Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 februari 2022, nummer 3848377, houdende vaststelling van de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers 2022 (OHBA-regeling 2022)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 5a, tweede lid, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

het besluit:

het Faciliteitenbesluit opvangcentra;

het orgaan:

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

de gemeente:

een gemeente waarmee het orgaan een bestuursovereenkomst heeft afgesloten ten behoeve van de vestiging van een opvangcentrum voor asielzoekers;

de bestuursovereenkomst:

een tussen het orgaan en de gemeente gesloten overeenkomst ten behoeve van de vestiging van een opvangcentrum voor asielzoekers;

de beschikking:

de beschikking van het orgaan op de aanvraag van de gemeente ten behoeve van de voorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers;

de uitkering:

de uitkering bestaande uit de in artikel 5a, eerste lid, van het besluit bedoelde bijdragen aan een gemeente ten behoeve van de voorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers;

de bijdrage:

de afzonderlijke bijdragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, van artikel 5a van het besluit die tezamen de uitkering vormen;

de normbedragen:

de normbedragen voor de bijdragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, van artikel 5a van het besluit;

eerste aanvraag:

de eerste aanvraag van de gemeente voor de uitkering;

uitbreiding:

een aanvraag van de gemeente voor een extra uitkering ten behoeve van basisonderwijs in verband met een toename van het aantal te onderwijzen kinderen;

verlenging:

een aanvraag van een gemeente voor een uitkering ten behoeve van basisonderwijs in verband met een verlenging van de bestuursovereenkomst;

opvolgende aanvraag:

een nieuwe aanvraag van een gemeente die volgt na het verstrijken van de maximum looptijd van vijftien jaar waarvoor een eerste of verlengingsaanvraag kon worden ingediend, de opvolgende aanvraag wordt behandeld als een eerste aanvraag;

peilmoment:

het moment dat bepalend is voor het vaststellen van het normbedrag waarmee de hoogte van de uitkering wordt berekend;

leerlingaantal:

het aantal leerlingen dat basisonderwijs volgt en dat verblijft in een opvangcentrum voor asielzoekers.

Artikel 2

  • 1. De aanvraag voor een uitkering ten behoeve van voorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers, bedoeld in het eerste lid van artikel 5a van het besluit, kan zowel een eerste aanvraag betreffen, als een aanvraag wegens uitbreiding, een aanvraag wegens een verlenging van de bestuursovereenkomst of een opvolgende aanvraag.

  • 2. Het peilmoment bij een eerste aanvraag en bij een verlenging is de datum van inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst of van de verlenging van de bestuursovereenkomst.

  • 3. Het peilmoment bij een opvolgende aanvraag is de dag na de datum waarop de maximale looptijd van vijftien jaar wordt overschreden.

  • 4. Het peilmoment bij een uitbreiding is de datum waarop de uitbreiding van het leerlingaantal is vastgesteld.

  • 5. Bij een eerste aanvraag en een verlenging geldt voor het doen van een aanvraag een maximum termijn van vijf jaar na inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst of van de verlenging van de bestuursovereenkomst. Bij een opvolgende aanvraag geldt voor het doen van een aanvraag een maximumtermijn van vijf jaar na het verstrijken van de maximale looptijd van vijftien jaar.

  • 6. Bij een uitbreiding geldt een maximumtermijn van twee jaar voor het doen van een aanvraag, gerekend vanaf het peilmoment.

  • 7. Indien een bestuursovereenkomst door de gemeente wordt beëindigd voordat de looptijd van de bestuursovereenkomst is verstreken, vordert het orgaan het bedrag terug dat voor de resterende looptijd is toegekend. Het orgaan stelt de hoogte van het terug te vorderen bedrag vast aan de hand van de resterende looptijd, waarbij de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het besluit in het geheel niet zal worden teruggevorderd.

  • 8. Indien binnen een jaar voor hetzelfde opvangcentrum een nieuwe bestuursovereenkomst in werking treedt en op basis hiervan een aanvraag wordt ingediend, wordt deze aanvraag behandeld als een voortzetting van de eerdere aanvraag, waarbij het teruggevorderde bedrag voor de resterende looptijd opnieuw zal worden toegekend.

Artikel 3

  • 1. De normbedragen die gebruikt worden voor de vaststelling van de bijdragen volgen uit bijlage I bij deze regeling.

  • 2. De normbedragen voor de bijdragen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, b en c, van het besluit, worden indien van toepassing jaarlijks geïndexeerd op basis van de in bijlage I opgenomen systematiek van prijsbijstelling.

  • 3. De normbedragen voor de bijdragen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel d en e, van het besluit, worden niet geïndexeerd.

  • 4. De minister kan daarnaast de hoogte van de normbedragen aanpassen indien bijzondere omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4

  • 1. De looptijd van de eerste aanvraag in geval van een nieuwe bestuursovereenkomst is gelijk aan de totale looptijd van de bestuursovereenkomst, met een maximum van vijftien jaar.

  • 2. De looptijd start op het peilmoment, bedoeld in artikel 2.

  • 3. Na vijftien jaar kan een opvolgende aanvraag worden ingediend.

  • 4. Indien een verlenging de maximale looptijd van vijftien jaar overschrijdt wordt de uitkering voor de looptijd na vijftien jaar berekend als ware het een eerste aanvraag.

  • 5. Zowel de uitkering in geval van een verlenging voor de resterende looptijd als de uitkering voor de looptijd na de maximum looptijd van vijftien jaar worden tegelijkertijd toegekend.

  • 6. Een verlenging van de bestuursovereenkomst met vijftien jaar of meer wordt in alle gevallen behandeld als een opvolgende aanvraag.

Artikel 5

  • 1. Bij een eerste aanvraag wordt, in geval het aantal leerlingen nog niet bekend is, het aantal leerlingen vastgesteld door het in het tweede lid, bedoelde percentage te vermenigvuldigen met de in de bestuursovereenkomst afgesproken maximale bezetting van de opvanglocatie.

  • 2. De minister stelt per opvangmodaliteit de percentages vast van het leerlingaantal ten opzichte van de in de bestuursovereenkomst afgesproken maximale bezetting. De percentages volgen uit bijlage I en kunnen, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, door de minister worden verhoogd.

  • 3. Bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt het aantal leerlingen gelijkgesteld aan het leerlingaantal op het peilmoment.

  • 4. Bij een verlenging wordt het aantal leerlingen gelijkgesteld aan het leerlingenaantal op het peilmoment. In geval van een eerdere uitbreiding zal het aantal leerlingen in geval van een verlenging niet lager liggen dan het aantal van eerdere beschikkingen.

  • 5. Bij een uitbreiding gaat het om het extra aantal leerlingen, te weten het verschil tussen het aantal leerlingen op het peilmoment en het totaal aantal uit de eerdere beschikking of beschikkingen.

  • 6. De peildata voor vaststelling van het aantal leerlingen bij een uitbreiding met zes of meer leerlingen zijn 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van ieder jaar. In geval van een uitbreiding met vijf of minder leerlingen is het peilmoment 1 oktober van elk jaar.

Artikel 6

  • 1. Het aantal vierkante meters waarop een bijdrage bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    M = 200 + (Lt * J)

    Waarbij:

    M staat voor het aantal vierkante meters;

    Lt staat voor het totale leerlingaantal, bedoeld in artikel 5;

    J staat voor ruimtebehoefte per asielleerling bedoeld in bijlage I.

  • 2. Het aantal extra vierkante meters waarop een bijdrage bij een uitbreiding wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    N = Lu * J

    Waarbij:

    N staat voor het aantal extra vierkante meters;

    Lu staat voor het extra leerlingaantal, bedoeld in artikel 5;

    J staat voor ruimtebehoefte per asielleerling bedoeld in bijlage I.

  • 3. De waarde van het schoolgebouw waarop een bijdrage bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    O = P + (Q * M)

    Waarbij:

    O staat voor de waarde van het schoolgebouw;

    P staat voor het vaste normbedrag voor het schoolgebouw;

    Q staat voor het variabele normbedrag voor het schoolgebouw;

    M staat voor het aantal vierkante meters, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De waarde van het schoolgebouw waarop een bijdrage bij een uitbreiding wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    R = Q * N

    Waarbij:

    R staat voor de uitbreidingswaarde van het schoolgebouw;

    Q staat voor het variabele normbedrag voor het schoolgebouw;

    N staat voor het aantal extra vierkante meters, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. De waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair waarop een bijdrage bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    S = T + (U * (M –/– 200))

    Waarbij:

    S staat voor de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    T staat voor het vaste normbedrag voor eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    U staat voor het variabele normbedrag voor eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    M staat voor het aantal vierkante meters, bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, waarop een bijdrage bij een uitbreiding wordt gebaseerd, wordt vastgesteld volgens de formule:

    W = U * N

    Waarbij:

    W staat voor de uitbreidingswaarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    U staat voor het variabele normbedrag voor eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair;

    N staat voor het aantal extra vierkante meters, bedoeld in het tweede lid.

  • 7. De looptijd wordt uitgedrukt in jaren, rekenkundig afgerond op twee cijfers achter de komma en met een maximum van vijftien jaar.

Artikel 7

  • 1. De bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, bestaat uit een bijdrage voor het schoolgebouw en een bijdrage voor het terrein.

  • 2. De bijdrage voor het schoolgebouw bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

    Ae = %e * O

    Waarbij:

    Ae staat voor de bijdrage voor het schoolgebouw bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag;

    %e staat voor het bekostigingspercentage, bedoeld in bijlage I;

    O staat voor de waarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 3. De bijdrage voor het terrein bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

    Ate = %e * V * M

    waarbij:

    Ate staat voor bijdrage voor het terrein bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag;

    %e staat voor bekostigingspercentage, bedoeld in bijlage I;

    V staat voor het variabele normbedrag voor het terrein;

    M staat voor aantal vierkante meters, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 4. Ten behoeve van het vaststellen van de bekostigingspercentages wordt de looptijd naar boven afgerond op hele maanden.

  • 5. Het bekostigingspercentage bij een verlenging wordt vastgesteld volgens de formule:

    %v = F –/– G

    waarbij:

    %v staat voor bekostigingspercentage bij een verlenging;

    F staat voor het bekostigingspercentage van de totale looptijd met een maximum van vijftien jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag tot het einde van de verlenging;

    G staat voor het bekostigingspercentage van de looptijd van de eerdere beschikking of beschikkingen.

  • 6. De bijdrage voor het schoolgebouw bij een verlenging wordt vastgesteld volgens de formule:

    Av = %v * O

    waarbij:

    Av staat voor bijdrage voor het schoolgebouw bij een verlenging;

    %v staat voor bekostigingspercentage bij een verlenging, bedoeld in het vijfde lid;

    O staat voor waarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 7. De bijdrage voor het terrein bij een verlenging wordt vastgesteld volgens de formule:

    Atv = %v * V * M

    waarbij:

    Atv staat voor bijdrage voor het terrein bij een verlenging;

    %v staat voor bekostigingspercentage bij een verlenging, bedoeld in het vijfde lid;

    V staat voor het variabele normbedrag voor het terrein;

    M staat voor aantal vierkante meters, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 8. Het bekostigingspercentage bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    %u = H –/– I

    waarbij:

    %u staat voor bekostigingspercentage bij een uitbreiding;

    H staat voor het bekostigingspercentage van de eerste aanvraag

    of de verlenging;

    I staat voor het bekostigingspercentage van de op het peilmoment van de uitbreiding reeds verstreken looptijd van de eerste aanvraag of de verlenging.

  • 9. De bijdrage voor het schoolgebouw bij uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    Au = %u * R

    waarbij:

    Au staat voor bijdrage voor het schoolgebouw bij uitbreiding;

    %u staat voor bekostigingspercentage bij een uitbreiding, bedoeld in het achtste lid;

    R staat voor uitbreidingswaarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, vierde lid.

  • 10. De bijdrage voor het terrein bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    Atu = %u * V * N

    waarbij:

    Atu staat voor bijdrage voor het terrein bij een uitbreiding;

    %u staat voor bekostigingspercentage bij een uitbreiding, bedoeld in het achtste lid;

    V staat voor het variabele normbedrag voor het terrein;

    N staat voor aantal extra vierkante meters, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 8

  • 1. De bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, bestaat uit een bijdrage voor de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair.

  • 2. De bijdrage in de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag is gelijk aan de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, vijfde lid.

  • 3. De bijdrage in de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair bij een uitbreiding is gelijk aan de uitbreidingswaarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, zesde lid.

  • 4. Bij een verlenging doen deze kosten zich niet meer voor en zullen deze niet opnieuw worden vergoed.

Artikel 9

  • 1. De bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel c, van het besluit, bestaat uit een bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie ten behoeve van het primair onderwijs.

  • 2. De bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

    Ce = Lt * K * Y * 1,5

    waarbij:

    Ce staat voor bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag;

    Lt staat voor het totale leerlingaantal, bedoeld in artikel 5;

    K staat voor het variabele normbedrag voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 3. De bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    Cu = Lu * K * Y * 1,5

    waarbij:

    Cu staat voor bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie bij een uitbreiding;

    Lu staat voor het extra leerlingaantal, bedoeld in artikel 5;

    K staat voor het variabele normbedrag voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

Artikel 10

  • 1. De bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel d, van het besluit, bestaat uit een bijdrage in de onroerendezaakbelastingen.

  • 2. De bijdrage in de onroerendezaakbelastingen bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

    De = M * X * Y

    Waarbij:

    De staat voor de bijdrage in de onroerendezaakbelastingen bij een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag;

    M staat voor het aantal vierkante meters, bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    X staat voor het variabele normbedrag voor de onroerendezaakbelastingen;

    Y staat voor de looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 3. De bijdrage in de onroerendezaakbelastingen bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

    Du = N * X * Y

    Waarbij:

    Du staat voor bijdrage in de onroerendezaakbelastingen bij een uitbreiding;

    N staat voor aantal extra vierkante meters, bedoeld in artikel 6, tweede lid;

    X staat voor het variabele normbedrag voor de onroerendezaakbelastingen;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

Artikel 11

  • 1. De bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel e, van het besluit bestaat uit een bijdrage in de kosten van de verzekering van de roerende en onroerende zaken. De verzekering bestaat uit een brandverzekering, een uitgebreide gevarenverzekering, een glasverzekering, een verzekering tegen risico van buitenvandalisme en een eigen gebrek- constructiefoutenverzekering.

  • 2. De bijdrage in de kosten van de verzekering bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag wordt vastgesteld volgens de formule:

     

    O + S

     

    Ee = (

    ———

    ) * Z * Y

     

    1000

     

    Waarbij:

    Ee staat voor bijdrage in de verzekering bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag;

    O staat voor waarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, derde lid;

    S staat voor waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, vijfde lid;

    Z staat voor het variabele normbedrag voor de verzekeringen;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 3. De bijdrage in de kosten van de verzekering bij een verlenging wordt vastgesteld volgens de formule:

     

    O

     

    Ev = (

    ———

    ) * Z * Y

     

    1000

     

    Waarbij:

    Ee staat voor bijdrage in de verzekering bij een verlenging;

    O staat voor waarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, derde lid;

    Z staat voor het variabele normbedrag voor de verzekeringen;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 4. De bijdrage in de kosten van de verzekering bij een uitbreiding wordt vastgesteld volgens de formule:

     

    R + W

     

    Eu = (

    ———

    ) * Z * Y

     

    1000

     

    Waarbij:

    Eu staat voor bijdrage in de verzekering bij een uitbreiding;

    R staat voor uitbreidingswaarde van het schoolgebouw, bedoeld in artikel 6, vierde lid;

    W staat voor uitbreidingswaarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, zesde lid;

    Z staat voor het variabele normbedrag voor de verzekeringen;

    Y staat voor looptijd, bedoeld in artikel 6, zevende lid.

Artikel 12

De Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers komt te vervallen.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als OHBA-regeling 2022.

Artikel 14

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022 en werkt terug tot en met 1 januari 2021. Zij is van toepassing op eerste aanvragen, verlengingsaanvragen en opvolgende aanvragen waarbij de datum van inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst, van de verlenging van de bestuursovereenkomst of de dag na de datum waarop de maximale looptijd van vijftien jaar wordt overschreden op of na 1 januari 2021 valt. Zij is tevens van toepassing op uitbreidingen waarbij de peildatum voor vaststelling van het aantal leerlingen op of na 1 januari 2021 ligt.

  • 2. Een op of na 1 januari 2021 reeds afgegeven beschikking kan gelet op de terugwerkende kracht op verzoek worden herzien. Reeds bij het orgaan bekende beschikkingen die vallen onder de werking van het eerste lid zullen actief door het orgaan worden herzien.

  • 3. Indien een bestuursovereenkomst waarop de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers van toepassing is door de gemeente wordt beëindigd voordat de looptijd van de bestuursovereenkomst is verstreken, zal, indien binnen een jaar voor hetzelfde opvangcentrum een nieuwe bestuursovereenkomst in werking treedt en hiervoor een aanvraag wordt ingediend, deze aanvraag worden behandeld als een voortzetting van de eerdere aanvraag.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 februari 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

BIJLAGE I

Indexering

Artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van het besluit

Indexering a =

1

×

Prijsindexcijfer van de bouwkosten van nieuwe woningen, jaar t, tweede kwartaal (bron: CBS, kerncijfers, bouwnijverheid, inclusief btw)

×

MEV, jaar t+1, bruto investeringen door bedrijven in woningen (bron: CPB, Middelen en bestedingen, bijlage 4.3)

MEV, jaar t, bruto investeringen door bedrijven in woningen (bron: CPB, Middelen en bestedingen, bijlage 4.3)

Prijsindexcijfer van de bouwkosten van nieuwe woningen, jaar t–1, tweede kwartaal (bron: CBS, kerncijfers, bouwnijverheid, inclusief btw)

1

Jaar t + 1 staat voor jaar waarvoor het normbedrag wordt vastgesteld.

Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het besluit

           

Indexering b =

1

×

Consumentenprijsindex, alle huishoudens, jaar t, per 1 juli (bron: CBS, Kerncijfers, cijfer van de maand juni jaar t)

×

MEV, jaar t+1 prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie (bron: CPB, Kerngegevens collectieve sector, bijlage 11)

MEV, jaar t, prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie (bron: CPB, Kerngegevens collectieve sector, bijlage 11)

Consumentenprijsindex, alle huishoudens, jaar t–1, per 1 juli (bron: CBS, Kerncijfers, cijfer van de maand juni jaar t–1)

1

Jaar t + 1 staat voor jaar waarvoor het normbedrag wordt vastgesteld.

Artikel 5a, eerste lid, onderdeel c, van het besluit

Indexering is het jaarlijks door de Minister van OCW in het bekostigingsstelsel opgenomen prijsindexcijfer.

Ruimtebehoefte per asielleerling

 

Ruimtebehoefte per asielleerling

2020

5,54

De ruimtebehoefte per asielleerling wordt als volgt bepaald. De achterstandsscore asiel per leerling wordt bepaald volgens de volgende formule:1

Achterstandsscore asiel = (C – D) – (F × (C – G))

Waarbij:

C staat voor landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle basisscholen;

D staat voor onderwijsscore van de leerling;

F staat voor 12%;

G staat voor landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle basisscholen die behoren tot de 15% van alle leerlingen van alle basisscholen met de laagste onderwijsscore.

De waarden van C en G uit de formule zijn landelijk gemiddelden en hebben in een jaar voor alle scholen dezelfde hoogte. Deze worden door het CBS bepaald. In 2020 was de waarde van C 535,36 en de waarde van G 529,54.2

Nu alle asielleerlingen de gemiddelde onderwijsscore van de onderste 15% krijgen toegerekend, betekent dit dat bij het bepalen van de achterstandsscore asiel per leerling D gelijk is aan G.

Vervolgens wordt de ruimtebehoefte per asielleerling bepaald volgens de volgende formule:3

Ruimtebehoefte = 5,03 + (1,40 × achterstandsscore asiel × 7,17%)

Normbedragen voor de jaren 2021 en 2022

artikel 5a, eerste lid

 

2021

2022

onderdeel a

vast normbedrag voor het schoolgebouw

€ 72.630

€ 76.203

onderdeel a

variabel normbedrag voor het schoolgebouw

€ 1.785

€ 1.873

onderdeel a

variabel normbedrag voor het terrein

€ 105,15

€ 110,32

onderdeel b

vast normbedrag voor eerste inrichting, onderwijsleerpakket en meubilair

€ 41.802

€ 42.563

onderdeel b

variabel normbedrag voor eerste inrichting, onderwijsleerpakket en meubilair

€ 146

€ 149

onderdeel c

variabel normbedrag voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie

€ 120

€ 124

onderdeel d

variabel normbedrag voor de onroerende zaak belastingen per vierkante meter per jaar

€ 4,97

€ 4,97

onderdeel e

variabel normbedrag voor verzekerbaar risico per € 1.000 te verzekeren waarde

€ 11,12

€ 11,12

Percentages van het leerlingaantal per opvangmodaliteit:

Het percentage van het leerlingaantal ten opzichte van de voor een nieuwe locatie in de bestuursovereenkomst afgesproken maximale bezetting wordt vastgesteld op 10% voor een regulier opvangcentrum en 15% voor een gezinslocatie.

