Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 november 2022, nr. FEZ/34261526, houdende wijziging van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren onder meer in verband met de jaarlijkse indexering en een technische wijziging

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, en 2.7, eerste en tweede lid, van de Wet normering topinkomens;

Besluiten:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING NORMERING TOPINKOMENS OCW-SECTOREN

De Regeling normering topinkomens OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Per klasse geldt het volgende bezoldigingsmaximum:

    Klasse

    Bezoldigingsmaximum

    A (4 complexiteitspunten)

    € 132.000

    B (5 – 6 complexiteitspunten)

    € 148.000

    C (7 – 8 complexiteitspunten)

    € 159.000

    D (9 – 12 complexiteitspunten)

    € 173.000

    E (13 – 15 complexiteitspunten)

    € 189.000

    F (16 – 17 complexiteitspunten)

    € 202.000

    G (18 – 20 complexiteitspunten)

    Het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

B

In de aanhef van artikel 5b wordt ‘€ 180.000’ vervangen door ‘€ 186.000’.

C

Artikel 5e wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 153.000’ vervangen door ‘€ 158.000’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 182.000’ vervangen door ‘€ 188.000’.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 199.000’ vervangen door ‘€ 205.000’.

D

De Bijlage behorende bij artikel 3, tweede lid, van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:

1. Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift van onderdeel 1B, in de alinea volgend op het opschrift van onderdeel 1B en in het opschrift van de kolom ‘Aantal bekostigde leerlingen, deelnemers, vavo-studenten, mbo-studenten of ho-studenten’ in de tabel in onderdeel 1B vervalt ‘deelnemers,’.

b. In onderdeel 1C, onder 1, vervalt ‘deelnemers,’.

2. Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 2A, onder b, wordt ‘leerlingen, deelnemers of studenten’ vervangen door ‘leerlingen, vavo-studenten, mbo-studenten of ho-studenten’.

b. In onderdeel 2B, onder b, wordt ‘leerlingen, deelnemers of studenten’ vervangen door ‘leerlingen, vavo-studenten, mbo-studenten of ho-studenten’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu

TOELICHTING

I. Algemene toelichting

1. Aanleiding

De Regeling normering topinkomens OCW-sectoren (hierna: de regeling) wordt op enkele punten gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • 1. Indexering van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen, cultuurfondsen en media-instellingen;

  • 2. Technische wijziging waarbij terminologie gelijk wordt getrokken met terminologie uit de Wet versterken positie mbo-studenten.

2. Indexering van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen, cultuurfondsen en media-instellingen

2.1 Bezoldigingsmaximum bezoldigingsklasse G voor onderwijsinstellingen en bezoldigingscategorie D voor media-instellingen

Het maximum van bezoldigingsklasse G – de onderwijsklasse met de grootste complexiteit – en het maximum van bezoldigingscategorie D voor media-instellingen zijn gelijk aan het algemeen bezoldigingsmaximum (artikel 2.3 van de WNT). Op 30 augustus 2022 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bekendgemaakt dat het algemeen bezoldigingsmaximum met 2,9% wordt geïndexeerd en vervolgens naar boven wordt afgerond op een duizendvoud in euro’s.1 Het algemeen bezoldigingsmaximum in 2023 is daardoor vastgesteld op € 223.000.

2.2 Bezoldigingsmaxima bezoldigingsklasse A tot en met F voor onderwijsinstellingen, cultuurfondsen en de bezoldigingscategorieën A tot en met C voor media-instellingen

De bezoldigingsmaxima voor bezoldigingsklasse A tot en met F voor onderwijsinstellingen, de cultuurfondsen en de bezoldigingscategorieën A tot en met C voor media-instellingen worden per 1 januari 2023 geïndexeerd met hetzelfde percentage als het algemeen bezoldigingsmaximum en vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s. Daarmee blijft de opbouw van de sectorale bezoldigingsmaxima in evenwicht. De bezoldigingsmaxima voor 2023 (afgezet tegen 2022) zijn:

Onderwijsinstellingen

Cultuurfondsen

Media-instellingen

Klasse

Maximum 2022

Maximum 2023

Categorie

Maximum 2022

Maximum 2023

Categorie

Maximum 2022

Maximum 2023

A

€ 128.000

€ 132.000

Fondsen

€ 180.000

€ 186.000

A

€ 153.000

€ 158.000

B

€ 143.000

€ 148.000

     

B

€ 182.000

€ 188.000

C

€ 154.000

€ 159.000

     

C

€ 199.000

€ 205.000

D

€ 168.000

€ 173.000

     

D

€ 216.000

€ 223.000

E

€ 183.000

€ 189.000

           

F

€ 196.000

€ 202.000

           

G

€ 216.000

€ 223.000

           

3. Technische wijziging waarbij terminologie gelijk wordt getrokken met terminologie uit de Wet versterken positie mbo-studenten

Het betreft een technische wijziging, waarbij de terminologie gelijk wordt getrokken met andere wet- en regelgeving. Met de Wet versterken positie mbo-studenten is onder andere de benaming van ‘deelnemers’ in de onderwijswetgeving gewijzigd.2 De benaming van een deelnemer die een beroepsopleiding (mbo-opleiding) volgt, is door genoemde wet gewijzigd in ‘student’, en de deelnemer die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) volgt in ‘vavo-student’. De deelnemer die een opleiding overige educatie (dit is alle educatie, niet zijnde vavo) volgt blijft ‘deelnemer’ heten. De wet bevat tevens wijzigingen die verband houden met de nieuwe terminologie, zoals de wijziging van wetgeving waarin zowel de student uit de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek als de student uit de Wet educatie en beroepsonderwijs voorkomt. Deze studenten worden onderscheiden door gebruik van de begrippen ‘ho-student’ respectievelijk ‘mbo-student’.

Met de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 november 2020, nr. 26008797, houdende de wijziging van diverse ministeriële regelingen en beleidsregels in verband met de terminologiewijzigingen in de Wet versterken positie mbo-studenten3 zijn deze wijzigingen doorgevoerd in ministeriële regelingen en beleidsregels. Met deze regeling is ook de terminologie in de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren aangepast. Hierbij is echter abusievelijk ‘deelnemers’ blijven staan. Omdat bij het berekenen van de complexiteitspunten conform deze regeling slechts de bekostigde onderwijsdeelnemers worden meegeteld en opleidingen overige educatie niet direct via onderwijswetgeving bekostigd worden, dienen de ‘deelnemers’ niet genoemd te worden in de bijlage. Ook is de terminologie in onderdeel 2A van de bijlage over het hoofd gezien. Met onderhavige regeling wordt dit aangepast.

Met de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 17 november 2021, nr. FEZ/30160846, houdende wijziging van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren onder meer in verband met de jaarlijkse indexering, vaststelling bezoldigingsmaxima voor media-instellingen, herijking verlaagde bezoldigingsmaxima voor cultuurfondsen en vereenvoudiging criteria vaststelling bezoldigingsklasse voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen4 is een passage met de oude terminologie ingevoegd in onderdeel 2B van de bijlage. Met onderhavige regeling wordt dit eveneens aangepast, waarbij voor de duidelijkheid nogmaals wordt benoemd dat het om bekostigde onderwijsdeelnemers gaat.

4. Inwerkingtreding, vaste verandermomenten en overgangsrecht

Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2023 en wordt, in afwijking van de afspraken rond de invoeringstermijn van 2 maanden die is neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving (AR 4.17), conform de WNT in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben, vastgesteld en gepubliceerd.

Jaarlijks worden de maxima geïndexeerd met het percentage waarmee de algemene WNT-norm wordt geïndexeerd vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s.

Op deze regeling is het algemene overgangsrecht van de WNT van toepassing.

5. Gevolgen voor de uitvoering

De conceptregeling is ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties in het onderwijs, de bestuurdersverenigingen in het onderwijs, de toezichthoudersverenigingen in het onderwijs, vakbonden in het onderwijs en de mediasector, de NPO, de RPO, het College van Omroepen, de landelijke en regionale publieke omroepen, de Federatie Cultuur, de Vereniging van Nederlandse Orkesten en de betrokken ministeries. Daarnaast is de conceptregeling ter toets voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), het Commissariaat voor de Media (CvdM), het EAUT-panel5, aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk (ADR).

Tekstuele suggesties die door partijen zijn aangeleverd, zijn in de regeling verwerkt. Op de inhoudelijke inbreng op de regeling wordt hieronder nader ingegaan.

Hoogte van de indexering

Een aantal partijen heeft gevraagd hoe het indexeringspercentage zich verhoudt tot de hoge inflatie op het moment van vaststellen van deze regeling. De regeling volgt de wijze van indexatie van de WNT. Deze is vastgelegd in artikel 2.3, lid 2 van de WNT en houdt in dat het maximum wordt jaarlijks verhoogd met het percentage van de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid in jaar t-2. Het gevolg van deze manier van indexeren is dat er een vertraging optreedt. Als de inflatie ertoe leidt dat de contractuele loonkosten van de overheid stijgen, dan zal één tot twee jaar later ook zichtbaar worden in de indexatie van de WNT-maxima.

Vakbonden geven aan dat de bezoldiging van bestuurders harder stijgt dan de loontonwikkeling in cao’s. Als oorzaken worden een hogere indexering genoemd en de afronding van de maxima op duizendtallen naar boven. Zoals hierboven aangegeven volgt de regeling de indexatie van de WNT. De ontwikkeling van de contractuele loonkosten bij de overheid is namelijk vergelijkbaar met ontwikkeling van de contractuele loonkosten in het onderwijs. Voor de afronding op duizendtallen naar boven is gekozen om communicatieredenen.

Samenwerkingsomroepen

Een partij heeft verzocht om de reikwijdte van de WNT met betrekking tot de samenwerkingsomroepen in de mediasector te verduidelijken in de toelichting. Sinds 1-1-2022 heeft een aantal omroepverenigingen samenwerkingsomroepen gevormd. Dit heeft ertoe geleid dat de onderliggende omroepenverenigingen niet meer zelfstandig onder de reikwijdte van de WNT vallen. In bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de WNT is opgenomen dat de “landelijke publieke media-instellingen” onder de WNT vallen. Volgens de Mediawet zijn dat de instellingen die een erkenning hebben. Sinds 1-1-2022 ligt deze erkenning onder andere bij de samenwerkingsomroepen AVROTROS-PowNed, MAX-WNL en VPRO-HUMAN. De onderliggende omroepverenigingen AVROTROS, PowNed, Max, WNL, VPRO en HUMAN hebben geen erkenning meer en vallen daardoor niet meer zelfstandig onder de WNT. Deze instellingen kwalificeren mogelijk wel als gelieerde instellingen van de samenwerkingsomroepen. Hierbij is ook van belang te melden dat het Adviescollege landelijke publieke omroep op dit moment werkt aan een advies over de toe- en uittredingscriteria voor publieke omroepen. Dit advies en de opvolging daarvan kan mogelijk gevolgen hebben voor de figuur van samenwerkingsomroep zoals die nu in de Mediawet 2008 is opgenomen. Bij de opvolging van het advies zal specifiek gekeken worden naar de gevolgen voor de toepassing van de WNT bij media-instellingen en omroepverenigingen.

Een andere partij heeft gevraagd of de indeling van de samenwerkingsomroepen in de hoogste categorie recht doet aan de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende individuele omroepen (zowel qua omvang in organisatiegrootte als in uren en zendtijd). De huidige indeling is het gevolg van de erkenningen die per 1-1-2022 zijn ingegaan. De verhouding tussen omroepverenigingen en samenwerkingsomroepen is onder de aandacht van de Staatssecretaris van OCW. Mocht blijken dat er aanleiding is om de indeling te veranderen, dan wordt dat in overweging genomen.

Verzoek media-instelling voor indeling in hogere categorie

Een respondent is van mening niet in de juiste bezoldigingscategorie ingedeeld te zijn. Hiervoor worden diverse argumenten aangedragen. Enerzijds valt dit buiten de aanpassing van de regeling die nu geconsulteerd wordt. Anderzijds vergt een zorgvuldige beoordeling van deze argumenten meer tijd. Daarom zal op een later moment separaat richting deze respondent gereageerd worden op dit punt.

(Uitvoerings)toetsen

Uit de uitvoeringstoetsen van DUO, het CvdM en het EAUT-panel blijkt dat de regeling uitvoerbaar wordt geacht.

De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

6. Regeldruk

De indexering van de bezoldigingsmaxima heeft een verwaarloosbare impact op de administratieve lasten en nalevingskosten van de WNT. Instellingen die onder de reikwijdte van de WNT vallen, moeten kennisnemen van de nieuwe maxima en normbedragen. Ditzelfde geldt voor de WNT-toezichthouders. De nieuwe maxima zijn voorzienbaar, aangezien de wijze waarop deze bepaald worden uit de wet voortvloeit.

Met deze wijziging van de regeling worden verder geen (nieuwe) informatieverplichtingen gecreëerd of geschrapt. Ook voor de verantwoording zijn er geen gevolgen. De regeling heeft daarmee, los van kennisnamekosten, geen gevolgen voor de administratieve lasten. Gezien de verwaarloosbare impact zijn de administratieve lasten niet gekwantificeerd.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Het bezoldigingsmaximum voor bezoldigingsklasse A tot en met F voor onderwijsinstellingen is voor 2023 geïndexeerd met 2,9% (hetzelfde percentage als voor indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT) en is vervolgens conform de werkwijze bij het algemeen bezoldigingsmaximum naar boven afgerond op duizendtallen. Er is gerekend met de bedragen die voor 2022 van toepassing waren.

Artikel I, onderdeel B

Het bezoldigingsmaximum voor de cultuurfondsen is voor 2023 geïndexeerd met 2,9% (hetzelfde percentage als voor indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT) en is vervolgens conform de werkwijze bij het algemeen bezoldigingsmaximum naar boven afgerond op duizendtallen. Er is gerekend met de bedragen die voor 2022 van toepassing waren.

Artikel I, onderdeel C

Het bezoldigingsmaximum voor bezoldigingscategorie A tot en met C voor media-instellingen is voor 2023 geïndexeerd met 2,9% (hetzelfde percentage als voor indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT) en is vervolgens conform de werkwijze bij het algemeen bezoldigingsmaximum naar boven afgerond op duizendtallen. Er is gerekend met de bedragen die voor 2022 van toepassing waren.

Artikel I, onderdeel D

Met deze wijziging wordt de terminologie van de regeling gelijkgetrokken met de terminologie uit de Wet versterken positie mbo-studenten6. Zie voor de verdere toelichting onderdeel 3 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel II

De vaststelling van verlaagde maxima gebeurt volgens artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, tweede lid, telkens in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben. De inwerkingtreding is op 1 januari 2023 gesteld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu


X Noot
2

Stb. 2020, 234; Kamerstukken II 2018/19, 35 252, nrs. 2 en 3.

X Noot
5

Ex Ante UitvoeringsToets: extern WNT-panel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met onder meer accountants.

Naar boven