Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 oktober 2022, nr. 2022-0000214342, tot wijziging van de Subsidieregeling STAP-budget in verband met een tijdelijke verhoging van het subsidiebudget, verheldering van de taken van de Toetsingskamer STAP en verduidelijking van enkele bepalingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste, derde en vierde lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGINGEN SUBSIDIEREGELING STAP-BUDGET

De Subsidieregeling STAP-budget wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt de begripsbepaling catalogusprijs te luiden:

catalogusprijs:

de prijs, omvattend alle kosten die direct samenhangen met een te geven scholing, die de opleider vermeldt in het scholingsregister en waarvoor de opleider in zijn papieren of zijn digitale communicatiekanaal een scholing aanbiedt;.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 4. Subsidiabiliteit van scholing, scholingskosten en catalogusprijs

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Niet subsidiabel is scholing waarbij sprake is van het in het vooruitzicht stellen of aanbieden van:

    • a. geschenken, aanbiedingen of andere voordelen aan een deelnemer of potentiële deelnemer;

    • b. reis- of verblijfkosten voor een deelnemer of potentiële deelnemer in verband met het volgen van de scholing door de deelnemer; of

    • c. andersoortige voordelen aan een deelnemer of potentiële deelnemer als deze de opleider een voordeel verstrekt.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, word na ‘vermeld’ toegevoegd ‘en die marktconform geprijsd en arbeidsmarktgericht is’.

2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zevende en achtste lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 5. Een scholing is marktconform indien de catalogusprijs overeenkomt met de prijs van een in aard, niveau en tijdsbeslag zelfde of vergelijkbare scholing die zonder subsidie op grond van deze regeling kan worden gevolgd.

  • 6. Een scholing is arbeidsmarktgericht indien voor de kant van de arbeidsmarkt waartoe de scholing opleidt, uit het door de Minister vastgestelde afwegingskader arbeidsmarktgerichtheid blijkt dat er sprake is van arbeidsmarktgerichtheid van die scholing.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘vijfde lid’ vervangen door ‘zevende lid’.

D

Aan artikel 9a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Onverminderd het tweede lid is voor het vijfde aanvraagtijdvak een extra budget van € 10,8 miljoen beschikbaar.

E

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘5, vijfde of zesde lid,’ vervangen door ‘5, zevende of achtste lid’.

F

In artikel 14, tweede lid, onderdeel d, vervalt na ‘niet-bekostigd’ het eerste woord ‘onderwijs’.

G

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een dienstonderdeel’ vervangen door ‘het dienstonderdeel directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. zij geeft advies over de toelating van nieuwe keurmerken of de verwijdering van bestaande keurmerken, aan de hand van een raamwerk;.

b. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. zij beoordeelt of een scholing arbeidsmarktgericht is en adviseert de Minister op basis daarvan over het handhaven van de scholing in het scholingsregister of het verwijderen daarvan uit het scholingsregister;.

c. In onderdeel g wordt ‘en adviseert hierover aan de Minister; en’ vervangen door ‘en informeert de Minister hierover;’.

d. In onderdeel h wordt na ‘artikel 18, tweede lid’ ingevoegd ‘; en’ en vervalt ‘, of 19, eerste lid.’.

e. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. zij adviseert de Minister, als zij van oordeel is dat een opleider niet voldoet aan de voor hem geldende artikelen van deze regeling over toepassing van artikel 19, eerste lid, of een minder verstrekkende actie jegens de opleider.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De Minister stelt uiterlijk op 31 december 2022 voor de taak van de Toetsingskamer STAP:

    • a. genoemd in het tweede lid, onderdeel d, een raamwerk vast aan de hand waarvan de Toetsingskamer STAP bestaande en nieuwe scholingskeurmerken beoordeelt; en

    • b. genoemd in het tweede lid, onderdeel e, een afwegingskader arbeidsmarktgerichtheid vast aan de hand waarvan de Toetsingskamer STAP beoordeelt of een scholing arbeidsmarktgericht is.

4. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het raamwerk en het afwegingskader arbeidsmarktgerichtheid worden bekendgemaakt op de website www.stapvooropleiders.nl.

H

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23. Werkwijze Toetsingskamer STAP

Voordat de Toetsingskamer haar advies, genoemd in artikel 22, tweede lid, onderdeel i, uitbrengt neemt zij in ieder geval de volgende stappen:

  • a. het aanschrijven van de opleider met aangeven van de gronden op basis waarvan zij van oordeel is dat dat advies wordt uitgebracht;

  • b. het informeren van de organisatie die in de begripsbepaling scholing, opgenomen in artikel 1, de erkenning, de kwalificatie, het keurmerk of het certificaat heeft verstrekt, over haar oordeel, genoemd in onderdeel a; en

  • c. het aangeven van het voornemen jegens de opleider tot uitbrengen van het advies aan de Minister.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling STAP-budget op een aantal punten gewijzigd. Met deze wijzigingen wordt beoogd de regeling aan te laten sluiten op de uitvoeringspraktijk. Op sommige punten gaat het om een verheldering van bestaande voorschriften, maar waar de ketenpartners van STAP merken dat dit in de praktijk voor opleiders tot algehele onduidelijkheid of zelfs nalatigheid leidt. Deze wijzigingen zijn op initiatief van en voorgelegd aan de ketenpartners van STAP. De wijzigingen worden zoveel mogelijk doorgevoerd voordat het vijfde tijdvak voor aanvragen van subsidie wordt opengesteld.

In deze toelichting worden de twee belangrijkste inhoudelijke aanpassingen toegelicht. Dit betreft achtereenvolgens het verhoogde subsidieplafond en de verheldering van de taken van de Toetsingskamer. De artikelsgewijze toelichting zal alle wijzigingen behandelen.

Wijzigingen

Wijziging in verband met het subsidieplafond

Voor de Subsidieregeling STAP-budget wordt jaarlijks het subsidieplafond vastgesteld, welke in beginsel gelijkelijk zal worden verdeeld over zes aanvraagtijdvakken. In de Wijzigingsregeling van 31 januari 20221 is het plafond voor 2022 op 160 miljoen euro bepaald. Aangezien 2022 zich kenmerkt doordat deze geheel nieuwe regeling van start gaat, is het moeilijker geweest om het totale subsidiebedrag in te schatten. Inmiddels is gebleken dat het subsidiebudget na een eerdere ophoging per 1 september 2022 door budgettaire correcties nog eens kan worden opgehoogd met 10,8 miljoen euro. Dit bedrag zal ten goede komen van het laatste aanvraagtijdvak van dit jaar. Dit houdt in dat het tijdvak van november 2022 een hoger subsidiebudget kent dan alle eerdere tijdvakken van 2022.

Wijziging ter verheldering van de taken van de Toetsingskamer

Al eerder is de Toetsingskamer STAP in artikel 22 geïntroduceerd. De Minister houdt toezicht op naleving van de verplichtingen door opleiders en op misbruik en oneigenlijk gebruik aan de zijde van opleiders. De Toetsingskamer STAP adviseert de Minister in dit toezicht dat wordt uitgevoerd binnen de Directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering, een dienstonderdeel van SZW. Sinds de start van het STAP-budget is de Toetsingskamer STAP reeds actief. Ter verheldering van haar taken worden enkele wijzigingen doorgevoerd. Uit de huidige uitvoeringspraktijk blijkt van een grote belangstelling voor het STAP-budget, zowel vanuit de vraagzijde (burgers) als vanuit de aanbodkant (opleiders). Dit vraagt een hogere inzet van het toezicht op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden. Daarbij is ook een rol en verantwoordelijkheid weggelegd voor de erkennende organisaties en keurmerken die tot het STAP-scholingsregister zijn toegelaten. Opleiders komen namelijk enkel in aanmerking voor het STAP-scholingsregister als zij tot een toegelaten erkenning of keurmerk behoren. Ten behoeve van de kwaliteit van de scholing is in het systeem van STAP voor deze governance gekozen. Opleiders moeten derhalve blijven voldoen aan de voorschriften van de erkenning of het keurmerk. Dit vraagt eveneens dat erkennende organisaties en keurmerken blijven monitoren en rapporteren of de tot hen behorende opleiders voldoen aan hun eigen voorschriften én de voorschriften vanuit de Subsidieregeling STAP-budget.

De taken van de Toetsingskamer STAP aangaande het toezicht op misbruik en oneigenlijk gebruik spitsen zich toe op de volgende bestuursrechtelijke taken:

  • Onderzoek naar signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • Controle van bewijzen van deelname;

  • Controle op marktconformiteit van scholing; en

  • Controle op de arbeidsmarktgerichtheid van scholing.

In deze wijzigingsregeling wordt voor de laatstgenoemde twee taken nader gespecificeerd op basis waarvan beoordeeld wordt of een scholing marktconform is (artikel 5, vijfde lid) en arbeidsmarktgericht is (artikelen 5, zesde lid en 22, tweede lid, onderdeel e). Voor dit laatste is een verduidelijkend afwegingskader relevant, dat op de website www.stapvooropleiders.nl zal worden bekendgemaakt.

Voor de advisering op grond van genoemde taken heeft de Toetsingskamer STAP een zorgvuldige werkwijze opgesteld, die in artikel 23 is neergelegd. Vanwege eerdergenoemde rol van erkennende organisaties en keurmerken op de naleving de Subsidieregeling STAP-budget hoort bij de werkwijze ook het informeren van deze partijen.

In haar advies zal de Toetsingskamer beoordelen of misbruik of oneigenlijk gebruik aan de orde is en zo ja, welke actie hiervan het gevolg zou moeten zijn. Dit kan verwijdering uit het STAP-scholingsregister inhouden of een minder verstrekkende maatregel als een waarschuwing. Het uiteindelijke besluit is aan de Minister. Mocht dit besluit een verwijdering van de opleider zijn dan wordt dat door de Minister doorgegeven aan de beheerder van het scholingsregister, uitgevoerd door DUO, die de feitelijke handeling verzorgt. Vanzelfsprekend zullen alle ketenpartners worden geïnformeerd, omdat het ook voor het subsidieproces (uitgevoerd door UWV) relevant is.

Tot slot heeft de Toetsingskamer STAP nog een andere taak en dat is advisering of nieuwe keurmerken kunnen worden toegelaten tot het STAP-scholingsregister. Dit advies wordt geformuleerd aan de hand van een raamwerk, voorheen toetsingskader genoemd, die eveneens op www.stapvooropleiders.nl zal worden bekendgemaakt (artikel 22, derde en vierde lid).

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Inzet is deze regeling in werking te laten treden vóór ingang van het vijfde aanvraagtijdvak per 1 november 2022.

Artikelsgewijs

Artikel I

A
Artikel 1 (Begripsbepalingen)

De omschrijving van het begrip ‘catalogusprijs’ wordt verduidelijkt, aangezien gebleken is dat er verschillende tarieven worden gehanteerd. Het moet voor zowel de potentiële deelnemer als voor de subsidieverlener duidelijk zijn wat de prijs van de scholing is. Met de koppeling van de prijs van de scholing met die waarvoor de opleider de scholing aanbiedt en, na het afronden van de scholing, bij de subsidieverlener factureert, maakt dat er een duidelijk en uniform bedrag staat dat aan een bepaalde scholing is verbonden.

B
Artikel 4 (Subsidiabiliteit van scholing, scholingskosten en catalogusprijs)

In artikel 4 wordt, met toevoeging van een derde lid, een verduidelijking aangebracht in het al dan niet subsidiabel zijn van kosten. Hoewel de regeling aangeeft dat subsidiabel zijn de kosten van een arbeidsmarktgerichte en arbeidsmarktrelevante scholing, blijkt uit de ervaringen, opgedaan bij de eerste vier aanvraagtijdvakken dat deze regels toch verheldering nodig hebben. Het derde lid voorziet daarin door een aantal randvoorzieningen die gepaard gaan met de te geven scholing, maar die toch lastig zijn te rijmen met het daadwerkelijk geven van scholing, uitdrukkelijk uit te sluiten van de subsidie op grond van deze regeling. In de drie onderdelen van het derde lid worden de desbetreffende elementen benoemd. Het gaat allereerst om geschenken die worden aangeboden bij of in verband met het volgen van de scholing. Dat kunnen geschenken zijn voorafgaand aan of tijdens dan wel na afronding van de scholing. Naast geschenken zijn dat ook andere giften die de (potentiële) deelnemer voordelen kunnen opleveren, zoals tegoedbonnen en vouchers.

Reis- en verblijfkosten die worden gemaakt in relatie tot de scholing, vallen eveneens buiten de subsidiemogelijkheid. Het gaat hier om alle reis- en verblijfkosten rond de scholing. Zowel de reis naar en van de scholingslocatie, als de reis die binnen het volgen van scholing wordt gemaakt valt daaronder. Datzelfde geldt de kosten van verblijf.

Tot slot valt scholing buiten subsidiëring indien er door middel van een handeling van de (potentiële) deelnemer aan de opleider een begunstiging in welke vorm dan ook wordt verstrekt. Te denken hierbij valt onder andere aan een voordeel dat de deelnemer in het vooruitzicht wordt gesteld als hij andere cursisten aanbrengt voor de opleider.

C
Artikel 5 (Aanvraaggerechtigde en subsidievoorwaarden scholing)

De subsidievoorwaarden worden verder verduidelijkt.

In het eerste lid wordt verhelderd dat het bij scholing gaat om marktconforme scholing en om arbeidsmarktgerichte scholing. Het vijfde lid geeft aan dat de prijs van de scholing die via deze regeling wordt gesubsidieerd, niet mag afwijken van de prijs die moet worden betaald als er geen sprake is van subsidiëring op grond van deze regeling en de prijs in lijn ligt met vergelijkbare scholing die in de markt wordt aangeboden.

In het zesde lid wordt nader geduid wat een arbeidsmarktgerichte scholing is. Het afwegingskader (artikel 22, derde lid, onderdeel b), is mede bepalend voor de vraag of er sprake is van arbeidsmarktgerichte scholing. Voor de bepaling van de behoefte aan arbeidskrachten wordt verder gekeken naar andere bronnen die de vraag naar arbeidskrachten in beeld brengen, zoals vacaturebanken, het CBS en arbeidsmarktinformatie vanuit het UWV.

D
Artikel 9a (Subsidieplafond en aanvraagtijdvakken 2022)

Met de toevoeging van het vijfde lid wordt voor het laatste tijdvak van het jaar 2022 andermaal een extra budget van € 10,8 mln. beschikbaar gesteld. Op grond van het tweede lid is voor het tijdvak 1 november – 1 januari 2023 € 32 mln. en € 6,45 mln. beschikbaar. Met de toevoeging van het extra budget voor dat tijdvak komt het totaalbudget aan beschikbaar subsidiebudget voor het tijdvak van 1 november 2022 tot 1 januari 2023 uit op € 49,25 mln.

E
Artikel 12 (Weigeringsgronden)

De aanpassingen in het tweede lid houden verband met de vernummeringen in artikel 5.

F
Artikel 14 (Verplichtingen subsidieontvanger)

Deze wijziging betreft het herstel van een foutieve aanpassing in de vorige wijziging van de Regeling STAP-budget (Stcrt. 2022, 22821).

G
Artikel 22 (Controle scholingsactiviteiten opleiders)

Met de wijziging van het eerste lid wordt expliciet gemaakt binnen de Directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering (DSU), dienstonderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Toetsingskamer STAP is. Met het Aanwijzingsbesluit Toetsingskamer STAP is DSU daarvoor aangewezen. Binnen DSU voert een groep daartoe door de leiding van DSU aangewezen ambtenaren de taken van de Toetsingskamer uit.

Verder zijn in het tweede lid van dit artikel de taken en bevoegdheden van de Toetsingskamer STAP nader verduidelijkt. In onderdeel d wordt aangegeven dat de Toetsingskamer STAP advies geeft aan de Minister over de toelating van nieuwe scholingskeurmerken of de verwijdering van keurmerken.

Onderdeel e bepaalt dat de Toetsingskamer STAP de arbeidsmarktgerichtheid van scholingen beoordeelt aan de hand van het afwegingskader arbeidsmarktgerichtheid en overige bronnen van informatie over de arbeidsmarktontwikkelingen. Op basis daarvan adviseert zij de Minister over het al dan niet handhaven van de scholing in het scholingsregister.

In onderdeel g wordt aangegeven dat, waar het gaat om misbruik of oneigenlijk gebruik, de Toetsingskamer STAP in algemene zin een informerende rol heeft over alle signalen die ontvangen worden, naar de Minister maar ook naar andere (keten)partners, waaronder DUO en UWV. Bij het niet voldoen aan bepalingen van de regeling gaat het om het in ernstige mate niet naleven van de bepalingen van de regeling en zeker niet om een enkele tekortkoming.

Onderdeel h wordt gewijzigd, omdat de informerende rol inzake artikel 19, eerste lid, wordt gewijzigd in een adviserende rol, die in onderdeel i is opgenomen.

In het nieuwe onderdeel i wordt geregeld dat de Toetsingskamer adviseert over het ondernemen van acties richting een opleider ingeval zij van oordeel is dat een opleider tekortschiet in naleving van de regels van de regeling. Dat kunnen verschillende acties zijn om te bewerkstelligen dat een opleider zich aan de regels houdt. In de algemene toelichting is hier al op ingegaan. Het uiterste advies, te weten het advies om een opleider uit het scholingsregister te verwijderen, zal de Toetsingskamer in het naar haar oordeel uiterste geval doen.

Het nieuwe derde lid geeft aan dat er twee documenten worden opgesteld aan de hand waarvan de Toetsingskamer haar oordelen opmaakt.

Dat is allereerst een raamwerk aan de hand waarvan scholingskeurmerken worden beoordeeld. Dit raamwerk is voor de Toetsingskamer STAP het beoordelingskader om te bepalen of het keurmerk zich nog voldoende kwalificeert voor opname in het scholingsregister. Als een keurmerk niet (langer) het vertrouwen geeft dat opleiders met dat keurmerk kwalitatief goede, arbeidsmarktgerichte scholing geven, kan besloten worden het keurmerk niet toe te laten tot het scholingsregister of, na eerdere toelating, tot verlies van zijn positie in het scholingsregister. Een opleider zonder keurmerk kan geen te subsidiëren scholing geven in het kader van de STAP-regeling.

Daarnaast is een afwegingskader arbeidsmarktgerichtheid opgesteld. Aan de hand daarvan wordt de arbeidsmarktgerichtheid van scholing beoordeeld.

Het raamwerk en het afwegingskader arbeidsmarktgerichtheid worden beide op de site www.stapvooropleiders.nl geplaatst zodat alle betrokkenen, deelnemers en opleiders, kennis kunnen nemen van deze beoordelingskaders.

H
Artikel 23 (Werkwijze Toetsingskamer STAP)

Dit artikel geeft aan hoe het proces verloopt richting het uitbrengen van advies aan de Minister over de vaststelling door de Toetsingskamer STAP dat een opleider misbruik of verwijtbaar oneigenlijk gebruik maakt van deze regeling, of anderszins ernstig tekortschiet in de naleving van de op hem rustende verplichtingen op grond van deze regeling.

Er is een aantal stappen dat de Toetsingskamer STAP in ieder geval doorloopt, alvorens een actie richting de opleider wordt genomen, die invloed heeft op de positie van de opleider. Allereerst wordt de opleider aangeschreven en geattendeerd op zijn tekortkomingen en hem wordt gemeld dat er mogelijk adviezen volgen over in te zetten acties jegens hem. De opleider kan hier op reageren in het kader van wederhoor. Vervolgens informeert de Toetsingskamer de betrokken organisatie, zoals genoemd in artikel 1, onder de begripsbepaling scholing, met het oog op eventueel door die organisatie te ondernemen acties.

Als het contact tussen Toetsingskamer en opleider niet tot een oplossing leidt en de Toetsingskamer haar standpunt handhaaft, is de volgende stap de melding aan de opleider over het te geven advies aan de Minister over te nemen maatregelen jegens de opleider.

Artikel II

De inwerkingtreding van de regeling is, met het oog op de start van de maatregelen per 1 november 2022, met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt gepubliceerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven