Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie van 13 december 2021, nr. WJZ/ 21296754, tot wijziging van de Algemene Uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met de goedkeuring van certificatieschema's

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie,

Gelet op artikel 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328) en de artikelen 62, vierde lid, en 63a, tweede lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 6 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het tweede lid kan een subsidieontvanger tot 1 juli 2022 aantonen dat hij heeft voldaan aan het eerste lid door gebruik te maken van biomassa die per levering vergezeld gaat van de benodigde conformiteitsbeoordelingsverklaringen, afgegeven op grond van:

    • a. een certificatieschema dat voor de betreffende scope is goedgekeurd op grond van artikel 18, vierde lid, van richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140); of

    • b. een certificatieschema waarvoor voor de betreffende scope een goedkeuring is afgegeven als bedoeld in artikel 1 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen.

    Een certificatieschema als bedoeld in de onderdelen a en b mag alleen worden gebruikt indien de goedkeuring voor dit certificatieschema geldig was op 1 juli 2021 en het certificatieschema is aangemeld voor een besluit van de Europese Commissie op grond van artikel 30, vierde lid, van richtlijn (EU) 2018/2001, maar de Europese Commissie nog niet heeft besloten over de aanmelding.

  • 6. In afwijking van het tweede lid kan een subsidieontvanger, indien deze niet reeds moest voldoen aan artikel 6 of 7, derde lid, zoals deze artikelen luidden vóór 1 januari 2022, vóór 1 juli 2022 aantonen dat hij heeft voldaan aan het eerste lid door aan te tonen:

    • a. dat diens aanvraag om te worden gecertificeerd op grond van een certificatieschema, bedoeld in het tweede lid, is geaccepteerd voor behandeling door een conformiteitsbeoordelingsinstantie die is goedgekeurd door het betreffende certificatieschema; en

    • b. voor zover van toepassing, of de aanvraag van elke directe toeleverancier van de biomassa die wordt ingezet voldoet aan onderdeel a.

  • 7. Het vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing op subsidieontvangers als bedoeld in het derde lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022 onmiddellijk na de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021, 46072)).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 december 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yesilgöz-Zegerius

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

In de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021 en in de op 9 december 2021 gepubliceerde Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021, 46072) zijn de subsidieontvangers aangewezen die slechts subsidie ontvangen voor zover zij vanaf 1 januari 2022 aantonen dat de gebruikte biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria en broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328) (hierna: de richtlijn). Met hiervoor genoemde wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: uitvoeringsregeling) is geregeld dat deze biomassa per levering vergezeld dient te gaan van conformiteitsbeoordelingsverklaringen op grond van een door de Europese Commissie in het kader van de richtlijn goedgekeurd certificatieschema (artikel 6, tweede lid, van de uitvoeringsregeling). De Europese Commissie is te laat om de beoordeling van alle aangemelde certificatieschema’s vóór 1 januari 2022 af te ronden. Dit heeft als consequentie dat zonder tijdelijke oplossing veel subsidieontvangers op of na 1 januari 2022 de duurzaamheid van de gebruikte biomassa niet kunnen aantonen met een dergelijk certificatieschema. Deze wijzigingsregeling voorziet in een oplossing hiervoor. De oplossing verschilt voor subsidieontvangers die pas op of na 1 januari 2022 aan duurzaamheidscriteria moeten gaan voldoen en voor subsidieontvangers die vóór 1 januari 2022 ook al aan duurzaamheidscriteria moesten voldoen.

Ten eerste betreft deze wijzigingsregeling subsidieontvangers waarvoor vanaf 1 januari 2022 duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria uit de richtlijn gelden, maar voor wie ook in 2021 al duurzaamheidscriteria golden. Het betreft subsidieontvangers met een voor 1 januari 2022 reeds in werking zijnde installatie waarin vloeibare biomassa of maximaal 30% vaste biomassa als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de uitvoeringsregeling wordt ingezet. Met artikel 6, vijfde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling is geregeld dat voor deze biomassa onder voorwaarden tijdelijk gebruik kan blijven worden gemaakt van de typen conformiteitsbeoordelingsverklaringen per levering die in 2021 waren toegestaan. Wel dient voor een certificatieschema op grond waarvan zulke conformiteitsbeoordelingsverklaringen worden afgegeven, wel een aanvraag voor goedkeuring in het kader van de richtlijn bij de Europese Commissie te zijn ingediend. In het geval van een certificatieschema dat eerder was goedgekeurd door de Europese Commissie in het kader van de eerdere richtlijn hernieuwbare energie (richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140)) geldt tevens de voorwaarde dat die goedkeuring nog geldig was op 1 juli 2021. Hiermee worden certificatieschema’s uitgesloten waarvoor de goedkeuring al langer was verlopen, maar worden certificatieschema’s geaccepteerd waarvan de goedkeuring sinds 1 juli is verlopen. De Europese Commissie bood na die datum namelijk geen gelegenheid meer om die goedkeuringen te verlengen, omdat zij had beoogd de goedkeuringen in het kader van de richtlijn op dat moment te hebben afgerond.

Ten tweede betreft deze wijzigingsregeling subsidieontvangers met een installatie waarin biomassa wordt ingezet die op of na 1 januari 2022 voor het eerst moeten voldoen aan duurzaamheidscriteria. De hiervoor beschreven toelichting op artikel 6, vijfde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling is voor deze groep niet toepasbaar aangezien zij nog niet zijn gecertificeerd. Het proces van het aanvragen, goedkeuren en van kracht worden van een certificaat duurt in de regel minimaal zes maanden. Daarom kunnen zij niet per direct voldoen aan dat artikellid. Bovendien is het niet reëel om van subsidieontvangers te verlangen dat zij nu nog een certificatie aanvragen voor een certificatieschema bedoeld in het vijfde lid (nieuw), nu op afzienbare termijn certificatieschema’s in het kader van de richtlijn zijn goedgekeurd. Met artikel 6, zesde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling wordt daarom van die subsidieontvangers verlangd dat zij uiterlijk 1 juli 2022 aantonen dat zij een aanvraag tot certificatie hebben gedaan en deze ook is geaccepteerd voor behandeling. De verwachting is dat in de periode tot 1 juli 2022 voldoende certificatieschema’s door de Europese Commissie zijn goedgekeurd, de subsidieontvanger een certificatieschema en een conformiteitsbeoordelingsinstantie kan hebben gekozen en een aanvraag kan hebben ingediend, en de conformiteitsbeoordelingsinstantie een initiële beoordeling kan hebben gedaan of de aanvraag in behandeling kan worden genomen.

Tevens wordt van de subsidieontvangers verlangd aan te tonen, indien dat aan de orde is, of de directe toeleveranciers zich eveneens hebben aangemeld voor certificering en die aanvragen in behandeling zijn genomen. Er is dus geen verplichting dát zij zich moeten hebben aangemeld, maar wel om het aan te tonen áls dat het geval is. Als dit niet het geval is, is de kans groot dat zij niet tijdig zijn gecertificeerd om vanaf 1 januari 2023 biomassa te kunnen leveren die aantoonbaar voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria uit de richtlijn. In zulke gevallen biedt deze informatie dus een extra aandachtspunt voor de beoordeling van de conformiteitsbeoordelingsverklaringen door RVO.

Er wordt niet verlangd dat deze informatie ook van eerdere schakels in het handelsketensysteem wordt verzameld. De toeleverancier mag alleen gecertificeerde biomassa leveren als hij zelf is gecertificeerd. Daarmee is voldoende afgedekt dat de rest van het handelsketensysteem ook gecertificeerd zal moeten zijn vanaf 1 januari 2023.

Een tijdelijke oplossing is niet nodig voor de subsidieontvangers die op grond van artikel 6, derde lid, van de uitvoeringsregeling reeds een alternatieve manier hebben om aan te tonen dat de ingezette biomassa voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, te weten via verificatie in plaats van certificatie. Met artikel 6, zevende lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling is daarom zeker gesteld dat die subsidieontvangers zijn uitgesloten van het gebruik van de alternatieven van het vijfde en zesde lid (nieuw).

2. Regeldruk

Artikel 6, vijfde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Subsidieontvangers kunnen tijdelijk gebruik blijven maken van de certificatieschema’s die ze tot nu toe gebruikten. Dit kent een vergelijkbare regeldruk als het gebruik maken van certificatieschema’s die door de Europese Commissie voor gebruik in het kader van de richtlijn zijn goedgekeurd. Die regeldruk is toegelicht in de toelichting van de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021, 46072).

Artikel 6, zesde lid (nieuw), van de uitvoeringsregeling leidt tot lagere regeldruk. Subsidieontvangers hoeven pas later de volledige werkzaamheden te laten verrichten zoals die zijn beschreven in de toelichting van de in de vorige alinea genoemde regeling. De daarin vermeldde regeldruk als gevolg van de jaarlijkse leveringen (€ 8.100) en van jaarlijks bijhouden van de certificeringen (€ 10.000) treedt niet op gedurende de periode waarin de subsidieontvanger gebruik maakt van de bepaling in artikel 6, zesde lid, van de uitvoeringsregeling. Daar staat tegenover dat de subsidieontvanger wel moet rapporteren over de aanvragen tot certificering van zichzelf en diens toeleveranciers. De regeldruk van dat certificeringsproces is reeds opgenomen in de regeldrukparagraaf van de toelichting van de in de vorige alinea genoemde regeling. De aanvullende regeldruk wordt gevormd door de rapportage. De tijdsbesteding wordt geschat op 8 uur per rapportage maal € 54 per uur, resulterend in € 432 per subsidieontvanger.

De regeldruk per subsidieontvanger wordt dus maximaal ((€ 8.100 + € 10.000) –€ 432 =) € 17.668 lager per subsidieontvanger. Uitgaande van de ingebruikname van 8 installaties in 2022 komt de vermindering van de regeldruk neer op:

8 * (€ 432 – € 18.100) = € –141.344.

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

3. Inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt in werking op 1 januari 2022 onmiddellijk na de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021, 46072).

Aangezien het gaat om een wijziging die voor de doelgroep aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt, namelijk dat zij tijdelijk geen recht hebben op subsidie, kan worden afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden die volgt uit het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yesilgöz-Zegerius

Naar boven