Bekostigingspercentages voor het schoolgebouw en terrein

maand

Percentage

maand

Percentage

maand

percentage

Maand

percentage

Maand

percentage

1

2,17%

37

56,67%

73

75,33%

109

86,25%

145

94,17%

2

4,33%

38

57,33%

74

75,67%

110

86,50%

146

94,33%

3

6,50%

39

58,00%

75

76,00%

111

86,75%

147

94,50%

4

8,67%

40

58,67%

76

76,33%

112

87,00%

148

94,67%

5

10,83%

41

59,33%

77

76,67%

113

87,25%

149

94,83%

6

13,00%

42

60,00%

78

77,00%

114

87,50%

150

95,00%

7

15,17%

43

60,67%

79

77,33%

115

87,75%

151

95,17%

8

17,33%

44

61,33%

80

77,67%

116

88,00%

152

95,33%

9

19,50%

45

62,00%

81

78,00%

117

88,25%

153

95,50%

10

21,67%

46

62,67%

82

78,33%

118

88,50%

154

95,67%

11

23,83%

47

63,33%

83

78,67%

119

88,75%

155

95,83%

12

26,00%

48

64,00%

84

79,00%

120

89,00%

156

96,00%

13

27,58%

49

64,50%

85

79,33%

121

89,17%

157

96,17%

14

29,17%

50

65,00%

86

79,67%

122

89,33%

158

96,33%

15

30,75%

51

65,50%

87

80,00%

123

89,50%

159

96,50%

16

32,33%

52

66,00%

88

80,33%

124

89,67%

160

96,67%

17

33,92%

53

66,50%

89

80,67%

125

89,83%

161

96,83%

18

35,50%

54

67,00%

90

81,00%

126

90,00%

162

97,00%

19

37,08%

55

67,50%

91

81,33%

127

90,17%

163

97,17%

20

38,67%

56

68,00%

92

81,67%

128

90,33%

164

97,33%

21

40,25%

57

68,50%

93

82,00%

129

90,50%

165

97,50%

22

41,83%

58

69,00%

94

82,33%

130

90,67%

166

97,67%

23

43,42%

59

69,50%

95

82,67%

131

90,83%

167

97,83%

24

45,00%

60

70,00%

96

83,00%

132

91,00%

168

98,00%

25

45,92%

61

70,42%

97

83,25%

133

91,25%

169

98,17%

26

46,83%

62

70,83%

98

83,50%

134

91,50%

170

98,33%

27

47,75%

63

71,25%

99

83,75%

135

91,75%

171

98,50%

28

48,67%

64

71,67%

100

84,00%

136

92,00%

172

98,67%

29

49,58%

65

72,08%

101

84,25%

137

92,25%

173

98,83%

30

50,50%

66

72,50%

102

84,50%

138

92,50%

174

99,00%

31

51,42%

67

72,92%

103

84,75%

139

92,75%

175

99,17%

32

52,33%

68

73,33%

104

85,00%

140

93,00%

176

99,33%

33

53,25%

69

73,75%

105

85,25%

141

93,25%

177

99,50%

34

54,17%

70

74,17%

106

85,50%

142

93,50%

178

99,67%

35

55,08%

71

74,58%

107

85,75%

143

93,75%

179

99,83%

36

56,00%

72

75,00%

108

86,00%

144

94,00%

180

100,00%

TOELICHTING

ALGEMEEN

Onderhavige Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers 2022 (hierna: OHBA-regeling 2022) strekt ertoe de OHBA-regeling uit 1998 te laten vervallen en een nieuwe regeling voor onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers vast te stellen. Hiermee sluit de OHBA-regeling 2022 beter aan bij het huidige kader voor huisvesting van basisonderwijs en de huidige regelgeving van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: het Ministerie van OCW). Tevens is de regeling verduidelijkt en geactualiseerd. Voortaan wordt onder meer niet langer uitgegaan van een weging van leerlingen volgens de gewichtenregeling, maar wordt aangesloten op de huidige systematiek waarbij leerlingen een onderwijsscore krijgen die het risico op een onderwijsachterstand aangeeft. Voorts wordt voor de berekening aangesloten bij de aangepaste normbedragen en de wijze van berekening uit de Modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten4 (hierna: de Modelverordening). Dit heeft ertoe geleid dat de oude OHBA-regeling uit 1998 in het geheel niet langer passend is gebleken en is vervangen door onderhavige regeling.

Toelichting

Het Faciliteitenbesluit opvangcentra regelt in artikel 5a de financiering van de materiële kosten als huisvesting en leermiddelen voor het basisonderwijs aan de kinderen in de COA-opvang. De uitwerking hiervan staat in de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers (OHBA-regeling). De OHBA-regeling wordt door het COA in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: het Ministerie) uitgevoerd. Het COA kent gemeenten op aanvraag onderwijsmiddelen toe bij het sluiten en bij het verlengen van een bestuursovereenkomst, alsmede bij een zogenaamde uitbreiding vanwege de groei van het aantal leerlingen. De OHBA-regeling is in 1998 vastgesteld en sinds die tijd niet noemenswaardig gewijzigd5.

Inmiddels is de OHBA-regeling op een aantal onderdelen gedateerd en niet langer passend gebleken. Gemeenten hebben er in de afgelopen jaren onder meer op gewezen dat het niet altijd meer mogelijk is om aan de informatie te komen die zij bij het indienen van een aanvraag volgens de OHBA-regeling aan het COA zouden moeten aanleveren, dat de drempels in de financiering als onredelijk worden ervaren en dat conform de OHBA-regeling een deel van de uitkering veel later aan gemeenten wordt betaald dan het moment waarop de gemeente de uitgaven doet. Daarnaast blijkt de OHBA-regeling onnodig ingewikkeld en zijn belangrijke onderdelen van de bekostiging voor gemeenten onduidelijk. Met de OHBA-regeling 2022 wordt de regeling gewijzigd, verduidelijkt en geactualiseerd.

Bij het openen van een nieuw opvangcentrum voor asielzoekers is de gemeente verantwoordelijk voor het voorzien in onderwijs aan de leerplichtige kinderen die op dit opvangcentrum verblijven. Voor onder meer de huisvestingskosten van het basisonderwijs kan de gemeente een beroep doen op de OHBA-regeling. In veel gevallen is de financiering van scholen een belangrijk onderdeel van het bestuursakkoord tussen COA en gemeente voor een (langdurige) vestiging van een COA-locatie in een gemeente. Voor het COA is een goede relatie met gemeenten essentieel, naast het belang van goede scholing en bijbehorende middelen voor kinderen die op locaties van het COA verblijven. Een passende en dekkende financiële regeling voor gemeenten en het COA is in dat kader dan ook randvoorwaardelijk.

De belangrijkste wijzigingen

De OHBA-regeling 2022 wordt, naast een algehele verduidelijking en actualisering, op een aantal belangrijke punten gewijzigd.

Weging van het aantal leerlingen en de gewichtenregeling

Bij de berekening van de hoogte van de uitkering werd onder de oude OHBA-regeling uitgegaan van een weging van leerlingen volgens de gewichtenregeling. De gedachte hierachter is dat leerlingen met een onderwijsachterstand meer aandacht nodig hebben en de groepen daardoor kleiner zijn. Dat kan ertoe leiden dat er meer leslokalen nodig zijn, dit leidt dan weer tot hogere kosten voor het basisonderwijs.

Het Ministerie van OCW heeft de regeling vanaf het schooljaar 2019–2020 aangepast. In de OHBA-regeling 2022 wordt hierbij aangesloten. Het Ministerie van OCW geeft basisscholen geld voor de aanpak van onderwijsachterstanden. Tot en met het schooljaar 2018–2019 werd de verdeling van de middelen over scholen volgens de gewichtenregeling gedaan. Scholen moesten voorheen aan de hand van het opleidingsniveau van de ouders of verzorgers van de kinderen een zogenoemd gewicht toekennen aan een leerling (hoe lager het genoten onderwijs des te hoger de gewichtsklasse van het betreffende kind) en kregen op basis van wat zij doorgaven extra bekostiging. Sinds het schooljaar 2019–2020 worden de middelen volgens een nieuwe regeling verdeeld. In deze regeling berekent het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de kans op een onderwijsachterstand van een leerling. Dit wordt gedaan op basis van meer factoren dan alleen het bij het CBS bekende opleidingsniveau van de ouders. Aangezien het CBS over asielzoekersleerlingen weinig of zelfs geen gegevens heeft, worden deze leerlingen automatisch als potentiële achterstandsleerling aangemerkt. Nadat het CBS de onderwijsscores voor alle kinderen heeft bepaald, worden deze met een door het Ministerie van OCW vastgestelde formule samengevoegd naar een achterstandsscore per school.

Voor het berekenen van de hoogte van de oude OHBA-uitkering werden de door scholen vastgestelde gewichten van leerlingen gebruikt. De nieuwe systematiek om tot de onderwijsscores te komen en ook de waarden van deze scores wijken dusdanig af van de oude gewichtenregeling, dat de gewichten in de OHBA-berekening daarom niet zomaar kunnen worden vervangen door de nieuwe onderwijsscores. De OHBA-berekeningssystematiek is hierop aangepast, waarbij leerlingen in de opvang een onderwijsscore krijgen toegekend die meeweegt in de financiering. Het Ministerie van OCW maakt voor de berekening gebruik van gegevens van het CBS. De berekening van de achterstandsscore die wordt gebruikt in onderhavige regeling is gecontroleerd door het CBS. Het CBS publiceert de gegevens over achterstandsscores over het laatst afgesloten schooljaar in februari, voor gebruik in het schooljaar erna. Vervolgens wordt de gemiddelde onderwijsscore berekend uit de onderwijsscores van alle leerlingen waar men gegevens over heeft. Daarna wordt de gemiddelde onderwijsscore van de onderste 15% berekend. Het CBS stelt dat uit verkennende analyses is gebleken dat de gebruikelijke berekening van onderwijsscores bij kinderen met een asielachtergrond, ook waar deze mogelijk zijn, leidde tot een onderschatting van de achterstandsproblematiek. Daarom is gekozen voor een toerekening en krijgen ook kinderen met een asielachtergrond de gemiddelde onderwijsscore van de onderste 15% toegerekend.

Aansluiting bij de systematiek van de Modelverordening van de VNG

Gemeenten hebben een wettelijke zorgplicht voor de huisvesting van het basisonderwijs. Bij het maken van de gemeentelijke verordening voorzieningen huisvesting onderwijs kunnen gemeenten gebruik maken van voorbeelden van de VNG, neergelegd in de Modelverordening. Ook de OHBA-regeling 2022 maakt gebruik van de Modelverordening doordat relevante onderdelen in de berekeningswijze zijn overgenomen, waaronder de wijze waarop de te verwachten achterstand van leerlingen wordt meegenomen en de normbedragen.

De normbedragen worden jaarlijks aangepast met de percentages die volgen uit de van toepassing zijnde Macro-Economische Verkenningen van het Centraal Planbureau voor het jaar van de inwerkingtreding of verlenging van de bestuursovereenkomst en het jaar daarop en de van toepassing zijnde publicatie van het CBS van het jaar van de inwerkingtreding of de verlenging van de bestuursovereenkomst en het jaar daaraan voorafgaand. Op 22 maart 2018 heeft het VNG-bestuur besloten de normbedragen eenmalig met 40% te verhogen, omdat deze achterbleven bij de feitelijke prijsontwikkeling. Vervolgens zijn de bedragen op 1 januari 2021 met een extra 9,6% verhoogd bovenop de normale indexering. In de OHBA-regeling 2022 is aangesloten bij de verhoging van deze normbedragen.

De normbedragen voor de bijdrage aan onroerendezaakbelastingen en verzekeringen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdelen d en e, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra zijn vaststaande tarieven uit de oude OHBA-regeling en maken geen onderdeel uit van de Modelverordening. Deze normbedragen worden om die reden niet standaard jaarlijks geïndexeerd, maar zullen enkel worden geïndexeerd indien hiertoe aanleiding bestaat.

Berekeningssystematiek, normbedragen en bekostigingspercentages

De formules waarmee de verschillende bijdragen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra, kunnen worden berekend zijn ter verduidelijking voortaan kenbaar opgenomen in de OHBA-regeling 2022 zelf. De normbedragen voor de jaren 2021 en 2022 zijn in de bijlage genoemd, evenals de bekostigingspercentages voor het schoolgebouw en terrein.

Minimum vereisten in omvang en vestigingsduur van een opvangcentrum voor asielzoekers

De Nota van toelichting bij de wijziging van het Faciliteitenbesluit opvangcentra uit 1998 stelt voor de financiering van onderwijshuisvesting als regel dat sprake is van een opvangcentrum indien het voorzieningen betreft met zowel een vestigingsduur van één jaar of langer als een opvangcapaciteit van 100 plaatsen of meer7. Later is een minimumlooptijd van zes maanden aangehouden8.

Gemeenten hebben echter de verplichting om ook voor een looptijd korter dan zes maanden het onderwijs te verzorgen, waarbij de hoogste kosten met name in de beginlooptijd vallen. Herhaaldelijk hebben gemeenten dan ook aangedrongen op opheffing van het zes-maanden-criterium. Ook in de Kamer is aangedrongen op afschaffen van dit minimum9. Gelet op deze bezwaren en de actuele ontwikkelingen rondom de opvangcapaciteit en de noodzaak tot het vinden van opvanglocaties, desnoods voor kortere duur, heeft de staatssecretaris besloten niet langer de minimumlooptijd van zes maanden te handhaven en met de OHBA-regeling 2022 komt deze eis dan ook te vervallen.

Het vereiste van een minimumcapaciteit van 100 plaatsen of meer is evenmin nog langer passend bij de onderwijsplicht van gemeenten. Er is regelmatig sprake van kleinschalige opvang, waarbij gemeenten eveneens verplicht zijn het onderwijs te verzorgen. Daarnaast wordt door het Rijk constant gezocht naar mogelijkheden om de asielketen en de opvang verder te flexibiliseren. Het vereiste van een minimumcapaciteit van 100 plaatsen komt dan met de OHBA-regeling 2022 eveneens te vervallen.

Maximum duur voor de uitkering

De uitkering geldt voor de looptijd die vermeld wordt in de bestuursovereenkomst en voor een maximum van vijftien jaar. Voor de looptijd daarna kan de gemeente een opvolgende aanvraag indienen.

Financiële gevolgen

De uitgaven aan de OHBA-regeling verschillen sterk van jaar tot jaar. Dit komt onder meer door het aantal aanvragen en type aanvragen, maar ook door indexering van verschillende normbedragen. De aanpassingen in de berekeningssystematiek maken dat de uitgaven aan de OHBA-regeling 2022 naar verwachting zullen stijgen.

Afwijken van de vaste verandermomenten

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de vaste verandermomenten. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat deze wijziging gelet op de noodzaak voor voldoende opvanglocaties en de daarvoor benodigde financiering van de materiële kosten als huisvesting en leermiddelen voor het basisonderwijs aan de kinderen in de opvang aanmerkelijke publieke nadelen voorkomt (Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL I

Onderdeel A
Artikel 1

In artikel 1 wordt een aantal definities gegeven.

Artikel 2

In artikel 2 wordt geregeld op welke momenten de gemeente een aanvraag op grond van deze regeling kan doen. Dit is mogelijk na het sluiten of verlengen van een bestuursovereenkomst, bij een uitbreiding of bij een opvolgende aanvraag.

Het tweede, derde en vierde lid regelen de peilmomenten in geval van een eerste aanvraag, een opvolgende aanvraag, een uitbreiding en een verlenging. Het peilmoment in geval van inwerkingtreding of verlenging is de datum van de inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst of van de verlenging. Het peilmoment in geval van een opvolgende aanvraag is de dag na de datum waarop de maximale looptijd van vijftien jaar wordt overschreden. In geval van een uitbreiding is het peilmoment de datum waarop de uitbreiding van het leerlingaantal is vastgesteld. Door het hanteren van peilmomenten wordt zeker gesteld dat de juiste normbedragen van toepassing zijn die aldus zijn geïndexeerd voor het jaar waarin de kosten gemaakt worden.

Het vijfde lid stelt een maximumtermijn voor het doen van een aanvraag op grond van deze regeling in geval van een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag. Deze termijn is gesteld op maximaal vijf jaar na inwerkingtreding of verlenging van de bestuursovereenkomst of na het verstrijken van de maximum looptijd van vijftien jaar. Er is gekozen voor een maximumtermijn voor het doen van een aanvraag omdat er dan meer duidelijkheid is over de kosten.

Het zesde lid regelt dat in geval van een uitbreiding een maximum termijn van twee jaar geldt voor het doen van een aanvraag, gerekend vanaf het peilmoment. Er is gekozen voor een maximumtermijn voor het doen van een aanvraag in geval van een uitbreiding omdat er dan meer duidelijkheid is over de kosten. Het is tevens onwenselijk dat een gemeente oneindig lang een aanvraag kan indienen, het is dan immers achteraf lastig bepalen met welke bedragen en dergelijke rekening dient te worden gehouden in de begroting.

In het zevende lid wordt een regeling getroffen voor die gevallen waarin een gemeente een bestuursovereenkomst voortijdig beëindigt. Het COA is dan bevoegd het bedrag voor de resterende looptijd terug te vorderen. Het COA stelt dit bedrag vast aan de hand van de resterende looptijd, waarbij de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het besluit in het geheel niet zal worden teruggevorderd, omdat dit vaste investeringen betreft waar geen geld uit vrijkomt indien de bestuursovereenkomst voortijdig wordt beëindigd.

Het achtste lid regelt dat de eventueel nadien binnen een jaar afgesloten nieuwe overeenkomst voor hetzelfde centrum te behandelen als een voortzetting van de eerste aanvraag. Dit voorkomt de situatie dat een gemeente de hogere, geïndexeerde normbedragen zou krijgen bij het voortijdig beëindigen en vervolgens opnieuw laten ingaan van een bestuursovereenkomst.

Artikel 3

In artikel 3 worden onder meer de normbedragen en wijze van indexeren geregeld. Uit het eerste lid volgt dat de normbedragen volgen uit bijlage I. Uit het tweede lid volgt dat het normbedrag voor het schoolgebouw en het terrein, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra en het normbedrag voor de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra volgen uit bijlage I bij deze regeling. Ook het normbedrag voor de bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie ten behoeve van het primair onderwijs, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel c, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra, volgt uit bijlage 1. Deze normbedragen worden, indien van toepassing, jaarlijks geïndexeerd.

In het derde lid wordt geregeld dat de normbedragen voor de onroerendezaakbelasting en verzekeringen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdelen d en e, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra, zoals eveneens onder de oude OHBA-regeling, niet worden geïndexeerd. Het belang op het totaalbedrag is beperkt, de variatie in regelingen tussen gemeenten en tussen verzekeraars is groot en een reëel gemiddelde kan niet worden gegeven.

Het vierde lid regelt dat de minister kan besluiten tot aanpassing van de normbedragen. Aanleiding kan bij voorbeeld een kostenstijging zijn door aanpassingen in het Bouwbesluit. Verhoging van de normbedragen zou dan noodzakelijk kunnen zijn om gemeenten te compenseren voor de kostenstijging.

Artikel 4

Artikel 4 ziet op de looptijd van een aanvraag op grond van deze regeling. Uit het eerste lid volgt dat deze gelijk is aan de looptijd van de bestuursovereenkomst, maar met een maximum van vijftien jaar. Het tweede lid regelt dat de looptijd start op de peilmomenten die volgen uit artikel 2. Het derde lid regelt dat na vijftien jaar een opvolgende aanvraag kan worden ingediend. Uit het vierde lid volgt dat indien een verlenging de maximale looptijd van vijftien jaar overschrijdt de uitkering voor de looptijd na vijftien jaar wordt berekend als ware het een eerste aanvraag. Een voorbeeld is het geval waarin er al een beschikking is afgegeven voor twaalf jaar. Hierna volgt een verlenging van de bestuursovereenkomst met zes jaar. In de beschikking wordt dan eerst de uitkering voor drie jaar berekend om de looptijd van maximaal vijftien jaar vol te maken en wordt daarna nog voor de volgende drie jaar de uitkering berekend als ware het een nieuwe aanvraag.

Uit het vijfde lid volgt dat zowel de bijdrage voor de resterende looptijd als de bijdrage voor de looptijd na vijftien jaar tegelijkertijd worden toegekend. Het zesde lid regelt tot slot dat een verlenging van de bestuursovereenkomst met vijftien jaar of meer in alle gevallen wordt behandeld als een opvolgende aanvraag.

Artikel 5

In artikel 5 wordt geregeld op welke wijze het aantal leerlingen waarmee in geval van een aanvraag kan worden gerekend wordt vastgesteld. Het eerste lid geeft de berekening weer die wordt gebruikt bij een eerste aanvraag voor die gevallen waarin het aantal leerlingen nog onbekend is.

Uit het tweede lid volgt dat de minister per opvangmodaliteit vaststelt welk percentage van de in de bestuursovereenkomst afgesproken maximale bezetting genomen kan worden bij de berekening van het leerlingaantal. Deze percentages volgen uit bijlage I bij deze regeling. De reden hiervoor is gelegen in mogelijkheid van veranderingen in de instroom, die kunnen ertoe leiden dat de minister het percentage aanpast. Ook gelden er per opvangmodaliteit verschillende percentages omdat erop bijvoorbeeld de gezinslocaties gemiddeld genomen sprake is van meer kinderen dan in een regulier opvangcentrum.

Het derde lid regelt dat het bij een eerste of verlengingsaanvraag gaat om het totale aantal leerlingen op het peilmoment. Het vierde lid regelt het peilmoment voor telling van het leerlingaantal bij verlenging en bij een opvolgende aanvraag, waarbij in geval van een verlenging het aantal leerlingen minimaal gelijk gesteld wordt aan dat van de voorafgaande beschikkingen binnen het tijdvak van vijftien jaar. Gedachte hierachter is dat bij een krimp van het aantal leerlingen binnen de looptijd de kosten voor het schoolgebouw door de betreffende gemeente reeds zijn gemaakt. Het vijfde lid regelt dat het in geval van een uitbreiding gaat om het extra aantal leerlingen, te weten het verschil tussen het aantal leerlingen op het peilmoment en het totale aantal uit de eerdere beschikking of beschikkingen. In geval van een eerdere uitbreiding zal het aantal leerlingen in geval van een verlenging niet lager liggen dat het aantal van de eerdere beschikking of beschikkingen.

Het zesde lid regelt tot slot welke peildata worden aangehouden voor de telling van het aantal leerlingen. Hierbij wordt gekeken naar de telling van het aantal leerlingen dat onderwijs volgt op de school op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober van dat jaar. In geval de uitbreiding ziet op vijf of minder leerlingen is het peilmoment 1 oktober van elk jaar. Onder de oude OHBA-regeling kon een aanvraag om uitbreiding worden ingediend als er een nieuwe groep leerlingen bij kwam. Onder de nieuwe OHBA-regeling 2022 is het aantal leerlingen bepalend. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid voor het COA is gekozen voor een verschil in momenten waarop een uitbreiding kan worden gevraagd. De knip is daarbij gemaakt bij vijf leerlingen. In geval van vijf leerlingen of minder kan slechts één keer per jaar een aanvraag worden ingediend, dit ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de regeling.

Artikel 6

In artikel 6 wordt de berekeningswijze gegeven voor het berekenen van een aantal bijdragen op grond van deze regeling. Voor het berekenen van het aantal vierkante meters in geval van een eerste aanvraag, een verlengingsaanvraag en een opvolgende aanvraag geeft het eerste lid de formule. Het tweede lid bevat de formule voor de berekening in geval van uitbreiding.

Het derde lid bevat de formule die wordt gebruikt om de waarde van de huisvesting in geval van een eerste, verlengings- of opvolgende aanvraag te berekenen. Het vierde lid regelt voor dezelfde bijdrage de formule in geval van een uitbreiding.

Uit het vijfde volgt de formule die wordt gebruikt bij het berekenen van de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, zowel in het geval van een eerste, verlengings- of opvolgende aanvraag. Het zesde lid bevat weer de formule die wordt gebruikt in het geval van een uitbreiding.

Tot slot volgt uit het zevende lid dat voor de berekening telkens de looptijd rekenkundig wordt afgerond op twee cijfers achter de komma en met een maximum van vijftien jaar.

Artikel 7

In artikel 7 wordt de berekeningswijze van de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra geregeld. Dit betreft de bijdrage in voor het schoolgebouw en een bijdrage voor het terrein.

Uit tweede lid volgt de formule die wordt gebruikt om de bijdrage voor het schoolgebouw in geval van een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag te berekenen.

Uit het derde lid volgt de formule voor de berekening van de bijdrage voor het terrein.

Uit het vierde lid volgt dat voor het vaststellen van de bekostigingspercentages de looptijd naar boven wordt afgerond op hele maanden. Het vijfde lid bevat de formule voor de berekening van het bekostigingspercentage in geval van een verlengingsaanvraag.

Uit het zesde lid volgt de formule voor de berekening van de bijdrage voor het schoolgebouw in geval van een verlengingsaanvraag.

Uit het zevende lid volgt de formule voor de berekening van de bijdrage voor het terrein in geval van een verlengingsaanvraag.

Uit het achtste lid volgt het bekostigingspercentage bij een uitbreiding. Het negende lid bevat de formule voor de berekening van de bijdrage voor het schoolgebouw in geval van een uitbreiding.

Het tiende lid bevat de formule die wordt gebruikt in geval van de berekening van de bijdrage voor het terrein bij een uitbreiding.

Artikel 8

Artikel 8 betreft de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra. Het eerst lid regelt dat deze bijdrage bestaat uit een bijdrage voor de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair van een schoollocatie. Het tweede lid meldt dat de bijdrage bedoeld in het eerste lid bij een eerste aanvraag of een opvolgende aanvraag gelijk is aan de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, vijfde lid. Het derde lid regelt dat de bijdrage, bedoeld in het eerste lid bij een uitbreiding gelijk is aan de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, zesde lid.

Het vierde lid regelt dat deze kosten niet worden vergoed in geval van een verlengingsaanvraag. Gedachte hierachter is dat deze middelen langer meegaan en niet opnieuw hoeven te worden aangeschaft bij een verlenging.

Artikel 9

Artikel 9 betreft de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel c, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra. Uit het eerste lid volgt dat deze bijdrage bestaat uit een bijdrage voor de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie ten behoeve van het primair onderwijs. Uit het tweede lid volgt de formule die wordt gebruikt om de bijdrage vast te stellen in geval van een eerste aanvraag, een verlenging of een opvolgende aanvraag. Uit het derde lid volgt de formule die wordt gebruikt om de bijdrage vast te stellen in geval van een uitbreiding.

Artikel 10

In artikel 10 wordt geregeld op welke wijze de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel d, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra, wordt berekend. Dit betreft de bijdrage in de onroerendezaakbelastingen.

Uit het tweede lid volgt de formule voor de berekening van deze bijdrage in geval een eerste aanvraag, verlengingsaanvraag of opvolgende aanvraag. Het derde lid bevat de formule voor de berekening van deze bijdrage in geval van een uitbreiding. In het tweede en derde lid wordt gesproken van een vast normbedrag voor de onroerendezaakbelastingen dat niet wordt geïndexeerd. Indien er aanleiding blijkt te zijn deze normbedragen te indexeren kan hiertoe alsnog worden overgegaan.

Het normbedrag voor de onroerendezaakbelastingen is derhalve gebaseerd op het normbedrag in de oude OHBA-regeling.

Artikel 11

In artikel 11 wordt geregeld op welke wijze de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel e, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra, wordt berekend. Dit betreft de bijdrage in de kosten van de verzekering van de roerende en onroerende zaken. De verzekering bestaat uit een brandverzekering, een uitgebreide gevarenverzekering, een glasverzekering, een verzekering tegen risico van buitenvandalisme en een eigen gebrek- constructiefoutenverzekering.

Het tweede lid bevat de formule waarmee deze bijdrage wordt berekend in geval van een eerste of opvolgende aanvraag. Het derde lid bevat de formule voor de berekening van deze bijdrage in geval van een verlengingsaanvraag, het vierde lid bevat de formule die kan worden gebruikt in geval van een uitbreiding.

Artikel 12

Artikel 12 bewerkstelligt dat met de inwerkingtreding van onderhavige regeling de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers komt te vervallen.

Artikel 13

Artikel 13 bewerkstelligt dat onderhavige regeling zal worden aangehaald als OHBA-regeling 2022.

Artikel 14

Artikel 14 bewerkstelligt dat onderhavige regeling in werking treedt op 1 april 2022 en terug werkt tot en met 1 januari 2021. Daarmee is de regeling van toepassing op eerste aanvragen, verlengingsaanvragen en opvolgende aanvragen waarbij de datum van inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst, van de verlenging van de bestuursovereenkomst of de dag na de datum waarop de maximale looptijd van vijftien jaar is overschreden op of na 1 januari 2021 valt. De regeling is tevens van toepassing op uitbreidingen waarbij de peildatum voor vaststelling van het aantal leerlingen op of na 1 januari 2021 ligt. Terugwerkende kracht in de regeling maakt het mogelijk om de door gemeenten aangedragen knelpunten, die zich in 2021 enkele malen hebben voorgedaan, vanaf 1 januari 2021 te verhelpen.

Het tweede lid verduidelijkt dat een op of na 1 januari 2021 reeds afgegeven beschikking gelet op de terugwerkende kracht op verzoek kan worden herzien. Reeds bij het orgaan bekende beschikkingen die vallen onder de werking van het eerste lid zullen actief door het orgaan worden herzien. Indien een gemeente echter meent voor herziening in aanmerking te komen is het ook mogelijk daartoe zelf een verzoek bij het orgaan in te dienen. Het derde lid voorziet tot slot in een regeling voor die gevallen waarin een bestuursovereenkomst door de gemeente na publicatie van deze regeling wordt beëindigd voordat de looptijd van de bestuursovereenkomst is verstreken. In die gevallen zal een eventuele nadien voor hetzelfde opvangcentrum door de betreffende gemeente afgesloten nieuwe bestuursovereenkomst worden behandeld als een voortzetting van de eerste aanvraag op grond van de OHBA-regeling zoals deze gold voor inwerkingtreding van deze regeling. Hiermee wordt voorkomen dat ten onrechte de OHBA-regeling 2022 van toepassing wordt op een nieuwe bestuursovereenkomst die onder de oude regeling is afgesloten.

Bijlage I

Uit de bijlage volgt onder meer de wijze van indexering van de bijdragen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van het besluit. Jaar t + 1 en jaar t – 1 staan worden als volgt geduid. Voor het jaar 2022 is jaar t: 2021. Jaar t + 1 is 2022 en jaar t – 1 is 2020.

Ook volgen de normbedragen voor de jaren 2021 en 2022 uit de tabel in de bijlage. De normbedragen zullen deels jaarlijks worden geïndexeerd op de wijze die volgt uit artikel 2.

De minister kan de percentages van het leerlingaantal per opvangmodaliteit aanpassen indien er bijvoorbeeld sprake is van veranderingen in de instroom. Ook gelden er per opvangmodaliteit verschillende percentages omdat er op bijvoorbeeld de gezinslocaties gemiddeld genomen sprake is van meer kinderen die basisonderwijs volgen dan in een regulier opvangcentrum.

De ruimtebehoefte per asielleerling volgt uit twee verschillende bronnen. In deze factor zit naast het vloeroppervlak van de Modelverordening ook de toeslag in verband met de achterstand van asielleerlingen. De gedachte is dat leerlingen met een achterstand les moeten krijgen in kleinere groepen, er zijn dan meer vierkante meters gebouw nodig.

Het CBS stelt dat de hoogte van de achterstandsscore voor meerdere jaren min of mee gelijk is, tenzij omvang en samenstelling van de populatie verschillen veroorzaken. De samenstelling van de populatie zal van jaar op jaar weinig variëren nu de onderwijsscores in een jaar voor alle kinderen worden vastgesteld op het landelijk gemiddelde van de onderste 15%. Daarom wordt de ruimtebehoefte per asielleerling slechts iedere 5 jaar herzien met behulp van gegevens van het CBS.

De minister kan de percentages van het leerlingaantal per opvangmodaliteit aanpassen indien er bijvoorbeeld sprake is van veranderingen in de instroom. Ook gelden er per opvangmodaliteit verschillende percentages omdat er op bijvoorbeeld de gezinslocaties gemiddeld genomen sprake is van meer kinderen die basisonderwijs volgen dan in een regulier azc. De hoogte van het bekostigingspercentage is afhankelijk van het aantal maanden looptijd van de eerste aanvraag, de verlenging of de uitbreiding en geeft aan in welke mate normbedragen worden vergoed.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Bron: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2021/05/achterstandsscores-per-school-2020, tabel onder tabblad Toelichting, waarbij E komt te vervallen omdat de achterstandsscore asiel per leerling wordt bepaald.

X Noot
3

Modelverordening VNG (oktober 2020), Bijlage III, onder B.1.1.

X Noot
5

De OHBA-regeling is enkel gewijzigd bij de overgang van de gulden naar de euro.

X Noot
7

Besluit van 8 juni 1998, houdende wijziging van het Faciliteitenbesluit opvangcentra in verband met de toevoeging van een grondslag voor de verstrekking van een uitkering aan gemeenten ten behoeve van de huisvesting van basisonderwijsvoorzieningen aan asielzoekers (Stb. 1998, 347), nota van toelichting (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-347.html)

Naar boven