Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 maart 2022, 2021-0000166149, tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling in verband met de vervanging van bijlage IIc, IId, IIe en IIf door een certificatieschema voor arbokerndeskundigen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 1.5b, vierde lid, 1.5d, vijfde lid, 1.5f, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Arbeidsomstandighedenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.14 komt te luiden:

Artikel 2.14. Eisen voor de aanwijzing als certificerende instelling op het werkveld arbokerndeskundigen

Een aanwijzing als certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, kan geschieden indien de aanvragende instelling voldoet aan de criteria zoals vastgelegd in hoofdstuk 7 van het Certificatieschema voor het persoonscertificaat voor arbokerndeskundige, dat is vastgesteld op 5 januari 2022 en door de Minister is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 maart 2022 met Stcrt. nr. 2022-7977.

B

Artikel 2.15 komt te luiden:

Artikel 2.15. Certificaat arbokerndeskundige met de scope arbeidshygiëne

Een certificaat arbokerndeskundige op het terrein van arbeidshygiëne als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in het Certificatieschema voor het persoonscertificaat voor arbokerndeskundige met de scope van Arbeidshygiënist, dat is vastgesteld op 5 januari 2022 en door de Minister is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 maart 2022 met Stcrt. nr. 2022-7977.

C

Artikel 2.16 komt te luiden:

Artikel 2.16. Certificaat arbokerndeskundige met de scope veiligheidskundige

Een certificaat arbokerndeskundige op het terrein van veiligheidskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in het Certificatieschema voor het persoonscertificaat voor arbokerndeskundige met de scope van Hogere veiligheidskundige dat is vastgesteld op 5 januari 2022 en door de Minister is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 maart 2022 met Stcrt. nr. 2022-7977.

D

Artikel 2.17 komt te luiden:

Artikel 2.17. Certificaat arbokerndeskundige met de scope arbeids- en organisatiekunde

Een certificaat arbokerndeskundige op het terrein van arbeids- en organisatiekunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen vastgelegd in het Certificatieschema voor het persoonscertificaat Arbokerndeskundige met de scope van Arbeids- en Organisatiedeskundige, dat is vastgesteld op 5 januari 2022 en door de Minister is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 maart 2022 met Stcrt. nr. 2022-7977.

E

Artikel 9.2a vervalt.

F

Bijlage IIc, behorend bij artikel 2.14, vervalt.

G

Bijlage IId, behorend bij artikel 2.15, vervalt.

H

Bijlage IIe, behorend bij artikel 2.16, vervalt.

I

Bijlage IIf behorend bij artikel 2.17, vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 maart 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

1. Inleiding

De Arbeidsomstandighedenregeling kent vier zogenoemde arbodeskundigen:

de veiligheidskundige, de arbeidshygiënist, de arbeids- en organisatiedeskundige en de bedrijfsarts. Voor de eerste drie deskundigen, zijnde de niet-medische arbodeskundigen, geldt op grond van de artikelen 2.15, 2.16, respectievelijk 2.17 van de Arbeidsomstandighedenregeling de verplichting dat zij over een geldig certificaat moeten beschikken dat is afgegeven door een certificerende instelling die op grond van artikel 1.5a en volgende van het Arbeidsomstandighedenbesluit is aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze drie gecertificeerde deskundigen worden verder ‘arbokerndeskundigen’ genoemd.

Met het Besluit van 7 september 2009 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten in verband met de herziening van het stelsel van certificatie (Stb. 2009, 395) is de basis gelegd voor de stelselwijziging certificatie SZW. Vervolgens heeft een gefaseerde invoering plaats gevonden van de werkveldspecifieke documenten door de wijziging van de bijlagen bij de Arbeidsomstandighedenregeling.

De vernieuwde eisen voor de certificatie van de drie hierboven genoemde arbokerndeskundigen werden in maart 2012 gepubliceerd en zijn op 1 juli 2012 inwerking getreden (Stcrt 2012, 4230). Daarbij werden drie zogenoemde certificatieschema’s als bijlagen toegevoegd aan de Arbeidsomstandighedenregeling alsmede één schema met de eisen aan de certificerende instellingen (bijlage IIc bij de Arbeidsomstandighedenregeling). Voor ieder van de drie arbokerndeskundigen die een certificaat moeten hebben, werd een apart schema opgenomen met de eisen voor de betreffende deskundige (bijlagen IId, IIe en IIf bij de Arbeidsomstandighedenregeling).

2. Nieuwe opzet certificatieschema

Voor een nadere toelichting op de inhoudelijke wijzigingen in het certificatieschema wordt verwezen naar de toelichting daarop die is gevoegd bij het certificatieschema.

3. Wijziging Arboregeling in verband integratie bijlage IId, IIe en IIf en het vervallen van bijlage IIc

Op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit geldt dat de aanwijzing van certificerende instellingen alleen nog gebaseerd kan worden op accreditaties door de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA) (Stb. 2017, 487).

De RvA zal een certificerende instelling slechts dan van een accreditatie kunnen voorzien indien het certificatieschema dat uitgevoerd moet worden naar het oordeel van de RvA aan bovengenoemde eisen voldoet. Dat is onderdeel van het accreditatieproces.

Het werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht op certificatie-instellingen belast met persoonscertificatie op het gebied, Arbeids- en organisatiedeskundige, Arbeidshygiënist en Hogere Veiligheidskundige, dat is opgenomen als bijlage IIc bij de Arboregeling, kan als aparte bijlage komen te vervallen omdat de meeste daarin opgenomen eisen, hetzij al sinds 1 januari 2018 (Stb. 2017, 487) waren opgenomen in het Arbeidsomstandighedenbesluit zelf omdat het generieke aanwijzingseisen zijn, het eisen betreft die al gesteld worden door NEN-EN-ISO/IEC 17024, of, wanneer het werkveldspecifieke eisen zijn die worden opgenomen in het certificatieschema. In het nieuwe certificatieschema zijn dergelijke werkveldspecifieke eisen opgenomen in paragraaf 6.1 (certificatieprocedure), 6.3 (certificaat), 6.4 (certificatieovereenkomst), 6.7 (eisen aan examinatoren), hoofdstuk 7 algemene eisen aan de certificerende instellingen), hoofdstuk 9 (het examen), hoofdstuk 10 (het examen – organisatie) en hoofdstuk 11 (toezicht en maatregelen) van het nieuwe certificatieschema.

4. Administratieve lasten en financiële gevolgen

Door de overgang van drie certificatieschema’s (voor de veiligheidskundige, de arbeidshygiënist en de arbeids- en organisatiedeskundige) naar één certificatieschema voor alle arbokerndeskundigen is het niet mogelijk om precies aan te geven of de nieuwe opzet uiteindelijk leidt tot meer of minder administratieve lasten. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat deze min of meer gelijk blijven, evenals de financiële gevolgen daarvan.

De certificerende instelling zal voor het grootste deel van haar activiteiten, waaronder het administratieve proces van (her)certificeren, naar verwachting dan ook geen negatieve of positieve gevolgen ondervinden in administratieve lasten en kosten. Wel zal de duur van het examen toenemen (met ongeveer 40%) omdat er als gevolg van de introductie van een ‘systeemtoets’ en een ‘scopetoets’ over meer onderwerpen geëxamineerd dient te worden. Een goede voorbereiding en training van examinatoren, waaronder deelname aan kalibratiebijeenkomsten, zal in combinatie met een verdubbeling van het aantal examinatoren leiden tot een kostenstijging van 25 tot 30 procent. Met een beter gestructureerd gesprek tijdens het examen (het criteriumgerichte interview) kan sneller worden getoetst of de kandidaat aan de eisen voldoet.

De arbokerndeskundige zal deze hogere kosten in rekening gebracht krijgen. Daartegenover staat dat de verplichting voor de arbokerndeskundige om locatiebezoeken af te leggen is komen te vervallen. Niet altijd is een locatie–bezoek noodzakelijk. Indien daarvan af wordt gezien, dient met argumenten onderbouwd te worden waarom het noodzakelijke inzicht in de risico’s ook tot stand kan komen met een bezoek op afstand met behulp van daarvoor geschikte middelen (bijv. videosurveillance). Dit zal in veel gevallen waar alleen maar bureauwerk plaatsvindt, de kosten van een locatiebezoek, dat relatief kostbaar is, besparen.

Het vervallen van de in hoofdstuk 5 van bijlage IIc opgenomen verplichting van certificerende instellingen om alle schorsingen of intrekkingen van certificaten aan de Nederlandse Arbeidsinspectie door te geven leidt ten slotte tot een vermindering van de administratieve lastendruk van de certificerende instellingen. Deze vermindering is echter praktisch nihil. De reden daarvoor is dat er de afgelopen jaren gemiddeld één tot twee schorsingen per jaar werden opgelegd en dat er jaarlijks ongeveer 20 intrekkingen van het certificaat voorkomen. De gegevens worden eenmaal per jaar aan de Nederlandse Arbeidsinspectie gemeld met een mail waaraan als bijlage het databestand met de bijgehouden gegevens is toegevoegd. Deze mail hoeft niet meer verzonden te worden. Wel blijft de wettelijke verplichting (zie artikel 1.1a van de Arbeidsomstandighedenregeling) bestaan dat elke certificerende instelling in het aan de Minister van SZW toe te sturen jaarverslag onder meer de door de instelling afgegeven, ingetrokken, geschorste dan wel geweigerde certificaten vermeldt.

5. Toetsen

5.1 Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft deze regelingswijziging en de opstelling van een nieuw certificatieschema niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat dit wel gevolgen voor de regeldruk heeft, maar deze gevolgen in de toelichting toereikend in beeld zijn gebracht.

5.2 Raad voor Accreditatie

De Raad voor Accreditatie heeft het nieuwe certificatieschema tweemaal ter beoordeling voorgelegd gekregen en heeft in reactie daarop aangegeven dat het schema geen tekortkomingen bevat, zodat dit schema door een geaccrediteerde certificerende instelling kan worden uitgevoerd. Hiermee is tevens duidelijk dat alle certificatie-eisen toetsbaar zijn en dat de Raad voor Accreditatie de aangewezen certificerende instelling kan auditen op de juiste uitvoering van het certificatieschema.

5.3 Nederlandse Arbeidsinspectie

De Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: NLA) is gevraagd om een uitvoerbaarheids- en handhavingstoets uit te voeren ten aanzien van de wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling in verband met de vervanging van drie aparte certificatieschema’s door één certificatieschema bij de uitvoering van haar taken als toezichthouder en handhaver. Naar het oordeel van de Nederlandse Arbeidsinspectie is de wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling en het certificatieschema uitvoerbaar en handhaafbaar. De NLA heeft aanvullend opgemerkt dat het persoonscertificatieschema geen eisen stelt aan de uitvoering van de werkzaamheden door een gecertificeerde deskundige en daardoor ontoereikend is voor het kunnen bijsturen bij onvoldoende functionerende arbodeskundigen.

In reactie daarop kan worden opgemerkt dat persoonscertificatie er inderdaad op gericht is om te toetsen of een te certificeren persoon over de vereiste kennis en vaardigheden beschikt om de taken, waarvoor hij een certificaat aanvraagt, te kunnen uitvoeren. Voor certificerende instellingen met een accreditatie voor de uitvoering van persoonscertificatieschema’s is de geharmoniseerde norm NEN-EN-ISO/IEC 17024 maatgevend. Het toe te passen certificatieschema dient te voldoen aan de eisen voor een dergelijk schema in deze norm. Dat brengt met zich mee dat in het certificatieschema alleen eisen met betrekking tot competenties kunnen worden opgenomen. De NLA merkt op dat het hierdoor niet mogelijk is dat de certificerende instelling corrigerend optreedt indien de gecertificeerde deskundige zijn competenties niet op de gewenste manier in de praktijk inzet.

Dat is echter een misverstand. Ten eerste omdat artikel 1.5g, derde lid, onder d, van het Arbeidsomstandighedenbesluit voorziet in de mogelijkheid van schorsing, wijziging of intrekking van het certificaat indien een certificaathouder met zijn werkzaamheden, voor zover die door het certificaat worden gereguleerd, of door de wijze waarop hij de werkzaamheden verricht, ernstig gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen. Indien een advies met betrekking tot de risico-inventarisatie en -evaluatie tekort schiet, kan dit ertoe leiden dat de werkgever niet de juiste preventieve maatregelen neemt en dit tot ernstig gevaar voor werknemers leidt. Ten tweede omdat het certificatieschema en het certificaat geldigheidscondities bevatten voor het behouden van het certificaat (zie paragraaf 6.3 van het certificatieschema). Eén van die condities betreft de voorwaarde dat de certificaathouder zijn taken uitvoert overeenkomstig de taakbeschrijving in het certificatieschema. In de certificatieovereenkomst tussen certificerende instelling en certificaathouder is opgenomen dat de certificaathouder verplicht is om gedurende de looptijd van het certificaat te blijven voldoen aan de eisen uit het certificatieschema. Op grond hiervan heeft een certificerende instelling de mogelijkheid maatregelen op te leggen aan certificatiehouders die tekort schieten in de uitvoering van hun taken bij de toetsing van en advisering over de risico-inventarisatie en -evaluatie van de werkgever en kan de NLA er op toezien dat certificerende instellingen daar naar handelen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, B, C, D (artikel 2.14, 2.15, 2.16 en 2.17)

De redenen waarom de drie certificatieschema’s zijn vervangen door één nieuw certificatieschema en aanpassing van de verwijzingen nodig was, is al toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel E (artikel 9.2a)

Dit artikel betreft een oude overgangsbepaling die met ingang van 30 november 2006 was ingevoerd (Stcrt. 2006, 232) en die al lang geen betekenis meer heeft en daarom kan vervallen.

Artikel I, onderdeel F, G, H en I (Bijlage IIc, IId, IIe, IIf)

De redenen waarom de in deze bijlagen opgenomen certificatieschema’s kunnen vervallen, zijn al toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel II

Voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling moet worden aangesloten bij de datum van inwerkingtreding van het nieuwe certificatieschema.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven