Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 20 januari 2022, MBO/30119886, houdende regels ten behoeve van de aanvraag voor de vorming, wijziging en beëindiging van een verticale scholengemeenschap (Regeling verticale scholengemeenschap)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3 van het Uitvoeringsbesluit WEB, artikel 53h, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluiten:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvraag:

aanvraag tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, WEB;

afsplitsing:

afsplitsing van een scholengemeenschap door een school als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, WVO;

beëindiging:

beëindiging van een verticale scholengemeenschap, waarna de school of scholengemeenschap en de instelling niet langer deel van de verticale scholengemeenschap uitmaken;

bestuursoverdracht:

bestuursoverdracht als bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel c, WVO of artikel 1.1.1 WEB;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 1 WVO of bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 WEB;

inkrimping:

inkrimping van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder b;

institutionele fusie:

fusie als bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel b, WVO of 1.1.1 WEB;

uitbreiding:

uitbreiding van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a;

vorming:

vorming van een nieuwe verticale scholengemeenschap;

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

wijziging:

uitbreiding of inkrimping van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Samenstelling verticale scholengemeenschap

  • 1. Een verticale scholengemeenschap bestaat uit een instelling en een of meer scholen of een scholengemeenschap die in stand worden gehouden door hetzelfde bevoegd gezag.

  • 2. Een school of scholengemeenschap binnen een verticale scholengemeenschap kan uitsluitend de volgende schoolsoorten verzorgen:

    • a. praktijkonderwijs;

    • b. vbo;

    • c. mavo of mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO; of

    • d. havo of vwo, indien het een verticale scholengemeenschap betreft die reeds deze schoolsoorten omvatte op 1 januari 2020.

  • 3. De schoolsoorten bedoeld in het tweede lid kunnen slechts door één school dan wel scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap worden verzorgd.

Artikel 3. Aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap

  • 1. Het bevoegd gezag kan een verticale scholengemeenschap met inachtneming van artikel 2 vormen, wijzigen of beëindigen en doet hiertoe een aanvraag tot goedkeuring bij de Minister.

  • 2. Een aanvraag wordt gedaan in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

  • 3. Een wijziging van een verticale scholengemeenschap kan:

    • a. een uitbreiding betreffen door daar een schoolsoort als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen a, b of c, aan toe te voegen; of

    • b. een inkrimping betreffen door daar een schoolsoort als bedoeld in artikel 2, tweede lid, buiten te brengen.

Artikel 4. Termijnen

  • 1. De Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag.

  • 2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan met ten hoogste 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 5. Datum vorming, wijziging of beëindiging

  • 1. Vorming of uitbreiding vindt plaats met ingang van de eerstvolgende 1 augustus na de goedkeuring.

  • 2. Beëindiging of inkrimping vindt plaats met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op de goedkeuring.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid vindt vorming, wijziging of beëindiging waarbij sprake is van samenloop met een fusie of afsplitsing als bedoeld in paragraaf 3, gelijktijdig met die fusie of afsplitsing plaats op 1 augustus van enig kalenderjaar.

Artikel 6. Postcode-eis

Van elke school of scholengemeenschap die deel uit gaat maken van een verticale scholengemeenschap, dient ten tijde van de aanvraag ten minste één procent van de leerlingen van een vestiging van de betreffende school of scholengemeenschap afkomstig te zijn uit dezelfde postcodegebieden als de studenten van de instelling die deel uitmaakt of deel gaat uitmaken van de verticale scholengemeenschap en van, in voorkomend geval, de leerlingen van de school of scholengemeenschap die al deel uitmaakt van de verticale scholengemeenschap.

Artikel 7. Informeren gemeente

Het bevoegd gezag stelt de gemeente of gemeenten waarin de betrokken school of scholengemeenschap is gevestigd, tijdig op de hoogte van een voorgenomen aanvraag.

Paragraaf 2. Gegevensverstrekking

Artikel 8. Bij de aanvraag mee te zenden gegevens

  • 1. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende contactgegevens:

    • a. naam van de contactpersoon;

    • b. correspondentieadres;

    • c. telefoonnummer van de contactpersoon;

    • d. e-mailadres van de contactpersoon; en

    • e. naam en bestuursnummer van de rechtspersoon die het bevoegd gezag is.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens over de vorming, wijziging of beëindiging, afhankelijk van de aanvraag:

    • a. naam en instellingscode van de verticale scholengemeenschap;

    • b. naam en instellingscode van de betrokken school of scholengemeenschap; en

    • c. naam en instellingscode van de betrokken instelling.

Paragraaf 3. Samenloop fusie en afsplitsing

Artikel 9. Samenloop institutionele fusie

  • 1. Indien het bevoegd gezag voornemens is een verticale scholengemeenschap te vormen, te wijzigen of te beëindigen tegelijkertijd met een institutionele fusie, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als aanvraag tot goedkeuring van de vorming, wijziging of beëindiging.

  • 2. In de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in bijlage 1, onderdeel 6. Gevolgen voor een verticale scholengemeenschap (indien van toepassing) van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017. Artikel 8 is niet van toepassing.

  • 3. Onverminderd artikel 6 geldt een besluit tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als goedkeuring van de aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap.

Artikel 10. Samenloop bestuursoverdracht

  • 1. Indien het bevoegd gezag voornemens is een verticale scholengemeenschap te vormen, te wijzigen of te beëindigen tegelijkertijd met een bestuursoverdracht, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als aanvraag tot goedkeuring van de vorming, wijziging of beëindiging.

  • 2. In de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in bijlage 1, onderdeel 6. Gevolgen voor een verticale scholengemeenschap (indien van toepassing) van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017. Artikel 8 is niet van toepassing.

  • 3. Onverminderd artikel 6 geldt een besluit tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als goedkeuring van de aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap.

Artikel 11. Samenloop afsplitsing

  • 1. Indien sprake is van een inkrimping door via een afsplitsing tegelijkertijd een schoolsoort buiten de verticale scholengemeenschap te brengen, geldt de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen tevens als aanvraag tot goedkeuring van de inkrimping.

  • 2. In de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel e, van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020. Artikel 8 is niet van toepassing.

  • 3. Een besluit om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, geldt tevens als goedkeuring van de aanvraag tot inkrimping.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 12. Wijziging Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017

De Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 7 wordt in hoofdstuk 4 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a. Ingangsdatum fusie

Indien er sprake is van samenloop met een vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in paragraaf 3 van de Regeling verticale scholengemeenschap, vinden de fusie en de vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap gelijktijdig plaats op 1 augustus van enig kalenderjaar.

B

In artikel 10 wordt na ‘de Wet voortgezet onderwijs 2020’ ingevoegd ‘en 4.1.1 en 4.1.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB’.

C

Bijlage 1. bij artikel 2, eerste lid, van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van onderdeel 6. Ondertekening en onderdeel 7. Bijlage(n) tot onderdeel 7. Ondertekening en onderdeel 8. Bijlage(n), wordt na onderdeel 5. Indien sprake is van een bestuursoverdracht: welke scholen/ instellingen gaan over naar een ander bestuur een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 6. Gevolgen voor een verticale scholengemeenschap (indien van toepassing)

    • 6.1 Met of naast de fusie wordt:

      • Vorming van een nieuwe verticale scholengemeenschap beoogd, namelijk

      • Wijziging van een bestaande verticale scholengemeenschap beoogd, namelijk

      • Beëindiging van een bestaande verticale scholengemeenschap beoogd

      • Anders, namelijk

    • 6.2 Gegevens bestaande verticale scholengemeenschap:

      • Naam verticale scholengemeenschap

      • Brinnummer verticale scholengemeenschap

2. Onder vernummering van onderdeel Bij 6 Ondertekening en onderdeel Bij 7 Aantal meegezonden bijlagen tot onderdeel Bij 7 Ondertekening en onderdeel Bij 8 Aantal meegezonden bijlagen wordt na Bij 5 Beschrijving bestuursoverdracht een onderdeel ingevoegd, luidende:

Bij 6 Gevolgen voor een verticale scholengemeenschap

Vul deze gegevens in indien bij de fusie een school, scholengemeenschap en/of instelling is betrokken die deel uitmaakt of gaat uitmaken van een verticale scholengemeenschap. Er is sprake van een wijziging van een bestaande verticale scholengemeenschap indien het aantal schoolsoorten in die verticale scholengemeenschap wijzigt. Wijzigt het aantal schoolsoorten in de verticale scholengemeenschap niet maar heeft de fusie op een andere wijze gevolgen voor de verticale scholengemeenschap, beschrijf dit dan onder ‘Anders, namelijk’. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een situatie waarin twee categorale scholen binnen een verticale scholengemeenschap institutioneel fuseren tot een scholengemeenschap. Zie voor de verdere eisen die gelden bij de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap de Regeling verticale scholengemeenschap.

Artikel 13. Wijziging Regeling voorzieningenplanning vo 2020

De Regeling voorzieningenplanning vo 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van artikel 5, eerste lid, onderdeel k, door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door ‘; en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. indien van toepassing: dat de te splitsen school of scholengemeenschap deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap.

B

In artikel 18 vervalt de zinsnede ‘en artikel 4.11, eerste lid, onderdeel a of b,’.

C

Onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van artikel 23, eerste lid, onderdeel c, door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door ‘; en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. indien van toepassing: dat de scholengemeenschap waar de school van afsplitst, deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap en of die school na afsplitsing binnen de verticale scholengemeenschap blijft of, zodat sprake is van een inkrimping als bedoeld in de Regeling verticale scholengemeenschap, daarbuiten wordt gebracht.

Artikel 14. Wijziging Regeling splitsingtoets BVE

Artikel 5 van de Regeling splitsingtoets BVE komt te luiden:

Artikel 5. Voorwaarden aanvraag

De rechtspersoon dient een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.4, derde lid, van de wet in bij de minister. De aanvraag:

  • a. gaat vergezeld van een door de rechtspersoon opgestelde effectrapportage splitsing;

  • b. gaat vergezeld van een schriftelijk advies over de splitsing van de betrokken medezeggenschapsraden; en

  • c. vermeldt of de te splitsen instelling deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verticale scholengemeenschap.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Op 1 januari 2022 is de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs (hierna: Wet BHB) gedeeltelijk in werking getreden.1 De Wet BHB wijzigt onder andere de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) en de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO). Om bestuurlijke en organisatorische samenwerking tussen het voortgezet onderwijs (hierna: vo) en middelbaar beroepsonderwijs (hierna: mbo) te verbeteren, wordt het op grond van de WEB en de WVO onder meer weer mogelijk om nieuwe verticale scholengemeenschappen te vormen en bestaande verticale scholengemeenschappen uit te breiden, in te krimpen of te beëindigen.

In het nieuwe artikel 2.6.2, eerste en tweede lid, WEB wordt bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb) nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap. Met het Besluit tot wijziging van diverse onderwijsbesluiten in verband met de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs2, wordt onder andere het Uitvoeringsbesluit WEB (hierna: UWEB) gewijzigd. Dit besluit zal, grotendeels, op 1 februari 2022 in werking treden. In het nieuwe artikel 4.1.2 UWEB wordt bepaald dat de regels voor een aanvraagprocedure voor de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap zullen worden neergelegd in een ministeriële regeling, omdat het voorschriften van administratieve aard betreft. Onderhavige ministeriële regeling geeft hier invulling aan.

In deze toelichting zal eerst kort worden toegelicht wat een verticale scholengemeenschap is (paragraaf 1) en onder welke wetgeving een verticale scholengemeenschap valt (paragraaf 2). Vervolgens wordt toegelicht hoe de aanvraagprocedure eruit ziet (paragraaf 3).

1. Inrichting verticale scholengemeenschap

Met de Wet BHB wordt in de WVO en in de WEB een onderscheid aangebracht tussen de verticale scholengemeenschap en de (‘horizontale’) scholengemeenschap.3 Een verticale scholengemeenschap is een organisatorische eenheid die bestaat uit een mbo-instelling en één of meer categorale vo-scholen en/of een scholengemeenschap onder hetzelfde bevoegd gezag. Een categorale vo-school verzorgt één schoolsoort. Een scholengemeenschap verzorgt daarentegen meerdere schoolsoorten binnen het vo.

Een verticale scholengemeenschap kan niet alle schoolsoorten verzorgen en mag alleen praktijkonderwijs (hierna: pro), voorbereidend beroepsonderwijs (hierna: vbo) en/of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (hierna: mavo) omvatten. Eventueel kan aan het mavo nog een afdeling havo verbonden zijn.4 Verder behouden de twee bestaande verticale scholengemeenschappen waar havo en/of vwo reeds deel van uitmaakten op 1 januari 2020 deze schoolsoorten. Elke schoolsoort mag slechts één keer in de verticale scholengemeenschap voorkomen. Zo kan een verticale scholengemeenschap bijvoorbeeld niet twee categorale vbo-scholen omvatten. Ook kan een verticale scholengemeenschap niet een categorale vbo-school en gelijktijdig een scholengemeenschap met vbo omvatten.

Schematisch zien de mogelijkheden binnen een verticale scholengemeenschap er als volgt uit:

 

De verticale scholengemeenschap bestaat uit:

Het vo-deel van de verticale scholengemeenschap bestaat uit:

Schematische weergave

1

Mbo-instelling en één of meer categorale vo-scholen

• een school voor pro; en/of

• een school voor vbo; en/of

• een school voor mavo (met eventueel een afdeling havo)

2

Mbo-instelling en een scholengemeenschap

• een scholengemeenschap bestaande uit twee of drie van de volgende schoolsoorten: pro, vbo, mavo (met eventueel een afdeling havo)

3.

Mbo-instelling, één categorale school en een scholengemeenschap

Hier zijn verschillende variaties zijn mogelijk. Hieronder volgt een voorbeeld met één categorale school:

• een school voor pro;

• een scholengemeenschap met vbo, mavo (met een afdeling havo)

Het vo-deel van een verticale scholengemeenschap wordt in deze toelichting verder kortheidshalve aangeduid als vo-school. Hieronder kunnen dus ook meerdere vo-scholen of een scholengemeenschap worden verstaan. Indien de context dat vergt, zal wel apart worden gerefereerd aan meerdere vo-scholen of een scholengemeenschap.

2. Wettelijk kader verticale scholengemeenschap

Binnen een verticale scholengemeenschap blijft de passende sectorwetgeving van toepassing. Dit betekent dat op de vo-school de WVO en op de mbo-instelling de WEB van toepassing is. De enige uitzonderingen hierop zijn de medezeggenschap, huisvesting en uitkeringskosten voor gewezen personeel. Met betrekking tot deze onderwerpen geldt ook voor de vo-school het WEB-regime.5 Verder mogen de vo-school en mbo-instelling binnen een verticale scholengemeenschap overschotten naar elkaar realloceren.6

In het kader van de medezeggenschap betekent dit dat de Wet medezeggenschap op scholen (hierna: Wms) niet langer van toepassing is zodra de vo-school onderdeel wordt van een verticale scholengemeenschap. De leerlingen en ouders van de vo-school worden vanaf dat moment vertegenwoordigd door de studenten- en ouderraad van de verticale scholengemeenschap en niet meer door de medezeggenschapsraad. Ook het personeel van de vo-school wordt niet langer vertegenwoordigd door de medezeggenschapsraad, maar door de ondernemingsraad van de verticale scholengemeenschap. De rechten van de ondernemingsraad volgen grotendeels uit de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR).

Verder betekent dit dat de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van de vo-school overgaat van de gemeente naar het bevoegd gezag zodra de vo-school onderdeel wordt van een verticale scholengemeenschap. Het bevoegd gezag ontvangt vanaf het eerstvolgende kalenderjaar na vorming van de verticale scholengemeenschap een vergoeding voor de huisvesting voor de vo-leerlingen uit het macrobudget mbo. De gemeente behoudt het economisch claimrecht op de gebouwen.

3. Inhoud regeling

3.1 Wijze van aanvragen en beslistermijnen

De aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap dient te worden ingediend via het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO), www.duo.nl. DUO neemt de aanvraag namens de ,inister in behandeling en zal ook namens de minister op de aanvraag beslissen.

Voor de beslistermijnen is aangesloten bij de termijn voor aanvragen tot goedkeuring van fusies, namelijk dertien weken. In de meeste gevallen neemt DUO binnen die eerste dertien weken na ontvangst van de aanvraag een besluit. Als dat niet lukt, kan DUO de beslistermijn met nog eens dertien weken verlengen. Indien de aanvraag niet alle informatie bevat om op de aanvraag te beslissen, kan de beslistermijn bovendien worden opgeschort op grond van artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht. Het is aan het bevoegd gezag om met voorgaande termijnen rekening te houden om op het gewenste tijdstip een verticale scholengemeenschap te kunnen vormen, wijzigen of beëindigen. De termijn van 13 weken begint te lopen na ontvangst van de aanvraag.

3.2 Datum van vorming, wijziging of beëindiging

Een verticale scholengemeenschap kan enkel op 1 augustus van enig jaar gevormd, gewijzigd of beëindigd worden. Met deze datum wordt aangesloten op de school- en studiejaren van de vo-school en mbo-instelling.

Vorming en uitbreiding van een verticale scholengemeenschap kan steeds met ingang van de eerstvolgende 1 augustus na de goedkeuring daarvan.7 De inkrimping of beëindiging van een verticale scholengemeenschap heeft gevolgen voor de huisvestingsverantwoordelijkheid van de gemeente waar die vo-school gevestigd is. Als een vo-school buiten de verticale scholengemeenschap gebracht wordt door inkrimping of beëindiging, is het bevoegd gezag immers niet meer verantwoordelijk voor de huisvesting en wordt de gemeente dat. Om de gemeente de tijd te geven de huisvesting voor te bereiden, kan een inkrimping of beëindiging pas plaatsvinden met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op de goedkeuring daarvan.8

Indien het bevoegd gezag de vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap gelijktijdig met een fusie of afsplitsing wil laten plaatsvinden, kan het bevoegd gezag dit bundelen in één aanvraag. Bij goedkeuring van de aanvraag vindt de vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap op dezelfde 1 augustus plaats als de fusie9 of afsplitsing10.11 Soms kan dat ook niet anders, bijvoorbeeld als een bevoegd gezag de instandhouding van een vo-school die onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap wil overdragen aan een ander bevoegd gezag. Aangezien de mbo-instelling en vo-school in een verticale scholengemeenschap in stand moeten worden gehouden door hetzelfde bevoegd gezag, is het niet mogelijk om de bestuursoverdracht en inkrimping van de verticale scholengemeenschap op verschillende momenten te laten plaatsvinden. Zie voor de samenloop met fusie en afsplitsing ook de paragrafen 3.5 tot en met 3.7.

3.3 Postcode-eis

In artikel 6 van de regeling is een postcode-eis vastgelegd om ervoor te zorgen dat er – in enige mate – overlap is in het ‘voedingsgebied’ van leerlingen en studenten die onderwijs zullen volgen binnen de verticale scholengemeenschap. De postcode-eis geldt voor elke vo-school die toetreedt tot een verticale scholengemeenschap en houdt in dat ten minste één procent van de leerlingen van een vestiging van die vo-school afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de studenten van de mbo-instelling en leerlingen van de andere vo-school of -scholen die eventueel onderdeel van de verticale scholengemeenschap (gaan) uitmaken.

DUO heeft de beschikking over deze gegevens, dus het bevoegd gezag hoeft bij de aanvraag geen berekening mee te zenden. Deze eis geldt thans al op grond van artikel 72a WVO en artikel 18 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020. DUO wijst de aanvraag tot vorming of uitbreiding van een verticale scholengemeenschap af indien niet aan de postcode-eis wordt voldaan.

3.4 Eis informeren gemeente

In artikel 7 van de regeling is de eis vastgelegd dat het bevoegd gezag de gemeente(n) waarin de vo-school gevestigd is, tijdig moet informeren over een voorgenomen aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap. Dit heeft namelijk gevolgen voor de verantwoordelijkheid voor de huisvesting. Indien een vo-school toetreedt tot een verticale scholengemeenschap verschuift de verantwoordelijkheid van de gemeente naar het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag en de gemeente hebben dan voldoende tijd nodig om eventuele afspraken over deze overgang te maken. Zodra een vo-school buiten een verticale scholengemeenschap wordt gebracht, verschuift de verantwoordelijkheid (weer) van het bevoegd gezag naar de gemeente. In dat geval heeft de gemeente zoals gezegd tijd nodig om de huisvesting voor te bereiden.

Deze informatieplicht voor het bevoegd gezag geldt niet alleen voor de gemeente van de hoofdvestiging van de vo-school, maar ook voor gemeente(n) van eventuele nevenvestigingen van de vo-school. Of en welke afspraken hierover tussen het bevoegd gezag en de gemeente(n) zijn gemaakt, is iets tussen het bevoegd gezag en de gemeente(n) en niet van invloed op de goedkeuring van een aanvraag. Het bevoegd gezag hoeft bij de aanvraag dan ook geen documentatie hierover mee te zenden.

3.5 Vorming nieuwe verticale scholengemeenschap
3.5.1 Vorming

Een nieuwe verticale scholengemeenschap kan enkel gevormd worden tussen één mbo-instelling en een of meer vo-scholen of een scholengemeenschap die de schoolsoorten pro, vbo en/of mavo (eventueel met een afdeling havo) verzorgen. Elke schoolsoort mag daarbij maar één keer voorkomen. Dit is nog eens duidelijk omschreven in artikel 2 van de regeling. Het is dus niet mogelijk om een verticale scholengemeenschap te vormen met de schoolsoorten havo en/of vwo.

Een verticale scholengemeenschap heeft één instellingscode12 die zowel voor de vo-school als de mbo-instelling wordt gebruikt. Bij de vorming van een verticale scholengemeenschap dient het bevoegd gezag bij voorkeur een keuze te maken tussen de instellingscode van de vo-school of de mbo-instelling. Het is ook mogelijk een nieuwe instellingscode aan te vragen bij DUO, maar dit levert zowel het bevoegd gezag als DUO extra administratieve lasten op. In dat geval moeten namelijk alle leerlingen en studenten in het register onderwijsdeelnemers op de nieuwe instellingscode worden overgezet.

3.5.2 Samenloop vorming met andere procedures

In paragraaf 3 van de regeling is uitgewerkt hoe de procedure tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap eruit ziet in het geval het bevoegd gezag een gelijktijdige fusie of afsplitsing beoogt.

Zo zou het bij de vorming van een verticale scholengemeenschap kunnen voorkomen dat gelijktijdig een bestuursoverdracht nodig is. De vo-school en mbo-instelling moeten namelijk onder hetzelfde bevoegd gezag vallen alvorens zij samen een verticale scholengemeenschap kunnen vormen. In dat geval hoeft het bevoegd gezag niet twee separate aanvragen te doen en geldt de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als aanvraag tot goedkeuring van de vorming van een verticale scholengemeenschap. Wel moet het bevoegd gezag in de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht aangeven dat het tevens de vorming van een nieuwe verticale scholengemeenschap beoogt.13 Het besluit tot goedkeuring van de bestuursoverdracht geldt vervolgens tevens als besluit tot goedkeuring van de vorming van de verticale scholengemeenschap.

3.6 Wijziging bestaande verticale scholengemeenschap

Er is sprake van een wijziging van een bestaande verticale scholengemeenschap indien het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap wijzigt. Er zijn twee manieren om een verticale scholengemeenschap te wijzigen, namelijk uitbreiding of inkrimping.14 Hieronder wordt daar dieper op ingegaan.

3.6.1 Uitbreiding bestaande verticale scholengemeenschap

Een bestaande verticale scholengemeenschap kan worden uitgebreid door daar een schoolsoort aan toe te voegen. Alleen de schoolsoorten pro, vbo en mavo (eventueel met een afdeling havo) kunnen aan de verticale scholengemeenschap worden toegevoegd.

Als het bevoegd gezag een verticale scholengemeenschap wil uitbreiden, dient het bevoegd gezag bij de aanvraag aan te geven om welke vo-school en bijbehorende schoolsoort(en) het gaat. Op die manier kan worden gecontroleerd of de inrichting van de verticale scholenscholengemeenschap aan de vereisten aan het vo-deel blijft voldoen. Zo kan geen mavo-school worden toegevoegd aan een verticale scholengemeenschap die reeds een mavo omvat. Ook kan er geen havo- of vwo-school aan een verticale scholengemeenschap worden toegevoegd.

In alle gevallen van uitbreiding krijgt de school of instelling die deel uit gaat maken van de verticale scholengemeenschap de instellingscode van de verticale scholengemeenschap.

3.6.2 Samenloop uitbreiding met andere procedures

In paragraaf 3 van de regeling is uitgewerkt hoe de procedure tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap eruit ziet in het geval het bevoegd gezag een gelijktijdige fusie of afsplitsing beoogt.

Zo zou het kunnen voorkomen dat het aantal schoolsoorten binnen een verticale scholengemeenschap uitbreidt door een institutionele fusie. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin een pro-school buiten de verticale scholengemeenschap institutioneel fuseert met een scholengemeenschap voor vbo en mavo binnen de verticale scholengemeenschap. In dat geval hoeft het bevoegd gezag niet twee separate aanvragen te doen en geldt de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als aanvraag tot goedkeuring van de uitbreiding van de verticale scholengemeenschap. Wel moet het bevoegd gezag in de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie aangeven dat het tevens de uitbreiding van een bestaande verticale scholengemeenschap beoogt.15

Bij de behandeling van de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie wordt gecontroleerd of de inrichting van de verticale scholenscholengemeenschap aan de vereisten aan het vo-deel blijft voldoen (zie paragraaf 1). Ook de andere inhoudelijke eisen uit de regeling blijven gewoon gelden, zoals de postcode-eis uit artikel 6.16 Het besluit tot goedkeuring van de bestuursoverdracht geldt tevens als besluit tot goedkeuring van de vorming van de verticale scholengemeenschap.

Het kan ook voorkomen dat bij een institutionele fusie een verticale scholengemeenschap betrokken is, maar het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap niet toeneemt. Dit is geen uitbreiding van de verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling waarvoor het bevoegd gezag een aanvraag moet doen. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin een vbo-school binnen een verticale scholengemeenschap institutioneel fuseert met een vbo-school buiten de verticale scholengemeenschap. Hoewel het aantal vbo-leerlingen binnen de verticale scholengemeenschap hierdoor toeneemt, neemt het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap niet toe. Wel dient het bevoegd gezag nog steeds een aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie te doen en daarbij aan te geven dat een verticale scholengemeenschap betrokken is.17

3.6.3 Inkrimping bestaande verticale scholengemeenschap

Een verticale scholengemeenschap kan worden ingekrompen door een schoolsoort buiten de verticale scholengemeenschap brengen. In dat geval dient het bevoegd gezag bij de aanvraag aan te geven om welke vo-school en bijbehorende schoolsoort(en) het gaat. Op die manier weet DUO welke vo-scholen binnen de verticale scholengemeenschap overblijven. De vo-school die de verticale scholengemeenschap verlaat, krijgt een nieuwe instellingscode.

Het is niet mogelijk om alle vo-scholen of de mbo-instelling buiten de verticale scholengemeenschap te brengen, aangezien een verticale scholengemeenschap sowieso een vo-school en een mbo-instelling moet omvatten. Wil het bevoegd gezag dat toch, zal het een aanvraag tot beëindiging van de hele verticale scholengemeenschap moeten doen.

3.6.4 Samenloop inkrimping met andere procedures

In paragraaf 3 van de regeling is uitgewerkt hoe de procedure tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap eruit ziet in het geval het bevoegd gezag een gelijktijdige fusie of afsplitsing beoogt.

Bij afsplitsing verliest een scholengemeenschap een schoolsoort en ontstaat er een nieuwe vo-school. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin de schoolsoort mavo afsplitst van een scholengemeenschap voor pro, vbo en mavo en zo een nieuwe, categorale mavo-school vormt. Indien de scholengemeenschap onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap, kan het bevoegd gezag de afgesplitste school gelijktijdig buiten de verticale scholengemeenschap brengen. Het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap neemt daardoor af, hetgeen een inkrimping van de verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling is waarvoor het bevoegd gezag een aanvraag moet doen. In dat geval hoeft het bevoegd gezag echter niet twee separate aanvragen te doen en geldt de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, tevens als aanvraag tot goedkeuring van de uitbreiding van de verticale scholengemeenschap. Wel moet het bevoegd gezag in de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, aangeven dat het tevens de inkrimping van een bestaande verticale scholengemeenschap beoogt.18

Het besluit om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen geldt vervolgens tevens als besluit tot goedkeuring van de vorming van de verticale scholengemeenschap. De regels rondom afsplitsing (zoals de stichtingsvoorwaarden) blijven hierbij gewoon gelden. Ook de inhoudelijke eisen uit deze regeling blijven gewoon gelden, zoals de verplichting uit artikel 7 om de gemeente tijdig over de voorgenomen aanvraag te informeren.

Als zowel de scholengemeenschap als de afgesplitste vo-school binnen de verticale scholengemeenschap blijven, is er geen sprake van een inkrimping als bedoeld in deze regeling waarvoor het bevoegd gezag een aanvraag moet doen. Het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap blijft immers hetzelfde. Wel dient het bevoegd gezag nog steeds een aanvraag te doen om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen en daarbij aan te geven dat de af te splitsen school deel van een verticale scholengemeenschap uitmaakt en blijft uitmaken.19

Tot slot is het ook mogelijk dat de vo-school of mbo-instelling splitst. Bij splitsing is er eveneens geen sprake van een inkrimping van de verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling. Met de splitsing wordt één van de door de splitsing ontstane scholen of mbo-instellingen automatisch buiten de verticale scholengemeenschap gebracht. Het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap verandert dus niet. Binnen een verticale scholengemeenschap kan elke schoolsoort namelijk maar één keer voorkomen en deze kan maar één mbo-instelling omvatten. Bij de aanvraag tot goedkeuring van de splitsing moet het bevoegd gezag wel aangegeven dat een verticale scholengemeenschap betrokken is.20

3.7 Beëindiging bestaande verticale scholengemeenschap
3.7.1 Beëindiging

Een bestaande verticale scholengemeenschap kan ook worden beëindigd. De vo-school en mbo-instelling beëindigen daarmee deze samenwerkingsvorm en vallen niet langer onder de wet- en regelgeving die voor de verticale scholengemeenschappen geldt. De uitzonderingen met betrekking tot de medezeggenschap, huisvestiging en uitkeringskosten gelden dus ook niet langer meer voor de vo-school. Verder mogen de vo-school en mbo-instelling niet langer overschotten naar elkaar realloceren. De vo-school en mbo-instelling blijven wel onder hetzelfde bevoegd gezag ressorteren (tenzij tevens sprake is van een bestuursoverdracht, zie paragraaf 3.7.2).

De vo-school en mbo-instelling krijgen beide een eigen instellingscode.

3.7.2 Samenloop beëindiging met andere procedures

In paragraaf 3 van de regeling is uitgewerkt hoe de procedure tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap eruit ziet in het geval het bevoegd gezag een gelijktijdige fusie of afsplitsing beoogt.

Ook bij beëindiging van een verticale scholengemeenschap kan het voorkomen dat hiervan sprake is. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin het bevoegd gezag de instandhouding van de mbo-instelling binnen de verticale scholengemeenschap middels een bestuursoverdracht overdraagt aan een ander bevoegd gezag. Aangezien een verticale scholengemeenschap altijd een mbo-instelling moet omvatten, valt dit samen met de beëindiging van de verticale scholengemeenschap. In dat geval hoeft het bevoegd gezag niet twee separate aanvragen te doen en geldt de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als aanvraag tot goedkeuring van de beëindiging van de verticale scholengemeenschap. Wel moet het bevoegd gezag in de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht aangeven dat het tevens de beëindiging van een bestaande verticale scholengemeenschap beoogt. Het besluit tot goedkeuring van de bestuursoverdracht geldt vervolgens tevens als besluit tot goedkeuring van de beëindiging van de verticale scholengemeenschap. Ook hier geldt dat de eis om de gemeente tijdig van de voorgenomen aanvraag op de hoogte te stellen, neergelegd in artikel 7 van de regeling, blijft gelden.

3.8 Gegevensverstrekking

Bij de aanvraag dient het bevoegd gezag de contactgegevens en gegevens over de betrokken verticale scholengemeenschap, vo-school en/of mbo-instelling te geven. Dit is geregeld in artikel 8 van de regeling en wordt hieronder verder toegelicht.

Bij samenloop met een fusie of afsplitsing als bedoeld in paragraaf 3 van de regeling, hoeft het bevoegd gezag zoals gezegd niet twee separate aanvragen te doen en kan het volstaan met de fusie- of afsplitsingsaanvraag. In dat geval geldt artikel 8 niet en volgen de mee te zenden gegevens uit de wet- en regelgeving die geldt voor de fusie of afsplitsing.

3.8.1 Contactgegevens

Bij een aanvraag tot vorming, wijziging en beëindiging van een verticale scholengemeenschap wordt altijd gevraagd welke contactgegevens gedurende de aanvraag kunnen worden gebruikt. Verder betreffen het gegevens om vast te stellen om welk bevoegd gezag het gaat.

3.8.2 Gegevens betrokken verticale scholengemeenschap, vo-school en mbo-instelling

Naast de contactgegevens dient het bevoegd gezag een aantal gegevens over de betrokken verticale scholengemeenschap, vo-school en/of mbo-instelling op te geven. Het is afhankelijk van de aanvraag welke gegevens exact meegestuurd dienen te worden.

Bij een aanvraag tot vorming van een nieuwe verticale scholengemeenschap dient het bevoegd gezag de namen en instellingscodes op te geven van de vo-school en mbo-instelling die onderdeel van de verticale scholengemeenschap gaan uitmaken.

Indien de aanvraag betrekking heeft op de uitbreiding van een reeds bestaande verticale scholengemeenschap dient het bevoegd gezag de naam en instellingscode van de verticale scholengemeenschap op te geven, evenals de namen van de vo-school en mbo-instelling die daar op het moment van de aanvraag onderdeel van uitmaken. Laatstgenoemde gegevens worden automatisch gegenereerd bij het invullen van de gegevens van de verticale scholengemeenschap, dus dat kost het bevoegd gezag weinig extra werk. Ook dient het bevoegd gezag de naam en instellingscode op te geven van de vo-school die het aan de verticale scholengemeenschap beoogt toe te voegen. Op die manier kan worden gecheckt of de inrichting van de verticale scholengemeenschap aan de vereisten aan het vo-deel zal voldoen (zie paragraaf 1).

Bij een aanvraag tot inkrimping van een bestaande verticale scholengemeenschap dient het bevoegd gezag eveneens de naam en instellingscode van de verticale scholengemeenschap op te geven, tezamen met de namen van de vo-school en mbo-instelling die daar op het moment van de aanvraag onderdeel van uitmaken. Ook dient het bevoegd gezag aan te geven welke vo-school het beoogt buiten de verticale scholengemeenschap te brengen.

Tot slot dient het bevoegd gezag ook bij een aanvraag tot beëindiging van een bestaande verticale scholengemeenschap de naam en instellingscode van de verticale scholengemeenschap op te geven, tezamen met de namen van de vo-school en mbo-instelling die daar onderdeel van uitmaken.

3.9 Medezeggenschap

De medezeggenschap heeft op verschillende wijzen invloed op de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap. Hieronder worden die medezeggenschapsrechten uiteengezet.

3.9.1 Vorming

De vo-school valt tot aan de vorming van de verticale scholengemeenschap onder de Wms en heeft dus nog een medezeggenschapsraad met daarin een ouders- en leerlingendeel en een personeelsdeel. De medezeggenschapsraad heeft ten aanzien van de vorming van een verticale scholengemeenschap een adviesrecht.21

De mbo-instelling heeft een studentenraad. Ook deze studentenraad heeft een adviesrecht ten aanzien van de vorming van een verticale scholengemeenschap.22 Een mbo-instelling dient daarnaast een ouderraad hebben als 25 of meer ouders daarom verzoeken.23 Een ouderraad van een mbo-instelling heeft echter geen wettelijk adviesrecht bij de vorming van een verticale scholengemeenschap. Dit neemt niet weg dat het bevoegd gezag wel uit zichzelf kan besluiten tot raadpleging van de eventuele ouderraad. Ook kan het bevoegd gezag dit verplicht zijn op basis van het medezeggenschapsstatuut, waarin dit als aanvullend recht van de ouderraad kan zijn opgenomen. Tevens dient de mbo-instelling een ondernemingsraad te hebben. De rechten van de ondernemingsraad volgen met name uit de WOR. Ook de ondernemingsrecht heeft op grond van de WOR een adviesrecht ten aanzien van de vorming van een verticale scholengemeenschap.24

3.9.2 Wijziging

Zoals gezegd is sprake van een uitbreiding van de verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling indien een schoolsoort aan de verticale scholengemeenschap wordt toegevoegd. Elke bestaande verticale scholengemeenschap heeft een studentenraad, ouderraad en ondernemingsraad.25 Deze raden hebben alle drie een adviesrecht met betrekking tot de uitbreiding van de verticale scholengemeenschap.26 De toe te voegen vo-school heeft nog een medezeggenschapsraad op grond van de Wms. De medezeggenschapsraad heeft ook een adviesrecht.27

Er is voorts sprake van een inkrimping van de verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling indien een schoolsoort buiten de verticale scholengemeenschap wordt gebracht. Elke bestaande verticale scholengemeenschap heeft een studentenraad, ouderraad en ondernemingsraad.28 Deze raden hebben alle drie een adviesrecht met betrekking tot de inkrimping van de verticale scholengemeenschap.29 De vo-school die buiten de verticale scholengemeenschap wordt gebracht, heeft geen medezeggenschapsraad op grond van de Wms zolang die school deel van de verticale scholengemeenschap uitmaakt. Daarom is betrokkenheid van de studentenraad, ouderraad en ondernemingsraad van de verticale scholengemeenschap voldoende. Eenmaal uit de verticale scholengemeenschap, zal de vo-school wel (weer) een medezeggenschapsraad moeten hebben.

3.9.3 Beëindiging

Elke bestaande verticale scholengemeenschap heeft een studentenraad, ouderraad en ondernemingsraad.30 Deze raden hebben alle drie een adviesrecht ten aanzien van de beëindiging van de verticale scholengemeenschap.31 Zodra de verticale scholengemeenschap is beëindigd, dient de vo-school (weer) een medezeggenschapsraad op grond van de Wms te hebben en zijn de studentenraad, ouderraad en ondernemingsraad (weer) verbonden aan alleen de mbo-instelling. De ouderraad is daarbij alleen nog wettelijk verplicht indien 25 of meer ouders daarom verzoeken.

3.9.4 Samenloop met andere procedures

Bij samenloop met fusie- of (af)splitsingsprocedures gelden zowel de medezeggenschapsrechten behorend bij de vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap als de medezeggenschapsrechten behorend bij de fusie of (af)splitsing.

Ook als de fusie- of (af)splitsingsprocedure gevolgen voor een verticale scholengemeenschap heeft maar geen wijziging van een verticale scholengemeenschap is als bedoeld in deze regeling, kunnen de medezeggenschapsrechten behorend bij de verticale scholengemeenschap gelden. Denk bijvoorbeeld aan een groei van het aantal leerlingen door een institutionele fusie van een categorale vo-school binnen de verticale scholengemeenschap met een categorale vo-school buiten de verticale scholengemeenschap. Het aantal schoolsoorten verandert in dit voorbeeld niet. Ondanks het feit dat dit voorbeeld daarom geen wijziging van de verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling betreft, geldt voor de vo-school die door de institutionele fusie tot de verticale scholengemeenschap toetreedt wel degelijk dat de medezeggenschapsraad adviesrecht op deze toetreding heeft. Verder hebben de medezeggenschapsraden van beide vo-scholen adviesrecht op de institutionele fusie zelf.

4. Caribisch Nederland

Deze regeling heeft geen juridische gevolgen voor Caribisch Nederland. Er zijn namelijk geen verticale scholengemeenschappen Caribisch Nederland.

5. Gevolgen voor de regeldruk

Allereerst dient opgemerkt te worden dat de huidige aoc’s van rechtswege worden omgezet in verticale scholengemeenschappen. Dit geldt ook voor de aoc’s die reeds een verticale scholengemeenschap vormen met een school voor mavo of een school voor pro. Deze regeling brengt voor hen dus geen administratieve lasten met zich mee.

De administratieve lasten voor het doen van een aanvragen tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap zijn verder zo beperkt mogelijk gehouden door een relatief eenvoudig digitaal aanvraagformulier te hanteren. Hiervoor ontwikkelt DUO een digitaal aanvraagformulier. Dit formulier wordt opgebouwd met verschillende routes. Hiermee wordt bedoeld dat een aanvrager, al naar gelang zijn type aanvraag, door de relevante delen van het aanvraagformulier wordt geleid. Een aanvraag tot vorming van een verticale scholengemeenschap heeft dus deels een andere route dan een aanvraag tot inkrimping van een verticale scholengemeenschap.

Een bevoegd gezag dat een verticale scholengemeenschap wil vormen dient bij DUO informatie aan te leveren over welke vo-school en welke mbo-instelling onderdeel uit gaan maken van een verticale scholengemeenschap. De geschatte tijdbesteding hiervoor is vier uur door één functionaris van het bestuur per aanvraag, dus – uitgaande van een uurtarief van € 50,– in totaal € 200,– per aanvraag. Voor het op de hoogte brengen van de medezeggenschapsorganen en de gemeente(n) wordt ook € 200,– per aanvraag ingeschat. Met nog twee uur (€ 100) aan onvoorziene kosten bedragen de totale administratieve lasten € 500,–.

Van het wijzigen van een verticale scholengemeenschap is sprake als een bevoegd gezag de verticale scholengemeenschap wil uitbreiden of inkrimpen met een schoolsoort. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van hetzelfde digitale formulier als hierboven beschreven met dien verstande dat het digitale formulier de aanvrager door een andere route van het formulier leidt. De geschatte administratieve lasten zijn ook voor een wijziging van een verticale scholengemeenschap € 500,– per aanvraag.

Ten slotte is ook de procedure voor het beëindigen van een verticale scholengemeenschap vergelijkbaar met het vormen of wijzigen ervan. De geschatte tijdbesteding is ook voor de beëindiging van een verticale scholengemeenschap € 500,– per aanvraag.

De verwachting is dat er per jaar circa vijf aanvragen tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap worden ingediend.

Indien er bij de vorming, wijziging of beëindiging sprake is van samenloop met een fusie of (af)splitsing, vallen de tijdsinvesteringen en kosten van de fusie of (af)splitsing buiten deze regeling. Deze stappen hiervoor zijn op wetsniveau en in andere regelingen verankerd.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

6. Financiële gevolgen

Het vormen, wijzigen of beëindigen van een verticale scholengemeenschap heeft financiële gevolgen voor de Rijksbegroting. Deze gevolgen zijn gelegen in het feit dat de huisvestingsvergoeding voor een vo-school die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap of hier deel van gaat uitmaken, valt onder de WEB. Deze uitzondering is een onderscheidend kenmerk van een verticale scholengemeenschap.

Wanneer een vo-school onderdeel wordt van een verticale scholengemeenschap, gaat de huisvestingsverantwoordelijkheid over van de gemeente naar het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag ontvangt vanaf het eerstvolgende kalenderjaar een vergoeding voor de huisvesting voor de vo-leerlingen uit het bestaande macrobudget mbo. Hierbij wordt aangesloten bij de bestaande systematiek. Bestaande verticale scholengemeenschappen ontvangen de huisvestingsvergoeding immers al op basis van de WEB. Als een vo-school niet langer onderdeel is van een verticale scholengemeenschap, bijvoorbeeld door het wijzigen of beëindigen van een verticale scholengemeenschap, is de huisvesting geregeld op basis van de WVO en is de gemeente (weer) verantwoordelijk voor de huisvesting. Hiervoor heeft de gemeente na het besluit van de minister nog tot 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het goedkeuringsbesluit van de minister de tijd.

Ook vallen vo-scholen binnen een verticale scholengemeenschap na inwerkingtreding van de Wet BHB onder de WVO-bekostigingssystematiek. De hoofdvestiging van een school binnen een verticale scholengemeenschap ontvangt als vaste voet het bedrag van een nevenvestiging.

7. Privacy

Voor deze regeling hoeven alleen de persoonsgegevens van de contactpersoon van het bevoegd gezag te worden verwerkt. Deze verwerking is zodanig beperkt dat er consultatie bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) nodig is.

8. Uitvoering en handhaving

De regeling is in overleg met DUO tot stand gekomen. DUO heeft naar aanleiding van de uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is. De Inspectie van het Onderwijs heeft geen opmerkingen bij de regeling gemaakt.

9. Advies en consultatie

Onderhavige regeling heeft opengestaan voor internetconsultatie van 17 september tot en met 22 oktober 2021. In die periode heeft de Algemene Onderwijsbond (AOb) gereageerd op de regeling.

De AOb vraagt onder andere naar de informatievoorziening voor medezeggenschapsorganen. Deze informatievoorziening wordt momenteel ontwikkeld. Tevens stelt de AOb vraagtekens bij het feit dat in de regeling de focus wordt gelegd op de bevoegde gezagen. De reden hiervan is dat deze regeling een aanvraagprocedure omvat die slechts door bevoegde gezagen gebruikt kan worden. Hiermee zijn de bevoegde gezagen de doelgroep van deze regeling.

De AOb stelt verder dat de eis van één procent overlap in postcodegebied te weinig is voor fusie. Deze overlap in postcodegebied is geen nieuwe eis die in deze regeling voor het eerst wordt geïntroduceerd. De eis van overlap in postcodegebied staat thans in artikel 72, eerste lid, onderdelen a en b, WVO. In de onderhavige regeling wordt het percentage vastgesteld. Dit percentage was eerder opgenomen in de Regeling voorzieningenplanning vo 2020.

Tot slot vraagt de Aob aandacht voor de positie van de ondernemings- en ouderraad van de mbo-instelling bij de aanvraagprocedure. Er is uiteindelijk voor gekozen niet voor te schrijven dat het bevoegd gezag documentatie moet meezenden waaruit blijkt dat de betrokken medezeggenschapsorganen om advies over de voorgenomen vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap zijn gevraagd. Anders dan bij instemmingsrecht houdt een adviesrecht in dat het bevoegd gezag een advies gemotiveerd naast zich neer kan leggen. Vraagt het bevoegd gezag een medezeggenschapsorgaan niet (tijdig) om advies of is een medezeggenschapsorgaan het niet eens met (de motivatie van) het uiteindelijke besluit van het bevoegd gezag, zijn daar specifieke (geschil)procedures voor. Dit is iets tussen het bevoegd gezag en de medezeggenschap en niet aan de minister. Het is dus ook aan het bevoegd gezag om er voorafgaand aan de aanvraag voor te zorgen dat het aan alle wettelijke verplichtingen jegens de medezeggenschapsorganen heeft voldaan (zie ook paragraaf 3.9) en rekening te houden met de mogelijkheid van eventuele (geschil)procedures.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. Aangezien de regeling is gebaseerd op artikel 2.6.2 WEB, zijn de begrippen die reeds in de WEB zijn gedefinieerd niet nog eens gedefinieerd in deze regeling. Wel zijn de begrippen die (naast de WEB) tevens in de WVO worden gebruikt, gedefinieerd.

Het bevoegd gezag kan een aanvraag doen tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap. Vorming, wijziging en beëindiging worden ook gedefinieerd. De wijziging kan weer onderverdeeld worden in twee soorten wijzigingen: uitbreiding of inkrimping van een verticale scholengemeenschap. Dit is tevens uitgewerkt in artikel 3.

Artikel 2

In artikel 2 is ter verduidelijking omschreven wat de toegestane samenstelling van verticale scholengemeenschappen is. Een verticale scholengemeenschap bestaat uit één mbo-instelling en één of meer vo-scholen of een scholengemeenschap voor pro, vbo of mavo (eventueel met een afdeling havo) onder hetzelfde bevoegd gezag. Daartussen kunnen ook combinaties bestaan, mits iedere schoolsoort maar één keer wordt aangeboden, via een categorale vo-school of een scholengemeenschap. De twee verticale scholengemeenschappen die op 1 januari 2020 reeds havo of vwo aanboden, mogen deze soorten blijven aanbieden. Er kunnen echter geen nieuwe verticale scholen met deze schoolsoorten gevormd worden, noch kunnen bestaande verticale scholengemeenschappen uitbreiden met deze schoolsoorten. Een verticale scholengemeenschap kan altijd slechts één mbo-instelling bevatten.

Artikel 3

In dit artikel is geregeld dat de aanvraag digitaal moet worden gedaan via het daarvoor beschikbare formulier op www.duo.nl.

In het derde lid wordt verduidelijkt welke vormen van wijziging van een verticale scholengemeenschap er bestaan. Het kan namelijk gaan om een uitbreiding of om een inkrimping van een verticale scholengemeenschap. Bij een uitbreiding komt er een schoolsoort bij en bij inkrimping gaat er een schoolsoort af.

Artikel 4

In dit artikel zijn de beslistermijnen opgenomen. Hiervoor is aangesloten bij de beslistermijnen voor fusies. Deze termijnen staan los van de datum waarop een verticale scholengemeenschap na goedkeuring van een aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap daadwerkelijk mag worden gevormd, gewijzigd of beëindigd; dit wordt geregeld in artikel 5. Het is aan het bevoegd gezag om met deze termijnen en data rekening te houden.

Artikel 5

In dit artikel is opgenomen met ingang van welke datum een vorming, wijziging of beëindiging plaatsvindt. In principe is dit per 1 augustus na de goedkeuring. Voor inkrimping of beëindiging van een verticale scholengemeenschap geldt dat dit plaatsvindt per 1 augustus van het kalenderjaar volgend op de goedkeuring. Dit heeft te maken met de huisvestingsverantwoordelijkheid. In een verticale scholengemeenschap ligt de verantwoordelijkheid voor de huisvesting bij het bevoegd gezag en ontvangt hij ook een huisvestingsvergoeding voor zowel het mbo als het vo. Wanneer een vo-school geen deel meer uitmaakt van de verticale scholengemeenschap, verschuift deze verantwoordelijkheid (terug) naar de gemeente. Het is voor de uitvoerbaarheid voor gemeenten belangrijk dat zij de tijd hebben op zich voor te bereiden. Daarom is aangesloten op deze datum in de Regeling voorzieningenplanning vo 2020.

Artikel 6

Zie paragraaf 3.3 van de algemene toelichting.

Artikel 7

Zie paragraaf 3.4 van de algemene toelichting.

Artikel 8

In artikel 8, eerste lid, zijn de algemene bij de aanvraag mee te zenden gegevens opgenomen. Het betreffen onder andere de contactgegevens van de contactpersoon van het bevoegd gezag.

Alle aanvragen gaan, op grond van het tweede lid, onderdelen a tot en met c, vergezeld van de naam en instellingscode van de betrokken verticale scholengemeenschap, vo-school of scholengemeenschap en/of mbo-instelling. Deze gegevens zijn nodig voor een juiste registratie door DUO. Het is afhankelijk van de aanvraag welke gegevens aangeleverd dienen te worden. Bij een aanvraag tot vorming is er nog geen verticale scholengemeenschap en kan de instellingscode van de verticale scholengemeenschap logischerwijs niet aangeleverd worden.

Artikel 9

Artikel 9, eerste lid, beschrijft de samenloop tussen de institutionele fusie en vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap. Hiervan is sprake in indien het bevoegd gezag beoogt dat die vorming, wijziging of beëindiging gelijktijdig met de institutionele fusie plaatsvindt. De aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie geldt dan tevens als aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap. Wel dient het bevoegd gezag bij de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie aan te geven dat de fusie gevolgen heeft voor een verticale scholengemeenschap. Deze gegevens worden ook meegenomen in het formulier voor de aanvraag van de goedkeuring van de institutionele fusie. Dit is geregeld in artikel 9, tweede lid, en artikel 12, dat de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 wijzigt.

Op grond van het derde lid geldt het besluit tot goedkeuring van de institutionele tevens als goedkeuring van de vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap.

Artikel 10

Artikel 10, eerste lid, beschrijft de samenloop tussen de bestuursoverdracht en vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap. Hiervan is sprake in indien het bevoegd gezag beoogt dat die vorming, wijziging of beëindiging gelijktijdig met de bestuursoverdracht plaatsvindt. De aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht geldt dan tevens als aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap. Wel dient het bevoegd gezag bij de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht aan te geven dat de fusie gevolgen heeft voor een verticale scholengemeenschap. Deze gegevens worden ook meegenomen in het formulier voor de aanvraag van de goedkeuring van de bestuursoverdracht. Dit is geregeld in artikel 10, tweede lid, en artikel 12, dat de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 wijzigt.

Op grond van het derde lid geldt het besluit tot goedkeuring van de institutionele tevens als goedkeuring van de vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap.

Artikel 11

Artikel 11 beschrijft de samenloop in de situatie waarin een schoolsoort buiten de verticale scholengemeenschap wordt gebracht middels afsplitsing van een scholengemeenschap en de verticale scholengemeenschap dus wordt ingekrompen. Ook hier geldt dat de aanvraag om de afsplitsende school voor bekostiging in aanmerking te brengen tevens geldt als aanvraag tot goedkeuring van de inkrimping van de verticale scholengemeenschap. Bij de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, wordt vermeld dat het een verticale scholengemeenschap betreft. Dit is geregeld in artikel 11, tweede lid, en artikel 13, dat de Regeling voorzieningenplanning vo 2020 wijzigt.

Op grond van het derde lid geldt het besluit om de afsplitsende school voor bekostiging in aanmerking te brengen tevens als goedkeuring van de inkrimping van de verticale scholengemeenschap.

Artikel 12

Er is sprake van samenloop als bedoeld in paragraaf 3 van de regeling indien het bevoegd gezag beoogt de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap gelijktijdig met de fusie te laten plaatsvinden. Er wordt een nieuw artikel 7a aan de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 toegevoegd waarin is bepaald dat de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap en de fusie inderdaad gelijktijdig en alleen op 1 augustus van enig kalenderjaar kunnen plaatsvinden. Het is namelijk niet wenselijk om dit middenin een school- of studiejaar te laten vallen.

Ook wordt een omhangbepaling toegevoegd, zodat duidelijk is dat de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 ook berust op de artikelen 4.1.1 en 4.1.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB.

Verder wordt bijlage 1 gewijzigd, zodat in het formulier bij de aanvraag tot fusie moet worden aangegeven of de bij de fusie betrokken school, scholengemeenschap of instelling deel uitmaakt of gaat uitmaken van een verticale scholengemeenschap.

Artikel 13

In artikel 18 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020 vervalt de zinsnede ‘en artikel 72a, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b’, omdat artikel 72a met de Wet BHB komt te vervallen.

Aan artikel 5 wordt een nieuw onderdeel toegevoegd. Dit artikel gaat over splitsing. In het geval het bevoegd gezag een aanvraag doet om een school die door splitsing ontstaat voor bekostiging in aanmerking te brengen, dient het bevoegd gezag daarbij aan te geven of de te splitsen school onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap. Een splitsing is niet tevens een wijziging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling. Omdat elke schoolsoort maar één keer in een verticale scholengemeenschap mag voorkomen, wordt bij splitsing automatisch één van de twee scholen buiten de verticale scholengemeenschap gebracht. Het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap verandert dus niet.

Aan artikel 23 wordt eveneens een nieuw onderdeel toegevoegd. Dit artikel gaat over afsplitsing. In het geval het bevoegd gezag een aanvraag doet om een af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, dient het bevoegd gezag daarbij aan te geven of de af te splitsen school onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap. Indien de af te splitsen school binnen de verticale scholengemeenschap blijft, is er geen sprake van een inkrimping van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling. Het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap verandert immers niet. Wordt de af te splitsen school buiten de verticale scholengemeenschap gebracht, is er wel sprake van een inkrimping van een verticale scholengemeenschap. Zie hierover artikel 11.

Artikel 14

In artikel 5 van de Regeling splitsingtoets BVE wordt artikel 5 opnieuw vastgesteld en wordt een onderdeel toegevoegd waarin is opgenomen dat de rechtspersoon die een aanvraag tot goedkeuring van een splitsing doet, tevens moet vermelden of de te splitsen mbo-instelling deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap. Een splitsing van een mbo-instelling is niet tevens een wijziging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in deze regeling. Omdat een verticale scholengemeenschap maar één mbo-instelling mag omvatten, wordt bij splitsing automatisch één van de twee mbo-instellingen buiten de verticale scholengemeenschap gebracht. Het aantal schoolsoorten binnen de verticale scholengemeenschap verandert hiermee bovendien niet.

De Regeling splitsingtoets BVE was eerder gebaseerd op artikel 2.1.3, vierde lid, WEB, maar dit is ingevolge de Wet BHB artikel 2.1.4, derde lid, WEB geworden. Dit is eveneens aangepast in de aanhef van artikel 5 van de Regeling splitsingtoets BVE.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2022. Dit is gelijktijdig met de grondslagen in het Uitvoeringsbesluit WEB, die worden ingevoegd met het Besluit tot wijziging van diverse onderwijsbesluiten in verband met de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs. Op die manier kunnen de bevoegde gezagsorganen die dat willen, meteen een aanvraag doen voor de vorming van een verticale scholengemeenschap per 1 augustus 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 januari 2022, treedt de regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16

Dit artikel bevat de citeertitel van deze regeling, Regeling verticale scholengemeenschap.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
2

Stb. 2021, 558.

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 606, nr. 3, p. 35, 46.

X Noot
4

Dit betreft mavo waar leerlingen na het volgen van de mavo tevens havo kunnen volgen, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO.

X Noot
5

Zie nader Kamerstukken II 2020/21, 35 606, nr. 3, onder 3.2.4.

X Noot
6

Een vo-school binnen een verticale scholengemeenschap kon al middelen naar de mbo-instelling realloceren op grond van artikel 99 WVO. Andersom kon mbo-instelling dat nog niet; de Wet BHB maakt dit mogelijk met het nieuwe artikel 2.2.5 WEB.

X Noot
7

Artikel 5, eerste lid, van de regeling.

X Noot
8

Artikel 5, tweede lid, van de regeling.

X Noot
9

Hiermee wordt een bestuursoverdracht of een institutionele fusie bedoeld.

X Noot
10

Hiermee wordt gedoeld op de situatie waarin een vo-school zich afsplitst van een scholengemeenschap.

X Noot
11

Artikel 5, derde lid, van de regeling.

X Noot
12

Voorheen ook wel bekend als BRIN-nummer.

X Noot
13

Zie artikel 12, onderdeel c, van de regeling, waarmee in het aanvraagformulier in bijlage 1 van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 een nieuw onderdeel 6 is ingevoegd.

X Noot
14

Artikel 3, derde lid, van de regeling.

X Noot
15

Zie artikel 12, onderdeel c, van de regeling, waarmee in het aanvraagformulier in bijlage 1 van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 een nieuw onderdeel 6 is ingevoegd.

X Noot
16

De postcode-eis in artikel 6 van de regeling geldt dan naast de postcode-eis voor samenvoeging van vo-scholen of scholengemeenschappen zoals neergelegd in artikel 18 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020.

X Noot
17

Zie artikel 12, onderdeel c, van de regeling, waarmee in het aanvraagformulier in bijlage 1 van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 een nieuw onderdeel 6 is ingevoegd.

X Noot
18

Zie artikel 13, onderdeel c, van de regeling, waarmee artikel 23 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020 wordt gewijzigd.

X Noot
19

Zie artikel 13, onderdeel c, van de regeling, waarmee artikel 23 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020 wordt gewijzigd.

X Noot
20

Zie artikel 13, onderdeel a, van de regeling, waarmee artikel 5 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020 wordt gewijzigd. Zie ook artikel 14 van de regeling, waarmee artikel 5 van de Regeling splitsingstoet BVE wordt gewijzigd.

X Noot
21

Artikel 11, eerste lid, onder d, Wms.

X Noot
22

Artikel 8a.2.2, vierde lid, onder a, WEB.

X Noot
23

Artikel 8a.1.3, eerste lid, WEB.

X Noot
24

Artikel 25, eerste lid, onder e, WOR.

X Noot
25

Zie de artikelen 8a.1.2, eerste lid, WEB, 8a.1.3, tweede lid, WEB en artikel 2 WOR.

X Noot
26

Zie de artikelen 8a.2.2, vierde lid, onder a, WEB, 8a.2.4, tweede lid, onder b, WEB en artikel 25, eerste lid, onder e, WOR.

X Noot
27

Artikel 11, eerste lid, onder d, Wms.

X Noot
28

Zie de artikelen 8a.1.2, eerste lid, WEB, 8a.1.3, tweede lid, WEB en artikel 2 WOR.

X Noot
29

Zie de artikelen 8a.2.2, vierde lid, onder a, WEB, 8a.2.4, tweede lid, onder b, WEB voor de ouderraad en 25, eerste lid, onder e, WOR.

X Noot
30

Zie de artikelen 8a.1.2, eerste lid, WEB, 8a.1.3, tweede lid, WEB en artikel 2 WOR.

X Noot
31

Zie de artikelen 8a.2.2, vierde lid, onder a, WEB, 8a.2.4, tweede lid, onder b, WEB en 25, eerste lid, onder e, WOR.

Naar boven