Besluit van 8 juni 1998, houdende wijziging van het Faciliteitenbesluit opvangcentra in verband met de toevoeging van een grondslag voor de verstrekking van een uitkering aan gemeenten ten behoeve van de huisvesting van basisonderwijsvoorzieningen aan asielzoekers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 16 februari 1998, nummer 677709/98/DVB;

Gelet op artikel 4 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

De Raad van State gehoord (advies van 15 april 1998, nr. WO3.98.0087);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 27 mei 1998, nr. 698619/98/DVB;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Faciliteitenbesluit opvangcentra1 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

  • 1. Aan een gemeente waarin basisonderwijs wordt geboden aan asielzoekers verblijvend in een opvangcentrum wordt, op een daartoe strekkende aanvraag van de gemeente, door het orgaan een uitkering verstrekt ten behoeve van de huisvesting van nieuwe voorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers. De uitkering bestaat uit:

    a. een bijdrage in de investerings- dan wel de huurlasten ten behoeve van de voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening;

    b. een bijdrage in de kosten van eerste inrichting, onderwijsleerpakket en meubilair;

    c. een bijdrage in de kosten van de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie ten behoeve van het primair onderwijs;

    d. een bijdrage in de onroerende zaakbelastingen;

    e. een bijdrage in de kosten van de verzekering van de roerende en onroerende zaken. De verzekering bestaat uit een brandverzekering, een uitgebreide gevarenverzekering, een glasverzekering, een verzekering tegen risico van buitenvandalisme en een eigen gebrek- constructiefoutenverzekering.

  • 2. Bij ministeriële regeling wordt de berekeningswijze van de in het eerste lid bedoelde uitkering vastgesteld.

ARTIKEL II

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

2. Een nieuw tweede lid wordt ingevoegd, luidende:

  • 2. De uitkering, bedoeld in artikel 5a, wordt door het orgaan verstrekt binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag van de gemeente als bedoeld in artikel 5a, eerste lid. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de aanvraag.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 juni 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Op 1 januari 1997 is de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van het basis-, het speciaal en het voortgezet onderwijs overgedragen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (ministerie van OC&W) aan gemeenten. De overdracht van deze verantwoordelijkheid is geregeld bij de Wet van 4 juli 1996 (Stb 402), houdende de wijziging van de Wet op het basisonderwijs (WBO), de Interimwet op het (voortgezet) speciaal onderwijs (ISOVSO), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de daarop gebaseerde overgangswetten. In verband met deze decentralisatie is per 1 januari 1997 het vergoedingssysteem vervallen waarbij gemeenten en schoolbesturen ten behoeve van de huisvesting van betreffende onderwijsvoorzieningen, middelen ontvangen van het ministerie van OC&W. Met ingang van genoemde datum zijn de voor de betreffende huisvesting beschikbare middelen overgeheveld van het ministerie van OC&W naar het gemeentefonds en verdisconteerd in de uitkering uit het gemeentefonds aan gemeenten.

Bij de overheveling van betreffende middelen van het ministerie van OC&W naar het gemeentefonds is aandacht besteed aan de huisvestingsvoorzieningen voor onderwijs aan asielzoekers. Daarbij is geconcludeerd dat in de overheveling ook de middelen zijn begrepen die bedoeld zijn voor de huisvestingsvoorzieningen voor asielzoekers die verblijven in een opvangcentrum. Het kabinet heeft voorts geconcludeerd dat voor nieuwe huisvestingsvoorzieningen voor uitsluitend het basisonderwijs aan asielzoekers die verblijven in een opvangcentrum een aparte voorziening dient te worden getroffen. Daartoe dient de onderhavige wijziging van het Faciliteitenbesluit opvangcentra. De wijziging heeft geen betrekking op bestaande voorzieningen. Die voorzieningen zijn betrokken bij de financiële overgangsregeling die bij de decentralisatie is ingevoerd.

De beperking tot nieuwe voorzieningen voor het basisonderwijs heeft de volgende achtergrond. Bij de verdeling van de middelen die naar het gemeentefonds zijn overgeheveld in verband met het (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs wordt gebruik gemaakt van de verdeelmaatstaf «schoolleerlingen». Gemeenten die meer «schoolleerlingen» hebben vanwege het feit dat kinderen uit opvangcentra deze scholen bezoeken, krijgen daardoor «automatisch» een hogere uitkering uit het gemeentefonds.

Dit geldt niet voor het basisonderwijs. De daarbij behorende middelen worden namelijk verdeeld via de verdeelmaatstaf «jongeren». Het gaat dan om jongeren die op 1 januari van het desbetreffende uitkeringsjaar in de gemeente in het GBA (gemeentelijke basisadministratie) staan ingeschreven. Asielzoekers die in de centrale opvang verblijven worden echter gedurende het eerste jaar na plaatsing in de opvang niet opgenomen in het bevolkingsregister cq. ingeschreven in het GBA en tellen derhalve, wanneer opneming/inschrijving op 1 januari van enig jaar niet is geëffectueerd, niet mee voor de uitkering van het gemeentefonds voor het betreffende jaar. De betrokken gemeenten krijgen voor de leerlingen uit de opvangcentra die basisonderwijs volgen dan ook veelal niet «automatisch» een compensatie.

Artikel 5a vormt de grondslag voor de bekostiging van de nieuwe huisvestingsvoorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers die in een opvangcentrum verblijven.

Meestal wordt het basisonderwijs aan asielzoekers geboden in de gemeente waarin tevens het opvangcentrum is gevestigd. Indien dit niet het geval is wordt de in artikel 5a bedoelde uitkering ten behoeve van de huisvesting van het basisonderwijs aan asielzoekers aan de gemeente waarin het basisonderwijs wordt geboden, verstrekt.

Het gaat hierbij uitsluitend om het basisonderwijs ten behoeve van asielzoekers die verblijven in een opvangcentrum en niet om basisonderwijs aan asielzoekers die verblijven in de in artikel 5 bedoelde voorzieningen. Als regel hierbij wordt aangehouden dat sprake is van een opvangcentrum indien het voorzieningen betreft met zowel een vestigingsduur van één jaar of langer als een opvangcapaciteit van 100 plaatsen of meer.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 636, gewijzigd bij besluit van 12 december 1996, Stb. 620.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 juli 1998, nr. 130.

Naar boven