Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2022, 31413 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2022, 31413 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister voor Rechtsbescherming, de voorzitter van het CAK en de Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs DUO
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluiten:
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
administratieve sanctie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
persoon die één of meerdere vorderingen als bedoeld in artikel 1:3 moet voldoen;
afspraak tussen het CJIB en de betalingsplichtige tot verlening van uitstel van betaling of het toestaan van betaling in termijnen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder a of b, of een combinatie van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3;
CAK als bedoeld in artikel 6.1.1 van de Wet langdurige zorg;
Centraal Justitieel Incassobureau, onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;
Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en organisatie die in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid taken uitvoert op het terrein van inburgering;
een opgelegde sanctie, inhoudende de verplichting tot betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 23 en verder, 36e, 36f en 77h, vierde lid, onder e Wetboek van Strafrecht, dan wel een geldelijke sanctie die is opgelegd in het buitenland en die in Nederland ten uitvoer wordt gelegd op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie, of de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen;
maatregel als bedoeld in artikel 36f of 77h, vierde lid, onder e, van het Wetboek van Strafrecht, of artikel 257a, tweede lid, onder d, van het Wetboek van Strafvordering.
1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op het treffen van betalingsregelingen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder a of b, of een combinatie van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3.
2. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op het treffen van betalingsregelingen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder c, of een combinatie die geheel bestaat uit vorderingen als bedoeld in datzelfde onderdeel.
Het CJIB kan betalingsregelingen treffen met betrekking tot:
a. vorderingen die door de DUO aan het CJIB ter inning zijn overgedragen en voortkomen uit:
1°. de Wet studiefinanciering 2000;
2°. de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
3°. de Les- en cursusgeldwet;
4°. de Subsidieregeling lerarenbeurs;
5°. de Regeling tegemoetkoming studiekosten onderwijsmasteropleidingen, zoals die regeling luidde op 31 oktober 2018;
6°. de Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo;
7°. de Subsidieregeling cultuurbegeleider primair en speciaal onderwijs;
8°. de Subsidieregeling instructiebeurs mbo;
9°. de Subsidieregeling post-initiële leergang bewegingsonderwijs;
10°. de Subsidieregeling tweede lerarenopleiding;
11°. de bestuurlijke boete ingevolge artikelen 23, 24 en 54 van de Wet inburgering 2021;
12°. de terugbetaling lening ingevolge de artikelen 21 en 54 Wet inburgering 2021;
b. vorderingen die door het CAK aan het CJIB ter inning zijn overgedragen en voortkomen uit bestuurlijke boetes als bedoeld in artikel 9b en 9c van de Zorgverzekeringswet;
c. vorderingen die voortkomen uit:
1°. geldelijke sancties;
2°. administratieve sancties.
1. Een verzoek om een betalingsregeling wordt bij voorkeur via de daarvoor opengestelde elektronische weg ingediend bij het CJIB.
2. Bij een telefonisch verzoek kan het CJIB van de betalingsplichtige verlangen om het verzoek alsnog via de opengestelde elektronische weg in te dienen of schriftelijk.
3. Een verzoek wordt uitsluitend in behandeling genomen, indien het is ingediend door de betalingsplichtige, door een persoon die door de betalingsplichtige is gemachtigd of door een schuldhulpverlenende instantie namens de betalingsplichtige.
Bij de behandeling van een verzoek om een betalingsregeling kan het CJIB van de betalingsplichtige verlangen dat hij gegevens overlegt met betrekking tot diens inkomen of vermogen ter onderbouwing van diens betalingsonmacht of diens betalingscapaciteit.
Bij de beoordeling van een verzoek om een betalingsregeling betrekt het CJIB zo veel mogelijk alle openstaande vorderingen als bedoeld in artikel 1:3. Het CJIB betrekt in de beoordeling tevens welke vorm als betalingsregeling het meest geschikt is en ten aanzien van welke vorderingen de betalingsregeling zal gelden.
1. Het CJIB wijst een verzoek om een betalingsregeling in ieder geval af, indien:
a. de betalingsplichtige naar het oordeel van het CJIB onvoldoende medewerking verleent;
b. de betalingsplichtige verwijtbaar onjuiste gegevens verstrekt;
c. de betalingsregeling zich over een voor het CJIB niet redelijke termijn uitstrekt;
d. het totaal aan openstaande vorderingen niet meer dan € 75 bedraagt.
2. Het CJIB kan een verzoek om een betalingsregeling afwijzen indien:
a. de betalingsplichtige binnen zes maanden voorafgaand aan de indiening van het verzoek een eerder toegestane betalingsregeling verwijtbaar niet is nagekomen;
b. de betalings- of vermogenscapaciteit van de betalingsplichtige zodanig is dat hij direct geheel de vorderingen kan voldoen;
c. de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling naar het oordeel van het CJIB geen uitkomst zal bieden;
d. één of meerdere vorderingen voortkomen uit een schadevergoedingsmaatregel, en het slachtoffer of diens nabestaanden op het moment van het verzoek nog geen uitkering hebben ontvangen op grond van artikel 6:4:8, derde lid, Wetboek van Strafvordering.
Bij het toestaan van een betalingsregeling kunnen in ieder geval als voorwaarden worden gesteld dat:
a. betalingen via een machtiging tot automatische incasso worden gedaan;
b. de betalingsplichtige een bankrekeningnummer doorgeeft;
c. de betalingsplichtige een adres heeft in de Basisregistratie Personen of de Kamer van Koophandel, dan wel een ander betrouwbaar adres waarop hij kan worden bereikt;
d. de betalingsplichtige iedere wijziging in diens financiële situatie onverwijld meldt.
1. Het CJIB stelt ambtshalve een betalingsregeling voor aan de betalingsplichtige, indien:
a. de betalingsplichtige is toegelaten tot de Minnelijke Schuldregeling Natuurlijke Personen, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of een andere schuldregeling; en
b. die schuldregeling wordt beëindigd zonder kwijtschelding van de op dat moment resterende vorderingen.
2. Het CJIB kan tevens in andere bijzondere gevallen ambtshalve een betalingsregeling voorstellen aan de betalingsplichtige.
De inning en incasso door middel van de inzet van andere middelen door het CJIB voor de vorderingen waarvoor de betalingsregeling is getroffen, wordt opgeschort voor de duur van die betalingsregeling.
1. Een betalingsregeling kan worden getroffen voor ten hoogste de duur van de verjaringstermijn van de vorderingen waarop zij betrekking heeft.
2. Een betalingsregeling strekkende tot betaling in termijnen wordt toegestaan in de vorm van een standaardregeling als bedoeld in artikel 3:3 of een maatwerkregeling als bedoeld in artikel 3:4.
3. Een betalingsregeling, niet zijnde een draagkrachtregeling als bedoeld in artikel 3:4, vierde lid, kan slechts worden toegestaan met het oog op een volledige voldoening van de betalingsverplichtingen. Percentagevoorstellen tegen finale kwijting worden niet toegestaan.
1. Een standaardregeling voor één of meer openstaande vorderingen kan worden getroffen indien voor deze vorderingen nog geen verhaal met dwangbevel wordt toegepast.
2. Een standaardregeling voor een enkele vordering duurt maximaal 12 maanden. Iedere andere standaardregeling duurt maximaal 36 maanden.
3. De termijnbedragen voor de standaardregeling en het aantal daarvoor geldende termijnen worden op de website van het CJIB gepubliceerd. Bij het bepalen van het termijnbedrag kan een begrenzing plaatsvinden tot een maximaal openstaand bedrag en maximum aantal maanden.
1. Een maatwerkregeling kan worden getroffen indien sprake is van bijzondere omstandigheden en de standaardregeling niet mogelijk is of geen uitkomst biedt.
2. Een maatwerkregeling kan worden getroffen, tenzij sprake is van vorderingen waarvoor de deurwaarder reeds is ingeschakeld.
3. Een maatwerkregeling duurt maximaal 72 maanden, tenzij dit naar het oordeel van het CJIB onredelijk is.
4. Een draagkrachtregeling kan worden getroffen indien sprake is van bijzondere omstandigheden en de reguliere maatwerkregeling niet mogelijk is, of geen uitkomst biedt.
1. Uitstel van betaling kan worden verleend als de betalingsplichtige aannemelijk maakt dat volledige betaling of een significante deelbetaling binnen een redelijke termijn zal volgen.
2. Een uitstel van maximaal vier maanden kan worden verleend met als doel de betalingsplichtige in de gelegenheid te stellen om bij de gemeente hulp te zoeken bij het oplossen van schulden.
3. Indien de gemeente besluit om schuldhulp te verlenen dan kan het CJIB het uitstel met maximaal acht maanden verlengen.
4. Uitstel van betaling voor onbepaalde duur wordt niet verleend.
Bij het toestaan van een betalingsregeling wordt de betalingsplichtige geïnformeerd over:
a. de vorderingen die onderdeel vormen van de betalingsregeling;
b. de ingangsdatum, termijnen en termijnbedragen;
c. de voorwaarden onder welke de betalingsregeling wordt toegestaan;
d. de gevolgen indien de voorwaarden niet worden nageleefd;
e. betalingsherinneringen bij niet tijdige voldoening van termijnbedragen.
Indien de betalingsplichtige het termijnbedrag van een betalingsregeling niet binnen de gestelde termijn betaalt, stuurt het CJIB eenmalig een betalingsherinnering met het verzoek het termijnbedrag alsnog te voldoen. In de betalingsherinnering wordt aangegeven dat het CJIB binnen de eerstvolgende termijn zowel het alsdan te betalen termijnbedrag, als het bedrag dat eerder niet is betaald, moet hebben ontvangen.
Ten aanzien van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3 waarvan de inning aan het CJIB is overgedragen verwijzen de DUO en het CAK de betalingsplichtige naar het CJIB voor informatie over het treffen van een betalingsregeling. Zij verwijzen eveneens naar het CJIB bij vragen dan wel klachten over betalingsregelingen die de betalingsplichtige heeft lopen bij het CJIB of over verzoeken om betalingsregelingen die zijn afgewezen door het CJIB.
Indien een betalingsregeling betrekking heeft op vorderingen van meerdere partijen als bedoeld in artikel 1:3, verdeelt het CJIB de van de betalingsplichtige ontvangen bedragen telkens over deze partijen naar evenredigheid van het totaalbedrag aan bij hen openstaande vorderingen.
1. Voor iedere partij worden de ontvangen bedragen na toepassing van de verdeling, bedoeld in artikel 5:1, bestemd overeenkomstig een voor de vorderingen van die partij nader bepaalde volgorde.
2. Bij de bestemming ter voldoening van vorderingen van dezelfde categorie, worden de ontvangen bedragen eerst bestemd ter voldoening van de oudste vordering.
1. Het CJIB kan de betalingsregeling in ieder geval beëindigen, indien:
a. de betalingsplichtige na een betalingsherinnering de verschuldigde termijnbedragen niet voldoet;
b. de feiten of omstandigheden die aanleiding vormden voor het treffen van de betalingsregeling zich niet langer voordoen;
c. de financiële omstandigheden van de betalingsplichtige zodanig veranderen of zijn veranderd dat voortzetting van de betalingsregeling naar het oordeel van het CJIB niet langer nodig is;
d. de betalingsplichtige failliet wordt verklaard of surseance van betaling wordt verleend;
e. de betalingsplichtige wordt toegelaten tot de Minnelijke Schuldregeling Natuurlijke Personen, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of ten aanzien van wie een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is afgekondigd.
2. Indien de betalingsregeling voortijdig wordt beëindigd door het CJIB, informeert het CJIB de betalingsplichtige over de reden daarvan en het vervolg.
1. Indien de betalingsregeling voortijdig wordt beëindigd, wordt de betalingsplichtige in de gelegenheid gesteld om binnen 30 dagen het totaal openstaande bedrag aan vorderingen in één keer te voldoen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, onder d of e.
Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De voorzitter van het CAK J.H. Ouwehand
De Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs DUO H.A. Harmsma
Naar aanleiding van een besluit van de ministerraad in 2012 met betrekking tot de clustering van rijksincassotaken is stapsgewijs gewerkt aan de realisering daarvan.1 De clustering is gestart met de volgende organisaties: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en Centraal Administratie Kantoor (CAK). Deze organisaties zijn begonnen met het gebundeld aanbieden van hun vorderingen en vorderingen van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) bij één gerechtsdeurwaarder. Zo kan worden voorkomen dat burgers te maken krijgen met meerdere gerechtsdeurwaarders (met bijbehorende extra kosten) en wordt overzicht gecreëerd.
De deelnemende partijen werken gezamenlijk verder aan meer kwalitatieve doelstellingen waarbij burgers met schulden centraal staan. Het bestaande samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso wordt daarbij ingezet om een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke opgave om schuldenproblematiek terug te dringen. Concreet wordt meerwaarde toegevoegd door eerder in het proces te handelen (zoals samenwerking voorafgaand aan inzet deurwaarder) en door samen op te trekken ten aanzien van specifieke doelgroepen. Vanuit de ‘één overheid, één loket’-gedachte wordt gewerkt aan harmonisering van beleid en een gezamenlijke persoonsgerichte aanpak die moet voorkomen dat burgers onnodig in het incassotraject komen.
Deze ontwikkeling sluit aan bij de slag die uitvoeringsinstanties zoals het CAK, DUO en het CJIB de afgelopen jaren hebben gemaakt, waarbij ruimere mogelijkheden tot dienstverlening aan burgers en bedrijven die vorderingen niet (direct) kunnen betalen zijn ontstaan. Deze beweging, mede in het licht van hetgeen het coalitieakkoord uit 2021 aangeeft om te ‘zorgen voor een betere, verantwoorde overheidsincasso met oog voor de menselijke maat’, vraagt om een verdergaande samenwerking van de grote schuldeisers van de rijksoverheid.2 Deze volgende stap wordt onder meer ingezet met het mogelijk maken van een geïntegreerde betalingsregeling, oftewel ‘een betalingsregeling Rijk’ waarvoor in het samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso is afgesproken om beheerst en beheersbaar te starten met de daartoe aangewezen vorderingen van DUO, CAK en het CJIB. Vervolgens zal uitbreiding naar andere vorderingen en andere samenwerkingspartijen plaatsvinden.
De instanties in het samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso innen vorderingen op een maatschappelijk verantwoorde manier. Dat betekent dat betalingsplichtigen die de boete wel willen betalen, maar deze niet in één keer kunnen voldoen, ruimte en tijd wordt geboden om aan hun betalingsverplichting te kunnen voldoen. De relevante wetgeving biedt die mogelijkheid, waarbij een grote mate van beleidsvrijheid bestaat om bij bijzondere omstandigheden een betalingsregeling te realiseren. Met de totstandkoming van de onderhavige beleidsregels wordt invulling gegeven aan die beleidsvrijheid. Uitgangspunt daarbij is het bieden van ruime mogelijkheden tot het verlenen van betalingsregelingen waarbij van de betalingsplichtige naleving van de betalingsregeling wordt verwacht. Voor zover gesproken wordt over betalingsplichtigen en voor zover wettelijk niet anders is bepaald, worden hieronder zowel natuurlijke personen als rechtspersonen verstaan.
Het doel van de partijen betrokken bij de brede schulden aanpak en Clustering Rijksincasso is om als één overheid persoonsgericht te acteren naar mensen en bedrijven, onnodige inzet van een deurwaarder (en daarbij behorende kosten) te voorkomen en om één afloscapaciteit van mensen voor het betalen overheidsvorderingen te respecteren. Het kan van grote waarde zijn als er voor de burger één aanspreekpunt is. Deze ene partij heeft een totaaloverzicht van de debiteurenpositie, de persoonlijke omstandigheden en de betalingsmogelijkheden van de burger. De werkwijze bij het innen van vorderingen van de partijen betrokken bij overheidsincasso wordt daarom herzien. Met de mogelijkheid van een betalingsregeling Rijk kan een belangrijke stap worden gezet om dat doel te bereiken.
Voor de totstandkoming van de onderhavige regels kwam het voor dat mensen een goed lopende betalingsregeling hadden bij het CJIB voor strafrechtelijke geldelijke sancties en administratiefrechtelijke sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en dat tegelijkertijd door het CJIB vorderingen van DUO of CAK van diezelfde persoon werden aangeboden aan de deurwaarder. Ook kon het voorkomen dat iemand twee betalingsregelingen had getroffen met het CJIB zoals:
• één betalingsregeling voor strafrechtelijke geldboetes en/of verkeersboetes en één of meer betalingsregelingen voor vorderingen opgelegd door het CAK (en overgedragen aan het CJIB), of
• meerdere betalingsregelingen per vordering opgelegd door het CAK (en overgedragen aan het CJIB).
Die werkwijze kon betekenen dat bij betalingsplichtigen soms onvoldoende rekening werd gehouden met de afloscapaciteit en beschikbare ruimte om meerdere vorderingen bij de overheid te betalen. Ook ontbreekt het betalingsplichtigen soms aan een goed overzicht van hun vorderingen waarvoor een betalingsregelingen kan worden afgesproken.
De mogelijkheid van één – zo integraal mogelijke – betalingsregeling voor vorderingen die door andere uitvoeringsinstanties zijn overgedragen aan het CJIB waarin – als dat aan de orde is – ook strafrechtelijke geldelijke sancties en administratieve sancties Wahv zijn opgenomen, moet betalingsplichtigen helpen om ze beter in staat te stellen hun openstaande vorderingen te betalen. Tegelijk moet de zekerheid van de inning van de betreffende vorderingen overeind blijven.
Op de verhouding met andere beleidsregels, zoals de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 voor strafrechtelijke geldelijke sancties en Wahv-sancties, alsook de Beleidsregel CAK betaling bestuurlijke boete onverzekerden Zorgverzekeringswet 2017, wordt in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1:2 ingegaan.
Het samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso heeft afgesproken voor de betalingsregeling Rijk te starten met vorderingen van CAK (op onverzekerde personen), CJIB en DUO. Met deze vorderingen wordt een basis gecreëerd waarop voortgeborduurd kan worden in volgende fasen. In die volgende fasen wordt aansluiting voorzien van andere vorderingenstromen waarvoor het CJIB de incasso op zich neemt, alsook – op termijn – vorderingenstromen van andere, nog niet betrokken uitvoeringsinstanties. Dit kan ertoe leiden dat op termijn een burger als onderdeel van een persoonsgerichte benadering uiteindelijk zoveel mogelijk één betalingsregeling Rijk kan afspreken.
Een betalingsregeling Rijk geeft tevens invulling aan de doelstelling om de dienstverlening door uitvoeringsorganisaties te blijven verbeteren ten behoeve van de burger. De rapporten Werken aan Uitvoering (WaU), Parlementaire onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) en Tijdelijke commissie uitvoeringsorganisaties (TCU) vragen om dergelijke veranderingen.
Voor het delen van gegevens voor de uitvoering van de betalingsregeling Rijk moet onderscheid worden gemaakt tussen de vorderingen waarvoor het CJIB zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk is en de CAK- en DUO-vorderingen waarvoor het CJIB optreedt als verwerker. Het CAK en DUO hebben voor de verwerking van de gegevens voor de betalingsregeling Rijk toestemming gegeven aan het CJIB. De verwerkersafspraken omvatten eveneens de werkzaamheden voor de betalingsregeling Rijk (en het opvragen en delen van gegevens binnen het CJIB in dat kader). Er vindt geen gegevensdeling door het CJIB met derden of CAK en DUO plaats.
In eerste instantie zal geen sprake zijn van een verwerking waarvoor een DPIA zal moeten worden uitgevoerd. Mocht na bredere uitrol van deze betalingsregeling blijken dat er sprake is van een grootschalige verwerking van persoonsgegevens doordat er een groot aantal vorderingen mee gemoeid is, dan wordt beoordeeld of alsnog een DPIA uitgevoerd moet worden.
In artikel 1:1 zijn een aantal begrippen die voorkomen in deze beleidsregels nader gedefinieerd. Deze begrippen zijn deels gebaseerd op wettelijke bepalingen die relevant zijn voor het realiseren van de mogelijkheid van een zogeheten betalingsregeling rijkincasso, oftewel de betalingsregeling waarin één of meerdere vorderingen van overheidspartijen genoemd in deze beleidsregels worden meegenomen.
Het CAK is als publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo) belast met wettelijke, administratieve taken op het gebied van zorg en welzijn in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) waaronder de invordering van gelden die uit deze taken voortvloeien. Het CAK heeft het CJIB met het Besluit CAK mandaat en machtiging aan het CJIB van de inning van bestuursrechtelijke boete en bestuursrechtelijke premie gemandateerd om betalingsregelingen te treffen in lijn met de beleidsrichtlijnen van CAK.
DUO voert als baten-lastendienst in opdracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderwijswetten en -regelingen uit, waaronder de invordering van gelden die uit deze taken voortvloeien. Daarnaast is DUO tevens uitvoerder van vorderingen op het terrein van inburgering onder verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. DUO heeft het CJIB met het Besluit verlening ondermandaat algemeen directeur Centraal Justitieel Incassobureau (Ondermandaatregeling CJIB) gemandateerd voor de inning en incasso van vorderingen. Binnen de reikwijdte van dit mandaat vallen de werkzaamheden die voortvloeien uit de onderhavige beleidsregels.
Het CJIB is als agentschap van het Ministerie van Justitie en Veiligheid namens de Minister voor Rechtsbescherming belast met de inning van administratieve sancties op grond van de Wahv dan wel de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, waaronder de inning van geldelijke sancties als ook met het verrichten van inning- en of incassowerkzaamheden ter ondersteuning van het Rijk (artikel 63d van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid juncto Takenbesluit CJIB). Het CJIB voert dienovereenkomstig in opdracht van uitvoeringsinstanties zoals het CAK en DUO al voor de totstandkoming van deze beleidsregels de inning dan wel incasso van door hen opgelegde geldelijke vorderingen uit (zoals bestuurlijke boetes, premies en andere geldelijke vorderingen). De werkzaamheden voor het oog op het aanbieden en mogelijk realiseren van de betalingsregeling Rijk vormen een verlengstuk van diezelfde innings- en incassowerkzaamheden.
In artikel 1:2 is bepaald ten aanzien van welke vorderingen deze beleidsregels van toepassing zijn. Het gaat hierbij om de (aan het CJIB overgedragen) vorderingen van DUO en CAK dan wel een combinatie daarvan met vorderingen die voortvloeien uit strafrechtelijke geldelijke sancties of Wahv-sancties (veelal verkeersboetes) waarbij het openstaande bedrag aan het CJIB moet worden betaald.
Het tweede lid van artikel 1:2 bepaalt volledigheidshalve dat indien geen sprake is van de hiervoor bedoelde combinatie van vorderingen en er uitsluitend sprake is van vorderingen van het CJIB jegens een betalingsplichtige die gebaseerd zijn op strafrechtelijke geldelijke sancties dan wel Wahv-sancties, de onderhavige beleidsregels daar niet op van toepassing zijn. In dat geval zijn uitsluitend de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 relevant. Laatstgenoemde beleidsregels komen grotendeels inhoudelijk overeen met de onderhavige beleidsregels, maar kennen een aantal bepalingen die specifiek betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke en Wahv-beslissingen.
Voorts blijven ten aanzien van de strafrechtelijke geldelijke sancties en de Wahv-sancties de bepalingen uit de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 onverkort van toepassing. Zo volgt uit artikel 4:26, aanhef onder a, van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 dat het niet is toegestaan om vorderingen uit een strafrechtelijke beslissing waartegen beroep is ingesteld of verzet is gedaan deel uit te laten maken van een betalingsregeling. Tevens kunnen als voorbeeld worden genoemd bepalingen over vervangende hechtenis of gijzeling die de betalingsplichtige op dat moment ondergaat en de gevolgen die dat heeft voor – het al dan niet treffen of voortzetten van – betalingsregelingen. Deze aanvullende bepalingen die niet aan de orde zijn bij vorderingen van andere (overheids)instanties gelden eveneens als sprake is van een combinatie van vorderingen van CAK, DUO en strafrechtelijke c.q. administratieve sancties.
In artikel 1:3 is bepaald voor welke vorderingen de betalingsregeling Rijk mogelijk is. Voor DUO betreffen dit alle vorderingen die DUO het CJIB overdraagt, waaronder de bestuurlijke boete in het kader van de inburgering, de rentedragende lening in het in het kader van de studiefinanciering of het door de mbo-student te betalen lesgeld. Voor CAK wordt eerst alleen de boete voor personen die niet onder de Zorgverzekeringswet zijn verzekerd (‘boete onverzekerden’) meegenomen in een betalingsregeling Rijk. Voor de vorderingen van het CJIB die – naast een vordering van DUO of CAK – kunnen worden meegenomen in een betalingsregeling Rijk, kan het gaan om de strafrechtelijke geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen en inkomende geldelijke sancties en Wahv-sancties.
Het CJIB stimuleert dat de betalingsregelingen zoveel mogelijk met de zogeheten selfservicemogelijkheden op de portalen van het CJIB worden aangevraagd. Een aanvraag voor een standaard betalingsregeling kan bijvoorbeeld via de website van het CJIB worden aangevraagd.
Als een betalingsplichtige telefonisch een verzoek doet bij het CJIB om een betalingsregeling kan het CJIB, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, vragen om alsnog een verzoek per post in te dienen. Dit is doorgaans het geval wanneer aanvullende informatie nodig is.
Ingeval de betalingsregeling is verzocht door een aantoonbaar door de betalingsplichtige gemachtigde persoon of instantie, zoals een bewindvoerder of een schuldhulpverlener, communiceert het CJIB rechtstreeks met de gemachtigde persoon of instantie. Het CJIB heeft in de afspraken met de NVVK, branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren opgenomen dat als een schuldhulpverlener namens een betalingsplichtige contact zoekt met het CJIB deze door de betalingsplichtige is gemachtigd. Een aparte machtiging voor het treffen van een betalingsregeling is in dat geval niet nogmaals nodig. Dat laatste geldt ook voor de advocatuur.
Voor het treffen van een betalingsregeling dient de betalingsplichtige, die daar een beroep op doet, medewerking te verlenen zodat het CJIB een adequate beoordeling kan maken met betrekking tot de toewijzing daarvan. De gevraagde medewerking is vooral bij de beoordeling van de maatwerk-betalingsregeling aan de orde. Voor bijvoorbeeld het toetsen van de draagkracht kan het CJIB aan de betalingsplichtige verzoeken om gegevens over het inkomen en vermogen te overleggen.
Gelet op een persoonsgerichte inning staat bij het toestaan van uitstel van betaling of een betaling in termijnen voorop dat alle openstaande vorderingen (de totale debiteurenpositie) bij het CJIB worden beoordeeld. Met inachtneming van de kaders van het onderhavige beleid worden de openstaande vorderingen zo veel mogelijk betrokken in de betalingsregeling. Het CJIB betrekt in het treffen van regelingen zo veel mogelijk de persoonlijke (financiële) omstandigheden.
Aanvankelijk zal het bij de Betalingsregeling Rijk naar verwachting gaan om kleine volumes waarbij een persoonlijke beoordeling nodig zal zijn. Die beoordeling zal – waar mogelijk – in belangrijke mate geautomatiseerd plaatsvinden in het geval van standaardregelingen. Waar nodig zal een maatwerkbeoordeling aan de orde zijn. Op basis van de beoordeling wordt al dan niet een betalingsregeling toegekend. Als een betalingsregeling wordt toegekend, wordt bepaald welke vorderingen in de regeling worden meegenomen.
Het beleid voor het treffen van betalingsregelingen zoals opgenomen in deze beleidsregels gaat ervan uit dat ‘betalingsregelingen mogelijk zijn, tenzij’, hoewel er geen algemeen recht op een betalingsregeling bestaat. De dwingende afwijzingsredenen zijn om deze reden beperkt gebleven, waarbij het onder meer gaat om het niet meewerken aan de totstandkoming van een betalingsregeling. Dit is bijvoorbeeld duidelijk indien geen documenten worden toegestuurd aan het CJIB ter onderbouwing van de draagkracht, of in het verstrekken van onjuiste gegevens. Van een onredelijke termijn om het bedrag uiteindelijk te mogen betalen kan bijvoorbeeld sprake zijn als het te betalen bedrag niet in verhouding staat tot de doorlooptijd van de regeling. Daarnaast geldt – naar het voorbeeld van artikel 4:17, tweede lid, van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 – een ondergrens van € 75 euro als openstaand te betalen bedrag om in aanmerking te kunnen komen voor een betalingsregeling.
Bij gevallen als bedoeld in het tweede lid is er beoordelingsvrijheid voor het CJIB om al dan niet een betalingsregeling toe te staan. Onderdeel d geeft daarbij in het bijzonder de mogelijkheid om bij strafrechtelijke openstaande vorderingen die voortkomen uit een schadevergoedingsmaatregel te kijken of de personen die daarop aanspraak maken, namelijk het slachtoffer of diens nabestaanden, een uitkering hebben ontvangen van de staat als voorschot op de te betalen schadevergoeding. Als een uitkering is verstrekt als voorschot, int het CJIB het te betalen bedrag ten behoeve van de staat. Als nog geen uitkering is verstrekt dan is het door de dader te betalen geld – rechtstreeks – bedoeld voor het slachtoffer (of diens nabestaanden) en kan dat reden zijn om een betalingsregeling te weigeren en een maatwerkstrategie toe te passen om tot inning van alle openstaande vorderingen te komen. Bij deze vorderingen gaat het in de praktijk om een klein percentage slachtoffers die nog niet zijn gecompenseerd voor hun schade door het zogenoemde voorschotfonds.
Aan het verlenen van een betalingsregeling kunnen voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de inning van de vorderingen door de betalingsregeling van het CJIB, het in contact kunnen treden met de persoon met wie een regeling wordt getroffen, of bijvoorbeeld gewijzigde financiële omstandigheden.
In dit artikel is bepaald dat een betalingsregeling kan worden getroffen naar aanleiding van een verzoek dan wel ambtshalve in bijzondere situaties. Bij het ambtshalve treffen van betalingsregeling kan gedacht worden aan de situatie zoals genoemd in het eerste lid waarbij na het beëindigen van een schuldsaneringsregeling een betalingsplichtige nog resterende openstaande vorderingen moet voldoen. De ambtshalve betalingsregeling zal overigens niet zonder instemming van de betrokkene gestalte krijgen. De betalingsplichtige is te allen tijde gerechtigd de betalingsregeling af te breken of het bedrag ineens te betalen.
Vanaf het moment dat een betalingsregeling wordt toegestaan, vindt de inning van de sanctie aan de hand van de betalingsregeling plaats. Dit betekent dat voor de inning van die vorderingen op dat moment geen deurwaarder wordt ingezet.
Een vordering moet op grond van de wet binnen een bepaalde termijn geïnd worden. De looptijd van een betalingsregeling mag niet langer zijn dan die termijn. Als een betalingsregeling meerdere vorderingen omvat, mag de termijn waarbinnen de betalingsregeling moet worden voldaan, niet langer zijn dan de verjaringstermijn van iedere vordering binnen die betalingsregeling. Voor de strafrechtelijke vorderingen wordt in plaats van de verjaringstermijn gesproken over de tenuitvoerleggingstermijn (vergelijk artikel 4:17, eerste lid, Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021).
Bij het betalen in termijnen kan een standaardregeling of een maatwerkregeling worden toegepast door het CJIB. In belangrijke mate zal voor de betalingsplichtige vanuit een persoonsgerichte benadering een standaardregeling voldoende passend zijn. Voor een deel van de betrokkenen biedt een standaardregeling onvoldoende uitkomst. Dan kan mogelijk een maatwerkregeling worden getroffen.
Het uitgangspunt is dat de opgelegde en aan het CJIB overgedragen vorderingen volledig worden geïnd. Dit uitgangspunt brengt met zich mee dat het CJIB niet bevoegd is definitief geheel of gedeeltelijk af te zien van de inning.
Bij het treffen van een betalingsregeling is een standaardbetalingsregeling het uitgangspunt. De standaardregeling gaat uit van een optimale en consistente uitvoering ten aanzien van betalingsregelingen (rechtszekerheid en rechtsgelijkheid). De standaardregeling is gestandaardiseerd en in belangrijke mate geautomatiseerd. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een standaardregeling mogelijk is.
Voor het betalen van de vorderingen met een standaardbetalingsregeling is een tot maximaal 36 maanden mogelijk. Voor een enkele vordering geldt een termijn van 12 maanden.
Op de website van het CJIB is voor de standaardregeling een zogenaamde staffel opgenomen op basis waarvan een standaard betalingsregeling wordt toegestaan. In deze staffel is het maximumbedrag en het maximum aantal termijnen opgenomen. Deze staffel kan worden aangepast als daartoe aanleiding bestaat.
De mogelijkheid van een standaardregeling laat onverlet dat in het kader van maatwerk onder voorwaarden afwijkende regelingen kunnen worden getroffen. Het uitgangspunt daarbij is dat sprake is van bijzondere situaties of omstandigheden en de standaardregeling geen uitkomst biedt. Daarbij kan gedacht worden aan een hoge vordering die de persoon wel wil betalen, maar op basis van zijn draagkracht niet binnen de termijn van een standaardregeling kan betalen.
Een vordering wordt niet meegenomen in de betalingsregeling als deze al uit handen is gegeven aan een deurwaarder.
Het uitgangspunt is dat een maatwerkregeling maximaal 72 maanden duurt, met inachtneming van de verjaringstermijn. De gehanteerde maximumtermijn is in belangrijke mate afgeleid uit jurisprudentie. Omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven om af te wijken van maximale termijn. Dat betekent dat de termijn afhankelijk daarvan korter, maar ook langer kan uitvallen. In dat laatste geval dient naar het oordeel van het CJIB het hanteren van de maximale termijn van 72 maanden onredelijk te zijn. Bij het vaststellen van de termijn voor de betalingsregeling wordt onder meer gekeken naar de hoogte van de vordering dan wel de draagkracht van de persoon die een betalingsregeling wil treffen.
Een draagkrachtregeling is een variant van een maatwerk-betalingsregeling. Net als bij een reguliere maatwerkregeling wordt het termijnbedrag bepaald op basis van de draagkracht van de persoon. Bij een draagkrachtregeling wordt echter een termijnbedrag afgesproken dat iemand maximaal maandelijks kan betalen waarbij mogelijk het volledige bedrag uiteindelijk niet binnen de tenuitvoerleggingstermijn kan worden betaald. Dit termijnbedrag wordt periodiek gemonitord met het oog op bijstelling. Een draagkrachtregeling kan langer dan 72 maanden duren, met inachtneming van de tenuitvoerleggingstermijn.
Het uitgangspunt is dat alle opgelegde vorderingen moeten worden betaald. Er kunnen echter omstandigheden zijn waardoor betaling tijdelijk niet mogelijk is en betaling in termijnen evenmin uitkomst biedt. Bij uitzondering kan dan uitstel van betaling worden verleend voor een zo kort mogelijke periode. Uitstel van betaling voor onbepaalde duur is niet mogelijk. Als de betalingsplichtige in aanmerking wil komen voor uitstel van betaling moet hij aannemelijk maken dat hij binnen afzienbare tijd in staat is aan (een deel van) de betalingsverplichting te voldoen. In beginsel wordt uitstel van betaling verleend voor maximaal vier maanden.
De zogeheten noodstopprocedure biedt de betalingsplichtige de mogelijkheid om uitstel van betaling te vragen ten behoeve van het verkrijgen van schuldhulp door de gemeente. In beginsel wordt uitstel van betaling verleend voor maximaal vier maanden. Dit uitstel kan met acht maanden worden verlengd als de gemeente besluit om schuldhulp te verlenen.
Ook bij het treffen van betalingsregeling blijft het uitgangspunt dat de openstaande vorderingen worden voldaan. Uitstel van betaling voor onbepaalde tijd verlenen conflicteert met dit uitgangspunt en wordt daarom niet toegestaan.
Openstaande sancties kunnen aan de lopende betalingsregeling toegevoegd worden. Dit kan zowel op verzoek van de betalingsplichtige, als op initiatief van het CJIB.
In dit artikel is opgenomen dat het CJIB de persoon die om een betalingsregeling heeft verzocht, informeert over onder andere de gestelde voorwaarden en termijnbedragen van de betalingsregeling. De betalingsplichtige moet kennis hiervan nemen, aangezien het hier gaat om informatie die essentieel is voor nakoming van de betalingsregeling.
Als de persoon met wie het CJIB een betalingsregeling heeft getroffen een termijnbetaling niet op tijd betaalt, ontvangt deze van het CJIB één keer een betalingsherinnering. Hierin wordt aangegeven dat als hij wil voorkomen dat de betalingsregeling door het CJIB voortijdig wordt beëindigd – en derhalve de inning van de vordering(en) wordt hervat – hij het gemiste termijnbedrag en het reguliere bedrag vóór het verstrijken van de eerstvolgende termijn moet betalen.
Voor de door DUO of CAK opgelegde en door deze organisaties aan het CJIB overgedragen vorderingen, verwijzen zij een betalingsplichtige of diens vertegenwoordiger of gemachtigde naar het CJIB voor informatie over het treffen van een betalingsregeling. Deze bepaling moet worden bezien in het licht van de gedachte van één overheidsloket, waar de betalingsplichtige terecht kan.
Indien de betalingsregeling bestaat uit vorderingen van meerdere instanties zoals DUO, CAK of het CJIB zelf voor strafrechtelijke geldelijke sancties of administratieve sancties Wahv, dan wordt het te ontvangen bedrag van de regeling over de partijen verdeeld. Als algemene beleidslijn geldt daarvoor een verdeling naar evenredigheid van de totale vordering per partij waarvoor de betalingsregeling is getroffen (pondsponds-gewijs). Een dergelijke verdeling doet recht aan de status die de vorderingen ten opzichte van elkaar hebben (concurrente vorderingen zonder preferentie). De opgenomen verdeling is in lijn met de hoofdregel in artikel 3:277 van het Burgerlijk Wetboek. Het principe van deze verdeling wordt ook toegepast door de gerechtsdeurwaarder indien sprake is van concurrerende vorderingen. Daarbij verdeelt de deurwaarder naar evenredigheid tussen de verschillende beslagleggende schuldeisers (pondspondsgewijze verdeling). Dit betekent een verdeling in verhouding tot het oorspronkelijke bedrag van elke vordering.
Voorbeeld: De betalingsplichtige moet verschillende administratieve sancties Wahv (hieronder: CJIB-vorderingen) alsook vordering opgelegd door CAK en DUO betalen aan het CJIB van in totaal € 2.900. Het gaat om respectievelijk € 800 aan DUO-vorderingen en € 1.100 aan CAK-vorderingen en om € 1.000 aan justitiële vorderingen. De persoon met wie een betalingsregeling Rijk wordt getroffen voor deze vorderingen krijgt 24 maanden om dit bedrag te betalen (conform de staffel van de standaard betalingsregeling). Op basis van de getroffen betalingsregeling betaalt deze persoon maandelijks € 120,83 (gedurende 24 maanden). Het CJIB verdeelt het ontvangen termijnbedrag van € 120,83 als volgt: DUO-vorderingen: 27,6% (800/2.900) van € 120,83 = € 33,35 CAK-vorderingen: 37,9% (1.100/2.900) van € 120,83 = € 45,79 CJIB-vorderingen: 34,5% (1.000/2.900) van € 120,83 = € 41,69 |
Afrondingsverschillen als gevolg van de verdeling (ter hoogte van centen) worden toegekend aan het domein dat het hoogste percentage krijgt toegewezen.
Indien sprake is van meerdere vorderingen van één instantie (DUO, CAK of CJIB) dan wordt voor het bestemmen van gelden op die vorderingen – na de verdeling conform artikel 5:1 – aangesloten bij de reeds bestaande werkwijze van bestemmen van gelden voor die instanties. Voor de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke sancties geldt de bestemvolgorde zoals vastgelegd in artikel 4:1 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en artikel 4:34 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021. Voor de vorderingen van DUO en CAK wordt bestemd naar volgorde van ouderdom van de vordering.
Bij meerdere vorderingen van één partij van dezelfde categorie, bijvoorbeeld twee bestuurlijke boetes onverzekerden van CAK of twee bestuurlijke boetes lesgelden van DUO wordt een ontvangen bedrag van de betalingsplichtige – na verdeling conform artikel 5:1 – eerst bestemd ter voldoening van de oudste vordering. Is een bestuurlijke boete onverzekerden opgelegd op 1 maart 2022 en een bestuurlijke boete onverzekerden van 1 juni 2022 overgedragen aan het CJIB en opgenomen in de betalingsregeling dan zal bij een betaling het ontvangen bedrag voor CAK eerst bestemd worden op de boete opgelegd op 1 maart 2022. Als deze is voldaan zal het ontvangen bedrag voor CAK worden bestemd op de boete opgelegd op 1 juni 2022.
Een uitzondering op deze algemene beleidslijn voor de verdeling en het bestemmen is mogelijk in zeer bijzondere situaties. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor schadevergoedingsmaatregelen waarbij sprake is van slachtoffers van strafrechtelijke feiten die nog niet schadeloos zijn gesteld door de zogenoemde voorschotregeling. Een afwijking van de verdeling kan in die situatie betekenen dat eerst het hele of een groter gedeelte van het ontvangen maandbedrag naar het slachtoffer gaat en het maandbedrag nog niet bestemd wordt op de vorderingen van DUO of CAK.
De persoonlijke omstandigheden van een betalingsplichtige die een betalingsregeling met het CJIB heeft getroffen kunnen wijzigen. Indien blijkt dat een persoon zijn verplichtingen in het kader van een toegekende betalingsregeling niet nakomt, of één van de andere, niet-limitatief opgesomde situaties zich voordoet, kan het CJIB de betalingsregeling beëindigen.
Over het voortijdig beëindigen wordt de betalingsplichtige, net als bij het toestaan of afwijzen van de vordering, geïnformeerd.
De vordering wordt volledig opeisbaar bij het niet voldoen aan een betalingsregeling. In dit artikel wordt aangegeven, dat het CJIB de betalingsplichtige dan nog 30 dagen de tijd geeft om het openstaande bedrag te betalen, voordat de verdere inning, bijvoorbeeld door de inzet van en deurwaarder wordt hervat. Bij de hervatting van de inning wordt per (soort) vordering die onderdeel uitmaakt van de betalingsregeling de voortzetting van de inning bepaald.
Het uitgangspunt is dat iedere vordering volledig moet worden betaald. Een betalingsregeling eindigt dan ook pas als de laatste termijn of het laatste deel van de openstaande vordering(en) is betaald of indien de termijn voor uitstel is verstreken.
Het kunnen voorzien in een betalingsregeling Rijk is onderdeel van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.3 Dit faciliteert de mogelijkheid om overheidsvorderingen en betalingsachterstanden te kunnen incasseren met oog voor de menselijke maat. De noodzaak om een dergelijke werkwijze toe te kunnen passen is in het bijzonder merkbaar waar het gaat om beperkte draagkracht en afloscapaciteit bij mensen. Aangezien de beleidsregels in dat opzicht een uitsluitend begunstigende werking hebben voor wat betreft de inzet van de betalingsregeling Rijkinscasso, zal deze in afwijking van de vaste verandermomenten voor beleidsregels zo snel mogelijk, namelijk twee weken na plaatsing daarvan in de Staatscourant, in werking treden oftewel met ingang van de vijftiende dag daarna. Op deze wijze wordt voldoende gelegenheid geboden om hiervan kennis te nemen en voorbereidingen te treffen, voor zover dat nodig zou zijn.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De voorzitter van het CAK J.H. Ouwehand
De Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs DUO H.A. Harmsma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-31413.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.