TOELICHTING
I. Algemeen
Deze regeling bevat de achttiende tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet
(hierna: Ru Chw).
Met artikel I wordt de Ru Chw aangevuld.
In onderdeel A wordt een gebied in de gemeente Nijmegen toegevoegd aan het experiment in artikel
7c van het Bu Chw. Met dit experiment wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit
de Omgevingswet (Stb. 2016, 156). Het gaat om het plangebied bedrijventerrein De Grift.
In onderdeel B wordt de gemeente Dordrecht toegevoegd aan het experiment van het bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte voor het hele grondgebied van de gemeente in artikel 7g van
het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Bu Chw). Met dit experiment
wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit de Omgevingswet.
In onderdeel C worden zeven gemeenten toegevoegd aan het experiment in artikel 6 van het Bu Chw.
Dit experiment maakt het mogelijk dat voor de bouw van tijdelijke woningen waarbij
voor een bepaalde termijn toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder
a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) niet de
uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wabo toegepast hoeft te worden. Het gaat
om het gehele grondgebied van de gemeenten Bunschoten, Loon op Zand, Olst-Wijhe, Roerdalen
en Steenwijkerland en twee gebieden in de gemeenten Amsterdam respectievelijk Midden-Drenthe.
In onderdeel D wordt de gemeente Deventer toegevoegd aan het experiment met betrekking tot sociale
koop, zoals opgenomen in artikel 7ad van het Bu Chw. Dit experiment maakt het mogelijk
om in afwijking van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) voor sociale koopwoningen
een ten hoogste koopprijs aan te houden die voortvloeit uit de geldende Voorwaarden
en Normen voor hypotheken met Nationale Hypotheekgarantie (NHG). Met een hogere kostengrens
kan de gemeente beter gebruikmaken van de mogelijkheden van artikel 3.1 van de Wet
ruimtelijke ordening (hierna: Wro) om in bestemmingsplannen regels op te nemen over
percentages toegelaten woningbouwcategorieën.
In onderdeel E wordt het gehele grondgebied van de gemeente Dordrecht toegevoegd aan het experiment
in artikel 7ah van het Bu Chw. Dit experiment maakt het mogelijk om bij een bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte te experimenteren met een andere wijze van kostenverhaal.
Met onderdeel F wordt het toepassingsbereik van de artikelen 7ab en 7ae van het Bu Chw uitgebreid.
Een gebied in de gemeente Nijmegen wordt toegevoegd aan het experiment in artikel
7ab van het Bu Chw. Met dit experiment kan de gemeente vooruitlopen op de inwerkingtreding
van de Omgevingswet door het plaatsgebonden risico van de verschillende gebruiksfuncties
binnen gebouwen, veroorzaakt door windturbines, in het aangewezen gebied bedrijventerrein
De Grift te beoordelen conform de systematiek zoals opgenomen in het Besluit kwaliteit
leefomgeving (hierna: Bkl; Stb. 2018, 292).
Daarnaast worden drie provincies toegevoegd aan het experiment in artikel 7ae van
het Bu Chw. Dit experiment maakt het mogelijk om versneld innovatieve technieken toe
te passen in innovatieve stallen. De versnelling vindt plaats op twee manieren: het
realtime meten van de emissie met sensoren en een proefstalregeling voor het bevoegd
gezag. Het gaat om de provincies Friesland, Noord-Holland en Utrecht.
Met onderdeel G wordt de tijdsduur van experimenten op basis waarvan een bestemmingsplan kan worden
vastgesteld, zoals artikel 3.1 waarmee het toepassingsbereik van het experiment met
het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt uitgebreid, aangepast naar de nieuwe
generieke datum van 1 januari 2026, zoals die ook voor de desbetreffende experimenten
in het Bu Chw is aangepast met het Besluit van 13 september 2022, houdende wijziging
van het Besluit bouwwerken leefomgeving alsmede enkele andere besluiten in verband
met de brandveiligheid van parkeergarages en normen voor daglicht en enkele technische
wijzigingen.1 Op deze manier wordt voorzien in werkbaar overgangsrecht waardoor gemeenten, zoals
ook eerder beoogd, een haalbare termijn hebben om na de terinzagelegging van het ontwerpplan
het plan vast te stellen.
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld.
In artikel III wordt de citeertitel geregeld.
Beleidsregel aanmeldingen Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet
In de Beleidsregel aanmeldingen Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (Stcrt. 2019, 36718) is opgenomen dat projecten en gebieden alleen bij regeling worden aangewezen als
blijkt dat betrokkenheid van de gemeenteraad of provinciale staten is geborgd en de
kennisgeving aan of betrokkenheid van belanghebbenden is geborgd. Dat is hier het
geval. Voor alle projecten en gebieden die bij deze regeling zijn toegevoegd geldt
namelijk dat nadere besluitvorming, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan,
noodzakelijk is voordat het experiment daadwerkelijk kan worden toegepast. Daardoor
is de betrokkenheid van de gemeenteraad en de kennisgeving aan of betrokkenheid van
belanghebbenden geborgd.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A
Algemeen
Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in artikel 7c van
het Bu Chw wordt een gebied toegevoegd. Met dit experiment kan de betrokken gemeente
vooruitlopen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet door het bestemmingsplan te
verbreden tot een integraler plan dat lijkt op een omgevingsplan.
De Grift, gemeente Nijmegen
De gemeente Nijmegen heeft te kennen gegeven dat de bestaande regelgeving op het gebied
van ruimtelijke ordening beperkingen heeft voor het bereiken van de gewenste ontwikkelingen.
Met de mogelijkheden van artikel 7c van het Bu Chw wordt voorzien in de behoefte van
de gemeente om een bestemmingsplan op te stellen dat gericht is op een veilige en
gezonde fysieke leefomgeving. Het gaat om het gebied waarin een uitbreiding van het
bedrijventerrein De Grift in de gemeente Nijmegen is voorzien.
Het plangebied voor de uitbreiding van bedrijventerrein De Grift maakt onderdeel uit
van de Waalsprong en ligt in het meest noordelijke deel van Nijmegen, tegen de A15
aan. Verspreid over drie deelgebieden voorziet de uitbreiding in circa 30 hectare
nieuwe bedrijfskavels bedoeld voor XXL-logistiek, regionale en lokale bedrijvigheid.
De uitbreiding van bedrijventerrein De Grift maakt samen met de projecten binnen Knoop
38 (Park 15 en railterminal Gelderland; beide in de gemeente Overbetuwe) onderdeel
uit van Knoop Nijmegen. Knoop Nijmegen is als bovengemiddeld knooppunt in de goederenvervoerscorridor
A15 aangeduid in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).
De ontwikkeling van De Grift draagt bij aan de opgaven binnen de productieve regio
als onderdeel van de groene metropoolregio: economische structuurversterking en duurzame
groei van werkgelegenheid. Uitgangspunt van de ontwikkeling is dat de inpassing van
bedrijvigheid in nauwe afstemming plaatsvindt met de ambities voor duurzaamheid, groen
en water. Een minimumambitie hierbij is het benutten van beschikbare dakvlakken voor
zonne-energie en het gebruik van duurzame energie. De diversiteit aan kavels en werkmilieus
op De Grift bieden daarnaast kansen voor circulaire reststromen.
Onderdeel B
Algemeen
Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het gehele
grondgebied in artikel 7g van het Bu Chw wordt de gemeente Dordrecht toegevoegd. Dit
experiment maakt het mogelijk dat gemeenten toewerken naar een bestemmingsplan met
verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied. Met een bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte kunnen gemeenten vooruitlopen op de in de Omgevingswet beoogde verbreding
van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan.
Gemeente Dordrecht
De gemeente Dordrecht bereidt zich voor op de komst van de Omgevingswet en is in dat
kader gestart met de voorbereiding van de eerste wijzigingen van het omgevingsplan
dat de gemeente gereed had voor het geval de Omgevingswet in werking zou treden per
1 januari 2022. Voorbeelden zijn een wijziging van het omgevingsplan voor tijdelijke
bouwobjecten in de openbare ruimte, voor een percentage waterberging en voor monumenten
en erfgoed. Ook wil de gemeente Dordrecht het omgevingsplan inzetten voor diverse
grote gebiedsontwikkelingsprojecten, zoals diverse projecten in de Spoorzone. Door
het besluit tot uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet tot 1 juli 2023
moet de gemeente voor de in voorbereiding zijnde wijzigingen terugvallen op de huidige
planvorming en weer bestemmingsplannen maken in de IMRO-standaard. De gemeente wil
hier niet een stap terugzetten, maar een stap vooruit door deze wijzigingen van het
omgevingsplan als bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte in procedure brengen.
Daarom wordt het gehele grondgebied van de gemeente Dordrecht toegevoegd aan het experiment
in artikel 7g van het Bu Chw. Met dit experiment kan de huidige ingezette planvorming
worden voortgezet en kan de woningbouwopgave worden versneld. In één of meerdere bestemmingsplannen
met verbrede reikwijdte wil de gemeente Dordrecht onder meer werken met open normen,
die worden uitgewerkt in beleidsregels, regels opnemen voor het realiseren en in stand
houden van een veilige, gezonde en duurzame fysieke leefomgeving, onderzoekslasten
faseren, en gebruikmaken van zorgplichten en meldingsplichten. Ook wil de gemeente
Dordrecht regels opnemen om projecten te laten bijdragen aan het klimaatbestendig
en energieneutraal maken van Dordrecht en biodiversiteit te bevorderen.
Onderdeel C
Algemeen
Aan het experiment in artikel 6 van het Bu Chw worden zeven gemeenten toegevoegd.
Op grond van artikel 6 van het Bu Chw is de uitgebreide voorbereidingsprocedure, bedoeld
in artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo, niet van toepassing op een aanvraag
om een omgevingsvergunning. Het gaat om een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij
ten behoeve van het bevorderen van duurzame en innovatieve toepassingen voor een activiteit
voor een bepaalde termijn toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder
a, onder 3°, van de Wabo. In dat artikellid is bepaald dat een omgevingsvergunning
voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan kan worden verleend mits
de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Op grond van artikel 4, elfde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht kan
tijdelijk worden afgeweken van het bestemmingsplan voor de duur van tien jaar. Hierop
is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing, waardoor de procedure om een
omgevingsvergunning te verkrijgen voor het bouwen van tijdelijke woningen relatief
snel kan worden doorlopen, mits vaststaat dat de activiteit niet kan worden aangemerkt
als een stedelijk ontwikkelingsproject. Een termijn van tien jaar voor afwijking van
het bestemmingsplan is echter vaak te kort in verhouding tot de termijn om tot een
kostendekkende exploitatie te komen voor flexwoningen. Met de toevoeging van de desbetreffende
gemeenten aan het experiment in artikel 6 van het Bu Chw kan ook voor de vergunning
om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan over een periode van meer dan tien
jaar gebruik worden gemaakt van de reguliere voorbereidingsprocedure en kan de bouw
van de tijdelijke woningen sneller ter hand worden genomen, mits vaststaat dat geen
MER hoeft te worden opgesteld. Overigens blijft op grond van artikel 3.10, eerste
lid, aanhef en onder e, van de Wabo de uitgebreide voorbereidingsprocedure onverminderd
van toepassing als een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist.
Van dat artikelonderdeel wordt immers met dit experiment niet afgeweken. Het experiment
kan dus uitsluitend worden toegepast voor projecten die vallen onder de door de gemeenteraad
op grond van artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht aangewezen categorieën
van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist.
De gebieden die met deze regeling worden toegevoegd aan het experiment, bedoeld in
artikel 6 van het Bu Chw, betreffen het gehele grondgebied van de gemeenten Bunschoten,
Loon op Zand, Olst-Wijhe, Roerdalen en Steenwijkerland en twee gebieden in de gemeenten
Amsterdam respectievelijk Midden-Drenthe. Deze gemeenten zijn hieronder beschreven.
Appelweg, gemeente Amsterdam
De gemeente Amsterdam ontwikkelt samen met woningbouwcorporatie Ymere tijdelijke flexwoningen
voor jongeren, spoedzoekers en statushouders op een locatie gelegen op de kruising
Appelweg-Oostzanerdijk in Amsterdam Noord. Ymere bouwt en exploiteert circa 70 tijdelijke
woningen voor een periode van vijftien jaar. De gemeente Amsterdam is verantwoordelijk
voor het ontwerp en de aanleg van de openbare ruimte rondom het wooncomplex en de
levering van de kavel in bouwrijpe en gesaneerde staat. Door de toevoeging van deze
tijdelijke flexwoningen wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling van de gemeente
Amsterdam om 2.700 extra woningen te bouwen voor kwetsbare groepen en 5.400 extra
woningen voor studenten. Er wordt ingezet op circulaire modulaire woningbouw. Na afloop
van de exploitatie op deze locatie zullen de modulaire woonunits elders worden ingezet.
Er wordt gestreefd naar een duurzame gasloze warmtevoorziening per woning.
Gemeente Bunschoten
Binnen de gemeente Bunschoten is er een grote behoefte aan sociale huurwoningen. Hoewel
er (permanente) sociale huurwoningen worden gebouwd, is dit bij lange na niet voldoende
om aan de grote vraag in Bunschoten en in de regio te voldoen. De gemeente heeft daarom
aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) laten weten mee te willen doen aan een project
Flexwoningen. Dit is een project voor de realisatie van 1.500 flexwoningen, waarvan
1.000 in de stad Utrecht. De overige 500 flexwoningen worden gerealiseerd op diverse
andere plekken in de provincie Utrecht, waaronder Bunschoten. De gemeente Bunschoten
doet nu een verkennend haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheid om tijdelijke flexwoningen
te realiseren binnen de gemeente, gericht op starters, sociaal- en medische urgenten,
en statushouders. Daarnaast bereidt de gemeente Bunschoten ook de ontwikkeling van
16 tijdelijke sociale huurwoningen in de vorm van tiny houses voor. Bij het ontwikkelen
van de flexwoningen wordt gezocht naar innovatieve manieren van bouwen, zoals prefab
woonunits die zonder fundering geplaatst kunnen worden. De flexwoningen zullen verplaatsbaar,
herbruikbaar en gasloos zijn en na een periode van vijftien tot twintig jaar worden
hergebruikt op een andere locatie binnen of buiten de gemeente. Daarnaast wordt bij
de ontwikkeling en zeker bij de inpassing en inrichting van het omliggende openbaar
gebied gekeken naar klimaatadaptatie en biodiversiteit. Door het toevoegen van groene
ruimte binnen en rondom het plan kan ook een bijdrage worden geleverd aan het reduceren
van hittestress.
Gemeente Loon op Zand
Met het project Flexwonen wil de gemeente Loon op Zand flexwoningen inzetten voor
de huisvesting van Oekraïense vluchtelingen, statushouders, starters, jongeren en
spoedzoekers. De gemeente doet op dit moment een haalbaarheidsonderzoek en een locatiestudie.
Uit een stedenbouwkundige verkenning is naar voren gekomen dat er op verschillende
locaties in de gemeente plaats is voor circa 80 tot 100 flexwoningen. Door de realisatie
van de flexwoningen kunnen deze doelgroepen, voor zover ze dat in hun huidige situatie
niet kunnen, hun energie (weer) richten op integratie, het vinden van betaald werk
en het leveren van een bijdrage aan de economische structuur in Loon op Zand. Voor
de te realiseren flexwoningen is het uitgangspunt van de gemeente Loon op Zand dat
deze voldoen aan de nieuwbouweisen voor permanente woningen. De woningen zullen vijftien
jaar blijven staan en vervolgens op een andere locatie opnieuw worden ingezet.
Eursingerweg Beilen, gemeente Midden-Drenthe
De gemeente Midden-Drenthe wil aan de Eursingerweg 12 in Beilen 15 tijdelijke woningen
realiseren voor spoedzoekers. Het gaat om mensen die in de reguliere woningmarkt met
spoed een woning zoeken, maar geen urgentiestatus hebben waardoor ze in de reguliere
markt niet tijdig woonruimte kunnen vinden. De woningen worden gerealiseerd en geëxploiteerd
door woningbouwcorporatie Woonservice. De woningen zullen vijftien jaar op deze locatie
blijven staan en daarna op een andere locatie worden ingezet. Daarbij wordt gebruikgemaakt
van een fundering, woningen en inrichting van het openbaar terrein die volledig herbruikbaar
zijn. Daarnaast zullen de woningen worden voorzien van zonnepanelen.
Gemeente Olst-Wijhe
Om de woningnood in Olst-Wijhe aan te pakken wil de gemeente Olst-Wijhe op twee locaties
in totaal 76 flexwoningen realiseren. Het gaat om 50 flexwoningen op de locatie Wengelerhoek
in Wijhe en 26 flexwoningen op de locatie Vink in Olst. De flexwoningen zijn bedoeld
voor starters, spoedzoekers en vluchtelingen uit Oekraïne. Door het realiseren van
de 76 flexwoningen kunnen de doelgroepen binnen de gemeente blijven wonen en deelnemen
aan het arbeidsproces en het sociaalmaatschappelijke leven binnen de gemeente. Het
project is ook een samenwerking tussen de gemeente, woningbouwcorporatie Salland Wonen,
de Innovatie Hub Raalte als ontwikkelaar van de flexwoningen en aannemers uit de regio.
De ontwikkelde flexwoningen bestaan uit geprefabriceerde elementen met een houten
gevelbekleding van gerecycled hout die in korte tijd op de bouwplaats gemonteerd kunnen
worden en na ten minste tien jaar worden verplaatst naar een andere locatie. Ook bij
het bouw- en woonrijpmaken heeft de gemeente Olst-Wijhe aandacht voor duurzaamheid.
Zo wordt gekozen voor verhardingsmateriaal voor de toegangsweg met een lange levensduur,
wordt water via wadi’s in de bodem geïnfiltreerd en worden veel bomen aangeplant ter
vermindering van hittestress.
Gemeente Roerdalen
De gemeente Roerdalen wil in elk van de zes dorpskernen in totaal 72 tijdelijke woningen
realiseren voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne, statushouders en andere
urgent woningzoekenden. Het gaat om de dorpen Vlodrop, Melick, Sint Odiliënberg, Montfort,
Herkenbosch en Posterholt. In elk dorp zullen 12 tijdelijke woningen worden gerealiseerd.
Het toevoegen van deze woningen draagt bij aan de instandhouding en de versterking
van het lokale voorzieningenniveau. Woningbouwcorporatie Wonen Limburg heeft, als
investeerder in de woningen, de eerste 36 woningen reeds besteld. De woningen hebben
een oppervlakte van circa 32 m2 en zijn voorzien van een verdieping. De woningen blijven maximaal vijftien jaar staan.
Na deze periode zullen de woningen elders in de gemeente of regio opnieuw worden neergezet
en verhuurd. De woningen worden gasloos uitgevoerd, hemelwater wordt in het openbaar
gebied geïnfiltreerd en in het openbaar gebied zullen materialen gebruikt worden die
hergebruikt kunnen worden.
Gemeente Steenwijkerland
De gemeente Steenwijkerland wil op diverse locaties in diverse kernen van de gemeente
flexwoningen realiseren om de woningvraag van starters, statushouders en spoedzoekers
te faciliteren. De gemeente Steenwijkerland doet nog onderzoek naar de exacte locaties
en het exacte aantal te bouwen flexwoningen. De woningen zullen fabrieksmatig worden
geproduceerd, energieneutraal en verplaatsbaar zijn. De woningen zullen vermoedelijk
vijftien jaar op een locatie worden ingezet. Na die periode worden de woningen op
een andere locatie ingezet. De gemeente Steenwijkerland bekijkt samen met de provincie
Overijssel op welke wijze woningen ook in de regio opnieuw kunnen worden ingezet.
Daarbij kijkt de gemeente ook naar innovatieve regelingen, zoals een regeling waarbij
de woningen terug kunnen naar de fabriek voor een update alvorens de woningen opnieuw
worden ingezet.
Onderdeel D
Aan het experiment in artikel 7ad van het Bu Chw wordt de gemeente Deventer toegevoegd.
Op grond van dat artikel kan deze gemeente afwijken van de omschrijving van de categorie
‘sociale koopwoning’ in artikel 1.1.1, eerste lid, onder e, van het Bro. Met het experiment
wordt de vaste koopprijs van ten hoogste € 200.000,- die in het Bro is vastgelegd,
losgelaten en wordt voor de ten hoogste koopprijs aangesloten bij de kostenprijs die
voortvloeit uit de geldende Voorwaarden en Normen voor hypotheken met Nationale Hypotheekgarantie
(NHG) van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). De bovengrens van € 200.000,-
wordt door deze gemeente te laag bevonden om goed gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid
die artikel 3.1 van de Wro biedt om in bestemmingsplannen regels op te nemen over
percentages toegelaten woningbouwcategorieën. De koopprijs sluit namelijk niet aan
op de huidige marktrealiteit, waardoor weinig betaalbare nieuwbouwwoningen worden
toegevoegd aan de voorraad geschikt voor starters en mensen met een middeninkomen.
Het experiment geeft de gemeente Deventer een bruikbare mogelijkheid om in een bestemmingsplan
te regelen dat betaalbare koopwoningen worden gebouwd en dat die voor maximaal tien
jaar in de categorie sociale koopwoning behouden blijven. De beschikbaarheid van betaalbare
koopwoningen helpt mee bij het aantrekken van werknemers met een middeninkomen in
sectoren met personeelstekorten, bijvoorbeeld in de zorg en het onderwijs.
Onderdeel E
Algemeen
Aan het experiment met kostenverhaal gebaseerd op de Aanvullingswet grondeigendom
Omgevingswet (Stb. 2020, 112) in artikel 7ah van het Bu Chw wordt het gehele grondgebied van de gemeente Dordrecht
toegevoegd. Met dit experiment kunnen gemeenten bij het opstellen van een bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet gebruikmaken
van een regeling voor kostenverhaal die past bij organische gebiedsontwikkeling. Bij
dit systeem wordt niet gewerkt met een tijdvak. Kenmerkend voor organische gebiedsontwikkeling
is immers dat niet bekend is of, en zo ja, wanneer gebruik wordt gemaakt van de ontwikkelmogelijkheden
die een bestemmingsplan biedt. Bij de regeling voor organische gebiedsontwikkeling
is het niet nodig dat alle kosten en opbrengsten van een te ontwikkelen gebied in
beeld zijn om de kosten te kunnen verhalen die gemoeid zijn met een voorgenomen activiteit
van een initiatiefnemer. De raming van de kosten kan een globale raming van de kosten
van een kostenverhaalsgebied inhouden, terwijl per activiteit voor de kosten een maximum
wordt gesteld. De opbrengsten bestaan uit een waardevermeerdering van de locatie waar
de activiteit wordt verricht. Kostenverhaal is alleen mogelijk voor zover de waardevermeerdering
van de locatie dat toelaat.
Gemeente Dordrecht
De gemeente Dordrecht wil het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte inzetten om
de eerder gestarte wijzigingen van het omgevingsplan toch in procedure te kunnen brengen.
De gemeente wil dit bestemmingsplan onder meer inzetten voor diverse gebiedsontwikkelingsprojecten,
waarbij met name voor de knoop Leerpark ook gedacht wordt aan een organische ontwikkelstrategie.
De regeling in afdeling 6.4 van de Wro voor het kostenverhaal is niet geschikt voor
organische gebiedsontwikkeling. Met het experiment kostenverhaal heeft de gemeente
meer mogelijkheden om de organische gebiedsontwikkeling ook voor wat betreft het onderdeel
kostenverhaal vorm te geven.
Onderdeel F
Met onderdeel F worden twee nieuwe artikelen toegevoegd aan de Ru Chw waarmee het toepassingsbereik
van twee experimenten uit het Bu Chw wordt uitgebreid. De artikelen worden hieronder
toegelicht.
Artikel 3.16
Aan het experiment met plaatsgebonden risico veroorzaakt door windmolens in artikel
7ab van het Bu Chw wordt een gebied toegevoegd. Dit experiment biedt de mogelijkheid
het plaatsgebonden risico van de verschillende gebruiksfuncties binnen gebouwen, door
windturbines, in de aangewezen gebieden te beoordelen conform de systematiek zoals
opgenomen in het Bkl.
In het plangebied zijn reeds windturbines aanwezig. Om in de nabijheid hiervan twee
XXL-logistieke kavels te kunnen ontwikkelen heeft Nijmegen aangegeven dat de huidige
regelgeving rondom externe veiligheid bij windturbines beperkingen geeft voor het
combineren van deze functies in het hetzelfde gebied. Op basis van deze regelgeving
moet het bevoegd gezag rekening houden met veiligheidsafstanden ter bescherming van
individuen (plaatsgebonden risico). Voor de aan te houden afstand is een verschil
gemaakt in bescherming tussen een kwetsbaar object en een beperkt kwetsbaar object.
De huidige regelgeving maakt echter geen onderscheid in de verschillende functies
binnen een gebouw, maar kijkt naar het gebouw als geheel. Is in een deel van het gebouw
een kwetsbaar object aanwezig, dan wordt het gehele gebouw aangemerkt als kwetsbaar
object. In de praktijk is dit, zeker bij (grootschalige) logistieke bedrijven, onnodig
beperkend. In het Bkl wordt dit gewijzigd en ligt de nadruk op de bescherming van
de kwetsbare gebruiksfunctie van een gebouw in plaats van de bescherming van het gebouw
als geheel.
Artikel 3.17
Algemeen
Aan het experiment met innovatieve stalsystemen in artikel 7ae van het Bu Chw worden
drie provincies toegevoegd. Met dit experiment kunnen innovatieve stalsystemen sneller
in de praktijk worden toegepast. Het gaat dan om innovatieve huisvestingssystemen
of innovatieve additionele technieken. Aanvragen voor innovatieve stallen worden in
het huidige stelsel voor technisch advies aan de Technische Advies Pool van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (hierna: de TAP) voorgelegd. Op basis van metingen bij
innovatieve stallen, stelt de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat uiteindelijk
de emissiefactor of het emissiereductiepercentage vast. Daarna worden de emissiefactoren
of emissiereductiepercentages opgenomen in de bijlage bij de Regeling ammoniak en
veehouderij (hierna: Rav) of op de lijst emissiefactoren fijnstof (op grond van artikel
66, eerste lid, onder i, van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007). Daarmee
kan het stalsysteem of de techniek worden gebruikt in de praktijk. In de praktijk
wordt dit door aanvragers als een langdurig proces ervaren. De procedure beperkt volgens
aanvragers de mogelijkheden van innovatie en de toepassing daarvan op de korte termijn.
Innovaties zijn juist nodig om de uitstoot van geur, fijnstof en ammoniak verder te
beperken.
Het experiment in artikel 7ae van het Bu Chw versnelt de toepassing van innovatieve
technieken op twee manieren: het toestaan van realtime meten met sensoren en een proefstalregeling
voor het lokale bevoegd gezag.
Realtime meten sensoren ammoniak
Door realtime te meten worden emissies niet meer berekend met emissiefactoren en emissiereductiepercentages,
maar feitelijk gemeten. De veehouder heeft hiermee direct inzicht in wat het effect
is van keuzes, zoals aanpassingen in voer, temperatuur of luchtinlaat. Dit biedt een
directer handelingsperspectief dat toegespitst is op de specifieke situatie. Met realtime
meten is bij innovatieve stallen de effectiviteit van emissiereducerende technieken
of maatregelen beter inzichtelijk en is eventuele bijstelling direct mogelijk om te
zorgen voor een optimale en goed controleerbare werking van de techniek of maatregel.
Bijstelling is mogelijk door bijvoorbeeld aanpassingen in voer, temperatuur of luchtinlaat.
Proefstalregeling ammoniak en fijnstof lokaal bevoegd gezag
Onder de Omgevingswet, in het Bal, kan het lokale bevoegd gezag via maatwerk toestemming
geven voor het toepassen van innovatieve stalsystemen. Dit is de gemeente of in een
enkel geval de provincie en niet meer de Minister. Dit experiment loopt daarop vooruit.
Voor een uitgebreide beschrijving van dit experiment wordt verwezen naar de toelichting
bij de eenentwintigste tranche van het Bu Chw (Stb. 2021, 193).
De provincies die met deze regeling worden toegevoegd aan het experiment, bedoeld
in artikel 7ae van het Bu Chw, betreffen de provincies Friesland, Noord-Holland en
Utrecht. Deze provincies worden hieronder beschreven.
Provincie Friesland
De provincie Friesland wil met het initiatief Coöperatieve Lokale Circulaire Mestvergisting
circulaire melkveehouderij bevorderen door groengas te produceren uit mest van lokale
melkveebedrijven en daarbij de schadelijke emissies uit de melkveehouderij te beperken.
Het initiatief vindt plaats in en rondom Wijnjewoude, waar de Energiecoöperatie WEN
met 25 lokale melkveehouders groengas gaat produceren om het dorp aardgasvrij te maken.
Op basis van verkennend onderzoek van Wageningen UR wordt verwacht dat door met dagverse
mest te werken het broeikasgas methaan met 75% kan worden verminderd en stikstof met
60%. Om emissies te beperken en de dagverse mest voor de vergistingsinstallatie te
verzamelen, zullen de stalvoeren in dit initiatief worden aangepast en continu worden
schoongehouden. De provincie Friesland wil met dit experiment deze aanpassingen aan
de stalvloeren en het realtime meten met sensoren kunnen toestaan voor het terugdringen
van schadelijke emissies. Met dit experiment worden melkveehouderijen verduurzaamd,
doordat schadelijke emissies worden beperkt.
Provincie Noord-Holland
De provincie Noord-Holland zet zich op verschillende manieren in voor de transitie
naar een toekomstbestendige landbouw met als doel natuur inclusieve en kringlooplandbouw
als standaard tot 2030. De kwaliteit van de natuur staat onder druk en voor het terugdringen
van emissies ziet de provincie Noord-Holland onder meer innovatieve staltechnieken,
die ook snel in de praktijk toegepast kunnen worden, als oplossing. Daarnaast loopt
in Noord-Holland het project ‘Weidevogels en brongerichte verduurzaming stallen’.
Met dit project wil de provincie Noord-Holland de komende twee jaar agrariërs en andere
terreinbeheerders faciliteren om investeringen in natuurherstel van veenweiden en
emissiereductie hand in hand te laten gaan. Voor dit dubbeldoel is naast beweiding
en aangepast maaibeheer ook organische, emissiearm geproduceerde ‘mest van weidevogelkwaliteit’
nodig. Ook hiervoor kunnen innovatieve stalsystemen een oplossing bieden. Met dit
experiment wil de provincie Noord-Holland meetmethoden en innovatieve technieken kunnen
toestaan voor het terugdringen van stikstofemissie. Deze innovatie en verduurzaming
voor de veehouderij is voor de middellange en lange termijn gericht op een forse reductie
en het brongericht voorkomen van schadelijke emissies uit stallen.
Provincie Utrecht
Ook de provincie Utrecht werkt op verschillende manieren toe naar een duurzame natuurinclusieve-
en kringlooplandbouw. Zo werkt de provincie Utrecht samen met een aantal andere provincies
in het initiatief ‘zandprovincies’ aan innovatie in de stikstofopgave. De provincie
Utrecht kijkt daarbij specifiek naar het benutten van sensoren voor realtime metingen
van ammoniak. Daartoe moet het mogelijk worden gemaakt voor gemeenten om sneller vergunningen
te kunnen verlenen op basis van doelvoorschriften en op basis van realtime metingen.
Het experiment in artikel 7ae van het Bu Chw maakt dit mogelijk. Daarnaast wil de
provincie Utrecht ook in het veenweidegebied enkele pilots tot stand brengen. Hiervoor
werkt de provincie samen met de provincies Noord- en Zuid-Holland. De pilots zullen
plaatsvinden in de negen Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)-gebieden in de
provincie Utrecht. Met de toevoeging aan het experiment in artikel 7ae van het Bu
Chw wordt bijgedragen aan enerzijds het behoud van de agrarische sector, en daarmee
de individuele bedrijven in de provincie Utrecht. Dit is van belang voor de regionale
en nationale economie en zorgt ervoor dat er ook op de lange termijn voor grote delen
van het land een beheerder is voor het landschap. Anderzijds wil de provincie Utrecht
met dit experiment de omgevingskwaliteit verbeteren, emissies terugdringen en het
landelijk gebied verduurzamen.
Onderdeel G
Met de achttiende tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Stb. 2019, 121) was voor reeds bestaande experimenten op basis waarvan een bestemmingsplan kan worden
vastgesteld voorzien in een generieke einddatum: 1 januari 2024. Hierbij was aangesloten
bij de destijds beoogde datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet (1 januari
2021) en het in de Invoeringswet Omgevingswet voorziene overgangsrecht. Met de op
1 januari 2024 gestelde einddatum zou een gemeente na de terinzagelegging van het
ontwerpplan nog drie jaar de tijd hebben om het plan vast te stellen.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet is inmiddels voorzien per 1 juli 2023. Zonder
de einddatum van de experimenten aan te passen zou dit betekenen dat een gemeente
na de terinzagelegging van het ontwerpplan minder dan één jaar de tijd heeft om het
plan vast te stellen. Omdat deze termijn in de praktijk krap is, is de einddatum van
de verschillende experimenten aangepast naar 1 januari 2026, zodat gemeenten na de
terinzagelegging van het ontwerpplan drie jaar de tijd hebben om het plan vast te
stellen, zoals eerder beoogd.
Artikel II
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld. Er wordt afgeweken van de systematiek
van vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden, omdat door onmiddellijke
inwerkingtreding voor de doelgroep (verschillende overheden) aanmerkelijke publieke
nadelen worden voorkomen. De overheden die in deze regeling zijn betrokken, hebben
zelf verzocht om bij regeling te worden toegevoegd aan in het Bu Chw mogelijk gemaakte
experimenten. Enkele zijn ook al begonnen met de procedures die moeten leiden tot
besluiten waarin uitvoering wordt gegeven aan de experimenten waaraan de projecten
met deze regeling worden toegevoegd. Zij worden benadeeld als de besluitvormingsprocedure
voor deze projecten wordt vertraagd door toepassing van de regeling inzake vaste verandermomenten
en een invoeringstermijn van drie maanden. De regeling bevat verder geen regels waaraan
administratieve lasten verbonden zijn voor burgers en bedrijven of andere nadelen
als gevolg van de afwijking.
Artikel III
In artikel III wordt de citeertitel gegeven. Aan de hand van de citeertitel kan duidelijk
worden aangegeven in welke tranche een project of gebied aan een experiment is toegevoegd:
de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (achttiende tranche).
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge