TOELICHTING
ALGEMEEN
Onderhavige Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers
2022 (hierna: OHBA-regeling 2022) strekt ertoe de OHBA-regeling uit 1998 te
laten vervallen en een nieuwe regeling voor onderwijshuisvestingsbudgetten
asielzoekers vast te stellen. Hiermee sluit de OHBA-regeling 2022 beter aan bij
het huidige kader voor huisvesting van basisonderwijs en de huidige regelgeving
van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: het Ministerie
van OCW). Tevens is de regeling verduidelijkt en geactualiseerd. Voortaan wordt
onder meer niet langer uitgegaan van een weging van leerlingen volgens de
gewichtenregeling, maar wordt aangesloten op de huidige systematiek waarbij
leerlingen een onderwijsscore krijgen die het risico op een
onderwijsachterstand aangeeft. Voorts wordt voor de berekening aangesloten bij
de aangepaste normbedragen en de wijze van berekening uit de Modelverordening
voorzieningen huisvesting onderwijs van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten4 (hierna: de Modelverordening). Dit heeft ertoe geleid dat de
oude OHBA-regeling uit 1998 in het geheel niet langer passend is gebleken en is
vervangen door onderhavige regeling.
Toelichting
Het Faciliteitenbesluit opvangcentra regelt in artikel 5a de
financiering van de materiële kosten als huisvesting en leermiddelen voor het
basisonderwijs aan de kinderen in de COA-opvang. De uitwerking hiervan staat in
de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers (OHBA-regeling). De
OHBA-regeling wordt door het COA in opdracht van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid (hierna: het Ministerie) uitgevoerd. Het COA kent gemeenten op
aanvraag onderwijsmiddelen toe bij het sluiten en bij het verlengen van een
bestuursovereenkomst, alsmede bij een zogenaamde uitbreiding vanwege de groei
van het aantal leerlingen. De OHBA-regeling is in 1998 vastgesteld en sinds die
tijd niet noemenswaardig gewijzigd5.
Inmiddels is de OHBA-regeling op een aantal onderdelen gedateerd
en niet langer passend gebleken. Gemeenten hebben er in de afgelopen jaren
onder meer op gewezen dat het niet altijd meer mogelijk is om aan de informatie
te komen die zij bij het indienen van een aanvraag volgens de OHBA-regeling aan
het COA zouden moeten aanleveren, dat de drempels in de financiering als
onredelijk worden ervaren en dat conform de OHBA-regeling een deel van de
uitkering veel later aan gemeenten wordt betaald dan het moment waarop de
gemeente de uitgaven doet. Daarnaast blijkt de OHBA-regeling onnodig
ingewikkeld en zijn belangrijke onderdelen van de bekostiging voor gemeenten
onduidelijk. Met de OHBA-regeling 2022 wordt de regeling gewijzigd,
verduidelijkt en geactualiseerd.
Bij het openen van een nieuw opvangcentrum voor asielzoekers is
de gemeente verantwoordelijk voor het voorzien in onderwijs aan de
leerplichtige kinderen die op dit opvangcentrum verblijven. Voor onder meer de
huisvestingskosten van het basisonderwijs kan de gemeente een beroep doen op de
OHBA-regeling. In veel gevallen is de financiering van scholen een belangrijk
onderdeel van het bestuursakkoord tussen COA en gemeente voor een (langdurige)
vestiging van een COA-locatie in een gemeente. Voor het COA is een goede
relatie met gemeenten essentieel, naast het belang van goede scholing en
bijbehorende middelen voor kinderen die op locaties van het COA verblijven. Een
passende en dekkende financiële regeling voor gemeenten en het COA is in dat
kader dan ook randvoorwaardelijk.
De belangrijkste wijzigingen
De OHBA-regeling 2022 wordt, naast een algehele verduidelijking
en actualisering, op een aantal belangrijke punten gewijzigd.
Weging van het aantal leerlingen en de
gewichtenregeling
Bij de berekening van de hoogte van de uitkering werd onder de
oude OHBA-regeling uitgegaan van een weging van leerlingen volgens de
gewichtenregeling. De gedachte hierachter is dat leerlingen met een
onderwijsachterstand meer aandacht nodig hebben en de groepen daardoor kleiner
zijn. Dat kan ertoe leiden dat er meer leslokalen nodig zijn, dit leidt dan
weer tot hogere kosten voor het basisonderwijs.
Het Ministerie van OCW heeft de regeling vanaf het schooljaar
2019–2020 aangepast. In de OHBA-regeling 2022 wordt hierbij aangesloten. Het
Ministerie van OCW geeft basisscholen geld voor de aanpak van
onderwijsachterstanden. Tot en met het schooljaar 2018–2019 werd de verdeling
van de middelen over scholen volgens de gewichtenregeling gedaan. Scholen
moesten voorheen aan de hand van het opleidingsniveau van de ouders of
verzorgers van de kinderen een zogenoemd gewicht toekennen aan een leerling
(hoe lager het genoten onderwijs des te hoger de gewichtsklasse van het
betreffende kind) en kregen op basis van wat zij doorgaven extra bekostiging.
Sinds het schooljaar 2019–2020 worden de middelen volgens een nieuwe regeling
verdeeld. In deze regeling berekent het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) de kans op een onderwijsachterstand van een leerling. Dit wordt gedaan op
basis van meer factoren dan alleen het bij het CBS bekende opleidingsniveau van
de ouders. Aangezien het CBS over asielzoekersleerlingen weinig of zelfs geen
gegevens heeft, worden deze leerlingen automatisch als potentiële
achterstandsleerling aangemerkt. Nadat het CBS de onderwijsscores voor alle
kinderen heeft bepaald, worden deze met een door het Ministerie van OCW
vastgestelde formule samengevoegd naar een achterstandsscore per school.
Voor het berekenen van de hoogte van de oude OHBA-uitkering
werden de door scholen vastgestelde gewichten van leerlingen gebruikt. De
nieuwe systematiek om tot de onderwijsscores te komen en ook de waarden van
deze scores wijken dusdanig af van de oude gewichtenregeling, dat de gewichten
in de OHBA-berekening daarom niet zomaar kunnen worden vervangen door de nieuwe
onderwijsscores. De OHBA-berekeningssystematiek is hierop aangepast, waarbij
leerlingen in de opvang een onderwijsscore krijgen toegekend die meeweegt in de
financiering. Het Ministerie van OCW maakt voor de berekening gebruik van
gegevens van het CBS. De berekening van de achterstandsscore die wordt gebruikt
in onderhavige regeling is gecontroleerd door het CBS. Het CBS publiceert de
gegevens over achterstandsscores over het laatst afgesloten schooljaar in
februari, voor gebruik in het schooljaar erna. Vervolgens wordt de gemiddelde
onderwijsscore berekend uit de onderwijsscores van alle leerlingen waar men
gegevens over heeft. Daarna wordt de gemiddelde onderwijsscore van de onderste
15% berekend. Het CBS stelt dat uit verkennende analyses is gebleken dat de
gebruikelijke berekening van onderwijsscores bij kinderen met een
asielachtergrond, ook waar deze mogelijk zijn, leidde tot een onderschatting
van de achterstandsproblematiek. Daarom is gekozen voor een toerekening en
krijgen ook kinderen met een asielachtergrond de gemiddelde onderwijsscore van
de onderste 15% toegerekend.
Aansluiting bij de systematiek van de Modelverordening van
de VNG
Gemeenten hebben een wettelijke zorgplicht voor de huisvesting
van het basisonderwijs. Bij het maken van de gemeentelijke verordening
voorzieningen huisvesting onderwijs kunnen gemeenten gebruik maken van
voorbeelden van de VNG, neergelegd in de Modelverordening. Ook de OHBA-regeling
2022 maakt gebruik van de Modelverordening doordat relevante onderdelen in de
berekeningswijze zijn overgenomen, waaronder de wijze waarop de te verwachten
achterstand van leerlingen wordt meegenomen en de normbedragen.
De normbedragen worden jaarlijks aangepast met de percentages die
volgen uit de van toepassing zijnde Macro-Economische Verkenningen van het
Centraal Planbureau voor het jaar van de inwerkingtreding of verlenging van de
bestuursovereenkomst en het jaar daarop en de van toepassing zijnde publicatie
van het CBS van het jaar van de inwerkingtreding of de verlenging van de
bestuursovereenkomst en het jaar daaraan voorafgaand. Op 22 maart 2018 heeft
het VNG-bestuur besloten de normbedragen eenmalig met 40% te verhogen, omdat
deze achterbleven bij de feitelijke prijsontwikkeling. Vervolgens zijn de
bedragen op 1 januari 2021 met een extra 9,6% verhoogd bovenop de normale
indexering. In de OHBA-regeling 2022 is aangesloten bij de verhoging van deze
normbedragen.
De normbedragen voor de bijdrage aan onroerendezaakbelastingen en
verzekeringen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdelen d en e, van het
Faciliteitenbesluit opvangcentra zijn vaststaande tarieven uit de oude
OHBA-regeling en maken geen onderdeel uit van de Modelverordening. Deze
normbedragen worden om die reden niet standaard jaarlijks geïndexeerd, maar
zullen enkel worden geïndexeerd indien hiertoe aanleiding bestaat.
Berekeningssystematiek, normbedragen en
bekostigingspercentages
De formules waarmee de verschillende bijdragen, bedoeld in
artikel 5a, eerste lid, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra, kunnen worden
berekend zijn ter verduidelijking voortaan kenbaar opgenomen in de
OHBA-regeling 2022 zelf. De normbedragen voor de jaren 2021 en 2022 zijn in de
bijlage genoemd, evenals de bekostigingspercentages voor het schoolgebouw en
terrein.
Minimum vereisten in omvang en vestigingsduur van een
opvangcentrum voor asielzoekers
De Nota van toelichting bij de wijziging van het
Faciliteitenbesluit opvangcentra uit 1998 stelt voor de financiering van
onderwijshuisvesting als regel dat sprake is van een opvangcentrum indien het
voorzieningen betreft met zowel een vestigingsduur van één jaar of langer als
een opvangcapaciteit van 100 plaatsen of meer7. Later is een minimumlooptijd van zes maanden
aangehouden8.
Gemeenten hebben echter de verplichting om ook voor een looptijd
korter dan zes maanden het onderwijs te verzorgen, waarbij de hoogste kosten
met name in de beginlooptijd vallen. Herhaaldelijk hebben gemeenten dan ook
aangedrongen op opheffing van het zes-maanden-criterium. Ook in de Kamer is
aangedrongen op afschaffen van dit minimum9. Gelet op deze bezwaren en de actuele ontwikkelingen rondom
de opvangcapaciteit en de noodzaak tot het vinden van opvanglocaties, desnoods
voor kortere duur, heeft de staatssecretaris besloten niet langer de
minimumlooptijd van zes maanden te handhaven en met de OHBA-regeling 2022 komt
deze eis dan ook te vervallen.
Het vereiste van een minimumcapaciteit van 100 plaatsen of meer
is evenmin nog langer passend bij de onderwijsplicht van gemeenten. Er is
regelmatig sprake van kleinschalige opvang, waarbij gemeenten eveneens
verplicht zijn het onderwijs te verzorgen. Daarnaast wordt door het Rijk
constant gezocht naar mogelijkheden om de asielketen en de opvang verder te
flexibiliseren. Het vereiste van een minimumcapaciteit van 100 plaatsen komt
dan met de OHBA-regeling 2022 eveneens te vervallen.
Maximum duur voor de uitkering
De uitkering geldt voor de looptijd die vermeld wordt in de
bestuursovereenkomst en voor een maximum van vijftien jaar. Voor de looptijd
daarna kan de gemeente een opvolgende aanvraag indienen.
Financiële gevolgen
De uitgaven aan de OHBA-regeling verschillen sterk van jaar tot
jaar. Dit komt onder meer door het aantal aanvragen en type aanvragen, maar ook
door indexering van verschillende normbedragen. De aanpassingen in de
berekeningssystematiek maken dat de uitgaven aan de OHBA-regeling 2022 naar
verwachting zullen stijgen.
Afwijken van de vaste verandermomenten
De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee
maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste
Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt
af van de vaste verandermomenten. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat
deze wijziging gelet op de noodzaak voor voldoende opvanglocaties en de
daarvoor benodigde financiering van de materiële kosten als huisvesting en
leermiddelen voor het basisonderwijs aan de kinderen in de opvang aanmerkelijke
publieke nadelen voorkomt (Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de
Aanwijzingen voor de regelgeving).
ARTIKELSGEWIJS
ARTIKEL I
Onderdeel A
Artikel 1
In artikel 1 wordt een aantal definities gegeven.
Artikel 2
In artikel 2 wordt geregeld op welke momenten de gemeente een
aanvraag op grond van deze regeling kan doen. Dit is mogelijk na het sluiten of
verlengen van een bestuursovereenkomst, bij een uitbreiding of bij een
opvolgende aanvraag.
Het tweede, derde en vierde lid regelen de peilmomenten in
geval van een eerste aanvraag, een opvolgende aanvraag, een uitbreiding en een
verlenging. Het peilmoment in geval van inwerkingtreding of verlenging is de
datum van de inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst of van de verlenging.
Het peilmoment in geval van een opvolgende aanvraag is de dag na de datum
waarop de maximale looptijd van vijftien jaar wordt overschreden. In geval van
een uitbreiding is het peilmoment de datum waarop de uitbreiding van het
leerlingaantal is vastgesteld. Door het hanteren van peilmomenten wordt zeker
gesteld dat de juiste normbedragen van toepassing zijn die aldus zijn
geïndexeerd voor het jaar waarin de kosten gemaakt worden.
Het vijfde lid stelt een maximumtermijn voor het doen van een
aanvraag op grond van deze regeling in geval van een eerste aanvraag, een
verlenging of een opvolgende aanvraag. Deze termijn is gesteld op maximaal vijf
jaar na inwerkingtreding of verlenging van de bestuursovereenkomst of na het
verstrijken van de maximum looptijd van vijftien jaar. Er is gekozen voor een
maximumtermijn voor het doen van een aanvraag omdat er dan meer duidelijkheid
is over de kosten.
Het zesde lid regelt dat in geval van een uitbreiding een
maximum termijn van twee jaar geldt voor het doen van een aanvraag, gerekend
vanaf het peilmoment. Er is gekozen voor een maximumtermijn voor het doen van
een aanvraag in geval van een uitbreiding omdat er dan meer duidelijkheid is
over de kosten. Het is tevens onwenselijk dat een gemeente oneindig lang een
aanvraag kan indienen, het is dan immers achteraf lastig bepalen met welke
bedragen en dergelijke rekening dient te worden gehouden in de begroting.
In het zevende lid wordt een regeling getroffen voor die
gevallen waarin een gemeente een bestuursovereenkomst voortijdig beëindigt. Het
COA is dan bevoegd het bedrag voor de resterende looptijd terug te vorderen.
Het COA stelt dit bedrag vast aan de hand van de resterende looptijd, waarbij
de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van het besluit in
het geheel niet zal worden teruggevorderd, omdat dit vaste investeringen
betreft waar geen geld uit vrijkomt indien de bestuursovereenkomst voortijdig
wordt beëindigd.
Het achtste lid regelt dat de eventueel nadien binnen een
jaar afgesloten nieuwe overeenkomst voor hetzelfde centrum te behandelen als
een voortzetting van de eerste aanvraag. Dit voorkomt de situatie dat een
gemeente de hogere, geïndexeerde normbedragen zou krijgen bij het voortijdig
beëindigen en vervolgens opnieuw laten ingaan van een
bestuursovereenkomst.
Artikel 3
In artikel 3 worden onder meer de normbedragen en wijze van
indexeren geregeld. Uit het eerste lid volgt dat de normbedragen volgen uit
bijlage I. Uit het tweede lid volgt dat het normbedrag voor het schoolgebouw en
het terrein, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van het
Faciliteitenbesluit opvangcentra en het normbedrag voor de eerste inrichting,
het onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 5a, eerste lid,
onderdeel b, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra volgen uit bijlage I bij
deze regeling. Ook het normbedrag voor de bijdrage voor de stichting en
materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie ten behoeve van het
primair onderwijs, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel c, van het
Faciliteitenbesluit opvangcentra, volgt uit bijlage 1. Deze normbedragen
worden, indien van toepassing, jaarlijks geïndexeerd.
In het derde lid wordt geregeld dat de normbedragen voor de
onroerendezaakbelasting en verzekeringen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid,
onderdelen d en e, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra, zoals eveneens
onder de oude OHBA-regeling, niet worden geïndexeerd. Het belang op het
totaalbedrag is beperkt, de variatie in regelingen tussen gemeenten en tussen
verzekeraars is groot en een reëel gemiddelde kan niet worden gegeven.
Het vierde lid regelt dat de minister kan besluiten tot
aanpassing van de normbedragen. Aanleiding kan bij voorbeeld een kostenstijging
zijn door aanpassingen in het Bouwbesluit. Verhoging van de normbedragen zou
dan noodzakelijk kunnen zijn om gemeenten te compenseren voor de
kostenstijging.
Artikel 4
Artikel 4 ziet op de looptijd van een aanvraag op grond van
deze regeling. Uit het eerste lid volgt dat deze gelijk is aan de looptijd van
de bestuursovereenkomst, maar met een maximum van vijftien jaar. Het tweede lid
regelt dat de looptijd start op de peilmomenten die volgen uit artikel 2. Het
derde lid regelt dat na vijftien jaar een opvolgende aanvraag kan worden
ingediend. Uit het vierde lid volgt dat indien een verlenging de maximale
looptijd van vijftien jaar overschrijdt de uitkering voor de looptijd na
vijftien jaar wordt berekend als ware het een eerste aanvraag. Een voorbeeld is
het geval waarin er al een beschikking is afgegeven voor twaalf jaar. Hierna
volgt een verlenging van de bestuursovereenkomst met zes jaar. In de
beschikking wordt dan eerst de uitkering voor drie jaar berekend om de looptijd
van maximaal vijftien jaar vol te maken en wordt daarna nog voor de volgende
drie jaar de uitkering berekend als ware het een nieuwe aanvraag.
Uit het vijfde lid volgt dat zowel de bijdrage voor de
resterende looptijd als de bijdrage voor de looptijd na vijftien jaar
tegelijkertijd worden toegekend. Het zesde lid regelt tot slot dat een
verlenging van de bestuursovereenkomst met vijftien jaar of meer in alle
gevallen wordt behandeld als een opvolgende aanvraag.
Artikel 5
In artikel 5 wordt geregeld op welke wijze het aantal
leerlingen waarmee in geval van een aanvraag kan worden gerekend wordt
vastgesteld. Het eerste lid geeft de berekening weer die wordt gebruikt bij een
eerste aanvraag voor die gevallen waarin het aantal leerlingen nog onbekend
is.
Uit het tweede lid volgt dat de minister per opvangmodaliteit
vaststelt welk percentage van de in de bestuursovereenkomst afgesproken
maximale bezetting genomen kan worden bij de berekening van het leerlingaantal.
Deze percentages volgen uit bijlage I bij deze regeling. De reden hiervoor is
gelegen in mogelijkheid van veranderingen in de instroom, die kunnen ertoe
leiden dat de minister het percentage aanpast. Ook gelden er per
opvangmodaliteit verschillende percentages omdat erop bijvoorbeeld de
gezinslocaties gemiddeld genomen sprake is van meer kinderen dan in een
regulier opvangcentrum.
Het derde lid regelt dat het bij een eerste of
verlengingsaanvraag gaat om het totale aantal leerlingen op het peilmoment. Het
vierde lid regelt het peilmoment voor telling van het leerlingaantal bij
verlenging en bij een opvolgende aanvraag, waarbij in geval van een verlenging
het aantal leerlingen minimaal gelijk gesteld wordt aan dat van de voorafgaande
beschikkingen binnen het tijdvak van vijftien jaar. Gedachte hierachter is dat
bij een krimp van het aantal leerlingen binnen de looptijd de kosten voor het
schoolgebouw door de betreffende gemeente reeds zijn gemaakt. Het vijfde lid
regelt dat het in geval van een uitbreiding gaat om het extra aantal
leerlingen, te weten het verschil tussen het aantal leerlingen op het
peilmoment en het totale aantal uit de eerdere beschikking of beschikkingen. In
geval van een eerdere uitbreiding zal het aantal leerlingen in geval van een
verlenging niet lager liggen dat het aantal van de eerdere beschikking of
beschikkingen.
Het zesde lid regelt tot slot welke peildata worden
aangehouden voor de telling van het aantal leerlingen. Hierbij wordt gekeken
naar de telling van het aantal leerlingen dat onderwijs volgt op de school op
1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober van dat jaar. In geval de uitbreiding
ziet op vijf of minder leerlingen is het peilmoment 1 oktober van elk jaar.
Onder de oude OHBA-regeling kon een aanvraag om uitbreiding worden ingediend
als er een nieuwe groep leerlingen bij kwam. Onder de nieuwe OHBA-regeling 2022
is het aantal leerlingen bepalend. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid voor het
COA is gekozen voor een verschil in momenten waarop een uitbreiding kan worden
gevraagd. De knip is daarbij gemaakt bij vijf leerlingen. In geval van vijf
leerlingen of minder kan slechts één keer per jaar een aanvraag worden
ingediend, dit ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de regeling.
Artikel 6
In artikel 6 wordt de berekeningswijze gegeven voor het
berekenen van een aantal bijdragen op grond van deze regeling. Voor het
berekenen van het aantal vierkante meters in geval van een eerste aanvraag, een
verlengingsaanvraag en een opvolgende aanvraag geeft het eerste lid de formule.
Het tweede lid bevat de formule voor de berekening in geval van
uitbreiding.
Het derde lid bevat de formule die wordt gebruikt om de
waarde van de huisvesting in geval van een eerste, verlengings- of opvolgende
aanvraag te berekenen. Het vierde lid regelt voor dezelfde bijdrage de formule
in geval van een uitbreiding.
Uit het vijfde volgt de formule die wordt gebruikt bij het
berekenen van de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en
het meubilair, zowel in het geval van een eerste, verlengings- of opvolgende
aanvraag. Het zesde lid bevat weer de formule die wordt gebruikt in het geval
van een uitbreiding.
Tot slot volgt uit het zevende lid dat voor de berekening
telkens de looptijd rekenkundig wordt afgerond op twee cijfers achter de komma
en met een maximum van vijftien jaar.
Artikel 7
In artikel 7 wordt de berekeningswijze van de bijdrage,
bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van het Faciliteitenbesluit
opvangcentra geregeld. Dit betreft de bijdrage in voor het schoolgebouw en een
bijdrage voor het terrein.
Uit tweede lid volgt de formule die wordt gebruikt om de
bijdrage voor het schoolgebouw in geval van een eerste aanvraag of een
opvolgende aanvraag te berekenen.
Uit het derde lid volgt de formule voor de berekening van de
bijdrage voor het terrein.
Uit het vierde lid volgt dat voor het vaststellen van de
bekostigingspercentages de looptijd naar boven wordt afgerond op hele maanden.
Het vijfde lid bevat de formule voor de berekening van het
bekostigingspercentage in geval van een verlengingsaanvraag.
Uit het zesde lid volgt de formule voor de berekening van de
bijdrage voor het schoolgebouw in geval van een verlengingsaanvraag.
Uit het zevende lid volgt de formule voor de berekening van
de bijdrage voor het terrein in geval van een verlengingsaanvraag.
Uit het achtste lid volgt het bekostigingspercentage bij een
uitbreiding. Het negende lid bevat de formule voor de berekening van de
bijdrage voor het schoolgebouw in geval van een uitbreiding.
Het tiende lid bevat de formule die wordt gebruikt in geval
van de berekening van de bijdrage voor het terrein bij een uitbreiding.
Artikel 8
Artikel 8 betreft de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste
lid, onderdeel b, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra. Het eerst lid
regelt dat deze bijdrage bestaat uit een bijdrage voor de eerste inrichting,
het onderwijsleerpakket en het meubilair van een schoollocatie. Het tweede lid
meldt dat de bijdrage bedoeld in het eerste lid bij een eerste aanvraag of een
opvolgende aanvraag gelijk is aan de waarde van de eerste inrichting, het
onderwijsleerpakket en het meubilair, bedoeld in artikel 6, vijfde lid. Het
derde lid regelt dat de bijdrage, bedoeld in het eerste lid bij een uitbreiding
gelijk is aan de waarde van de eerste inrichting, het onderwijsleerpakket en
het meubilair, bedoeld in artikel 6, zesde lid.
Het vierde lid regelt dat deze kosten niet worden vergoed in
geval van een verlengingsaanvraag. Gedachte hierachter is dat deze middelen
langer meegaan en niet opnieuw hoeven te worden aangeschaft bij een
verlenging.
Artikel 9
Artikel 9 betreft de bijdrage, bedoeld in artikel 5a, eerste
lid, onderdeel c, van het Faciliteitenbesluit opvangcentra. Uit het eerste lid
volgt dat deze bijdrage bestaat uit een bijdrage voor de stichting en materiële
instandhouding van de gymnastiekaccommodatie ten behoeve van het primair
onderwijs. Uit het tweede lid volgt de formule die wordt gebruikt om de
bijdrage vast te stellen in geval van een eerste aanvraag, een verlenging of
een opvolgende aanvraag. Uit het derde lid volgt de formule die wordt gebruikt
om de bijdrage vast te stellen in geval van een uitbreiding.
Artikel 10
In artikel 10 wordt geregeld op welke wijze de bijdrage,
bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel d, van het Faciliteitenbesluit
opvangcentra, wordt berekend. Dit betreft de bijdrage in de
onroerendezaakbelastingen.
Uit het tweede lid volgt de formule voor de berekening van
deze bijdrage in geval een eerste aanvraag, verlengingsaanvraag of opvolgende
aanvraag. Het derde lid bevat de formule voor de berekening van deze bijdrage
in geval van een uitbreiding. In het tweede en derde lid wordt gesproken van
een vast normbedrag voor de onroerendezaakbelastingen dat niet wordt
geïndexeerd. Indien er aanleiding blijkt te zijn deze normbedragen te indexeren
kan hiertoe alsnog worden overgegaan.
Het normbedrag voor de onroerendezaakbelastingen is derhalve
gebaseerd op het normbedrag in de oude OHBA-regeling.
Artikel 11
In artikel 11 wordt geregeld op welke wijze de bijdrage,
bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel e, van het Faciliteitenbesluit
opvangcentra, wordt berekend. Dit betreft de bijdrage in de kosten van de
verzekering van de roerende en onroerende zaken. De verzekering bestaat uit een
brandverzekering, een uitgebreide gevarenverzekering, een glasverzekering, een
verzekering tegen risico van buitenvandalisme en een eigen gebrek-
constructiefoutenverzekering.
Het tweede lid bevat de formule waarmee deze bijdrage wordt
berekend in geval van een eerste of opvolgende aanvraag. Het derde lid bevat de
formule voor de berekening van deze bijdrage in geval van een
verlengingsaanvraag, het vierde lid bevat de formule die kan worden gebruikt in
geval van een uitbreiding.
Artikel 12
Artikel 12 bewerkstelligt dat met de inwerkingtreding van
onderhavige regeling de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers
komt te vervallen.
Artikel 13
Artikel 13 bewerkstelligt dat onderhavige regeling zal worden
aangehaald als OHBA-regeling 2022.
Artikel 14
Artikel 14 bewerkstelligt dat onderhavige regeling in werking
treedt op 1 april 2022 en terug werkt tot en met 1 januari 2021. Daarmee is de
regeling van toepassing op eerste aanvragen, verlengingsaanvragen en opvolgende
aanvragen waarbij de datum van inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst,
van de verlenging van de bestuursovereenkomst of de dag na de datum waarop de
maximale looptijd van vijftien jaar is overschreden op of na 1 januari 2021
valt. De regeling is tevens van toepassing op uitbreidingen waarbij de
peildatum voor vaststelling van het aantal leerlingen op of na 1 januari 2021
ligt. Terugwerkende kracht in de regeling maakt het mogelijk om de door
gemeenten aangedragen knelpunten, die zich in 2021 enkele malen hebben
voorgedaan, vanaf 1 januari 2021 te verhelpen.
Het tweede lid verduidelijkt dat een op of na 1 januari 2021
reeds afgegeven beschikking gelet op de terugwerkende kracht op verzoek kan
worden herzien. Reeds bij het orgaan bekende beschikkingen die vallen onder de
werking van het eerste lid zullen actief door het orgaan worden herzien. Indien
een gemeente echter meent voor herziening in aanmerking te komen is het ook
mogelijk daartoe zelf een verzoek bij het orgaan in te dienen. Het derde lid
voorziet tot slot in een regeling voor die gevallen waarin een
bestuursovereenkomst door de gemeente na publicatie van deze regeling wordt
beëindigd voordat de looptijd van de bestuursovereenkomst is verstreken. In die
gevallen zal een eventuele nadien voor hetzelfde opvangcentrum door de
betreffende gemeente afgesloten nieuwe bestuursovereenkomst worden behandeld
als een voortzetting van de eerste aanvraag op grond van de OHBA-regeling zoals
deze gold voor inwerkingtreding van deze regeling. Hiermee wordt voorkomen dat
ten onrechte de OHBA-regeling 2022 van toepassing wordt op een nieuwe
bestuursovereenkomst die onder de oude regeling is afgesloten.
Bijlage I
Uit de bijlage volgt onder meer de wijze van indexering van de
bijdragen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van
het besluit. Jaar t + 1 en jaar t – 1 staan worden als volgt geduid. Voor het
jaar 2022 is jaar t: 2021. Jaar t + 1 is 2022 en jaar t – 1 is 2020.
Ook volgen de normbedragen voor de jaren 2021 en 2022 uit de
tabel in de bijlage. De normbedragen zullen deels jaarlijks worden geïndexeerd
op de wijze die volgt uit artikel 2.
De minister kan de percentages van het leerlingaantal per
opvangmodaliteit aanpassen indien er bijvoorbeeld sprake is van veranderingen
in de instroom. Ook gelden er per opvangmodaliteit verschillende percentages
omdat er op bijvoorbeeld de gezinslocaties gemiddeld genomen sprake is van meer
kinderen die basisonderwijs volgen dan in een regulier opvangcentrum.
De ruimtebehoefte per asielleerling volgt uit twee
verschillende bronnen. In deze factor zit naast het vloeroppervlak van de
Modelverordening ook de toeslag in verband met de achterstand van
asielleerlingen. De gedachte is dat leerlingen met een achterstand les moeten
krijgen in kleinere groepen, er zijn dan meer vierkante meters gebouw
nodig.
Het CBS stelt dat de hoogte van de achterstandsscore voor
meerdere jaren min of mee gelijk is, tenzij omvang en samenstelling van de
populatie verschillen veroorzaken. De samenstelling van de populatie zal van
jaar op jaar weinig variëren nu de onderwijsscores in een jaar voor alle
kinderen worden vastgesteld op het landelijk gemiddelde van de onderste 15%.
Daarom wordt de ruimtebehoefte per asielleerling slechts iedere 5 jaar herzien
met behulp van gegevens van het CBS.
De minister kan de percentages van het leerlingaantal per
opvangmodaliteit aanpassen indien er bijvoorbeeld sprake is van veranderingen
in de instroom. Ook gelden er per opvangmodaliteit verschillende percentages
omdat er op bijvoorbeeld de gezinslocaties gemiddeld genomen sprake is van meer
kinderen die basisonderwijs volgen dan in een regulier azc. De hoogte van het
bekostigingspercentage is afhankelijk van het aantal maanden looptijd van de
eerste aanvraag, de verlenging of de uitbreiding en geeft aan in welke mate
normbedragen worden vergoed.
De Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg