Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2022, 29670 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2022, 29670 | ander besluit van algemene strekking |
19 oktober 2022
Nr. 2022-258523
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken
Directie Directe Belastingen & Toeslagen
De Staatssecretaris van Financiën,
Handelende wat artikel 47 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen betreft, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 26 en 47 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de artikelen 5.1, 5.2 en 8.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen;
Besluit:
De Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5a, derde lid, vervalt.
B
Artikel 9quater wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De onderdelen a tot en met d komen te luiden:
a. het verlagen of op nihil vaststellen van een terug te vorderen bedrag kinderopvangtoeslag in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van een voor 23 oktober 2019 genomen beschikking tot vaststelling of tot terugvordering kinderopvangtoeslag in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen;
b. een herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot terugvordering kinderopvangtoeslag, in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van deze beschikking in verhouding tot de met de beschikking te dienen doelen, indien die beschikking tot terugvordering betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover ten minste € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd;
c. een herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot toekenning kinderopvangtoeslag waarbij het recht op kinderopvangtoeslag wordt vastgesteld naar rato van het bedrag van de kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald, indien de naar rato vaststelling betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover het recht op kinderopvangtoeslag met ten minste € 1.500 is verlaagd;
d. een toegekende hardheidstegemoetkoming als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de wet, zoals dat luidde op 25 januari 2021;.
b. Onderdeel e vervalt, onder verlettering van de onderdelen f tot en met m tot e tot en met l.
c. In onderdeel e (nieuw) wordt ‘artikel 49a van de wet’ vervangen door ‘artikel 2.9 van de Wet hersteloperatie toeslagen’.
d. Onderdeel f (nieuw) komt te luiden:
f. een toegekende compensatie of aanvullende compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste of derde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;.
e. In onderdeel g (nieuw) wordt ‘artikel 49c van de wet’ vervangen door ‘artikel 2.6, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen’.
f. In onderdeel h (nieuw) wordt ‘het Besluit aanvullende tegemoetkoming werkelijke schade bij O/GS’ vervangen door ‘artikel 2.6, derde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen’.
g. Aan onderdeel i (nieuw) wordt toegevoegd ‘, zoals dat luidde op 25 januari 2021’.
h. In onderdeel j (nieuw) wordt ‘het Besluit noodvoorziening kinderopvangtoeslag of in het Besluit noodvoorziening toeslagen’ vervangen door ‘artikel 2.8, eerste lid, of artikel 2.18, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen’.
i. In onderdeel k (nieuw) wordt ‘onderdeel 2.2 van het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag’ vervangen door ‘artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen’.
j. In onderdeel l (nieuw) wordt ‘onderdeel 5 van het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag’ vervangen door ‘artikel 2.5 van de Wet hersteloperatie toeslagen’.
k. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l (nieuw) door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
m. een toegekend bedrag als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;
n. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet hersteloperatie toeslagen;
o. een tegemoetkoming op grond van afdeling 2.5 van de Wet hersteloperatie toeslagen.
2. In het tweede lid wordt na ‘toegekend forfaitair bedrag’ ingevoegd ‘als bedoeld in artikel 2.7, eerste of tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen,’ en vervalt ‘, bedoeld in onderdeel 2.2, tweede alinea, van het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag’.
C
Artikel 9b vervalt.
De Instellingsregeling Oudercommissie kinderopvangtoeslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
B
Artikel 2 komt te luiden:
C
Artikel 3 komt te luiden:
1. Er is een Oudercommissie kinderopvangtoeslag.
2. Ten behoeve van het uitvoeren van de taak van de commissie, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, heeft zij overleg met de minister, hetzij op initiatief van de commissie, hetzij op initiatief van de minister.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De commissie bestaat uit gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag of hun partners en heeft een voorzitter en ten minste acht leden.
2. In het derde lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘de minister’ en wordt ‘de commissie’ vervangen door ‘deze regeling’.
3. In het vierde tot en met zesde lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘de minister’.
E
In artikel 6, eerste lid, wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘De minister’.
F
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘De minister’.
2. In het tweede lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘de minister’.
G
In artikel 9 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.
De Instellingsregeling Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
B
Artikel 2 komt te luiden:
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Er is een Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De commissie heeft tot taak:
a. het toetsen van en adviseren over aanvragen tot toekenning van aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, van de wet;
b. het toetsen van en adviseren over aanvragen tot toekenning van een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, van de wet;
c. het opstellen van kaders voor de beoordeling van het recht op aanvullende compensatie voor de werkelijke schade of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade;
d. het rapporteren van haar bevindingen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde, vijfde en zesde lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘de minister’.
2. In het vierde lid wordt ‘de commissie’ vervangen door ‘deze regeling’.
E
In artikel 6, eerste lid, wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘De minister’.
F
In artikel 10 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.
De Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
B
Artikel 2 komt te luiden:
C
Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:
1. Er is een Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen die advies uitbrengt over bezwaren tegen beschikkingen van de Belastingdienst/Toeslagen die gegeven zijn op grond van de artikelen 2.1, 2.4 tot en met 2.9 en 3.1 van de wet.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde, zesde en zevende lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘de minister’.
2. In het vierde lid wordt ‘de adviescommissie’ vervangen door ‘deze regeling’.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De leden maken geen deel uit van het ministerie, zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de minister, zijn geen lid van de commissie, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen of de commissie, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Instellingsregeling Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade en zijn geen lid geweest van deze commissies.
E
In artikel 6, eerste lid, wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘De minister’.
F
In artikel 10 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.
De Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
B
Artikel 2 komt te luiden:
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Er is een Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De commissie heeft tot taak:
a. het beoordelen van voorgenomen beschikkingen inhoudende het geheel of gedeeltelijk afwijzen van een aanvraag van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de wet;
b. het beoordelen van voorgenomen beschikkingen inhoudende het geheel of gedeeltelijk afwijzen van een aanvraag van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, van de wet;
c. het adviseren over de vraag of sprake is van een schrijnend geval als bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van de wet;
d. het rapporteren van haar bevindingen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
3. In het derde lid wordt ‘onderdeel c of d’ vervangen door ‘onderdeel a of b’.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde, vijfde en zesde lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘de minister’.
2. In het vierde lid wordt ‘de commissie’ vervangen door ‘deze regeling’.
E
In artikel 6, eerste lid, wordt ‘Onze Minister’ vervangen door ‘De minister’.
F
In artikel 10 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries
In deze verzamelregeling zijn wijzigingen van ministeriële regelingen opgenomen die verband houden met de inwerkingtreding van de hersteloperatie toeslagen. In deze regeling worden onder andere wijzigingen doorgevoerd in artikel 9quater van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. In dit artikel worden vermogenstoetsuitzonderingen opgenomen voor de vermogenstoename als gevolg van een toegekend bedrag als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen, de vermogenstoename als gevolg van ontvangen bedragen op grond van de kindregeling als bedoeld in afdeling 2.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen en de vermogenstoename als gevolg van een ontvangen tegemoetkoming door gedupeerden van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget. Daarnaast worden de instellingsregelingen voor de commissies in de hersteloperatie toeslagen aangepast. De wettelijke grondslag voor deze commissies is met de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen gewijzigd van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen naar de Wet hersteloperatie toeslagen.
In deze ministeriële regeling worden voor de toeslagen vermogenstoetsuitzonderingen geregeld voor:
– de vermogenstoename als gevolg van een toegekend bedrag als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;
– de vermogenstoename als gevolg van ontvangen bedragen op grond van de kindregeling als bedoeld in afdeling 2.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen; en
– de vermogenstoename als gevolg van een ontvangen tegemoetkoming door gedupeerden van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget.
Een vermogenstoets wordt toegepast bij de bepaling of een belanghebbende aanspraak maakt op zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget (hierna: toeslag). Deze vermogenstoets is een belangrijk instrument om toeslagen te beperken tot belanghebbenden die inkomensondersteuning nodig hebben. Indien het vermogen op de peildatum (1 januari) hoger is dan een bepaald bedrag, vervalt voor dat betreffende jaar het recht op de toeslag waarvan de vermogensgrens is overschreden. Bij de huurtoeslag kan dit zich voordoen bij overschrijding van de vermogensgrens van € 31.747 voor alleenstaanden en van € 63.494 voor mensen met een toeslagpartner (bedragen 2022). Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget gelden aanzienlijk hogere vermogensgrenzen (€ 120.020 zonder en € 151.767 met toeslagpartner). Vanwege de peildatum (1 januari) kunnen de gevolgen van de vermogenstoename voor de inkomstenbelasting en de toeslagen zich voor het eerst voordoen in het berekeningsjaar volgend op het kalenderjaar waarin de toekenning van de financiële bijdrage tot de bezittingen is gaan behoren.
In bepaalde gevallen is de maatschappelijke betekenis en impact van financiële bijdragen, compensaties en tegemoetkomingen groter dan de wens om deze mee te tellen bij de bepaling of er aanspraak bestaat op een toeslag. In de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UR Awir) staan daarom enkele bijzondere vermogensbestanddelen (bezittingen en eenmalige uitkeringen) opgesomd die op verzoek van de belanghebbende niet meegerekend worden bij het toepassen van de vermogenstoets. Een vermogenstoetsuitzondering is een mogelijkheid voor burgers om zowel hun aanspraak op toeslagen als hun uit financiële bijdragen, compensaties en tegemoetkomingen verkregen vermogenstoename te behouden. Voor de ontvangen bedragen in het kader van de hersteloperatie toeslagen worden de vermogenstoetsuitzonderingen ambtshalve toegepast, omdat de burgers die in aanmerking komen voor deze uitzondering door de hersteloperatie toeslagen al bekend zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Het kabinet acht het in bepaalde gevallen onwenselijk dat burgers hun eventuele aanspraak op toeslagen kwijtraken als hun vermogen is toegenomen door het ontvangen van financiële bijdragen, compensaties en tegemoetkomingen en daardoor een vermogensgrens wordt overschreden. Bovendien wil het kabinet voorkomen dat burgers die een eenmalige uitkering (bijvoorbeeld een bedrag of de aanspraak op een bedrag) verkrijgen in het kader van de hersteloperatie deze verkrijging of een deel daarvan via een andere weg moeten inleveren bij diezelfde overheid. Daarom worden de in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag verkregen tegemoetkoming voor kinderen en de tegemoetkomingen voor gedupeerden van de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget uitgezonderd bij de vaststelling van het vermogen bij de toepassing van de vermogenstoets voor het recht op toeslagen.
Deze tijdelijke uitzonderingen gelden voor een periode van drie jaar volgend op het jaar waarin deze vermogenstoename heeft plaatsgevonden. Als een getroffen ouder in meerdere jaren een bezitting verkrijgt in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, dan geldt de periode van drie jaar waarvoor een vermogenstoetsuitzondering verkregen kan worden voor elke verkrijging afzonderlijk.
In de voorgaande jaren zijn al verschillende maatregelen in werking getreden om de door de problemen rond de kinderopvangtoeslag getroffen ouders tegemoet te komen. Met de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen zijn er nu ook grondslagen voor het uitkeren van een aanvullend bedrag indien twee voormalige toeslagpartners, die elk voor een deel van de periode aanvrager van de kinderopvangtoeslag zijn geweest en beiden als gedupeerde aanvrager zijn erkend, maar niet langer toeslagpartners zijn op het moment dat het forfaitaire bedrag wordt uitgekeerd, de kindregeling en tegemoetkomingen voor gedupeerden van de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget.
Bedragen die worden ontvangen in het kader van de hersteloperatie toeslagen worden van de vermogenstoets uitgezonderd. Gedupeerde ouders en de (hoogte van de) uitbetaalde herstelbedragen zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen bekend. De uitzonderingen zullen door de Belastingdienst/Toeslagen dan ook ambtshalve worden toegepast. Een ouder hoeft hiervoor geen verzoek te doen.
Het is echter voor de Belastingdienst/Toeslagen niet na te gaan in hoeverre bepaalde bedragen zijn gedeeld met de voormalige partner. Voor hen blijft daarom gelden dat zij een verzoek moeten doen voor de toepassing van de vermogenstoetsuitzondering.
De kindregeling vindt zijn grondslag in de Wet hersteloperatie toeslagen en is bedoeld om kinderen van gedupeerde ouders een tegemoetkoming te bieden. De regeling bestaat uit een financiële tegemoetkoming met daarnaast flankerend beleid om deze kinderen en jongeren breed te ondersteunen. De omvang van de groep kinderen die in aanmerking komt voor de kindregeling is circa 95.000. Een deel daarvan is minderjarig en kan daarmee geen aanvrager zijn van toeslagen. Het overige deel kan dat wel zijn. Naar verwachting is inmiddels ongeveer een derde van de totale doelgroep meerderjarig en kan daarmee in aanmerking komen voor toeslagen.
Bij andere toeslagen zijn er deels dezelfde soort fouten gemaakt als bij kinderopvangtoeslag. Het kabinet heeft daarom besloten om ook gedupeerden van andere toeslagen te compenseren. De tegemoetkomingsregeling vindt zijn grondslag in de Wet hersteloperatie toeslagen en is bedoeld om aanvragers te compenseren die gedupeerd zijn bij de huur- of zorgtoeslag, dan wel het kindgebonden budget. Zij komen voor een tegemoetkoming in aanmerking indien zij betrokken zijn geweest bij een CAF-onderzoek3 en indien er sprake is van institutionele vooringenomen behandeling of als zij zijn benadeeld door een onterechte O/GS-kwalificatie door de Belastingdienst/Toeslagen.
Op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen is de hardheidsregeling kinderopvangtoeslag4 met terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021 vervallen.5 De UR Awir bevat een artikel waarin nadere regels zijn gesteld voor de toepassing van de hardheidsregeling kinderopvangtoeslag.6 Dat artikel heeft zijn belang verloren met het vervallen van de hardheidsregeling kinderopvangtoeslag en er is geen rechtsgrond meer voor. Daarom vervalt dat artikel op grond van onderhavige ministeriële regeling met terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021. Een verwijzing in de UR Awir naar dat artikel vervalt eveneens.7
In de Wet hersteloperatie toeslagen worden de wettelijke bepalingen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) die zien op de hersteloperatie toeslagen verplaatst naar de Wet hersteloperatie toeslagen. Aangezien de Instellingsregeling Oudercommissie kinderopvangtoeslag (Instellingsregeling Oudercommissie) een grondslag heeft in de Awir en verwijst naar deze beleidsbesluiten, wordt de Instellingsregeling Oudercommissie aangepast. Dit geldt ook voor de wijzigingen van de Instellingsregeling Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (Instellingsregeling CWS), Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (Instellingsregeling BAC), Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen (Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen).
De taken van de Oudercommissie kinderopvangtoeslag (Oudercommissie) zijn verwoord in de Wet hersteloperatie toeslagen. De Oudercommissie overlegt ten behoeve van de uitvoering van die taak met de Minister van Financiën. Dat overleg kan worden gehouden op initiatief van de Oudercommissie of op initiatief van de Minister van Financiën. In dat overleg kunnen alle aspecten die behoren tot de taak van de Oudercommissie aan bod komen. Beide partijen kunnen gespreksonderwerpen aandragen.
Verder wordt nog een aantal technische wijzigingen gedaan. Hiervoor wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van de toelichting.
De taak van de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (CWS) blijft grotendeels onveranderd. Zij beoordeelt aanvragen tot toekenning van aanvullende compensatie voor de werkelijke schade en aanvragen tot toekenning van een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade. Tenslotte stelt de CWS kaders op voor de beoordeling van het recht op aanvullende compensatie voor de werkelijke schade of aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade.
In tegenstelling tot de oorspronkelijke Instellingsregeling CWS heeft de CWS geen taak meer bij de toepassing van de vangnetbepaling kinderopvangtoeslag8. Advisering op de toepassing van de vangnetbepaling zal worden gedaan door de Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen (Commissie van onafhankelijke deskundigen). Het adviseren of sprake is van een schrijnend geval in het kader van de vangnetbepaling kinderopvangtoeslag past namelijk beter bij de taken van de Commissie van onafhankelijke deskundigen.
Verder wordt nog een aantal technische wijzigingen gedaan. Hiervoor wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van de toelichting.
De taak van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (Bezwaarschriftenadviescommissie) blijft grotendeels onveranderd. Zij geeft advies op bezwaren tegen beschikkingen van de Belastingdienst/Toeslagen over:
– compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag;
– aanvullende compensatie voor de werkelijke schade;
– O/GS-tegemoetkoming;
– aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade;
– forfaitair bedrag voor aanvrager kinderopvangtoeslag;
– bedrag van maximaal € 10.000 voor aanvragers kinderopvangtoeslag bij wie het forfaitaire bedrag aan hun voormalige partner is toegekend;
– incidentele noodvoorziening voor aanvrager kinderopvangtoeslag;
– vangnetbepaling kinderopvangtoeslag;
– kwijtschelding bestuursrechtelijke schulden door Belastingdienst/Toeslagen.
De Bezwaarschriftenadviescommissie geeft echter geen advies meer op bezwaren tegen (gedeeltelijke) afwijzingen van een compensatie voor afgeloste bestuursrechtelijke schulden. Deze beschikkingen worden namelijk inmiddels gegeven door de Sociale Banken Nederland. De Bezwaarschriftenadviescommissie geeft geen adviezen op bezwaren tegen beschikkingen van andere bestuursorganen dan de Belastingdienst/Toeslagen.
Verder wordt nog een aantal technische wijzigingen gedaan. Hiervoor wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van de toelichting.
De taak van de Commissie van onafhankelijke deskundigen blijft grotendeels onveranderd. Zij beoordeelt of een voorgenomen gehele of gedeeltelijke afwijzing door de Belastingdienst/Toeslagen van een compensatie of O/GS-tegemoetkoming voor de aanvrager van kinderopvangtoeslag terecht is. De Commissie van onafhankelijke deskundigen kan een dergelijke beoordeling achterwege laten indien er over de feiten geen verschil van mening is tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de belanghebbende. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt verwezen naar deze wijziging (Stcrt. 2022, 18782). De Commissie van onafhankelijke deskundigen adviseert de Belastingdienst/Toeslagen ook of sprake is van een schrijnend geval in het kader van de vangnetbepaling kinderopvangtoeslag.9
Er is nog een wijziging aangebracht. De Commissie van onafhankelijke deskundigen heeft alle aangewezen CAF-zaken beoordeeld op vergelijkbaarheid met de CAF 11-zaak.10 Aangezien er hieromtrent geen werkzaamheden meer verwacht worden, vervalt deze taak van de Commissie van onafhankelijke deskundigen.
Verder wordt nog een aantal technische wijzigingen gedaan. Hiervoor wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van de toelichting.
Aan de wijzigingen die zijn opgenomen in deze regeling zijn geen additionele EU-aspecten verbonden.
De wijzigingen die in deze regeling zijn opgenomen, hebben geen budgettaire gevolgen.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft de wijzigingen in de onderhavige regeling beoordeeld met de uitvoeringstoets. De Belastingdienst/Toeslagen verwacht dat de wijzigingen uitvoerbaar zijn. De uitvoeringsgevolgen van de wijzigingen zijn opgenomen in de sjablonen die als bijlage zijn gevoegd bij deze regeling.
Voor de vermogenstoetsuitzonderingen genoemd in artikel 9quater, eerste lid, UR Awir hoeft een belanghebbende niets te doen. De Belastingdienst/Toeslagen past de vermogenstoetsuitzonderingen ambtshalve toe. Daarnaast hebben de wijzigingen van de instellingsregelingen van de commissies geen gevolgen voor de administratieve lasten van de burger.
Artikel 5a, derde lid, UR Awir vervalt met terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021. Artikel 9b, eerste en tweede lid, UR Awir, waarnaar in genoemd derde lid verwezen wordt, vervalt op grond van onderhavige ministeriële regeling eveneens met terugwerkende kracht tot en met die datum.11
Met het vervallen van artikel 5a, derde lid, UR Awir, worden voorbeelden van wanneer er in ieder geval sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in de hardheidsregeling kinderopvangtoeslag en van wanneer op zichzelf in ieder geval niet, niet langer van overeenkomstige toepassing verklaard op het in artikel 5a, tweede lid, UR Awir gehanteerde begrip ‘bijzondere omstandigheden’. Het vervallen van dit derde lid heeft geen beleidsmatige gevolgen. Dezelfde voorbeelden van bijzondere omstandigheden blijven immers opgenomen in een beleidsregel.12
Artikel 9quater UR Awir bevat een overgangsmaatregel op grond waarvan de in die bepaling aangewezen tegemoetkomingen in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag gedurende een bepaalde periode niet worden meegerekend voor de vermogenstoetsen voor de toeslagen.
Met de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen, zijn de grondslagen voor de uitbetalingen genoemd in artikel 9quater, eerste lid, onderdelen a en b, UR Awir met terugwerkende kracht opgenomen in die wet. Daarom komen in artikel 9quater, eerste lid, UR Awir de onderdelen a en b (oud) te vervallen. De in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel c (oud), UR Awir gebruikte formulering wordt aangepast en opgenomen in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel a (nieuw), UR Awir. De herstelmaatregel, genoemd in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel a (nieuw), UR Awir als gevolg waarvan de bezitting wordt verkregen die wordt vrijgesteld, wordt sinds 23 oktober 2019 toegepast op basis van een uitspraak van 23 oktober 201913 en beleidsregels die met terugwerkende kracht tot en met 23 oktober 2019 zijn opgenomen in onderdeel 2.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen.14 Deze herstelmaatregel is met terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021 opgenomen in artikel 2.7, vierde lid, onderdeel d, van de Wet hersteloperatie toeslagen. In artikel 2.7, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet hersteloperatie toeslagen is hierbij een beperking opgenomen op grond waarvan geen sprake is van een herstelmaatregel indien het gaat om een beschikking met een oorspronkelijke dagtekening van na 22 oktober 2019. De in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel d (oud), UR Awir gebruikte formulering wordt aangepast en opgenomen in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel b (nieuw), UR Awir. De herziening van de beschikkingen, bedoeld in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel b (nieuw), UR Awir, vond, zoals opgenomen in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel d (oud), UR Awir, plaats op basis van onderdeel 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen totdat het laatstgenoemde onderdeel is komen te vervallen.15 Deze herstelmaatregel is met terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021 opgenomen in artikel 2.7, vierde lid, onderdeel f, van de Wet hersteloperatie toeslagen. In artikel 2.7, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet hersteloperatie toeslagen is hierbij een beperking opgenomen op grond waarvan geen sprake is van een herstelmaatregel indien sprake is van een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd. Gelet op het voorgaande wordt de in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel d (oud), UR Awir gebruikte formulering aangepast en opgenomen in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel c (nieuw), UR Awir.
De herziening van de beschikkingen, bedoeld in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel c (nieuw), UR Awir, vond, zoals opgenomen in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel d (oud), UR Awir, plaats op basis van onderdeel 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen totdat het laatstgenoemde onderdeel is komen te vervallen.16 Deze herstelmaatregel is met terugwerkende kracht tot 26 januari 2021 opgenomen in artikel 2.7, vierde lid, onderdeel g, van de Wet hersteloperatie toeslagen. In artikel 2.7, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet hersteloperatie toeslagen wordt hierbij een beperking opgenomen op grond waarvan geen sprake is van een herstelmaatregel indien sprake is van een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd. In verband met het in werking treden van de Wet hersteloperatie toeslagen en het daarmee vervallen van de in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel e (oud), UR Awir genoemde herstelmaatregel in de Awir en de getroffen beleidsbesluiten, wordt de formulering van dit onderdelen hierop aangepast in artikel 9quater, eerste lid, onderdeel d (nieuw), UR Awir.
In verband met het in werking treden van de Wet hersteloperatie toeslagen en het daarmee vervallen van de herstelmaatregelen in de Awir en de getroffen beleidsbesluiten, wordt de formulering van deze onderdelen hierop aangepast.
Er worden drie nieuwe uitzonderingen aan de regeling toegevoegd, namelijk:
– een toegekend bedrag als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;
– een tegemoetkoming aan kinderen, pleegkinderen of voormalige pleegkinderen van gedupeerden van de kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet hersteloperatie toeslagen;
– een tegemoetkoming aan gedupeerden van de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget als bedoeld in afdeling 2.5 van de Wet hersteloperatie toeslagen.
In verband met het in werking treden van de Wet hersteloperatie toeslagen en het daarmee vervallen van het besluit Betalen private schulden17, wordt de formulering van artikel 9quater, tweede lid, UR Awir hierop aangepast.
In artikel 9b UR Awir zijn nadere regels gesteld aan de toepassing van de tot en met 25 januari 2021 in artikel 49 Awir opgenomen hardheidsregeling kinderopvangtoeslag. Vanwege het met terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021 vervallen van de hardheidsregeling kinderopvangtoeslag18, vervalt artikel 9b UR Awir met terugwerkende kracht tot en met diezelfde datum.
Met deze wijziging wordt de grondslag van de Instellingsregeling Oudercommissie gewijzigd. Voor de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen is de grondslag van de Instellingsregeling Oudercommissie artikel 49f Awir en met de inwerkingtreding van deze wet is dat artikel 5.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen.
Met deze wijziging worden de begripsbepalingen vereenvoudigd.
De wijzigingen van artikel 3 Instellingsregeling Oudercommissie zijn het gevolg van artikel 5.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen en sluiten daar direct bij aan. Voor de inhoud van de taakomschrijving wordt verwezen naar de memorie van toelichting op genoemd artikel 5.1.
Met deze wijziging wordt in artikel 5, eerste lid, Instellingsregeling Oudercommissie verduidelijkt dat de Oudercommissie bestaat uit gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag of hun partners. Er wordt geen wijziging aangebracht in de minimale samenstelling van de Oudercommissie.
In een ministeriële regeling wordt niet gesproken over ‘Onze Minister’, maar bijvoorbeeld over ‘Minister van Financiën’ of in deze regeling ‘de minister’. Met deze wijziging wordt dat in artikel 5, derde tot en met zesde lid, Instellingsregeling Oudercommissie aangepast. Dit wordt ook aangepast in artikel 6, eerste lid, en artikel 7, eerste en tweede lid, Instellingsregeling Oudercommissie.
Verder wordt ook gewijzigd dat de benoeming van een lid en de voorzitter geschiedt voor de duur van de Instellingsregeling Oudercommissie in plaats van voor de duur van de Oudercommissie. Dit betreft een technische wijziging aangezien de duur van de Oudercommissie afhankelijk is van de duur van de Instellingsregeling Oudercommissie en daarmee juridisch zuiverder is.
Met deze wijziging vervalt artikel 9, tweede en derde lid, Instellingsregeling Oudercommissie. In het tweede lid van dat artikel was geregeld dat de Instellingsregeling Oudercommissie vervalt met ingang van 1 juli 2024. Artikel 5.1, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen geeft de Oudercommissie echter een taak. Een inperking van de duur van deze regeling en daarmee de duur van de Oudercommissie is daarom niet mogelijk, zolang er uitvoering wordt gegeven aan deze taak. Daarom vervalt het tweede lid.
