TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
In de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en
klimaattransitie 2021 en in de op 9 december 2021 gepubliceerde Regeling van de
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen
ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare
energie (Stcrt. 2021,
46072) zijn de subsidieontvangers aangewezen die slechts subsidie
ontvangen voor zover zij vanaf 1 januari 2022 aantonen dat de gebruikte
biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria en
broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de
richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december
2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU
2018, L 328) (hierna: de richtlijn). Met hiervoor genoemde wijziging van de
Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en
klimaattransitie (hierna: uitvoeringsregeling) is geregeld dat deze biomassa
per levering vergezeld dient te gaan van conformiteitsbeoordelingsverklaringen
op grond van een door de Europese Commissie in het kader van de richtlijn
goedgekeurd certificatieschema (artikel 6, tweede lid, van de
uitvoeringsregeling). De Europese Commissie is te laat om de beoordeling van
alle aangemelde certificatieschema’s vóór 1 januari 2022 af te ronden. Dit
heeft als consequentie dat zonder tijdelijke oplossing veel subsidieontvangers
op of na 1 januari 2022 de duurzaamheid van de gebruikte biomassa niet kunnen
aantonen met een dergelijk certificatieschema. Deze wijzigingsregeling voorziet
in een oplossing hiervoor. De oplossing verschilt voor subsidieontvangers die
pas op of na 1 januari 2022 aan duurzaamheidscriteria moeten gaan voldoen en
voor subsidieontvangers die vóór 1 januari 2022 ook al aan
duurzaamheidscriteria moesten voldoen.
Ten eerste betreft deze wijzigingsregeling subsidieontvangers
waarvoor vanaf 1 januari 2022 duurzaamheids- en
broeikasgasemissiereductiecriteria uit de richtlijn gelden, maar voor wie ook
in 2021 al duurzaamheidscriteria golden. Het betreft subsidieontvangers met een
voor 1 januari 2022 reeds in werking zijnde installatie waarin vloeibare
biomassa of maximaal 30% vaste biomassa als bedoeld in artikel 7, derde lid,
van de uitvoeringsregeling wordt ingezet. Met artikel 6, vijfde lid (nieuw),
van de uitvoeringsregeling is geregeld dat voor deze biomassa onder voorwaarden
tijdelijk gebruik kan blijven worden gemaakt van de typen
conformiteitsbeoordelingsverklaringen per levering die in 2021 waren
toegestaan. Wel dient voor een certificatieschema op grond waarvan zulke
conformiteitsbeoordelingsverklaringen worden afgegeven, wel een aanvraag voor
goedkeuring in het kader van de richtlijn bij de Europese Commissie te zijn
ingediend. In het geval van een certificatieschema dat eerder was goedgekeurd
door de Europese Commissie in het kader van de eerdere richtlijn hernieuwbare
energie (richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van
23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare
bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en
Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140)) geldt tevens de voorwaarde dat die
goedkeuring nog geldig was op 1 juli 2021. Hiermee worden certificatieschema’s
uitgesloten waarvoor de goedkeuring al langer was verlopen, maar worden
certificatieschema’s geaccepteerd waarvan de goedkeuring sinds 1 juli is
verlopen. De Europese Commissie bood na die datum namelijk geen gelegenheid
meer om die goedkeuringen te verlengen, omdat zij had beoogd de goedkeuringen
in het kader van de richtlijn op dat moment te hebben afgerond.
Ten tweede betreft deze wijzigingsregeling subsidieontvangers met
een installatie waarin biomassa wordt ingezet die op of na 1 januari 2022 voor
het eerst moeten voldoen aan duurzaamheidscriteria. De hiervoor beschreven
toelichting op artikel 6, vijfde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling is
voor deze groep niet toepasbaar aangezien zij nog niet zijn gecertificeerd. Het
proces van het aanvragen, goedkeuren en van kracht worden van een certificaat
duurt in de regel minimaal zes maanden. Daarom kunnen zij niet per direct
voldoen aan dat artikellid. Bovendien is het niet reëel om van
subsidieontvangers te verlangen dat zij nu nog een certificatie aanvragen voor
een certificatieschema bedoeld in het vijfde lid (nieuw), nu op afzienbare
termijn certificatieschema’s in het kader van de richtlijn zijn goedgekeurd.
Met artikel 6, zesde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling wordt daarom van
die subsidieontvangers verlangd dat zij uiterlijk 1 juli 2022 aantonen dat zij
een aanvraag tot certificatie hebben gedaan en deze ook is geaccepteerd voor
behandeling. De verwachting is dat in de periode tot 1 juli 2022 voldoende
certificatieschema’s door de Europese Commissie zijn goedgekeurd, de
subsidieontvanger een certificatieschema en een
conformiteitsbeoordelingsinstantie kan hebben gekozen en een aanvraag kan
hebben ingediend, en de conformiteitsbeoordelingsinstantie een initiële
beoordeling kan hebben gedaan of de aanvraag in behandeling kan worden
genomen.
Tevens wordt van de subsidieontvangers verlangd aan te tonen,
indien dat aan de orde is, of de directe toeleveranciers zich eveneens hebben
aangemeld voor certificering en die aanvragen in behandeling zijn genomen. Er
is dus geen verplichting dát zij zich moeten hebben aangemeld, maar wel om het
aan te tonen áls dat het geval is. Als dit niet het geval is, is de kans groot
dat zij niet tijdig zijn gecertificeerd om vanaf 1 januari 2023 biomassa te
kunnen leveren die aantoonbaar voldoet aan de duurzaamheids- en
broeikasgasemissiereductiecriteria uit de richtlijn. In zulke gevallen biedt
deze informatie dus een extra aandachtspunt voor de beoordeling van de
conformiteitsbeoordelingsverklaringen door RVO.
Er wordt niet verlangd dat deze informatie ook van eerdere
schakels in het handelsketensysteem wordt verzameld. De toeleverancier mag
alleen gecertificeerde biomassa leveren als hij zelf is gecertificeerd. Daarmee
is voldoende afgedekt dat de rest van het handelsketensysteem ook
gecertificeerd zal moeten zijn vanaf 1 januari 2023.
Een tijdelijke oplossing is niet nodig voor de subsidieontvangers
die op grond van artikel 6, derde lid, van de uitvoeringsregeling reeds een
alternatieve manier hebben om aan te tonen dat de ingezette biomassa voldoet
aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, te weten via
verificatie in plaats van certificatie. Met artikel 6, zevende lid (nieuw), van
de uitvoeringsregeling is daarom zeker gesteld dat die subsidieontvangers zijn
uitgesloten van het gebruik van de alternatieven van het vijfde en zesde lid
(nieuw).
2. Regeldruk
Artikel 6, vijfde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling heeft
geen gevolgen voor de regeldruk. Subsidieontvangers kunnen tijdelijk gebruik
blijven maken van de certificatieschema’s die ze tot nu toe gebruikten. Dit
kent een vergelijkbare regeldruk als het gebruik maken van certificatieschema’s
die door de Europese Commissie voor gebruik in het kader van de richtlijn zijn
goedgekeurd. Die regeldruk is toegelicht in de toelichting van de Regeling van
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging
van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU)
2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021,
46072).
Artikel 6, zesde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling leidt
tot lagere regeldruk. Subsidieontvangers hoeven pas later de volledige
werkzaamheden te laten verrichten zoals die zijn beschreven in de toelichting
van de in de vorige alinea genoemde regeling. De daarin vermeldde regeldruk als
gevolg van de jaarlijkse leveringen (€ 8.100) en van jaarlijks bijhouden van de
certificeringen (€ 10.000) treedt niet op gedurende de periode waarin de
subsidieontvanger gebruik maakt van de bepaling in artikel 6, zesde lid, van de
uitvoeringsregeling. Daar staat tegenover dat de subsidieontvanger wel moet
rapporteren over de aanvragen tot certificering van zichzelf en diens
toeleveranciers. De regeldruk van dat certificeringsproces is reeds opgenomen
in de regeldrukparagraaf van de toelichting van de in de vorige alinea genoemde
regeling. De aanvullende regeldruk wordt gevormd door de rapportage. De
tijdsbesteding wordt geschat op 8 uur per rapportage maal € 54 per uur,
resulterend in € 432 per subsidieontvanger.
De regeldruk per subsidieontvanger wordt dus maximaal ((€ 8.100 +
€ 10.000) –€ 432 =) € 17.668 lager per subsidieontvanger. Uitgaande van de
ingebruikname van 8 installaties in 2022 komt de vermindering van de regeldruk
neer op:
8 * (€ 432 – € 18.100) = € –141.344.
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet
geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor
de regeldruk heeft.
3. Inwerkingtreding
Deze wijzigingsregeling treedt in werking op 1 januari 2022
onmiddellijk na de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr.
WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen
29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021,
46072).
Aangezien het gaat om een wijziging die voor de doelgroep
aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt, namelijk dat zij tijdelijk geen
recht hebben op subsidie, kan worden afgeweken van de minimuminvoeringstermijn
van twee maanden die volgt uit het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten
(Kamerstukken II 2009/10,
29 515, nr.
309).
De Staatssecretaris van
Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en
Energie,
D. Yesilgöz-Zegerius