Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2022, 32461 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2022, 32461 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Langdurige Zorg en Sport,
Gelet op de artikelen 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, 3.6.3 en 3.6.7 van het Besluit langdurige zorg, artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en artikel 49e, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg;
Besluit:
De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.1 komt te luiden:
1. Van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.3.1.2, tweede en derde lid, van het Besluit, wordt het volgende vermogensbestanddeel afgetrokken:
a. het bedrag van een uitkering die een schadevergoeding vormt voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak;
b. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9ter van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
c. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9quater van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
d. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9quinquies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
e. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9sexies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
f. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9septies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
2. De termijn gedurende welke het bedrag van de uitkering, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, wordt afgetrokken van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.3.1.2, tweede en derde lid, van het Besluit, bedraagt een jaar, welke termijn aanvangt in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is verkregen.
3. De termijn gedurende welke het bedrag van de uitkering, genoemd in het eerste lid, onderdelen c tot en met f, wordt afgetrokken van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.3.1.2, tweede en derde lid, van het Besluit, bedraagt drie jaar, welke termijn aanvangt in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is verkregen.
B
Artikel 5.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 4.724’ vervangen door ‘€ 5.007’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 4.295’ vervangen door ‘€ 4.552’.
C
In artikel 5.15 wordt in het eerste lid, aanhef, ‘101,55%’ vervangen door ‘105,99%’.
D
In artikel 5.15a, eerste lid, wordt ‘ten hoogste € 324.073’ vervangen door ‘ten hoogste € 343.485’.
E
In artikel 5.17, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 4.724’ vervangen door ‘€ 5.007’.
F
Artikel 5.22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘€ 21,68’ vervangen door ’€ 22,98’.
2. In het tweede lid, aanhef, wordt ‘€ 68,30’ vervangen door ‘€ 72,39’ en wordt ‘€ 62,88’ vervangen door ’€ 66,64’.
G
Het vijfde en zesde lid van artikel 5.1c vervallen.
H
Artikel 8.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 29.681’ vervangen door ‘€ 29.948’.
2. In het tweede lid wordt ’€ 26.550’ vervangen door ’26.511’, wordt ‘€ 3.131’ vervangen door ‘€ 3.437’ en wordt ’15 december 2021’ vervangen door ’15 oktober 2022’.
I
Artikel 8.16 komt te luiden:
De bedragen die in 2022 beschikbaar zijn voor de verstrekking van persoonsgebonden budgetten zijn voor de hiernavolgende regio’s de achter die regio’s opgenomen bedragen:
Groningen: |
€ 118.300.261 |
Friesland: |
€ 169.688.622 |
Drenthe: |
€ 125.183.543 |
Zwolle: |
€ 110.933.975 |
Twente: |
€ 128.196.448 |
Apeldoorn, Zutphen en omstreken: |
€ 67.716.624 |
Midden IJssel: |
€ 26.578.610 |
Arnhem: |
€ 188.847.554 |
Nijmegen: |
€ 111.578.854 |
Utrecht: |
€ 233.260.011 |
Flevoland: |
€ 45.726.190 |
’t Gooi: |
€ 96.982.686 |
Noord-Holland Noord: |
€ 87.696.111 |
Kennemerland: |
€ 51.391.540 |
Zaanstreek/Waterland: |
€ 45.995.866 |
Amsterdam: |
€ 146.234.378 |
Amstelland en de Meerlanden: |
€ 31.786.002 |
Zuid-Holland Noord: |
€ 75.787.078 |
Haaglanden: |
€ 182.791.771 |
Westland Schieland Delfland: |
€ 90.362.821 |
Midden-Holland: |
€ 42.652.319 |
Rotterdam: |
€ 149.165.776 |
Zuid-Hollandse Eilanden: |
€ 88.134.670 |
Waardenland: |
€ 75.659.671 |
Zeeland: |
€ 74.009.232 |
West-Brabant: |
€ 161.114.744 |
Midden-Brabant: |
€ 114.308.648 |
Noordoost Brabant: |
€ 160.886.910 |
Zuidoost Brabant: |
€ 185.281.409 |
Noord- en Midden-Limburg: |
€ 109.900.481 |
Zuid-Limburg: |
€ 140.963.501 |
J
Na artikel 8.16 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 49e, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg, bedraagt voor het jaar 2023: € 32.640 miljoen.
2. Van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is € 29.902 miljoen bestemd voor zorg in natura en € 3.548 miljoen bestemd voor persoonsgebonden budgetten. Daarbij is rekening gehouden met overhevelingen door de Wlz-uitvoerders tussen de deelkaders voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten tot en met 15 oktober 2022.
De bedragen die in 2023 beschikbaar zijn voor de verstrekking van persoonsgebonden budgetten zijn voor de hiernavolgende regio’s de achter die regio’s opgenomen bedragen:
Groningen: |
€ 122.116.708 |
Friesland: |
€ 178.259.674 |
Drenthe: |
€ 129.222.048 |
Zwolle: |
€ 114.512.780 |
Twente: |
€ 132.332.152 |
Apeldoorn, Zutphen en omstreken: |
€ 69.901.208 |
Midden IJssel: |
€ 27.436.054 |
Arnhem: |
€ 194.939.903 |
Nijmegen: |
€ 115.178.463 |
Utrecht: |
€ 240.785.136 |
Flevoland: |
€ 47.201.348 |
’t Gooi: |
€ 100.111.413 |
Noord-Holland Noord: |
€ 90.525.247 |
Kennemerland: |
€ 53.049.465 |
Zaanstreek/Waterland: |
€ 47.479.724 |
Amsterdam: |
€ 149.919.737 |
Amstelland en de Meerlanden: |
€ 32.811.440 |
Zuid-Holland Noord: |
€ 78.232.020 |
Haaglanden: |
€ 188.688.757 |
Westland Schieland Delfland: |
€ 93.277.987 |
Midden-Holland: |
€ 44.028.312 |
Rotterdam: |
€ 151.913.444 |
Zuid-Hollandse Eilanden: |
€ 90.977.954 |
Waardenland: |
€ 78.100.503 |
Zeeland: |
€ 76.396.820 |
West-Brabant: |
€ 166.312.414 |
Midden-Brabant: |
€ 117.996.322 |
Noordoost Brabant: |
€ 166.077.231 |
Zuidoost Brabant: |
€ 191.258.712 |
Noord- en Midden-Limburg: |
€ 113.445.945 |
Zuid-Limburg: |
€ 145.511.079 |
K
Bijlage H komt te luiden overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.
Artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 komt te luiden:
1. Van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.2, tweede en derde lid, van het Besluit, wordt het volgende vermogensbestanddeel afgetrokken:
a. het bedrag van een schadevergoeding voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak;
b. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9ter van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
c. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9quater van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
d. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9quinquies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
e. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9sexies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
f. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9septies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
2. De termijn gedurende welke het bedrag van de uitkering, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, wordt afgetrokken van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.2, tweede en derde lid, van het Besluit, bedraagt een jaar, welke termijn aanvangt in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is verkregen.
3. De termijn gedurende welke het bedrag van de uitkering, genoemd in het eerste lid, onderdelen c tot en met f, wordt afgetrokken van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.2, tweede en derde lid, van het Besluit, bedraagt drie jaar, welke termijn aanvangt in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is verkregen.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Zorgprofiel |
ZZP |
Wel of geen Begeleiding groeps |
Persoonlijke Verzorging |
Verpleging |
Begeleiding Individueel |
Begeleiding Groeps |
Huishoudelijke hulp |
Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verpleging en verzorging |
||||||||
1VV |
nvt |
€ 1.878 |
€ 4.825 |
€ 7.477 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 18.392 |
|
2VV |
nvt |
€ 10.314 |
€ 9.648 |
€ 2.493 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 26.667 |
|
3VV |
nvt |
€ 15.949 |
€ 4.825 |
€ 7.477 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 32.463 |
|
Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging |
4VV |
nvt |
€ 15.949 |
€ 9.648 |
€ 13.685 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 43.494 |
Beschermd wonen met intensieve dementiezorg |
5VV |
nvt |
€ 15.949 |
€ 17.690 |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 59.013 |
Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging |
6VV |
nvt |
€ 15.949 |
€ 17.690 |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 59.013 |
Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding |
7VV |
Nvt |
€ 15.949 |
€ 17.690 |
€ 36.071 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 73.922 |
Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging en verpleging |
8VV |
nvt |
€ 21.551 |
€ 17.690 |
€ 44.771 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 88.224 |
Licht verstandelijk gehandicapt |
||||||||
Wonen met begeleiding en verzorging |
1LVG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 21.162 |
€ 3.074 |
€ 4.212 |
€ 34.083 |
1LVG |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 21.162 |
€ 3.444 |
€ 4.212 |
€ 34.453 |
|
Wonen met behandeling en begeleiding |
2LVG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 36.071 |
€ 3.074 |
€ 4.212 |
€ 48.992 |
2LVG |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 36.071 |
€ 3.444 |
€ 4.212 |
€ 49.362 |
|
Verstandelijk gehandicapt |
||||||||
1VG |
nee |
€ 5.635 |
€ – |
€ 13.685 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 23.532 |
|
1VG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 13.685 |
€ 15.374 |
€ 4.212 |
€ 38.906 |
|
1VG |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 13.685 |
€ 17.216 |
€ 4.212 |
€ 40.748 |
|
2VG |
nee |
€ 5.635 |
€ – |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 31.009 |
|
2VG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 21.162 |
€ 15.374 |
€ 4.212 |
€ 46.383 |
|
2VG |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 21.162 |
€ 17.216 |
€ 4.212 |
€ 48.225 |
|
Wonen met begeleiding en verzorging |
3VG |
nee |
€ 1.878 |
€ – |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 34.683 |
3VG |
ja, zonder vervoer |
€ 1.878 |
€ – |
€ 28.593 |
€ 18.448 |
€ 4.212 |
€ 53.131 |
|
3VG |
ja, met vervoer |
€ 1.878 |
€ – |
€ 28.593 |
€ 20.289 |
€ 4.212 |
€ 54.972 |
|
Wonen met begeleiding en intensieve en intensieve verzorging |
4VG |
nee |
€ 5.635 |
€ 1.607 |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 40.047 |
4VG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ 1.607 |
€ 28.593 |
€ 18.448 |
€ 4.212 |
€ 58.495 |
|
4VG |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ 1.607 |
€ 28.593 |
€ 20.289 |
€ 4.212 |
€ 60.336 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
5VG |
nee |
€ 15.949 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 53.579 |
5VG |
ja, zonder vervoer |
€ 15.949 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ 21.523 |
€ 4.212 |
€ 75.102 |
|
5VG |
ja, met vervoer |
€ 15.949 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ 23.365 |
€ 4.212 |
€ 76.944 |
|
Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragregulering |
6VG |
nee |
€ 5.635 |
€ – |
€ 36.071 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 45.918 |
6VG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 36.071 |
€ 24.598 |
€ 4.212 |
€ 70.516 |
|
6VG |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 36.071 |
€ 26.441 |
€ 4.212 |
€ 72.359 |
|
(besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering |
7VG |
nee |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 44.771 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 66.539 |
7VG |
ja, zonder vervoer |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 44.771 |
€ 27.674 |
€ 4.212 |
€ 94.213 |
|
7VG |
ja, met vervoer |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 44.771 |
€ 29.515 |
€ 4.212 |
€ 96.054 |
|
Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging |
8VG |
nee |
€ 33.745 |
€ 9.648 |
€ 13.685 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 61.290 |
8VG |
ja, zonder vervoer |
€ 33.745 |
€ 9.648 |
€ 13.685 |
€ 21.523 |
€ 4.212 |
€ 82.813 |
|
8VG |
ja, met vervoer |
€ 33.745 |
€ 9.648 |
€ 13.685 |
€ 23.365 |
€ 4.212 |
€ 84.655 |
|
Lichamelijk gehandicapt |
||||||||
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015) |
1LG |
nee |
€ 5.635 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 32.616 |
1LG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ 18.448 |
€ 4.212 |
€ 51.064 |
|
1LG |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ 20.289 |
€ 4.212 |
€ 52.905 |
|
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
2LG |
nee |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 42.930 |
2LG |
ja, zonder vervoer |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ 18.448 |
€ 4.212 |
€ 61.378 |
|
2LG |
ja, met vervoer |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ 20.289 |
€ 4.212 |
€ 63.219 |
|
Wonen met enige begeleiding en verzorging (2015) |
3LG |
nee |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 13.685 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 35.453 |
3LG |
ja, zonder vervoer |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 13.685 |
€ 21.523 |
€ 4.212 |
€ 56.976 |
|
3LG |
ja, met vervoer |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 13.685 |
€ 23.365 |
€ 4.212 |
€ 58.818 |
|
Wonen met begeleiding en verzorging |
4LG |
nee |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 42.930 |
4LG |
ja, zonder vervoer |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ 18.448 |
€ 4.212 |
€ 61.378 |
|
4LG |
ja, met vervoer |
€ 15.949 |
€ 1.607 |
€ 21.162 |
€ 20.289 |
€ 4.212 |
€ 63.219 |
|
Wonen met begeleiding en intensieve verzorging |
5LG |
nee |
€ 21.551 |
€ 4.825 |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 51.750 |
5LG |
ja, zonder vervoer |
€ 21.551 |
€ 4.825 |
€ 21.162 |
€ 21.523 |
€ 4.212 |
€ 73.273 |
|
5LG |
ja, met vervoer |
€ 21.551 |
€ 4.825 |
€ 21.162 |
€ 23.365 |
€ 4.212 |
€ 75.115 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
6LG |
nee |
€ 27.187 |
€ 9.648 |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 62.209 |
6LG |
ja, zonder vervoer |
€ 27.187 |
€ 9.648 |
€ 21.162 |
€ 18.448 |
€ 4.212 |
€ 80.657 |
|
6LG |
ja, met vervoer |
€ 27.187 |
€ 9.648 |
€ 21.162 |
€ 20.289 |
€ 4.212 |
€ 82.498 |
|
Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging |
7LG |
nee |
€ 27.187 |
€ 9.648 |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 69.640 |
7LG |
ja, zonder vervoer |
€ 27.187 |
€ 9.648 |
€ 28.593 |
€ 15.374 |
€ 4.212 |
€ 85.014 |
|
7LG |
ja, met vervoer |
€ 27.187 |
€ 9.648 |
€ 28.593 |
€ 17.216 |
€ 4.212 |
€ 86.856 |
|
Visueel gehandicapt |
||||||||
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015) |
1ZGvis |
nee |
€ 5.635 |
€ – |
€ 13.685 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 23.532 |
1ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 13.685 |
€ 18.448 |
€ 4.212 |
€ 41.980 |
|
1ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 13.685 |
€ 20.289 |
€ 4.212 |
€ 43.821 |
|
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
2ZGvis |
nee |
€ 5.635 |
€ – |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 38.440 |
2ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 28.593 |
€ 15.374 |
€ 4.212 |
€ 53.814 |
|
2ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ – |
€ 28.593 |
€ 17.216 |
€ 4.212 |
€ 55.656 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
3ZGvis |
nee |
€ 10.314 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 47.944 |
3ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 10.314 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ 15.374 |
€ 4.212 |
€ 63.318 |
|
3ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 10.314 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ 17.216 |
€ 4.212 |
€ 65.160 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
4ZGvis |
nee |
€ 27.187 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 64.817 |
4ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 27.187 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ 21.523 |
€ 4.212 |
€ 86.340 |
|
4ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 27.187 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ 23.365 |
€ 4.212 |
€ 88.182 |
|
Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging |
5ZGvis |
nee |
€ 27.187 |
€ 4.825 |
€ 36.071 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 72.295 |
5ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 27.187 |
€ 4.825 |
€ 36.071 |
€ 21.523 |
€ 4.212 |
€ 93.818 |
|
5ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 27.187 |
€ 4.825 |
€ 36.071 |
€ 23.365 |
€ 4.212 |
€ 95.660 |
|
Auditief gehandicapt |
||||||||
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
1ZGaud |
nee |
€ 1.878 |
€ – |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 34.683 |
1ZGaud |
ja, zonder vervoer |
€ 1.878 |
€ – |
€ 28.593 |
€ 24.598 |
€ 4.212 |
€ 59.281 |
|
1ZGaud |
ja, met vervoer |
€ 1.878 |
€ – |
€ 28.593 |
€ 26.441 |
€ 4.212 |
€ 61.124 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
2ZGaud |
nee |
€ 21.551 |
€ 9.648 |
€ 44.771 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 80.182 |
2ZGaud |
ja, zonder vervoer |
€ 21.551 |
€ 9.648 |
€ 44.771 |
€ 27.674 |
€ 4.212 |
€ 107.856 |
|
2ZGaud |
ja, met vervoer |
€ 21.551 |
€ 9.648 |
€ 44.771 |
€ 29.515 |
€ 4.212 |
€ 109.697 |
|
Wonen intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
3ZGaud |
nee |
€ 33.745 |
€ 17.690 |
€ 44.771 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 100.418 |
3ZGaud |
ja, zonder vervoer |
€ 33.745 |
€ 17.690 |
€ 44.771 |
€ 27.674 |
€ 4.212 |
€ 128.092 |
|
3ZGaud |
ja, met vervoer |
€ 33.745 |
€ 17.690 |
€ 44.771 |
€ 29.515 |
€ 4.212 |
€ 129.933 |
|
Wonen intensieve begeleiding en enige verzorging |
4ZGaud |
nee |
€ 10.314 |
€ – |
€ 44.771 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 59.297 |
4ZGaud |
ja, zonder vervoer |
€ 10.314 |
€ – |
€ 44.771 |
€ 21.523 |
€ 4.212 |
€ 80.820 |
|
4ZGaud |
ja, met vervoer |
€ 10.314 |
€ – |
€ 44.771 |
€ 23.365 |
€ 4.212 |
€ 82.662 |
|
GGZ wonen |
||||||||
GGZ wonen met intensieve begeleiding |
1GGZ-W |
nee |
€ 1.878 |
€ 1.607 |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 36.290 |
1GGZ-W |
ja, zonder vervoer |
€ 1.878 |
€ 1.607 |
€ 28.593 |
€ 12.300 |
€ 4.212 |
€ 48.590 |
|
1GGZ-W |
ja, met vervoer |
€ 1.878 |
€ 1.607 |
€ 28.593 |
€ 13.769 |
€ 4.212 |
€ 50.059 |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
2GGZ-W |
nee |
€ 10.314 |
€ 4.825 |
€ 21.162 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 40.513 |
2GGZ-W |
ja, zonder vervoer |
€ 10.314 |
€ 4.825 |
€ 21.162 |
€ 12.300 |
€ 4.212 |
€ 52.813 |
|
2GGZ-W |
ja, met vervoer |
€ 10.314 |
€ 4.825 |
€ 21.162 |
€ 13.769 |
€ 4.212 |
€ 54.282 |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering |
3GGZ-W |
nee |
€ 5.635 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 43.265 |
3GGZ-W |
ja, zonder vervoer |
€ 5.635 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ 15.374 |
€ 4.212 |
€ 58.639 |
|
3GGZ-W |
ja, met vervoer |
€ 5.635 |
€ 4.825 |
€ 28.593 |
€ 17.216 |
€ 4.212 |
€ 60.481 |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging |
4GGZ-W |
nee |
€ 15.949 |
€ 9.648 |
€ 28.593 |
€ – |
€ 4.212 |
€ 58.402 |
4GGZ-W |
ja, zonder vervoer |
€ 15.949 |
€ 9.648 |
€ 28.593 |
€ 12.300 |
€ 4.212 |
€ 70.702 |
|
4GGZ-W |
ja, met vervoer |
€ 15.949 |
€ 9.648 |
€ 28.593 |
€ 13.769 |
€ 4.212 |
€ 72.171 |
Deze wijziging van de Regeling langdurige zorg (Rlz) en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 bevat een viertal wijzigingen. Ten eerste is er een beperking voor vermogensuitzonderingen opgenomen. Deze wijziging heeft betrekking op zowel de Rlz als de Uitvoeringsregeling Wmo 2015. Ten tweede worden de toeslagen en tarieven behorende bij het persoonsgebonden budget (pgb) voor 2023 ge(her)ïndexeerd conform de meest recente ontwikkeling van het prijspeil. Met onderhavige regeling worden ten derde de pgb-kaders geactualiseerd. Tot slot komen met deze regeling de bepalingen omtrent extra kosten voor corona te vervallen omdat deze materieel zijn uitgewerkt. De laatste drie wijzigingen hebben enkel betrekking op de Rlz.
Voor zorg c.q. ondersteuning uit de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Wmo 2015 (i.c. bij beschermd wonen) wordt een eigen bijdrage betaald. De hoogte wordt vastgesteld aan de hand van de omvang van het inkomen en vermogen, de zogeheten vermogenstoets. In het Besluit langdurige zorg (Blz) en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (UB Wmo 2015) is geregeld dat van het berekende vermogen (de vermogensgrondslag), op aanvraag van de verzekerde, de op basis van art. 47 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) aangewezen eenmalige uitkeringen kunnen worden afgetrokken. Hierdoor wordt een bepaald bedrag niet meegerekend bij het vaststellen van het vermogen en wordt de eigen bijdrage lager. Artikel 47 Awir is nader geregeld in de Uitvoeringsregeling Awir (UR Awir). Sommige van de in de UR Awir genoemde vermogenstoetsuitzonderingen kennen een beperking in de tijd gedurende welke een uitkering van het vermogen kan worden uitgezonderd.
Met het wijzigen van het Blz en het UB Wmo 2015 (Stb. 2022, 460) met ingang van 1 januari 2023 is het mogelijk gemaakt om ook met betrekking tot de eigen bijdrage in de Wlz en de Wmo 2015 (beschermd wonen), bij ministeriële regeling de aanvraag voor een vermogensuitzonderingen te kunnen beperken tot een bepaalde termijn. In de onderhavige ministeriële regeling is de termijn voor de volgende regelingen gesteld op drie jaar:
– Hersteloperatie kinderopvangtoeslag (vergl. artikel 9quater, UR Awir);
– Bijdrage Stichting Zorg na Werk in Coronazorg (vergl. artikel 9quinquies, UR Awir);
– Compensatieregeling Dutchbat III en nabestaanden Srebrenica (vergl. artikel 9sexies, UR Awir);
– Compensatieregeling transgender en intersekse personen (vergl. art. 9 septies, Awir).
Hiermee worden deze op één lijn gebracht met de in de UR Awir opgenomen regelingen waarvan de vermogensuitzondering nu al is beperkt tot drie jaar.
Voor de uitkeringen die in het kader van de Herstelactie kindgebonden budget (vergl. artikel 9ter Awir) plaatsvinden, stelt onderhavige regeling de termijn gedurende welke deze uitkeringen van het vermogen kunnen worden uitgezonderd, op een jaar. Ook voor deze uitkering geldt dat deze beperking op één lijn is gebracht met de in de UR Awir opgenomen regeling, die voor deze vermogensuitzondering al een beperking kent van een jaar.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de op grond van onderhavige regeling vastgestelde beperking in de termijn betrekking heeft op uitkeringen die vanaf het jaar 2021 tot het vermogen behoren. Dit vanwege het feit dat de grondslag om een beperking te stellen aan de termijn gedurende welke de uitkering op het vermogen kan worden uitgezonderd, wordt ingevoerd per 1 januari 2023. Aangewezen uitkeringen als bedoeld in het Blz en het UB Wmo 2015 die vóór 2021 tot het vermogen zijn gaan behoren, kennen geen limiet in de periode gedurende welke zij ten behoeve van de vermogenstoets voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage van het vermogen kunnen worden uitgezonderd. Aan het beperken van de termijn gedurende welke de aangewezen uitkeringen in aftrek kunnen worden gebracht, is immers geen terugwerkende kracht verbonden.
Met deze wijziging van de Rlz worden de toeslagen en tarieven behorende bij het pgb voor 2023 ge(her)ïndexeerd conform de meest recente ontwikkeling van het prijspeil. In de Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 21 juni 2022, kenmerk 3382194-1030917-LZ, houdende wijziging van de Regeling langdurige zorg in verband met voorzien in de mogelijkheid tot verhoging van het pgb in geval van logeeropvang, het jaarlijks indexeren van de pgb bedragen en enkele andere wijzigingen, heeft ook al een indexatie van het pgb per 1-1-23 plaatsgevonden (Stcrt. 2022, 16877). Echter, door ontwikkelingen van het prijspeil is herindexatie nodig, hetgeen met onderhavige regeling wordt gerealiseerd. Het indexeringspercentage waarmee de bedragen 2022 per 1-1-23 met onderhavige regeling worden gewijzigd, betreft 5,99%.
Het beschikbaar gestelde Wlz-kader 2022 is gewijzigd naar aanleiding van de opgave van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) van 24 oktober 2022. Hierin zijn de wijzigingen van het Wlz-kader 2022 zoals vermeld in de definitieve kaderbrief Wlz 2023 verwerkt. De verdeling van het totale Wlz-kader 2022 over de deelkaders voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten is in lijn hiermee ook gewijzigd. In deze opgave zijn de overhevelingen door de Wlz-uitvoerders tussen de regionale deelkaders 2022 voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten tot en met 15 oktober 2022 verwerkt. Met onderhavige regeling worden de bestaande kaders voor 2022 daarom dienovereenkomstig met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022 gewijzigd.
Het Wlz-kader 2023 sluit aan bij de definitieve kaderbrief Wlz 2023. Het Wlz-kader 2023 kan gedurende het jaar 2023 nog wijzigen. Dit gebeurt aan de hand van adviezen van de NZa. Deze kunnen aanleiding geven tot het toevoegen van herverdelingsmiddelen aan het Wlz kader 2023. Ook kan de verdeling van het Wlz-kader 2023 over de deelkaders voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten en de verdeling van het pgb-kader over de zorgkantoorregio’s gedurende 2023 nog wijzigen.
De Rlz bevat een regeling die er (kort gezegd) in voorziet dat het zorgkantoor het pgb kan verhogen in het geval een verzekerde als gevolg van maatregelen in verband met Covid-19 bepaalde extra kosten heeft moeten maken. Omdat deze voorziening per 1 januari 2023 materieel is uitgewerkt, wordt deze per die datum geschrapt.
Het CAK heeft een zogeheten ‘lichte’ uitvoeringstoets uitgebracht op de wijzigingen in deze regeling die betrekking hebben op de beperking in de periode van de vermogensuitzonderingen. Het CAK heeft aangegeven de eerder beschreven vermogenstoetsuitzonderingen met ingang van 1 januari 2023 binnen de eigen bijdrage regelingen uit te kunnen voeren. Bij de overige onderwerpen is geen sprake van uitvoeringsconsequenties.
De in deze regeling vervatte beperking in de termijn van toepassing van vermogensuitzonderingen sluit aan bij de termijn die is genoemd in de UR Awir wat betreft de mogelijkheid deze in een aantal gevallen buiten beschouwing te laten voor de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Met die termijnen is een balans gevonden tussen enerzijds de mogelijkheid om onbelemmerd een compensatie te kunnen ontvangen in de genoemde gevallen en anderzijds een termijn te stellen aan de inzet van de compensatie bij het bepalen van de hoogte van het vermogen. Verwacht mag worden dat gezien de hoogte van de uitkeringen deze op gegeven moment uit het vermogen verdwijnen en er alleen daarom al geen onbeperkt beroep mogelijk moet zijn deze uit te zonderen van het vermogen. Onbeperkte mogelijkheid tot het aanvragen van een uitzondering in deze gevallen zou ook een onevenwichtigheid meebrengen in vergelijking met degenen die niet de mogelijkheid hebben een vermogensuitzondering aan te vragen.
Er zijn geen gevolgen voor de begroting van het CAK. Vanwege de beperkte benodigde capaciteit voor de implementatie kunnen deze activiteiten binnen de huidige begroting van het CAK worden opgevangen.
Bij de andere onderwerpen is geen sprake van financiele consequenties.
Deze wijziging van de Rlz betreft voornamelijk een aantal louter technische wijzigingen, deze hebben geen gevolgen voor de regeldruk. Het adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023, met uitzondering van de bepalingen die een nieuwe vaststelling van de pgb-kaders voor 2022 bevatten. Die bepalingen werken terug tot 1 januari 2022.
Artikel I omvat wijzigingen van de Rlz. In artikel I, onderdeel A, wordt geregeld dat het bestaande artikel 4.1 van de Rlz wordt gewijzigd in een nieuw artikel 4.1 van het Rlz. Dit artikel geeft invulling aan hetgeen is bepaald in artikel 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel a, van het Blz. In dat artikel is geregeld dat bij ministeriele regeling vermogensbestanddelen kunnen worden aangewezen die op verzoek kunnen worden afgetrokken van de vermogensgrondslag om het vermogen van een persoon ten behoeve van de vermogenstoets te bepalen.
De opsomming in artikel 4.1, eerste lid, van de Rlz vermeldt in onderdeel a, een vermogensbestanddeel dat al was opgenomen in artikel 4.1 van de Rlz zoals dat voor inwerkingtreding van onderhavige regeling luidde, namelijk het vermogensbestanddeel dat een schadevergoeding vormt voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak. Ten aanzien van dit vermogensbestanddeel zijn geen wijzigingen beoogd.
Voor de vermogensbestanddelen die zijn opgesomd in de onderdelen b tot en met f wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting. Hoewel de in deze onderdelen genoemde uitkeringen reeds in de UR Awir zijn aangewezen, worden deze in de Rlz opgenomen om daarmee mogelijk te maken dat een beperking wordt gesteld op de termijn gedurende welke de desbetreffende uitkering kan worden uitgezonderd van het vermogen ten behoeve van de vermogenstoets. In het tweede en derde lid van artikel 4.1 van de Rlz wordt namelijk, op grond van de per 1 januari 2023 in artikel 3.3.1.2, vijfde lid, van het Blz, nieuw opgenomen delegatiegrondslag, een periode vastgesteld gedurende welke een uitkering van de vermogensgrondslag kan worden uitgezonderd. Het tweede lid heeft betrekking op de uitkeringen die zijn ontvangen in het kader van de Herstelactie kindgebonden budget. Hiervoor geldt een termijn van een jaar, zijnde het jaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is genoten. Het derde lid heeft betrekking op de betalingen als bedoeld in de artikelen 9quater tot en met 9septies van de UR Awr. Hiervoor gaat een termijn van drie jaar gelden, te rekenen vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is ontvangen.
Deze onderdelen indexeren de toeslagen en tarieven behorende bij het pgb naar het prijspeil in 2023. Het indexeringspercentage dat hierbij is gehanteerd bedraagt 5,99%. Bij de eerdergenoemde regeling van 21 juni 2022, kenmerk 3382194-1030917-LZ, waren de bedragen al per 1 januari 2023 geindexeerd tegen een percentage van 4,55%. Vanwege het hoge prijspeil is herindexatie nodig. Tevens wordt bijlage H van de regeling op deze indexering aangepast.
In dit onderdeel worden het vijfde en zesde lid van artikel 5.1c van de Rlz geschrapt omdat deze materieel uitgewerkt zijn.
Voor de wijzigingen in de onderdelen H, I en J wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting, onder het kopje ‘Actualiseren PGB-kaders’.
Artikel II betreft een wijziging van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en houdt in dat artikel 9 van die regeling wordt vervangen door een nieuw artikel 9.
Artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 geeft invulling aan hetgeen is bepaald in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, van het UB Wmo 2015. In dat artikel is geregeld dat bij ministeriele regeling vermogensbestanddelen kunnen worden aangewezen die op verzoek kunnen worden afgetrokken van de vermogensgrondslag om het vermogen van een persoon ten behoeve van de vermogenstoets te bepalen.
De opsomming in artikel 9, eerste lid, vermeldt in onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 een vermogensbestanddeel dat al was opgenomen in de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, namelijk het vermogensbestanddeel dat een schadevergoeding vormt voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak. Ten aanzien van dit vermogensbestanddeel zijn geen wijzigingen beoogd. Voor de vermogensbestanddelen die zijn opgesomd in de onderdelen b tot en met f wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
In het tweede en derde lid van artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt invulling gegeven aan de in artikel 3.3.1.2, vijfde lid, van het UB Wmo 2015, nieuw opgenomen delegatiegrondslag om een periode aan te wijzen gedurende welke een uitkering van de vermogensgrondslag kan worden uitgezonderd. Het tweede lid heeft betrekking op de uitkeringen die zijn ontvangen in het kader van de Herstelactie kindgebonden budget. Zoals in het algemeen deel is toegelicht, worden die betalingen uitgekeerd in 2019 of 2020. Deze betalingen gelden dan enkel in 2020 respectievelijk 2021 als vermogenstoetsuitzondering. Het derde lid heeft betrekking op de betalingen als bedoeld in de artikelen 9quater tot en met 9septies van de UR Awr.
Dit artikel voorziet in de inwerkingtreding van de voornoemde wijzigingen. De regeling treedt 1 januari 2023 in werking, hetgeen aansluit op de vaste verandermomenten. Wel wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden, hetgeen ingegeven is door de aard van de wijzigingen. Alleen aan artikel I, onderdelen H en I, wordt terugwerkende kracht toegekend. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-32461.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.