In artikel 9, derde lid, Instellingsregeling Oudercommissie was geregeld dat de Instellingregeling Oudercommissie ingetrokken of verlengd kan worden. Gelet op het voorgaande kan de Instellingsregeling Oudercommissie echter niet worden ingetrokken, zolang er nog een taak is voor de Oudercommissie. Verder biedt artikel 5.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen ook al de mogelijkheid om de regeling in te trekken als de taak van de Oudercommissie is volbracht. Om deze redenen vervalt het derde lid.
Met deze wijziging wordt de grondslag van de Instellingsregeling CWS gewijzigd. Voor de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen is de grondslag van de Instellingsregeling CWS artikel 49e Awir en met de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen wordt dat artikel 5.2 van die wet.
Met deze wijziging wordt in de begripsbepaling niet meer verwezen naar enkele beleidsbesluiten houdende herstelregelingen vanwege de codificatie van deze beleidsbesluiten. In artikel 3, tweede lid, Instellingsregeling CWS worden de artikelen opgenomen waarmee deze beleidsbesluiten uit de begripsbepalingen zijn gecodificeerd.
Met de wijziging van artikel 3, eerste lid, Instellingsregeling CWS wordt de bepaling over de instelling van de CWS vereenvoudigd.
In artikel 3, tweede lid, Instellingsregeling CWS wordt de taak van de CWS opgenomen. Voor de toelichting op de taken van de CWS wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
In een ministeriële regeling wordt niet gesproken over ‘Onze Minister’, maar bijvoorbeeld over ‘Minister van Financiën’ of in deze regeling ‘de minister’. Met deze wijziging wordt dat in artikel 5, derde, vijfde en zesde lid, Instellingsregeling CWS aangepast. Dit wordt ook aangepast in artikel 6, eerste lid, Instellingsregeling CWS. Verder wordt ook gewijzigd dat de benoeming van een lid geschiedt voor de duur van de Instellingsregeling CWS in plaats van voor de duur van de CWS. Dit betreft een technische wijziging aangezien de duur van de CWS afhankelijk is van de duur van de Instellingsregeling CWS en daarmee juridisch zuiverder is.
Met deze wijziging vervalt artikel 10, tweede en derde lid, Instellingsregeling CWS. In artikel 10, tweede lid, Instellingsregeling CWS was geregeld dat de Instellingsregeling CWS vervalt met ingang van 1 juli 2024. Artikel 5.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen schrijft echter voor dat er commissies zijn met het oog op de uitvoering van de artikelen 2.1 tot en met 2.4 van die wet. Zodoende is het niet in lijn met de wet dat er geen commissie is die uitvoering geeft aan de genoemde artikelen. Daarom vervalt het tweede lid.
In artikel 10, derde lid, Instellingsregeling CWS was geregeld dat de Instellingregeling CWS kan worden ingetrokken of verlengd. Gelet op het voorgaande moet er een commissie zijn die uitvoering geeft aan de artikelen 2.1 tot en met 2.4 van de Wet hersteloperatie toeslagen. Verder biedt artikel 5.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen ook al de mogelijkheid om de regeling in te trekken als de taak van de CWS is volbracht. Om deze redenen vervalt het derde lid.
Met deze wijziging wordt de grondslag van de Instellingsregeling BAC gewijzigd. Voor de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen is de grondslag van de Instellingsregeling BAC artikel 49e Awir en met de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen wordt dat artikel 5.2 van die wet.
Met deze wijziging van artikel 2 Instellingsregeling BAC wordt in de begripsbepaling niet meer verwezen naar de beleidsbesluiten houdende de herstelregelingen, vanwege de codificatie van deze beleidsbesluiten. In artikel 3, eerste lid, Instellingsregeling BAC worden de artikelen opgenomen, waarmee deze beleidsbesluiten worden gecodificeerd.
In artikel 3, eerste lid, Instellingsregeling BAC is de taak van de Bezwaarschriftenadviescommissie opgenomen. Voor de toelichting op de taken van de Bezwaarschriftenadviescommissie wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
In een ministeriële regeling wordt niet gesproken over ‘Onze Minister’, maar bijvoorbeeld over ‘Minister van Financiën’ of in deze regeling ‘de minister’. Met deze wijziging wordt dat in artikel 5, derde, vijfde, zesde en zevende lid, Instellingsregeling BAC aangepast. Dit wordt ook aangepast in artikel 6, eerste lid, Instellingsregeling BAC. Verder wordt ook gewijzigd dat de benoeming van een lid geschiedt voor de duur van de Instellingsregeling BAC in plaats van voor de duur van de Bezwaarschriftenadviescommissie. Dit betreft een technische wijziging aangezien de duur van de Bezwaarschriftenadviescommissie afhankelijk is van de duur van de Instellingsregeling BAC en daarmee juridisch zuiverder is. Tenslotte wordt in het vijfde lid van genoemd artikel 5 in plaats van via de begripsbepalingen verwezen naar de betreffende instellingsregelingen van de Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen en de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade.
Met deze wijziging vervalt artikel 10, tweede en derde lid, Instellingsregeling BAC. In artikel 10, tweede lid, Instellingsregeling BAC was geregeld dat de Instellingsregeling BAC vervalt met ingang van 31 december 2026. Artikel 5.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen schrijft echter voor dat er commissies zijn met het oog op de uitvoering van de artikelen 2.1 tot en met 2.4 van die wet. Zodoende is het niet in lijn met de wet dat er geen commissie is die uitvoering geeft aan de genoemde artikelen. Daarom vervalt het tweede lid.
In artikel 10, derde lid, Instellingsregeling BAC was geregeld dat de Instellingregeling ingetrokken of verlengd kan worden. Gelet op het voorgaande moet er een commissie zijn die uitvoering geeft aan de artikelen 2.1 tot en met 2.4 van de Wet hersteloperatie toeslagen. Verder biedt artikel 5.2 Wet hersteloperatie toeslagen ook al de mogelijkheid om de regeling in te trekken als de taak van de Bezwaarschriftencommissie is volbracht. Om deze redenen vervalt het derde lid.
Met deze wijziging wordt de grondslag van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen gewijzigd. Voor de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen is de grondslag van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen artikel 49e Awir en met de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen wordt dat artikel 5.2 van die wet.
Met deze wijziging wordt in de begripsbepaling niet meer verwezen naar enkele beleidsbesluiten houdende herstelregelingen vanwege de codificatie van deze beleidsbesluiten. In artikel 3, tweede lid, Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen worden de artikelen opgenomen waarmee deze beleidsbesluiten uit de begripsbepalingen zijn gecodificeerd.
Met de wijziging van artikel 3, eerste lid, Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen wordt de bepaling over de instelling van de Commissie van onafhankelijke deskundigen vereenvoudigd.
In artikel 3, tweede lid, Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen wordt de taak van de Commissie van onafhankelijke deskundigen opgenomen. Voor de toelichting op de taken van de Commissie van onafhankelijke deskundigen wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting. Met de wijziging in het derde lid van genoemd artikel 3 wordt weer verwezen naar de juiste onderdelen in het tweede lid van hetzelfde artikel.
In een ministeriële regeling wordt niet gesproken over ‘Onze Minister’, maar bijvoorbeeld over ‘Minister van Financiën’ of in deze regeling ‘de minister’. Met deze wijziging wordt dat in artikel 5, derde, vijfde en zesde lid, Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen aangepast. Dit wordt ook aangepast in artikel 6, eerste lid, Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen. Verder wordt ook gewijzigd dat de benoeming van een lid geschiedt voor de duur van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen in plaats van voor de duur van de Commissie van onafhankelijke deskundigen. Dit betreft een technische wijziging aangezien de duur van de Commissie van onafhankelijke deskundigen afhankelijk is van de duur van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen en daarmee juridisch zuiverder is.
Met deze wijziging vervalt artikel 10, tweede en derde lid, Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen. In het tweede lid was geregeld dat de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen vervalt met ingang van 1 juli 2024. Artikel 5.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen schrijft echter voor dat er commissies zijn met het oog op de uitvoering van de artikelen 2.1 tot en met 2.4 van die wet. Zodoende is het niet in lijn met de wet dat er geen commissie is die uitvoering geeft aan de genoemde artikelen. Daarom vervalt het tweede lid.
In het derde lid van genoemd artikel 10 was geregeld dat de Instellingregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen kan worden ingetrokken of verlengd. Gelet op het voorgaande moet er een commissie zijn die uitvoering geeft aan artikel 2.1 tot en met 2.4 van de Wet hersteloperatie toeslagen. Verder biedt artikel 5.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen ook al de mogelijkheid om de regeling in te trekken als de taak van de Commissie van onafhankelijke deskundigen is volbracht. Om deze redenen vervalt het derde lid.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Artikel I, onderdelen A en C, treden met terugwerkende kracht in werking. Dit is toegelicht bij de toelichting op de betreffende onderdelen. De Instellingsregeling Oudercommissie, de Instellingsregeling CWS, Instellingsregeling BAC en de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen worden gewijzigd bij de inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen.
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries
Met de Verzamelregeling toeslagen wordt voorgesteld om de uitvoeringsregeling Awir aan te passen. De regeling bevat een aantal wijzigingen zonder impact voor de uitvoering door Belastingdienst\Toeslagen:
• Overheveling en technische wijzigingen van wetgeving (verzamelbesluit Toeslagen, UR Awir), verband houdend met publicatie van de wet hersteloperatie Toeslagen.
• Technische wijzigingen in de grondslag voor de instellingsregelingen oudercommissies kinderopvangtoeslag.
• Vervallen taak Commissie werkelijke schade (CWS) bij de toepassing van de vangnetbepaling.
• Vervallen taak bezwaarschriften-adviescommissie (BAC) bij bezwaren afgeloste bestuursrechtelijke schulden.
• Vervallen taak Commissie van onafhankelijke deskundigen (CvW) beoordeling aangewezen CAF-zaken op vergelijkbaarheid met CAF-11.
De wijzigingen omtrent het toevoegen van aanvullende vermogentoetsuitzonderingen voor de herstelregelingen en het vervallen van de lagere regelgeving ten aanzien van de hardheidsregeling kinderopvangtoeslag zijn beoordeeld in separate uitvoeringstoetsen.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Er is geen risico op procesverstoringen.
Er zijn geen incidentele of structurele kosten.
Er zijn geen personele gevolgen.
Invoering is mogelijk per de aangegeven inwerkingtredingsmomenten in artikel VI.
De voorstellen zijn uitvoerbaar.
In de verzamelregeling worden drie tegemoetkomingen vanuit de hersteloperatie toegevoegd aan de reeds bestaande uitzonderingen op de vermogenstoets voor de drie toeslagjaren volgend op uitbetaling. Dat wil zeggen, de hoogte van het uitgekeerde bedrag telt niet mee voor het vaststellen van het recht op toeslagen. Deze uitzonderingen worden in beginsel ambtshalve toegekend. Het gaat om de volgende betalingen:
1. De tegemoetkoming van maximaal € 10.000 aan een aanvrager van kinderopvangtoeslag of een ex-partner1 die zelfstandig gedupeerd is en in aanmerking komt voor een herstelmaatregel en waarbij bij de ander het recht op het forfaitaire bedrag van € 30.000 al is vastgesteld. Ook wel bekend als ‘dubbele aanvragers’. (artikel 2.7 tweede lid Wet hersteloperatie toeslagen).
2. De tegemoetkoming op grond van de kindregeling. (afdeling 2.2 Wet hersteloperatie toeslagen.
3. De tegemoetkoming aan gedupeerden van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget. (afdeling 2.5 Wet hersteloperatie toeslagen).
Aangezien de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) de doelgroep in beeld heeft en weet aan wie een tegemoetkoming is uitbetaald, kan in deze gevallen de vermogenstoetsuitzondering automatisch worden toegepast. Om ouders te wijzen op de werking van de vermogenstoetsuitzonderingen dient een zorgvuldige communicatie aan de voorkant te worden ingericht door UHT, om een toestroom tot de dienstverleningskanalen van Toeslagen te voorkomen. Daarbij dient ook aandacht te zijn voor de verschillende berekeningen van vermogens voor de Belastingdienst en Toeslagen, dit kan moeilijk uitlegbaar zijn.
Zodra de vermogenstoetsuitzondering na drie jaar afloopt, dienen ouders benaderd te worden om (hoge) terugvorderingen te voorkomen.
Mocht de ouder een ontvangen bedrag voor de kindregeling overmaken aan het minderjarige kind2, dan kan de vermogensuitzondering niet ambtshalve worden toegepast voor het kind. De regeling voorziet niet in de mogelijkheid voor deze (beperkte) groep kinderen een losse aanvraag te doen. Een aanpassing van de regeling zou hierin kunnen voorzien en betekent dat een nieuwe uitvoeringstoets moet worden opgesteld. Aangezien de eerste betalingen in deze situatie op zijn vroegst pas zullen voorkomen in 2023, wordt deze zeer uitzonderlijke situatie pas relevant voor de peildatum 1 januari 2024.
De noodzakelijke systeemaanpassingen kunnen tijdig worden gerealiseerd.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Het geheel van bijzondere berekeningen wordt complexer. De initiële groep burgers met recht op een uitzondering op de vermogenstoets in het kader van de hersteloperatie wordt aanzienlijk uitgebreid. Tevens verschillen de bedragen binnen de doelgroep en zijn deze (veel) kleiner, waardoor ze slechts in beperkte mate relevant zijn voor het recht op toeslagen. De complexiteit in de uitvoering en het risico op fouten neemt daarmee toe.
Het risico op procesverstoringen is gemiddeld, aangezien de doelgroep aanzienlijk uitbreidt en de regeling een doorlooptijd heeft van enkele jaren met individueel verschillende data van uitbetaling. Als de laatste herstelbetalingen in 2024 plaatsvinden, zullen deze hun doorwerking nog hebben tot en met de fase van definitieve toekenning in het jaar 2030.
De incidentele automatiseringskosten bedragen € 90.000.
Er zijn geen personele gevolgen.
Invoering is mogelijk per: 1 januari 2023.
Het voorstel is uitvoerbaar.
Op 26 januari 2021 is de hardheidsregeling vervangen door de compensatieregeling, die is verankerd in de Wet hersteloperatie toeslagen. Met Artikel I onderdelen A en C van de verzamelregeling toeslagen vervallen de artikelen uit de uitvoeringsregeling Awir die bij de hardheidsregeling hoorden. De maatregel is van toepassing met terugwerkende kracht tot 26 januari 2021.
Niet van toepassing.
De noodzakelijke systeemaanpassingen kunnen worden gerealiseerd. Als het niet direct inpasbaar is binnen het IV-portfolio leidt dit niet direct tot risico’s.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Het risico op procesverstoringen is klein.
De incidentele automatiseringskosten zijn € 70.000. Er zijn geen structurele kosten.
Er zijn geen personele gevolgen.
Invoering is mogelijk per: per datum waarop de Wet hersteloperatie toeslagen in werking treedt, met terugwerkende kracht tot 26 januari 2021.
Het voorstel is uitvoerbaar.
Een CAF- zaak is een fraudeonderzoek van het Combiteam Aanpak Facilitators van de Belastingdienst.
Artikelen 8.2, onderdeel A, en 9.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet hersteloperatie toeslagen.
Artikel 5a, derde lid, UR Awir vervalt. Zoals in het artikelsgewijze deel van deze toelichting toegelicht, heeft dit geen beleidsmatige gevolgen.
De vangnetbepaling kinderopvangtoeslag is opgenomen in artikel 2.9 van de Wet hersteloperatie toeslagen.
Artikelen 8.2, onderdeel A, en 9.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet hersteloperatie toeslagen.
Als de belanghebbenden op het moment van toekennen van het forfaitaire bedrag van € 30.000 geen partners zijn/waren.
Dit speelt wanneer niet binnen 12 weken een bankrekeningnummer van het kind is aangedragen. In dit geval zal de vermogenstoetsuitzondering worden toegepast op de ontvanger (de ouder).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-29670.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.