Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 20 maart 2022, nr. WJZ/ 21054724, tot wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie ter implementatie van artikel 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie en enkele verbeteringen

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op artikel 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328), de artikelen 63a, derde, vijfde en zesde lid, en 71a van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie en artikel 13 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt de begripsbepaling ‘verificatieprotocol’.

B

Artikel 1a komt te luiden:

Artikel 1a

Deze regeling berust mede op artikel 63a, derde, vijfde en zesde lid, en artikel 71a van het besluit.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘, met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld’ vervangen door ‘afgegeven op grond van het verificatieprotocol, bedoeld in artikel 7ba, eerste lid’.

2. In het vierde lid wordt ‘conformiteitsbeoordelingsverklaring waaruit blijkt dat de gebruikte biomassa aan de criteria voldoet, met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld’ vervangen door ‘jaarlijkse conformiteitsbeoordelingsverklaring afgegeven op grond van het verificatieprotocol, bedoeld in artikel 7ba, eerste lid’.

3. In het zesde lid wordt ‘In afwijking van het tweede lid’ vervangen door ‘In afwijking van het tweede en vierde lid’ en wordt ‘vóór 1 juli 2022 aantonen dat hij heeft voldaan aan het eerste lid door aan te tonen:’ vervangen door ‘tot 1 januari 2023 aantonen dat hij heeft voldaan aan het eerste lid door vóór 1 juli 2022 aan te tonen:’.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. In afwijking van het tweede lid kan een subsidieontvanger die vloeibare biomassa inzet en niet zelf is gecertificeerd voor een certificatieschema, tot 1 juli 2022 aantonen dat hij voldoet aan het eerste lid op de wijze beschreven in het vijfde lid en tot 1 januari 2023 aantonen dat hij voldoet aan het eerste lid op de wijze beschreven in het tweede lid, mits hij tevens vóór 1 juli 2022 aantoont hetgeen genoemd is in het zesde lid, onderdeel a.

D

In artikel 7, tweede lid, wordt ‘conformiteitsbeoordelingsverklaringen van een erkende conformiteitsbeoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen’ vervangen door ‘conformiteitsbeoordelingsverklaringen afgegeven op grond van een certificatieschema, bedoeld in artikel 10 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen, of op grond van het verificatieprotocol, bedoeld in artikel 4 van de Regeling conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen,’.

E

Artikel 7b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘, met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De verklaring is een jaarlijkse conformiteitsbeoordelingsverklaring afgegeven op grond van het verificatieprotocol, bedoeld in artikel 4 van de Regeling conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen.

F

Na artikel 7b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7ba

  • 1. Het verificatieprotocol, bedoeld in artikel 63a, vijfde lid, van het besluit is het verificatieprotocol dat op de website van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland geplaatst is onder de naam Verificatieprotocol duurzaamheid biomassa die voor SDE moet voldoen aan de REDII – eisen.

  • 2. Artikel 14 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen is van toepassing op het verificatieprotocol in het eerste lid.

Artikel 7bb

De inspecteurs van de Nederlandse emissieautoriteit worden aangewezen als ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving, bedoeld in artikel 71a van het besluit.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel C, subonderdeel 4, terug tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 maart 2022

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Deze wijzigingsregeling strekt tot implementatie van artikel 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328) (hierna: de richtlijn). De richtlijn heeft als implementatiedeadline 30 juni 2021. De richtlijn is grotendeels al geïmplementeerd, onder meer door de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021, 46072) die per 1 januari 2022 in werking is getreden.

Deze wijzigingsregeling strekt tot de aanwijzing van een verificatieprotocol voor biomassa (paragraaf 2.1 van de toelichting) en van de toezichthouder op certificeringsorganen (paragraaf 2.2 van de toelichting). Deze wijzigingen waren in afwachting van de inwerkingtreding van de delegatiegrondslagen in artikel 63a, vijfde lid, respectievelijk 71a van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: besluit SDEK). Daartoe wijzigt de wijzigingsregeling de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: uitvoeringsregeling).

Ook zijn in deze wijzigingsregeling enkele bepalingen opgenomen ter verduidelijking van de tijdelijke oplossing (paragraaf 2.3 van de toelichting) in artikel 6, vijfde en zesde lid, van de uitvoeringsregeling zoals opgenomen en toegelicht in de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie van 13 december, nr. WJZ/ 21296754, tot wijziging van de Algemene Uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met de goedkeuring van certificatieschema's (Stcrt. 2021, 49721).

2. De wijzigingen

2.1 Aanwijzing verificatieprotocollen

De richtlijn is erop gericht het aandeel hernieuwbare energie in het energieverbruik te vergroten. In artikel 29 van de richtlijn worden in verband daarmee criteria aan biomassa gesteld. Subsidieontvangers die in dat artikel omschreven biomassa inzetten, mogen alleen biomassa inzetten die aan deze criteria voldoet en moeten dit aantonen.

Er zijn twee verificatieprotocollen: (1) een verificatieprotocol voor biomassa die aan de duurzaamheidscriteria uit artikel 29 van de richtlijn moet voldoen en (2) een verificatieprotocol voor vaste biomassa die aan aanvullende nationale eisen moet voldoen. De verificatieprotocollen bevatten de werkwijze die door subsidieontvangers moet worden gehanteerd die gebruik maken van verificatie. Beide verificatieprotocollen zien zowel op de jaarlijkse conformiteitsbeoordelingsverklaring als op de conformiteitsbeoordelingsverklaring per levering. Het verificatieprotocol voor vaste biomassa bestaat al (artikel 13 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen jo. artikel 4 van de regeling conformiteitsbeoordeling). Het andere verificatieprotocol is nieuw (artikel 63a, vijfde lid, van het besluit SDEK jo. artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 7ba van de uitvoeringsregeling). Per 1 januari 2022 konden subsidieontvangers hier reeds gebruik van maken (artikel 6, derde en vierde lid, van de uitvoeringsregeling waarin wordt verwezen naar een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld). Het nieuwe artikel 63a, vijfde lid, van het Besluit SDEK voorziet in een specifieke grondslag om het verificatieprotocol voor biomassa die aan de duurzaamheidscriteria uit artikel 29 van de richtlijn moet voldoen aan te wijzen. De wijzigingsregeling voorziet in deze aanwijzing, daarmee is verduidelijkt om welk door de minister gesteld middel het gaat. Beide protocollen zijn op de website van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland geplaatst (artikel 4, tweede lid, van de Regeling conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen (hierna: regeling conformiteitsbeoordeling) en artikel I, onderdeel F, ten aanzien van artikel 7ba van de uitvoeringsregeling).

2.2 Aanwijzing toezichthouder

Artikel 30, negende lid, van de richtlijn stelt dat lidstaten moeten zorgen voor toezicht op de certificeringsorganen die werken op grond van een door de Europese Commissie erkend certificatieschema.

Artikel 71a van het besluit SDEK biedt de grondslag voor het aanwijzen van toezichthoudende ambtenaren, niet alleen voor het toezicht op de certificeringsorganen waarvoor de richtlijn toezicht verplicht stelt, maar ook op de certificeringsorganen die werken op grond van verificatie. Met deze wijzigingsregeling zijn de ambtenaren van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) aangewezen (artikel I, onderdeel F, met betrekking tot artikel 7bb, van de uitvoeringsregeling). Deze taak sluit aan bij de al langer bestaande taak van de NEa om toezicht te houden op de naleving van het nationale systeem voor vaste biomassa en op haar toezichtstaak in het kader van de systematiek energie voor vervoer.

2.3 Aanvulling tijdelijke oplossing in verband met goedkeuring certificatieschema’s

Om afdoende te waarborgen dat de ingezette biomassa voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria van de richtlijn, wordt verlangd dat een subsidieontvanger dit aantoont met conformiteitsbeoordelingsverklaringen van een door de Europese Commissie goedgekeurd certificatieschema (artikel 6 van de uitvoeringsregeling). Om dit betrouwbaar te kunnen aantonen, wordt vanaf 1 januari 2022 verlangd dat de subsidieontvanger zelf ook is gecertificeerd voor het betreffende certificatieschema. Dit is opgenomen in het ‘Verificatieprotocol duurzaamheid biomassa die voor SDE moet voldoen aan de REDII – eisen’ zoals dat is gepubliceerd op de website van RVO en met deze wijzigingsregeling is aangewezen (Artikel I, onderdeel F, met betrekking tot artikel 7ba, eerste lid, van de uitvoeringsregeling).

Subsidieontvangers die vloeibare biomassa inzetten, moesten tot 1 januari 2022 wel voldoen aan de bovenbeschreven aantoningsplicht voor certificering van partijen in de keten, maar hoefden nog niet zelf te zijn gecertificeerd. De tijdelijke oplossing voor de situatie dat de Europese Commissie is vertraagd met de goedkeuring van certificatieschema’s in het kader van de richtlijn (artikel 6, vijfde en zesde lid, van de uitvoeringsregeling) is daarom voor die subsidieontvangers onvoldoende eenduidig. Indien zij nog niet zelf zijn gecertificeerd, dan kunnen zij niet voldoen aan artikel 6, vijfde lid, van de uitvoeringsregeling. Maar indien voor hen al wel duurzaamheidscriteria golden voor 1 januari 2022, kunnen ze ook geen gebruik maken van artikel 6, zesde lid, van de uitvoeringsregeling. Met deze wijzigingsregeling is verduidelijkt dat zij biomassa moeten blijven inkopen van een toeleveringsketen die is gecertificeerd, en zij zelf op 1 januari 2022 nog niet gecertificeerd hoeven te zijn, maar een aanvraag voor een dergelijke certificatie wel op 1 juli 2022 in behandeling moet zijn genomen (Artikel I, onderdeel C, onder 4, ten aanzien van artikel 6, achtste lid, van de uitvoeringsregeling).

3. Regeldruk

De wijzigingen leiden niet tot verandering van de regeldruk. De wijzigingen betreffen het aanwijzen van een verificatieprotocol dat reeds als te gebruiken middel door de minister beschikbaar was gesteld (artikel I, onderdelen C, onder 1 en 2, en F, met betrekking tot artikel 7ba van de uitvoeringsregeling), het verduidelijken en actualiseren van de grondslagen voor de wijze van aantonen van het voldoen aan de nationale duurzaamheidseisen voor vaste biomassa (artikel I, onderdelen D en E), het aanwijzen van de toezichthoudende ambtenaren (artikel I, onderdeel F, met betrekking tot artikel 7bb van de uitvoeringsregeling), het verduidelijken van de tijdelijke oplossing uit de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie van 13 december 2021, nr. WJZ/ 21296754, tot wijziging van de Algemene Uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met de goedkeuring van certificatieschema's (Stcrt. 2021, 49721) en waarvoor de regeldruk reeds in de toelichting bij die wijzigingsregeling is beschreven (artikel I, onderdeel C, onder 3 en 4), en enkele wijzigingen van wetstechnische aard (artikel I, onderdelen A en B).

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Uitvoering, toezicht en handhaving

De wijziging is voorgelegd aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor een toets op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De NEa heeft geen opmerkingen.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant zodat de inwerkingtreding zo snel mogelijk plaatsvindt na de implementatiedeadline van de richtlijn op 30 juni 2021. Aan artikel I, onderdeel C, onder 4, ten aanzien van artikel 6, achtste lid, van de uitvoeringsregeling, wordt terugwerkende kracht gegeven tot en met 1 januari 2022 om te voorkomen dat voor de inzet van biomassa tijdelijk geen subsidie kan worden ontvangen.

Met de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt. Het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) biedt onder meer de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig voor uitvoering of implementatie van Europese regelgeving, indien dat voor de doelgroep aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt (in dit geval, zoals hiervoor aangegeven, om te voorkomen dat er tijdelijk geen recht is op subsidie) alsmede in geval van reparatieregelgeving.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1 van de uitvoeringsregeling vervalt de begripsbepaling van verificatieprotocol. Deze begripsbepaling verwees enkel naar het (op dat moment enige) verificatieprotocol voor vaste biomassa. De begripsbepaling voor verificatieprotocol is nu zodanig opgenomen in artikel 1, onderdeel bb, van het besluit SDEK dat het op beide verificatieprotocollen ziet.

Onderdeel B

Met dit onderdeel wordt artikel 1a van de uitvoeringsregeling gewijzigd zodat de grondslag van de regeling ook ziet op artikel 63a, derde, vijfde en zesde lid, en artikel 71a van het besluit SDEK.

Artikel 63a, derde lid, van het besluit SDEK biedt de grondslag voor bepalingen welk type conformiteitsbeoordelingsverklaringen moet worden afgegeven. Artikel 63a, vijfde lid, van het besluit SDEK biedt de grondslag voor het aanwijzen van verificatieprotocollen. Op grond van artikel 63a, zesde lid, van het besluit SDEK kunnen nadere regels worden gesteld over conformiteitsbeoordelingsverklaringen. Dit laatste lid was reeds opgenomen als grondslag in de uitvoeringsregeling, maar is in voornoemd wijzigingsbesluit hernummerd (van tweede lid tot zesde lid).

Met voornoemd wijzigingsbesluit is artikel 71a toegevoegd aan het besluit SDEK. Dit biedt de grondslag voor het aanwijzen van een toezichthouder op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 63a, tweede tot en met vierde lid, van het besluit SDEK.

Onderdeel C, onder 1 en 2, D en E

In artikel 6, tweede, derde en vierde lid, artikel 7, tweede lid, en artikel 7b, van het besluit SDEK is bepaald welke van de typen conformiteitsbeoordelingsverklaringen als bedoeld in artikel 63a, tweede en derde lid, van het besluit SDEK vereist worden. Indien de conformiteitsbeoordelingsverklaring verificatie op grond van een verificatieprotocol betreft, is aangegeven welk verificatieprotocol moet worden gebruikt. Het betreft een verificatieprotocol voor biomassa die aan de duurzaamheidscriteria uit artikel 29 van de richtlijn moet voldoen (artikel 7ba (nieuw) van de uitvoeringsregeling) of een verificatieprotocol voor vaste biomassa die aan aanvullende nationale eisen moet voldoen (artikel 4 van de Regeling conformiteitsbeoordeling). Zie ook paragraaf 2.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel C, onder 3

In artikel 6, zesde lid, is verduidelijkt dat de tijdelijke oplossing in dat lid geldt tot 1 januari 2023. Dit was wel opgenomen in de toelichting van de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021, 46072), maar bleek niet uit het artikel zelf.

Artikel 6, zesde lid, betrof wel een afwijking van het tweede lid, maar per abuis nog niet van het vierde lid. Aangezien de afwijking ertoe leidt dat er geen conformiteitsbeoordelingsverklaringen per levering als bedoeld in artikel 6, tweede lid, hoeven te worden verkregen, is het ook niet nodig om over het jaar 2022 een conformiteitsbeoordelingsverklaring als bedoeld in artikel 6, vierde lid, toe te zenden. Deze is immers bedoeld als bundeling van de conformiteitsverklaringen per levering. Met deze wijzigingsregeling is verduidelijkt dat ook wordt afgeweken van artikel 6, vierde lid.

Onderdeel C, onder 4

In artikel 6, achtste lid (nieuw) is verduidelijkt welke tijdelijke oplossing toepasbaar is voor subsidieontvangers die vloeibare biomassa inzetten en die nog niet zelf gecertificeerd zijn. Zie hiervoor verder paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel F

Er zijn twee artikelen toegevoegd aan de uitvoeringsregeling. Artikel 7ba (nieuw) wijst het verificatieprotocol aan voor biomassa die aan de duurzaamheidscriteria uit artikel 29 van de richtlijn moet voldoen. Het verificatieprotocol is op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland geplaatst (net als het andere verificatieprotocol, zie artikel 4 van de regeling conformiteitsbeoordeling). Artikel 14 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen is van toepassing verklaard, om te borgen dat verificatieprotocollen uit andere landen onder voorwaarden kunnen worden gebruikt (wederzijdse erkenning).

Artikel 7bb (nieuw) van de uitvoeringsregeling wijst de NEa aan als de toezichthouder, bedoeld in artikel 71a van het besluit SDEK. Zie ook paragraaf 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven