatieprotocol is nu zodanig opgenomen
in artikel 1, onderdeel bb, van het besluit SDEK dat het op beide verificatieprotocollen
ziet.
Onderdeel B
Met dit onderdeel wordt artikel 1a van de uitvoeringsregeling gewijzigd zodat de grondslag
van de regeling ook ziet op artikel 63a, derde, vijfde en zesde lid, en artikel 71a
van het besluit SDEK.
Artikel 63a, derde lid, van het besluit SDEK biedt de grondslag voor bepalingen welk
type conformiteitsbeoordelingsverklaringen moet worden afgegeven. Artikel 63a, vijfde
lid, van het besluit SDEK biedt de grondslag voor het aanwijzen van verificatieprotocollen.
Op grond van artikel 63a, zesde lid, van het besluit SDEK kunnen nadere regels worden
gesteld over conformiteitsbeoordelingsverklaringen. Dit laatste lid was reeds opgenomen
als grondslag in de uitvoeringsregeling, maar is in voornoemd wijzigingsbesluit hernummerd
(van tweede lid tot zesde lid).
Met voornoemd wijzigingsbesluit is artikel 71a toegevoegd aan het besluit SDEK. Dit
biedt de grondslag voor het aanwijzen van een toezichthouder op de naleving van het
bepaalde bij of krachtens artikel 63a, tweede tot en met vierde lid, van het besluit
SDEK.
Onderdeel C, onder 1 en 2, D en E
In artikel 6, tweede, derde en vierde lid, artikel 7, tweede lid, en artikel 7b, van
het besluit SDEK is bepaald welke van de typen conformiteitsbeoordelingsverklaringen
als bedoeld in artikel 63a, tweede en derde lid, van het besluit SDEK vereist worden.
Indien de conformiteitsbeoordelingsverklaring verificatie op grond van een verificatieprotocol
betreft, is aangegeven welk verificatieprotocol moet worden gebruikt. Het betreft
een verificatieprotocol voor biomassa die aan de duurzaamheidscriteria uit artikel
29 van de richtlijn moet voldoen (artikel 7ba (nieuw) van de uitvoeringsregeling)
of een verificatieprotocol voor vaste biomassa die aan aanvullende nationale eisen
moet voldoen (artikel 4 van de Regeling conformiteitsbeoordeling). Zie ook paragraaf
2.1 van het algemeen deel van de toelichting.
Onderdeel C, onder 3
In artikel 6, zesde lid, is verduidelijkt dat de tijdelijke oplossing in dat lid geldt
tot 1 januari 2023. Dit was wel opgenomen in de toelichting van de Regeling van de
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen
ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare
energie (Stcrt. 2021, 46072), maar bleek niet uit het artikel zelf.
Artikel 6, zesde lid, betrof wel een afwijking van het tweede lid, maar per abuis
nog niet van het vierde lid. Aangezien de afwijking ertoe leidt dat er geen conformiteitsbeoordelingsverklaringen
per levering als bedoeld in artikel 6, tweede lid, hoeven te worden verkregen, is
het ook niet nodig om over het jaar 2022 een conformiteitsbeoordelingsverklaring als
bedoeld in artikel 6, vierde lid, toe te zenden. Deze is immers bedoeld als bundeling
van de conformiteitsverklaringen per levering. Met deze wijzigingsregeling is verduidelijkt
dat ook wordt afgeweken van artikel 6, vierde lid.
Onderdeel C, onder 4
In artikel 6, achtste lid (nieuw) is verduidelijkt welke tijdelijke oplossing toepasbaar
is voor subsidieontvangers die vloeibare biomassa inzetten en die nog niet zelf gecertificeerd
zijn. Zie hiervoor verder paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting.
Onderdeel F
Er zijn twee artikelen toegevoegd aan de uitvoeringsregeling. Artikel 7ba (nieuw)
wijst het verificatieprotocol aan voor biomassa die aan de duurzaamheidscriteria uit
artikel 29 van de richtlijn moet voldoen. Het verificatieprotocol is op de website
van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland geplaatst (net als het andere verificatieprotocol,
zie artikel 4 van de regeling conformiteitsbeoordeling). Artikel 14 van het Besluit
conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen is van toepassing
verklaard, om te borgen dat verificatieprotocollen uit andere landen onder voorwaarden
kunnen worden gebruikt (wederzijdse erkenning).
Artikel 7bb (nieuw) van de uitvoeringsregeling wijst de NEa aan als de toezichthouder,
bedoeld in artikel 71a van het besluit SDEK. Zie ook paragraaf 2.2 van het algemeen
deel van de toelichting.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten