Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 januari 2022, 2022-0000011019, tot wijziging van de Subsidieregeling STAP-budget in verband met wijziging van het begrip scholing, de aanpassing van verdeling van het subsidiebedrag over de aanvraagtijdvakken en de verduidelijking van de bepalingen rond het scholingsregister en de introductie van een Toetsingskamer STAP

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste en derde lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling STAP-budget wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In alfabetische volgorde worden de volgende begrippen ingevoegd:

catalogusprijs:

de prijs, omvattend alle kosten die samenhangen met een te geven scholing;

Cedeo:

onafhankelijke keuringsinstantie die de kwaliteit van human resources dienstverleners meet en waarborgt en die uit hoofde daarvan opleiders erkent;

CPION:

onafhankelijke keuringsinstantie die de kwaliteit van post initiële opleidingen meet en waarborgt en die uit hoofde daarvan opleiders erkent;

KvK-nummer:

een door de Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer over een onderneming of maatschappelijke activiteit in het handelsregister;

toetsingskader:

het toetsingskader STAP, bedoeld in artikel 22, derde lid;.

2. De begripsomschrijving ‘scholing’ komt te luiden:

scholing:
  • a. opleiding of training, niet zijnde een bedrijfsspecifieke training, die is opgenomen in het scholingsregister en die:

    • 1°. wordt aangeboden door een opleidingsinstituut dat door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkend onderwijs verzorgt en die leidt tot een diploma of certificaat, dan wel verband houdt met onderdelen van een door deze Minister vastgesteld kwalificatiedossier, vastgestelde kwalificatie of een door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie geaccrediteerde opleiding;

    • 2°. leidt tot een door het Nationaal Coördinatiepunt NLQF ingeschaalde kwalificatie, die is opgenomen in het NLQF-register;

    • 3°. wordt gegeven door een opleidingsinstituut, een trainingsbureau of examenaanbieder die in het bezit is van het NRTO-keurmerk;

    • 4°. leidt tot een EVC-procedure, die wordt uitgevoerd door een EVC-aanbieder;

    • 5°. wordt gegeven door een opleider, een opleidingsinstituut of een trainingsbureau dat in het bezit is van een Cedeo-erkenning of van een door CPION positief afgesloten toets; of

    • 6°. wordt gegeven door een opleider, een opleidingsinstituut of een trainingsbureau dat in het bezit is van een keurmerk of erkenning, anders dan bedoeld in de subonderdelen 1° tot en met 5°;

  • b. bedrijfsopleidingen, niet zijnde bedrijfsspecifieke opleidingen, waaronder begrepen cursussen of trainingen, gericht op het bijhouden of vergroten van vakkennis of het aanleren van extra vaardigheden voor het uitvoeren van een vak, die leiden tot een branchecertificaat uitgegeven door een door de branche erkende organisatie en die worden gegeven door opleiders, opleidingsinstituten of trainingsbureaus binnen in de bijlage bij deze regeling vermelde branches;.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van het artikel komt te luiden:

Artikel 4. Subsidiabele kosten en catalogusprijs

2. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst, waarna een lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 2. Een opleider vermeldt in het scholingsregister de catalogusprijs van de scholing, alsmede het deel van die catalogusprijs dat wordt gevormd door de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘verdeelt het beschikbare bedrag over de aanvraagtijdvakken, genoemd in het tweede lid’ vervangen door ‘verdeelt het beschikbare bedrag over zes aanvraagtijdvakken van telkens twee maanden’.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘als bedoeld in het tweede lid’ vervangen door ‘als bedoeld in het eerste lid’ en vervalt ‘, bedoeld in het tweede lid’.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het beschikbare subsidiebedrag en de verdeling over de aanvraagtijdvakken voor de jaren na 2022 wordt jaarlijks voor 1 januari in de Staatscourant bekend gemaakt.

D

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a. Subsidieplafond en aanvraagtijdvakken 2022

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, zijn er voor het jaar 2022 vijf aanvraagtijdvakken van twee maanden beschikbaar, waarbij het eerste aanvraagtijdvak vanaf 1 maart 2022 van start gaat.

  • 2. Voor subsidies op grond van deze regeling is voor het jaar 2022 € 160 miljoen beschikbaar, dat over de aanvraagtijdvakken, bedoeld in het eerste lid, wordt verdeeld.

  • 3. De Minister kan in de twee tijdvakken volgend op het eerste aanvraagtijdvak, genoemd in het eerste lid, de faciliteit voor personen als bedoeld in artikel 8, zesde lid, verlenen waarbij, als de subsidieaanvragen met behulp van die faciliteit daartoe aanleiding geven, het voor het desbetreffende tijdvak beschikbare bedrag uitsluitend ten behoeve van die personen kan worden overschreden, onverminderd het tweede lid.

  • 4. Artikel 9, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Na de verstrekking van het STAP-aanmeldingsbewijs kan de opleider voor de startdatum van de scholing aan de Minister aanmeldingsinformatie verstrekken aan de hand van het door het UWV verstrekt format ‘Vooraanmelding’.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. De meldingen en de verstrekkingen, bedoeld in het tweede tot en met zevende lid, worden langs elektronische weg gedaan.

F

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van het artikel komt te luiden:

Artikel 21. Beheer scholingsregister en velden in het scholingsregister.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De velden, bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval:

    • a. KvK-nummer van de opleider;

    • b. naam van de opleiding;

    • c. startdatum van de scholing, voor zover er sprake is van een vast instroommoment;

    • d. einddatum van de scholing, voor zover er sprake is van een vast instroommoment; en

    • e. catalogusprijs, alsmede de subsidiabele kosten van de scholing, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

G

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. Onder de naam Toetsingskamer STAP functioneert binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een dienstonderdeel dat tot taak heeft de kwaliteit van het scholingsregister te bewaken en in dat verband de naleving van de regels die voor de opleiders gelden te beoordelen. De Minister bepaalt over welke kennisgebieden het dienstonderdeel in elk geval dient te beschikken.

  • 2. De Toetsingskamer STAP vervult in elk geval de volgende taken:

    • a. zij onderzoekt steekproefs- en vergelijkenderwijze de scholing die op grond van het scholingsregister wordt aangeboden met de daadwerkelijk gegeven scholing op inhoud, niveau, looptijd, frequentie en prijs;

    • b. zij beoordeelt steekproefs- en vergelijkenderwijze of de prijs waartegen een scholing wordt aangeboden marktconform is;

    • c. zij gaat steekproefs- en vergelijkenderwijze na in hoeverre bewijzen van deelname overeenkomstig de voorschriften, genoemd in artikel 14, tweede lid, zijn verstrekt;

    • d. zij geeft advies over de toelating van nieuwe keurmerken, aan de hand van het toetsingskader;

    • e. zij beoordeelt steekproefs- en vergelijkenderwijze of een scholing arbeidsmarktgericht is;

    • f. zij rapporteert de Minister over de uitkomsten van haar onderzoeken;

    • g. zij beheert een meldpunt voor eventueel misbruik en oneigenlijk gebruik van de regeling, beoordeelt deze signalen en adviseert hierover aan de Minister; en

    • h. zij informeert de Minister, als zij van oordeel is dat een opleider niet voldoet aan voor hem geldende artikelen in deze regeling, over toepassing van artikel 18, tweede lid, of 19, eerste lid.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor haar taak, genoemd in het tweede lid, onderdeel d, stelt de Minister uiterlijk op 31 december 2022, een toetsingskader vast aan de hand waarvan de Toetsingskamer STAP bestaande en nieuwe scholingskeurmerken beoordeelt. Het toetsingskader wordt bekendgemaakt op de website www.stapvooropleiders.nl.

H

Artikel 23 vervalt.

I

Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28a. Invoeringsbepaling

  • 1. Geen subsidie wordt verleend voor het volgen van scholing die niet in het scholingsregister is opgenomen.

  • 2. Op de website www.stapvooropleiders.nl wordt bekendgemaakt welke scholingskeurmerken zijn opgenomen in het scholingsregister.

  • 3. Als het toetsingskader tot stand is gebracht en bekendgemaakt, dienen de houders van de scholingskeurmerken, bedoeld in het tweede lid, die voor die bekendmaking in het scholingsregister zijn opgenomen, te kunnen aantonen dat zij voldoen aan het toetsingskader.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 januari 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

BIJLAGE, BEHOREND BIJ ARTIKEL 1 VAN DE SUBSIDIEREGELING STAP-BUDGET

Sector/branche

Naam van de erkennende organisatie

Banden en wielen

Vereniging VACO

Kappers

ANKO

Netwerkbedrijven (beheerder energienetwerken)

O&O fonds NWb

Energieproductiebedrijven

O&O fonds PLb

Afvalinzameling, -verwerking en beheer openbare ruimte

O&O fonds GEO (Grondstoffen, energie en omgeving)

Kabel- en telecombedrijven

O&O fonds ktb

Drinkwaterbedrijven

O&O fonds Wb

Horeca

S.V.H. (Stichting Vakbekwaamheid Horeca)

Interieur/meubel

Koninklijke CBM

Voetzorg

ProVoet

Data centers

Dutch Data Center Association

Grafische media

A&O Fonds Grafimediabranche

Mode, interieur taptijt

Vakraad MITT

Transport/logistiek

Sectorinstituut Transport en Logistiek

Professional Organizers

Nederlandse Beroepsvereniging van Professional Organizers (NBPO)

Koude- en klimaattechniek

NVKL

Slagers

Koninklijke Nederlandse Slagers

Zorg

College Zorg Opleidingen

Zorg

Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsbeleid Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (A+O VVT)

Onderhoud

Koninklijke OnderhoudNL

Jeugdzorg/soc werk en kinderopvang

FCB, het Arbeidsmarktfonds Fonds Collectieve Belangen

Rolluiken/zonwering

Romazo Professionals en ES-SO

Ambachtelijke en industriële bakkerijen

Stichting Bakkracht

Bouw

Bouwend Nederland

Levensmiddelen

Stichting Ontwikkelingsfonds Levensmiddelenindustrie (SOL)

Metaal

Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf (OOM)

Groothandel Groenten en Fruit

Handel Groeit

Metaal

Fedecom (onderdeel metaalunie)

Agrarische en groene sector

Stichting Colland Arbeidsmarkt

Afbouw en onderhoud

LOF

Meubel- en interieurbouwbranche

ECM

Post & Koeriers

Post & Koeriers

Carrosseriebranche

OOC

Bouwmaterialenbranche

Koninklijke Hibin

Uitzendbranche

Doorzaam

Kartonnage en Flexibele verpakkingen

Stichting Fonds Collectieve Belangen Kartonnage- en Flexibele Verpakkingen

Levensmiddelenindustrie

SOL

Installatietechniek

Techniek Nederland

Glastuinbouw

Kasgroeit

Groen, Grond & Infrastructuur

Vereniging CUMELA Nederland

Kunsteducatie

Stichting Overleg Arbeidsvoorwaarden Kunsteducatie

Isolatie

VIB-Nederlandse Vereniging van Ondernemers in het Thermisch Isolatiebedrijf

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling STAP-budget op een aantal punten gewijzigd. Met deze wijzigingen wordt beoogd de regeling aan te laten sluiten op de komende uitvoeringspraktijk. De wijzigingen worden zoveel mogelijk doorgevoerd voordat het eerste tijdvak voor aanvragen van subsidie wordt opengesteld op 1 maart 2022.

In deze toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op het doel van de Subsidieregeling STAP-budget, als ook van deze wijzigingsregeling. Aansluitend wordt aandacht besteed aan de aanpassingen die in de Subsidieregeling STAP-budget worden gedaan met deze wijzigingsregeling. De toelichting sluit af met een korte regeldrukparagraaf.

2. Doel van de subsidieregeling en wijzigingsregeling

Subsidieregeling STAP-budget

Op 19 juli 2021 is de Subsidieregeling STAP-budget1 gepubliceerd met als doel het stimuleren van een leercultuur waarin mensen zich kunnen blijven ontwikkelen en waarmee mensen regie krijgen op hun eigen loopbaan doordat zij zelf de beschikking krijgen over een leer- en ontwikkelbudget. Het STAP-budget is nadrukkelijk bedoeld als aanvulling op private middelen die ten behoeve van scholing beschikbaar worden gesteld.

Regeling tot wijziging van de Subsidieregeling STAP-budget

De Subsidieregeling STAP-budget wordt op een aantal punten gewijzigd of aangevuld. Deze wijzigingen zijn afgestemd met de ketenpartners van STAP. De wijzigingen zijn onder te verdelen in drie categorieën, te weten inhoudelijke wijzigingen die zien op onder andere de toegankelijkheid van de regeling (3.1); wijzigingen ten behoeve van de uitvoering (3.2); en technische wijzigingen. De eerste twee categorieën wijzingen komen hieronder aan de orde.

3, Wijzigingen

3.1 Inhoudelijke wijzigingen ten behoeve van toegang tot de regeling

Het uitgangspunt van de Subsidieregeling STAP-budget is om de toegang voor iedereen te garanderen door middel van een eenvoudig digitaal proces. Niet iedereen kan echter aansluiten op de digitale weg. Daarom regelt de Subsidieregeling STAP-budget al dat aanvragen van subsidie ook gedaan kunnen worden bij het UWV-werkloket en subsidieaanvragers hierbij indien nodig ondersteuning krijgen.

Dergelijke ondersteuning neemt meer tijd in beslag dan een digitale aanvraag. Om te voorkomen dat het budget langs de digitale weg volledig uitgeput is voordat aanvragen via het UWV-werkloket zijn verwerkt, is artikel 9 aangepast. Deze aanpassing komt op voorspraak van het advies van het Adviescollege ICT-toetsing. Vooralsnog wordt voor twee tijdvakken in 2022 geregeld (tijdvak 2: 1 mei tot en met 30 juni 2022 en tijdvak 3: 1 juli tot en met 31 augustus 2022) dat er een beperkte overschrijding van het budget van het betreffende tijdvak mogelijk is als louter voor de ondersteuning van deze fysieke subsidieaanvragers er extra budget nodig is. Dit geldt niet voor het eerste aanvraagtijdvak (1 maart tot en met 30 april). Voor de opvolgende tijdvakken (na 31 augustus 2022) wordt in de doorontwikkeling gekeken naar een structurele voorziening.

Uiteraard zal, indien er sprake is van budgetoverschrijding in tijdvak 2 en 3 van 2022, deze overschrijding moeten worden gecompenseerd in een ander tijdvak, aangezien het jaarlijkse subsidieplafond niet mag worden overschreden. De ketenpartners zijn zich ervan bewust dat de mogelijke budgetoverschrijding in tijdvakken 2 en 3 ten koste kan gaan van budget uit latere tijdvakken.

Om uitvoeringstechnische redenen wordt de verdeling per tijdvak niet meer op voorhand in de Subsidieregeling STAP-budget opgenomen, maar jaarlijks, door middel van een wijziging van de regeling, voor 1 januari bekend gemaakt. Tot 2026 verschilt de budgettering namelijk per jaar vanwege incidentele kosten die ten laste worden gelegd aan het budget van de jaren 2022 tot 2026. Ieder jaar zijn er zes tijdvakken, met uitzondering van 2022 waar er sprake is van vijf tijdvakken, beginnend vanaf maart. De verdeling over de tijdvakken is in beginsel gelijk. Als sprake is van een andere verdeling wordt deze bekendgemaakt in de Staatscourant.

Het niet langer expliciet benoemen van de subsidiebedragen per tijdvak in artikel 9 maakt dat er flexibel omgegaan kan worden met de verdeling van budgetten over de tijdvakken indien de omstandigheden daarom vragen. In beginsel wordt uitgegaan van een gelijke verdeling over de tijdvakken maar daar kan van worden afgeweken, bijvoorbeeld vanwege financiële of beleidsmatige redenen. Een reeds bekende reden stamt uit artikel 9a, derde lid. In dat geval kan het budget per tijdvak door subsidieaanvragers bij het UWV-loket wordt overschreden. Deze overschrijding wordt dan in een of meer van de daaropvolgende tijdvakken gecorrigeerd. Immer, het jaarlijkse subsidieplafond mag niet worden overschreden. Een financiële reden kan zich bijvoorbeeld voordoen als er sprake is van onderuitputting van het subsidiebudget in een aanvraagtijdvak. Een beleidsmatige reden om de budgetten niet evenwichtig te verdelen, kan zoal zijn als uit de monitoring blijkt dat er grote verschillen in het gebruik van de verschillende tijdvakken zijn en het redelijk is om daarbij aan te sluiten (bijvoorbeeld in de periodes dat meer opleidingen starten).

Een wijziging van de verdeling van deze budgetten zal tijdig voor aanvang van het kalenderjaar bekend worden gemaakt in de Staatscourant.

3.2 Wijzigingen ten behoeve van de uitvoering

Op verzoek van de ketenpartners zijn enkele artikelen aangepast om recht te doen aan de huidige uitvoeringspraktijk. Het gaat enerzijds om aangescherpte of aangevulde definities en anderzijds om uitbreidingen van de Subsidieregeling STAP-budget die uit het voortschrijdende proces van implementatie zijn vastgesteld.

Ten eerste de aangescherpte definities.

Op verzoek van de ketenpartners is het begrip catalogusprijs toegevoegd in de artikelen 1 en 4. Hiermee wordt een onderscheid duidelijk tussen de totaalprijs die de opleider in het scholingsregister meldt en het subsidiabele deel ervan. Niet alle onderdelen van de catalogusprijs worden namelijk vergoed met de Subsidieregeling STAP-budget. De catalogusprijs is de prijs die de deelnemer aan de opleider is verschuldigd. Onderdeel van die prijs zijn de kosten die direct betrekking hebben op de scholing. Deze laatste kosten vormen het subsidiabele deel, dat in de regeling als subsidiabele kosten is omschreven.

In artikel 16 wordt het nieuwe formulier ‘vooraanmelding’ geïntroduceerd. Hiermee kunnen opleiders optioneel scholingsgegevens van het bewijs van deelname rechtstreeks en digitaal aan UWV doorgeven. Dit beperkt de administratieve lasten van de Subsidieregeling STAP-budget en voorkomt foutgevoeligheid bij de aanmelding.

In artikel 21 worden velden toegevoegd die de opleider in elk geval moet opgeven in het scholingsregister. Dit is van belang voor een correcte aanlevering van gegevens, die later wordt gebruikt in de aanvraag van STAP-budget.

Uit beleidsmatig opzicht is de categorie van bedrijfsopleidingen aangescherpt met de toevoeging van een bijlage met de geselecteerde branches waar deze opleidingen voor aangeboden worden. Deze categorie kenmerkt zich dat de bedrijfsopleidingen bij uitstek op de arbeidsmarkt gericht zijn, maar geen generiek keurmerk kennen. In de toelichting van de Subsidieregeling STAP-budget2 stond reeds dat het gaat om een beperkte groep van bedrijfsopleidingen: ‘in eerste instantie (wordt, red.) gestart met een kleiner aanbod van scholingsactiviteiten van een aantal branches’. In deze wijzigingsregeling is nu verduidelijkt welke branches het betreft. In overleg met werkgeversorganisaties is gekeken welke branches in ieder geval voor deze categorie voldoen aan de kwaliteitseisen van de Subsidieregeling STAP-budget en in deze eerste fase in aanmerking komen voor toelating in het scholingsregister. De eisen die de branches hanteren voor hun opleidingen zien onder andere op een voorgeschreven branche-erkenning of verklaring, het bewijs van verworven kennis of vaardigheden door het afronden van een kennis- en/of praktijktoets, meerdere positieve referenties en verplichting tot monitoring van slagings- en/of resultaatspercentages.

Voor branches die niet zijn genoemd op de lijst in de bijlage behorend bij artikel 1, wordt spoedig na de start van het STAP-budget aan branche specifieke keurmerken de mogelijkheid geboden om toegelaten te worden op basis van een toetsingskader dat naar verwachting spoedig na de start gereed is, zoals hieronder nader wordt toegelicht.

Ten tweede de uitbreidingen.

In artikel 1 wordt het begrip van scholing nader gedefinieerd. Om de kwaliteit van scholingsactiviteiten en opleiders te kunnen borgen en vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid is er gekozen voor een gefaseerde instroom van keurmerken van scholingsactiviteiten die in aanmerking komen voor het STAP-budget. In de eerste fase vanaf 1 maart 2022 zullen een beperkt aantal generieke, branche overstijgende keurmerken die voldoende kwaliteitsborging bieden van scholingsactiviteiten en opleiders toegang bieden tot opname in het scholingsregister STAP en financiering van scholing vanuit het STAP-budget. Sinds de publicatie van de regeling op 19 juli 2021 is van de generieke keurmerken Cedeo en CPION vastgesteld te voldoen aan de gestelde eisen van kwaliteitsborging en toegevoegd aan de regeling. In aanvulling op de toelating van generieke keurmerken worden, zoals hierboven beschreven, in overleg met werkgeversorganisaties ook enkele branches in staat gesteld om een kleiner aanbod branche specifieke scholingsactiviteiten in aanmerking te laten komen voor het STAP-budget.

De inzet is altijd geweest om een kader te hebben voor het toelaten van ook andere, branche specifieke, keurmerken en certificeringen. Met de uitbreiding van de begripsbepaling in artikel 1, de vermelding in artikel 22 (zie hierna) en artikel 28a wordt aan deze inzet uitvoering gegeven door de ontwikkeling van een toetsingskader en inrichting van het beoordelingsproces voor toelating van aanvullende keurmerken. Met inrichting van het proces volgt een tweede fase waarin ook aanvullende branche specifieke keurmerken toegelaten kunnen worden, mits de kwaliteitsborging van deze keurmerken voldoet aan de vereisten zoals gesteld in het toetsingskader. Het toetsingskader zal vanaf een nader te bepalen moment ook gaan gelden voor reeds toegelaten keurmerken. Het toetsingskader zal worden gepubliceerd zodra deze vastgesteld is.

Aangezien er sprake is van een ingroeimodel aan de invulling van het scholingsregister wordt in artikel 28a aangegeven dat het scholingsaanbod gefaseerd wordt opgenomen en pas voor het STAP-budget in aanmerking komt na opname in het scholingsregister. Het actuele beschikbare aanbod van het scholingsregister is in te zien via het STAP-aanvraagportaal van UWV.

Tot slot wordt in de Subsidieregeling STAP-budget de Toetsingskamer STAP in artikel 22 geïntroduceerd. Er wordt in de regeling onderscheid gemaakt in toezicht op naleving van de verplichtingen en misbruik en oneigenlijk gebruik, enerzijds aan de zijde van subsidieaanvragers en anderzijds aan de zijde van opleiders. UWV houdt toezicht op naleving van de verplichtingen door subsidieaanvragers en misbruik en oneigenlijk gebruik door subsidieaanvragers. De Minister houdt toezicht op naleving van de verplichtingen door opleiders en op misbruik en oneigenlijk gebruik aan de zijde van opleiders en wijst hiervoor de Toetsingskamer STAP aan. In artikel 22 worden de verschillende taken hiervoor geïdentificeerd. De Toetsingskamer STAP zal onder andere onderzoek doen naar signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik die bij het meldpunt M&O worden gedaan of die afkomstig zijn van UWV of DUO, maar vervult ook een rol bij het hiervoor benoemde toetsingskader.

4. Regeldruk

Met de wijzigingen die met deze regeling doorgevoerd worden, worden de administratieve lasten voor deelnemers aan deze regeling naar verwachting niet verhoogd. De administratieve lasten betreffen de aanvraag van het STAP-budget door de subsidieaanvrager en de declaratie van kosten van de scholing door de opleider. Een uitgebreide toelichting over de regeldruk van deze regeling is te vinden in paragraaf regeldruk uit de algemene toelichting bij de Subsidieregeling STAP-budget.3

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant en wijzigt daarmee de Subsidieregeling STAP-budget. De eerste subsidieaanvragen kunnen gedaan worden vanaf 1 maart 2022.

In aanvulling op de inwerkingtreding is een invoeringsbepaling toegevoegd aan de Subsidieregeling STAP-budget. Uit de uitvoeringspraktijk is gebleken dat niet alle scholingsactiviteiten tijdig (bij het eerste aanvraagtijdvak van 2022) op het scholingsregister kunnen aansluiten. In de beginsituatie is het zo dat alleen subsidieaanvragen kunnen worden gedaan als de scholingsactiviteit in het scholingsregister is opgenomen. Naarmate de regeling verder op gang is en het scholingsregister verder is geëquipeerd om scholingskeurmerken op te nemen, zullen steeds meer en sneller scholingskeurmerken die aan het toetsingskader voldoen kunnen worden toegelaten tot het scholingsregister. Om de burger goed te informeren welke opleidingsactiviteiten in het scholingsregister staan en derhalve voor een STAP-aanvraag in aanmerking komen, wordt op de site www.stapvooropleiders.nl bekendgemaakt welke (nieuwe) scholingskeurmerken toegang hebben gekregen tot het scholingsregister. Naar verwachting zal in de loop van het jaar 2022 de situatie zo zijn dat alle scholingskeurmerken die aan de eisen van het toetsingskader voldoen zijn opgenomen in het scholingsregister.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 wordt een aantal wijzigingen aangebracht.

Het begrip catalogusprijs wordt geïntroduceerd om te verduidelijken dat de catalogusprijs van een scholingsactiviteit, zoals door de opleider is opgegeven in het scholingsregister, de prijs is die een persoon in het algemeen betaalt voor het volgen van de scholing. Dat kan een andere prijs zijn dan het bedrag dat subsidiabel is op grond van artikel 4.

Verder worden bij organisaties die opleiders kunnen erkennen de stichting Cedeo toegevoegd en het CPION (Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland) toegevoegd. Het keurmerk van de stichting Cedeo betreft hoofdzakelijk de opleiders die opleidingen geven binnen de HR-sector. Het CPION toetst post-initiële opleidingen voor erkenning van de opleiding als SHO-, SPHBO-, SPWO- of SPEN-Registeropleiding en opname in het opleidingenregister, dat de positief getoetste post-initiële opleidingen bevat.

In het begrip scholing is aangegeven voor alle scholingsactiviteiten dat het moet gaan om scholing die voldoet aan het toetsingskader en is opgenomen in het scholingsregister. Naast opleidingen van door Cedeo- of CPION-erkende opleiders, vallen scholingsactiviteiten die voldoen aan het toetsingskader ook onder het scholingsbegrip.

Aan de begripsbepaling van bedrijfsopleidingen wordt toegevoegd dat, om toegang te krijgen tot het scholingsregister, de desbetreffende opleiding moet leiden tot een branchecertificaat dat wordt uitgegeven door een branche-erkende organisatie. De branches en de erkennende organisatie, die het betreft, zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling. De opleiders, opleidingsinstituten of trainingsbureaus van zo’n opleiding die binnen die branche en de erkennende organisatie vallen kunnen de aan de branche verbonden (vak)opleidingen aanbieden. Een subsidieaanvrager weet dan dat hij voor de desbetreffende opleiding subsidie kan aanvragen op grond van de STAP-regeling. Het gaat bij de bedrijfsopleidingen dus om scholing in het vakgebied van de desbetreffende branche of sector en die branche/sector staat in de bijlage bij deze regeling. Mocht een opleider, naast vakgerichte scholing, ook scholing aanbieden die buiten het vakgebied valt, dan valt deze laatste scholing buiten de definitie, die immers uitgaat van scholing gericht op vakkennis en vaardigheden om het vak uit te oefenen.

De definitie van het STAP-aanmeldingsbewijs is aangepast, aangezien voor de uitvoering het bewijs bij elke scholing nodig is. Daarvoor is een aparte vermelding voor van overheidswege gefinancierd onderwijs niet nodig.

Artikel 4. Subsidiabele kosten en catalogusprijs

Met het nieuwe tweede lid van dit artikel wordt verduidelijkt dat het in de regeling gaat om twee bedragen, te weten de catalogusprijs van de scholing en, als onderdeel daarvan, de prijs die wordt gevormd door de optelsom van de kosten die op grond van deze regeling subsidiabel zijn, resulterend in het bedrag subsidiabele kosten.

De catalogusprijs is het totaalbedrag dat een deelnemer aan de opleider moet voldoen om de scholing te kunnen volgen. De catalogusprijs is daarmee een ander, hoger bedrag, aangezien daar, naast de directie scholingskosten, posten in verwerkt zijn, die buiten de subsidiabele kosten op grond van de regeling vallen. Voorbeelden daarvan zijn kosten van overnachtingen, reiskosten en kosten van maaltijden.

Het deel van de catalogusprijs dat het bedrag is van de subsidiabele kosten staat in het eerste lid vermeld.

Zowel de catalogusprijs als het bedrag subsidiabele kosten komen in het scholingsregister te staan.

Artikel 9. Subsidieplafond en aanvraagtijdvakken

Dit artikel behelst de regels zoals die in de structurele situatie gelden. Het eerste lid geeft aan dat voor elk kalenderjaar een subsidieplafond wordt vastgesteld en dat er jaarlijks zes aanvraagtijdvakken zijn. Over die zes aanvraagtijdvakken wordt het maximale subsidiebedrag voor desbetreffend jaar verdeeld.

Het oorspronkelijke tweede lid is vervallen in verband met de wens te kunnen komen tot een actuelere en flexibeler vaststelling van bedragen.

De verdeling kan gelijk zijn over de zes tijdvakken, maar een andere verdeling is eveneens denkbaar. Er kan, uit de ervaringen over 2022 zowel wat het aantal aanvragen betreft als het aantal aanvragen van personen die zich bij het UWV-werkloket hebben gemeld, dan wel uit de algemene ervaring uit het onderwijsveld, naar voren komen dat een andere verdeling meer voor de hand ligt.

Het subsidieplafond en de verdeling over de tijdvakken worden voor 1 januari van het desbetreffende jaar bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 9a. Subsidieplafond en aanvraagtijdvakken 2022

Dit artikel betreft specifieke regels voor het jaar 2022. Aangezien 2022 zich kenmerkt doordat deze geheel nieuwe regeling van start gaat en deze start met veel (digitale) inzet voor deelnemers en opleiders gepaard gaat, zijn voor deze beginfase aparte regels opgenomen in de aanloop naar de situatie dat alle voorzieningen op grond van de regeling geheel gereed zijn.

Het eerste lid bepaalt dat er voor het jaar 2022 vijf aanvraagtijdvakken zijn.

Het tweede lid geeft het subsidieplafond voor het jaar 2022 aan. Dat is het maximaal beschikbare bedrag in 2022 voor de te geven scholing op basis van deze regeling. Dit bedrag wordt over de vijf aanvraagtijdvakken in dat jaar verdeeld.

Het derde lid regelt de positie van niet – of minder digivaardige personen. Voor minder digivaardige personen kan het moeilijk zijn om digitaal en tijdig een aanvraag in te dienen voor een scholing in een tijdvak waarin hij die scholing wenst te volgen. Artikel 8, zesde lid, voorziet erin dat het UWV deze personen ondersteunt. Personen die zich bij het UWV-werkloket melden voor ondersteuning, kunnen van deze faciliteit gebruikmaken. Het gaat hierbij met name om mensen die problemen ondervinden bij het indienen van een aanvraag langs digitale weg. Dat kunnen personen zijn met een fysieke of geestelijke handicap, of personen met een taalbarrière, en personen die door een andere belemmerende omstandigheid ook het proces langs digitale weg niet eigen kunnen maken.

Gedurende het tweede en derde aanvraagtijdvak nadat de subsidieverleningen zijn gestart, gelden op grond van het derde lid voor de betrokken personen afwijkende financieringsbepalingen. Mocht als gevolg van de ondersteuning aan genoemde groep de grens van het beschikbare bedrag voor dat tijdvak worden bereikt, dan mag, uitsluitend voor die groep, het maximale termijnbedrag worden overschreden. Deze overschrijding geldt dus uitsluitend de tijdvakken 2 en 3. Aangezien het subsidieplafond van € 160 miljoen voor 2022 vaststaat, zullen tekorten die ontstaan door overschrijding in de tijdvakken 2 en 3, moeten worden herverdeeld in de tijdvakken 4 (september-oktober 2022) en 5 (november-december 2022). UWV beziet hoe deze herverdeling met het oog op de belangen van deelnemers het best kan plaatsvinden.

Voor het eerste tijdvak, het tijdvak maart-april 2022, geldt het gewone regime voor alle deelnemers.

Mochten in enig tijdvak subsidiegelden overblijven, dan worden deze overgeheveld naar het volgende tijdvak. Daartoe is artikel 9, derde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 16. Verplichtingen opleider

Om het subsidieproces te vergemakkelijken is voor de uitvoerder het formulier ‘vooraanmelding’ een geschikt instrument. Daarin komen, vanuit de opleider, relevante gegevens rond de te starten scholing. Voor een opleider kan dat formulier ook bruikbaar zijn. De opleider kan dat formulier dus gebruiken in zijn communicatie met UWV. Hij is daartoe echter niet verplicht.

UWV hanteert een format dat opleider in de periode tussen de verstrekking van het STAP-aanmeldingsbewijs en het startmoment van de scholing aan UWV kan verstrekken. Die verstrekking gaat langs digitale weg. Die verstrekking langs digitale weg is overeenkomstig wat de opleider op grond van de overige bepalingen in artikel 16, aan informatie moet verstrekken. Het nieuwe achtste lid verduidelijkt dat.

Het oude zevende lid, dat bepaalt dat de opleider zijn algemene voorwaarden beschikbaar en raadpleegbaar moet houden, vervalt. Dit artikellid voegt bij nader inzien niets toe aan hetgeen in de overige bepalingen is opgenomen.

Artikel 21. Beheer scholingsregister en velden in het scholingsregister

Het eerste lid van artikel 21 geeft aan dat het scholingsregister velden bevat die opleider noodzakelijk dient in te vullen, wil hij met zijn scholingsaanbod in het scholingsregister komen.

Met het nieuwe vierde lid wordt daar nader invulling aan gegeven, door vermelding van een aantal velden, die in elk geval deel uitmaken van het scholingsregister. De opleider zal deze vijf velden moeten aanleveren. Deze velden worden in het scholingsregister nader gespecificeerd en daarnaast zullen ook andere velden in het scholingsregister worden opgenomen. Voor de velden van start- en einddatum geldt dat dit voor bepaalde opleidingsactiviteiten lastig is aan te geven, bijvoorbeeld bij digitaal gegeven cursussen. Wanneer er geen vast instroommoment is, hoeft er derhalve geen start- of einddatum opgegeven te worden.

Artikel 22. Controle scholingsactiviteiten opleiders

Met de wijziging van dit artikel wordt een verdere invulling gegeven aan de rol die een toetser in brede zin moet krijgen ten aanzien van de kwaliteit van de opleidingen en van het scholingsregister. Naast het toezicht op de naleving in individuele gevallen door UWV worden er door de Minister een dienstonderdeel aangewezen dat zich bezig houdt met de kwaliteit van het scholingsregister en de mate waarin deze regeling door opleiders wordt nageleefd. Daarnaast vormt dit dienstonderdeel een meldpunt, dat signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze regeling in ontvangst neemt.

Daartoe zijn in dit artikel de taken van het dienstonderdeel, dat onder de naam Toetsingskamer STAP fungeert, nader omschreven in het eerste lid.

De belangrijkste taak voor de Toetsingskamer STAP is het toepassen van een toetsingskader, aan de hand waarvan keurmerken toegelaten worden tot het scholingsregister. Dit toetsingskader wordt voorbereid door een ter zake deskundige instantie en vastgesteld door de Minister.

Steekproefsgewijze gaat de Toetsingskamer na of bewijzen van deelname op goede wijze (zie artikel 14, tweede lid) zijn verstrekt. Verder onderzoekt zij of de prijzen waartegen scholingen worden aangeboden marktconform zijn. Daarnaast onderzoekt de Toetsingskamer of aangeboden scholing arbeidsmarktgericht is.

Tot slot vervult de Toetsingskamer een adviserende rol omtrent toelating van nieuwe keurmerken bij het scholingsregister.

De Toetsingskamer STAP informeert de Minister over haar bevindingen.

Dit geldt onder andere haar rol als meldpunt van vermeend misbruik en oneigenlijk gebruik. Als uit binnengekomen signalen blijkt dat een opleider misbruik of oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de regeling, meldt de Toetsingskamer dat aan de Minister. Naar aanleiding daarvan neemt de Minister een besluit. Als het besluit van de Minister is om de opleider voor een bepaalde periode uit het scholingsregister te verwijderen, dan zal vervolgens de beheerder overgaan tot verwijdering van deze opleider uit het scholingsregister. Tegen een dergelijk besluit is bezwaar en beroep mogelijk.

De Toetsingskamer STAP is verantwoordelijk voor het toepassen van het toetsingskader. Dat toetsingskader wordt in de aanloop naar de startdatum van de regeling voorbereid en gaandeweg verder vervolledigd. Het is van belang dat belanghebbende scholingsinstituten en opleiders weten welke eisen worden gesteld aan hun scholingsaanbod teneinde te voldoen aan het toetsingskader. In verband daarmee wordt de inhoud van het toetsingskader bekendgemaakt op de voorlichtingswebsite voor opleiders (www.stapvooropleiders.nl) en mogelijk, in een later stadium, ook op de sites van andere uitvoerders van deze regeling.

Artikel 23. Meldpunt M&O

Dit artikel vervalt, aangezien dit onderwerp nu is meegenomen in artikel 22.

Artikel 28a. Invoeringsbepaling

Bij de start van de Subsidieregeling STAP-budget zullen in eerste instantie de opleiders van scholingen die vallen binnen de begripsbepaling van scholing (zie artikel 1) in het scholingsregister worden opgenomen. Gebleken is echter dat niet alle keurmerken tijdig kunnen worden opgenomen in het scholingsregister. In de aanloop daar naartoe wordt in het eerste lid van dit artikel aangegeven dat alleen subsidie kan worden aangevraagd voor scholing die staat vermeld in het scholingsregister.

Voor scholing die (nog) niet in het scholingsregister is opgenomen, is in de beginfase nog geen subsidieaanvraag mogelijk.

In het tweede lid is opgenomen dat na ingang van de Subsidieregeling STAP op de site www.stapvooropleiders.nl wordt bekendgemaakt welke keurmerken scholing in het scholingsregister zijn opgenomen.

Het derde lid geeft aan dat keurmerken die in aanvang van de regeling zijn opgenomen in het scholingsregister, voor de totstandbrenging van het toetsingskader, moeten kunnen aantonen dat zij voldoen aan het toetsingskader, zodra dat toetsingskader is bekendgemaakt. Ze hoeven daarvoor geen aparte actie te ondernemen. Het is voldoende als zij het voldoen aan het toetsingskader kunnen aantonen.

Artikel II

Deze wijzigingsregeling treedt de eerste dag na de datum van plaatsing van deze regeling in de Staatscourant in werking. De bepalingen in deze wijzigingsregeling werken vanaf de start van het eerste aanvraagtijdvak, 1 maart 2022.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven