Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 13 juli 2022, tot wijziging van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen

13 juli 2022

Nr. 2022-0000188053

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken

Directie Directe Belastingen & Toeslagen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 49e van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen wordt in artikel 3, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De commissie geeft geen beoordeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c of d, indien er over de feiten geen verschil van mening is tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de belanghebbende, tenzij:

    • a. de kinderopvangtoeslag is uitbetaald aan een andere persoon dan de belanghebbende; of

    • b. er een bestuurlijke boete is opgelegd aan de belanghebbende.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries

TOELICHTING

I. Algemeen

Sinds de instelling van de Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen (commissie) op 1 april 2020 wordt de commissie gevraagd om advies te geven wanneer de Belastingdienst/Toeslagen voornemens is om een aanvraag in het kader van de hersteloperatie geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Tot nu toe gebeurt dat bij ieder voornemen tot een gehele of gedeeltelijke afwijzing.

Bij de behandelde zaken bestaat er steeds minder verschil van inzicht tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de commissie. Voor een deel van deze zaken blijkt er in de praktijk zelfs helemaal geen verschil van inzicht te bestaan. Dit betreffen evidente zaken waarin er geen verschil van mening bestaat tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de belanghebbende over de feiten en de beoordeling van een bepaald jaar. De commissie geeft in haar tussenevaluatie1 aan dat het voorleggen van deze dossiers aan de commissie geen toegevoegde waarde heeft. Daarnaast groeit het aantal door de Belastingdienst/Toeslagen voorgenomen afwijzingen omdat er meer (versnelde) beoordelingen zullen plaatsvinden. Dit kan leiden tot het stijgen van de werkvoorraad en langere doorlooptijden bij de commissie.

Zoals reeds aangekondigd in de Tiende Voortgangsrapportage2 wordt aanleiding gezien om niet langer alle voorgenomen gehele of gedeeltelijke afwijzingen aan de commissie voor te leggen. Daarbij moet onder meer worden gedacht aan de situatie dat er geen kinderen zijn of dat er geen kinderopvangtoeslag is aangevraagd. Ook in enkele andere gevallen voorziet de commissie dat het voorleggen van de voorgenomen gehele of gedeeltelijke afwijzing door de Belastingdienst/Toeslagen geen toegevoegde waarde heeft omdat sprake is van niet betwiste feiten. In die gevallen kan de Belastingdienst/Toeslagen de zaak afdoen zonder voorlegging aan de commissie, behalve als er zich nog andere relevante geschillen voordoen. Als er andere relevante geschillen zijn, is er sprake van verschil van inzicht in de feiten en is er dus aanleiding om de zaak voor te leggen aan de commissie. Geschillen die in ieder geval aanleiding vormen om de zaak toch aan de commissie voor te leggen zien op het al dan niet in aanmerking nemen van een toeslagpartner, op het verrichten van werkzaamheden of op het aanmerken als zogenoemde doelgroeper (zoals een belanghebbende die een re-integratietraject naar werk, een studie of een inburgeringscursus volgt). Hierbij geldt dat in geval van twijfel de Belastingdienst/Toeslagen contact opneemt met de commissie of de zaak aan de commissie voorlegt.

In de artikelsgewijze toelichting wordt nader ingegaan op de specifieke gronden om zaken zonder tussenkomst van de commissie af te doen.

De commissie zal deze gevallen ook in haar werkwijze opnemen, die openbaar is en op de website van de commissie te vinden is3. Als de commissie in de toekomst in meer categorieën het voorleggen niet langer nodig vindt omdat sprake is van niet betwiste feiten, zullen de werkwijze en de website worden aangevuld met deze gevallen. De Kamer zal ook over een dergelijke aanpassing worden geïnformeerd, bijvoorbeeld in een voortgangsrapportage.

Inherent aan de regeling is dat de zaak toch aan de commissie wordt voorgelegd als de belanghebbende zich niet kan vinden in de feiten waar de Belastingdienst/Toeslagen van uitgaat. Het enkele feit dat een belanghebbende aangeeft het niet eens te zijn met het uitblijven van compensatie voor een bepaald jaar, is onvoldoende om de zaak alsnog voor te leggen. Als de belanghebbende echter de feiten of de weging van die feiten betwist, kan de commissie op basis daarvan worden gevraagd om de zaak toch te behandelen. In geval van twijfel zal de Belastingdienst/Toeslagen hierover eerst contact opnemen met de commissie om te bezien of de betwisting door de belanghebbende aanleiding geeft de zaak alsnog voor te leggen.

Parallel aan onderhavige wijzigingsregeling wordt ook het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken aangepast. Hiermee wordt hetzelfde geregeld, maar dan aan de zijde van Belastingdienst/Toeslagen. In dat besluit wordt opgenomen dat Belastingdienst/Toeslagen in bepaalde situaties – zoals beschreven in deze regeling – voorgenomen afwijzingen niet meer hoeft voor te leggen aan de commissie.

Met het oog op de uitvoeringspraktijk is het wenselijk om deze regeling zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Daarom treedt deze regeling in afwijking van de vaste verandermomenten in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Aansluiten bij een vast verandermoment zou leiden tot langere doorlooptijden en een hogere werkvoorraad bij de commissie. Dit is niet wenselijk voor de commissie, de Belastingdienst/Toeslagen en de gedupeerde belanghebbenden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I (Artikel 3 van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen)

De commissie heeft onder meer tot taak het beoordelen van een door de Belastingdienst/Toeslagen voorgenomen afwijzing van een aanvraag in het kader van de hersteloperatie toeslagen. Indien er over de feiten geen verschil van mening bestaat tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de belanghebbende, zal de commissie de door de Belastingdienst/Toeslagen voorgenomen gehele of gedeeltelijke afwijzing niet beoordelen. Artikel 3, derde lid, van de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen (Instellingsregeling) strekt hiertoe. Het gaat hierbij om het achterwege laten van de beoordeling, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c of d, Instellingsregeling. De Belastingdienst/Toeslagen beslist in zo’n geval op het verzoek zonder beoordeling door de commissie.

In de volgende gevallen is er in ieder geval geen sprake van een verschil van mening over de feiten tussen de belanghebbende en de Belastingdienst/Toeslagen op basis waarvan het aan de commissie voorleggen van de door de Belastingdienst/Toeslagen voorgenomen afwijzing achterwege kan blijven:

  • geen kind(eren) of geen kinderopvangtoeslag;

  • geen terugvordering bij niet betwiste hoogte van de toegekende kinderopvangtoeslag;

  • terugvordering vanwege een hoger niet betwist toetsingsinkomen;

  • terugvordering vanwege het afnemen van minder opvanguren blijkens een niet betwiste opgaaf van de belanghebbende;

  • terugvordering overeenkomstig de door belanghebbende verstrekte en niet betwiste jaaropgave;

  • terugvordering overeenkomstig de door de kinderopvanginstelling of het gastouderbureau verstrekte en door belanghebbende niet betwiste jaaropgave; of

  • terugvordering vanwege een door de belanghebbende niet betwiste stopzetting van de kinderopvang.

De beoordeling door de commissie kan niet achterwege blijven in het geval dat de kinderopvangtoeslag is uitbetaald aan iemand anders dan de belanghebbende of er een bestuurlijke boete is opgelegd aan de belanghebbende. In deze gevallen zal de Belastingdienst/Toeslagen de voorgenomen afwijzing daarom wel voorleggen aan de commissie.

Artikel II (Inwerkingtreding)

Zoals uiteengezet in het algemeen deel van de toelichting treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries


X Noot
1

Tussenevaluatie Commissie van Wijzen (CvW) (bijlage bij Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 1003) bijlage 2.

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 1003.

Naar boven