Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 augustus 2022, 2022-0000176798; tot wijziging van de Subsidieregeling STAP-budget in verband met budgetreservering voor niet-digitale aanvragen en enkele andere bepalingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling STAP-budget wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de begripsbepaling STAP-aanmeldingsbewijs na 'bekostigd onderwijs' ingevoegd 'of erkend niet-bekostigd onderwijs'.

B

In artikel 8, zesde lid, wordt na 'die een aanvraag wil doen,' ingevoegd 'naar het oordeel van het UWV niet mogelijk is door in deze persoon gelegen factoren van welke aard ook die deze persoon niet kunnen worden aangerekend,'.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt 'Indien een deel van het bedrag dat beschikbaar is in een aanvraagtijdvak als bedoeld in het eerste lid' vervangen door 'Indien een deel van het beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, of van het deel van het beschikbare bedrag, bedoeld in het vierde lid.

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De Minister kan in een aanvraagtijdvak als bedoeld in het eerste lid, gelegen na 31 augustus 2022, een deel van het beschikbare bedrag beschikbaar stellen uitsluitend ten behoeve van personen als bedoeld in artikel 8, zesde lid. De Minister maakt het beschikbaar gestelde bedrag, bedoeld in de eerste zin, bekend in de Staatscourant.

3. Aan het vijfde lid (nieuw) wordt een zin toegevoegd, luidende: Gedurende de jaren, gelegen na 2022, kan wijziging plaatsvinden in het beschikbare subsidiebedrag of in de verdeling over de aanvraagtijdvakken, bedoeld in het eerste lid, en in het beschikbare deel, bedoeld in het vierde lid.

Deze wijziging alsmede de dag waarop deze wijziging ingaat, wordt in de Staatscourant bekend gemaakt.

D

Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor de twee aanvraagtijdvakken, gelegen na 31 augustus 2022, is een extra budget van € 12,9 miljoen beschikbaar dat gelijkelijk over deze aanvraagtijdvakken wordt verdeeld.

2. In het vierde lid wordt 'vijfde lid' vervangen door 'zesde lid'.

E

Artikel 14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt 'bekostigd' vervangen door 'bekostigd of erkend niet-bekostigd onderwijs'.

F

Aan artikel 16 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. De opleider verleent desgevraagd alle medewerking aan door of namens de Minister uit te voeren steekproefsgewijze onderzoeken naar de algemene kwaliteit en inzet van subsidieontvangers ten aanzien van de door dezen aangevraagde en bij hem gevolgde scholing.

G

In artikel 19, eerste lid, wordt na 'misbruik of oneigenlijk gebruik maakt van deze regeling' ingevoegd ', of anderszins ernstig tekortschiet in de naleving van de op hem rustende verplichtingen op grond van deze regeling'.

H

In artikel 28 wordt 'De subsidieontvanger werkt' vervangen door 'Subsidieontvangers en opleiders werken'.

I

In artikel 29, eerste lid, wordt '1 januari 2023' vervangen door '1 juli 2023'.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 augustus 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling STAP-budget op een aantal punten gewijzigd. Met deze wijzigingen wordt beoogd de regeling aan te laten sluiten op de uitvoeringspraktijk. Deze wijzigingen zijn op initiatief van en afgestemd met de ketenpartners van STAP. De wijzigingen worden zoveel mogelijk doorgevoerd voordat het vierde tijdvak voor aanvragen van subsidie wordt opengesteld.

In deze toelichting worden de twee belangrijkste inhoudelijke aanpassingen toegelicht en betreffen achtereenvolgens het verhoogde subsidieplafond en de budgetreservering voor handmatige aanvragen. De artikelsgewijze toelichting zal alle wijzigingen behandelen.

Wijzigingen

Wijziging in verband met het subsidieplafond

Voor de Subsidieregeling STAP-budget wordt jaarlijks het subsidieplafond vastgesteld, welke in beginsel gelijkelijk zal worden verdeeld over zes aanvraagtijdvakken. In de Wijzigingsregeling van 31 januari 20221 is het plafond voor 2022 op 160 miljoen euro bepaald. Aangezien 2022 zich kenmerkt doordat deze geheel nieuwe regeling van start gaat, is het moeilijker geweest om het totale subsidiebedrag in te schatten. Inmiddels is gebleken dat het subsidiebudget door budgettaire correcties kan worden opgehoogd met 12,9 miljoen euro. Dit bedrag zal gelijkelijk over de resterende aanvraagtijdvakken van dit jaar worden verdeeld. De facto houdt dit in dat de resterende tijdvakken van september en november 2022 een hoger subsidiebudget kennen.

Wijziging ten behoeve van handmatige aanvragen

Het uitgangspunt van de Subsidieregeling STAP-budget is om de toegang voor iedereen te garanderen door middel van een eenvoudig digitaal proces. Niet iedereen kan echter aansluiten op de digitale weg. Daarom regelde de Subsidieregeling STAP-budget al eerder dat aanvragen van subsidie ook gedaan kunnen worden bij het UWV-kantoor en subsidieaanvragers hierbij indien nodig ondersteuning krijgen. Het gaat hierbij om mensen die problemen ondervinden bij het indienen van een aanvraag langs digitale weg. Dat kunnen personen zijn met een fysieke of geestelijke handicap, of personen met een taalbarrière, en personen die door een andere belemmerende omstandigheid ook het proces langs digitale weg niet eigen kunnen maken.

Dergelijke ondersteuning neemt meer tijd in beslag dan een digitale aanvraag. Om te voorkomen dat het budget langs de digitale weg volledig uitgeput is voordat aanvragen via het UWV-kantoor zijn verwerkt, is artikel 9a eerder aangepast. Deze aanpassing was op voorspraak van het advies van het Adviescollege ICT-toetsing.

Het betrof een tijdelijke faciliteit voor tijdvak 2 en 3 met de mogelijkheid om bij handmatige aanvragen het budget van het betreffende tijdvak beperkt te overschrijden als louter voor de ondersteuning van deze fysieke subsidieaanvragers er extra budget nodig is. Bij deze eerdere wijziging de dato 31 januari 2022 is reeds gemeld dat voor de opvolgende tijdvakken (na 31 augustus 2022) gekeken zou worden naar een structurele voorziening.

De structurele regeling voorziet in een reservering van een deel van het budget per tijdvak voor aanvragen gedaan met ondersteuning bij het UWV-kantoor. Met inachtneming van de opgedane ervaringen met de ondersteuningsaanvragen in de eerste twee tijdvakken is de regeling van de faciliteit enigszins aangepast. UWV oordeelt waar nodig of sprake is van een persoonlijke verhindering. Als geen sprake is van een dergelijke verhindering, bijvoorbeeld bij aanvragers die wel degelijk digitaal vaardig zijn maar bijvoorbeeld te laat waren met hun aanvraag, kan een aanvraag voor de faciliteit worden afgewezen en kunnen deze (digitaal vaardige) aanvragers vervolgens worden verwezen naar een volgend aanvraagtijdvak.

In de kabinetsreactie op het advies van de Adviescommissie ICT-Toetsing is eerder aangekondigd dat de reservering '5 à 10% van het beschikbare budget' zou bedragen. Gelet op de huidige uitvoeringspraktijk wordt vooralsnog gekozen voor een gereserveerd deel van 5% van het beschikbare subsidieplafond. Dit bedrag zal in de Staatscourant worden bekend gemaakt. Dat geldt ook voor eventuele toekomstige aanpassingen van de reservering, wanneer het gebruik van de reservering hiertoe aanleiding geeft. Dit zal nauwlettend worden gemonitord.

Mochten in enig tijdvak voor dit doel bestemde subsidiegelden overblijven, dan worden deze overgeheveld naar het volgende tijdvak en wordt alsdan toegevoegd aan het algemeen beschikbare budget voor dat tijdvak. Daartoe is artikel 9, derde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Inzet is deze regeling in werking te laten treden voor 1 september 2022. Voor deze inwerkingtredingsdatum is gekozen in verband met de start van het vierde aanvraagtijdvak op 1 september 2022.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en E (Artikelen 1 en 14)

In deze artikelen wordt de beperking van onderwijs tot alleen bekostigd onderwijs ongedaan gemaakt. Het gaat breder om van overheidswege, door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), erkend onderwijs. Dat betreft dan het door de Minister van OCW bekostigd onderwijs, alsmede het niet-bekostigde, maar wel erkende onderwijs.

Artikel I, onderdeel B (Artikel 8)

Met de wijziging in het zesde lid van dit artikel wordt verduidelijkt dat het gaat om personen die door niet aan te rekenen belemmeringen in hun lichamelijk of geestelijk functioneren of overige in hun leven voorkomende, niet aan te rekenen, factoren, niet in staat zijn het digitale aanvraagproces zelfstandig te doorlopen. Een terzake deskundige van UWV oordeelt over de vraag of sprake is van een dergelijke situatie.

Het voorgaande impliceert dus dat personen die wel een aanvraag hadden kunnen doen, maar er expliciet of impliciet voor hebben gekozen met de digitale aanvraag te wachten, geen gebruik kunnen maken van de in dit lid geboden faciliteit. Deze personen zullen moeten wachten tot een volgend tijdvak om een aanvraag te doen.

Artikel I, onderdeel C (Artikel 9)

Het nieuwe vierde lid van artikel 9 geeft een structurele voorziening voor de groep personen van artikel 8, zesde lid. De bedoeling is om voor deze groep in de aanvraagtijdvakken na augustus 2022 een budget beschikbaar te stellen, specifiek bedoeld ter ondersteuning bij het indienen van niet-digitale aanvragen. Daartoe zal een percentage van het totaal beschikbare bedrag voor desbetreffend aanvraagtijdvak apart worden gehouden. In eerste aanleg zal dat 5% zijn van het voor desbetreffend tijdvak beschikbare bedrag. Dat bedrag wordt in de Staatscourant bekend gemaakt.

Het vierde lid van artikel 9 wordt tot vijfde lid vernummerd. Het vijfde lid breidt de wijzigingsmogelijkheden en de publicatiemomenten verder uit. Van artikel 9 zijn drie elementen van belang. Het totaal beschikbare bedrag (het subsidieplafond), het beschikbare bedrag in een aanvraagtijdvak en het bedrag daarvan dat beschikbaar wordt gesteld voor ondersteuning van de groep die onder artikel 8, zesde lid, valt. Deze drie elementen worden vastgesteld, elk jaar voor het jaar daarop. Maar ook gedurende een jaar kunnen er wijzigingen nodig blijken in een of meer van de genoemde elementen. Het vijfde lid bepaalt dat een dergelijke wijziging in de Staatscourant bekend wordt gemaakt en daarbij wordt aangegeven per welke datum die wijziging geldt.

Artikel I, onderdeel D (Artikel 9a)

Zoals gemeld in het algemeen deel van deze toelichting, is gebleken dat voor het jaar 2022 een extra budget van € 12,9 mln. beschikbaar is voor het volgen van scholing. Dat budget wordt toegevoegd aan de beschikbare bedragen voor de aanvraagtijdvakken september-oktober en november-december en wordt gelijk verdeeld over deze twee tijdvakken.

De wijziging van het vierde lid houdt verband met de toevoeging van een lid aan artikel 9.

Artikel I, onderdeel F (Artikel 16)

Met de toevoeging van het nieuwe negende lid wordt verduidelijkt dat het ook opleiders zijn van wie mag worden verwacht een bijdrage te leveren aan de algemene kwaliteitsontwikkeling van scholing. In dit verband wordt van opleiders verwacht dat zij, als zij binnen een steekproef vallen, meewerken aan onderzoek over de kwaliteit en de inzet van subsidieontvangers. Subsidieontvangers, de cursisten, krijgen faciliteiten om door middel van scholing hun arbeidsmarktkansen te verstevigen. Aan de opleiders kunnen dan vragen worden gesteld over bijvoorbeeld de inzet, de discipline en de ambities van cursisten en de verhouding tussen het scholingsniveau en het opleidingsniveau van de cursisten.

Artikel I, onderdeel G (Artikel 19)

In het eerste lid worden de gronden om tot verwijdering te kunnen overgaan uitgebreid. Het gaat niet alleen om misbruik of oneigenlijk gebruik. Ook als een opleider op een andere manier tekortschiet kan deze verwijderd worden.

Het tekortschieten kan verschillende vormen aannemen en het is aan de Toetsingskamer STAP om op basis van praktijk casuïstiek te oordelen of daar sprake van is. Veelal zullen van cursisten of van collega-opleiders signalen komen die tot het oordeel van tekortschieten leiden. Er zijn enkele voorbeelden te noemen van een tekortschieten als opleider. Een opleider die zijn zaken niet op orde heeft, die onevenredige druk uitoefent op cursisten, die emotionele uitbarstingen heeft jegens zijn cursisten, die geen enkele aandacht heeft voor zijn cursisten, die van zijn cursisten een (veel) hogere bijdrage vraagt dan van cursisten die zich niet op basis van de STAP-regeling hebben aangemeld.

Artikel I, onderdeel H (Artikel 28)

In artikel 28 wordt geregeld dat het meewerken aan evaluatieonderzoek niet alleen van subsidieontvangers wordt verlangd, maar ook van opleiders, gelet ook op de grote en waardevolle inbreng die vanuit deze groep kan worden gegeven om de regeling en het scholingsaanbod verder te ontwikkelen en op een hoger plan te krijgen.

Artikel I, onderdeel I (Artikel 29)

In artikel 29 is de inwerkingtreding van de STAP-regeling vastgelegd. Destijds is er een uitzondering op de inwerkingtreding van 1 januari 2022 gemaakt voor de bepalingen in de artikelen 4, onderdeel b, 6, 8, derde lid, onderdeel d en f, en vijfde lid, en 10, derde lid. Deze bepalingen zouden om uitvoeringstechnische redenen op 1 januari 2023 in werking treden. Het gaat hierbij om de subsidiëring van EVC-trajecten, bijdragen van derden (cofinanciering), de invulling van meerjarige scholingsactiviteiten en vervolgaanvragen in geval van meerjarige scholingsactiviteiten.Deze onderdelen zouden in de doorontwikkeling van de STAP-regeling ná 1 januari 2022 worden meegenomen, waarbij de datum van 1 januari 2023 als streefdatum geldt. Inmiddels is uit signalen van de uitvoeringspraktijk gebleken dat wijziging van deze datum noodzakelijk is. Hoewel deze onderdelen de hoogste prioriteit hebben in de doorontwikkeling en de werkzaamheden hiertoe al zijn opgestart, is het technisch lastig om deze onderdelen te realiseren, wat de datum van 1 januari 2023 niet haalbaar maakt. De nieuwe inwerkingtredingsdatum is op 1 juli 2023 vastgesteld. Het streven blijft naar een spoedige en zo mogelijk eerdere invoering. Een eventuele wijziging van deze inwerkingtredingsdatum zal in de regeling worden verwerkt, waarbij er tijdig over gecommuniceerd zal worden, met name richting opleiders, zodat er ruimte en tijd is de benodigde aanpassingen door te voeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven