Besluit van 23 augustus 2022, nr. 2022001685 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Goeree-Overflakkee krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de verbetering van de provinciale weg N215/Staverseweg en Langeweg, met bijkomende werken)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge artikel 72a, eerste lid, van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer voor de aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken en kanalen, alsmede daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder wordt op grond van artikel 72a, tweede lid sub a, mede begrepen onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: verzoeker) hebben Ons bij brief van 21 januari 2022, kenmerk PZH-2021-782881204/DOS-2021-0000269, verzocht, om ten name van de provincie Zuid-Holland over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van onroerende zaken in de gemeente Goeree-Overflakkee. De onteigening wordt verzocht om de verbetering mogelijk te maken van de provinciale weg N215/Staverseweg en Langeweg, vanaf circa 300 meter ten westen van de rotonde N215/Staverseweg-Langeweg-Zuidelijke Randweg (N215 km. 19,90) tot circa 550 meter ten oosten van de kruising van de N215/Staverseweg met de Oudelandsedijk (N215 km. 24,78), alsmede voor de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg van de Oudelandsedijk naar de Hertog Jan van Beierenlaan in Nieuwe Tonge, met bijkomende werken, in de gemeente Goeree-Overflakkee.

Bij e-mailbericht van 1 augustus 2022 heeft verzoeker Ons te kennen gegeven wegens minnelijke eigendomsverkrijging niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de daarbij betrokken onroerende zaken met de grondplannummers 1, 3, 4, 5, 9, 12.1, 12.2, 22, 27, 30, 36.1, 36.2, 43, 45, 46.1, 46.2, 47.1, 47.2 50 en 52. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Planologische grondslag

De onroerende zaken waarop het verzoek betrekking heeft, liggen in de gemeente Goeree-Overflakkee. De grondslag voor de planologische uitvoerbaarheid van het werk waarin de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken zijn gelegen wordt gevormd door de onherroepelijke bestemmingsplannen Middelharnis, Sommelsdijk, Veegplan, Buitengebied, Nieuwe Tonge en Buitengebied Oostflakkee.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 63 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 17 maart 2022 tot en met 27 april 2022 in de gemeente Goeree-Overflakkee en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat (Onze Minister) van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 16 maart 2022, nr. 6766.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De N215 is de provinciale en doorgaande oost-westelijke verbindingsweg tussen de N59 bij Oude Tonge en de N57 bij Stellendam en Goedereede. De provincie Zuid-Holland werkt al enige tijd aan de verbetering van de bereikbaarheid, doorstroming en verkeersveiligheid op en rond de N215.

Het gedeelte van de N215 globaal gelegen tussen Middelharnis en Nieuwe Tonge moet nog worden aangepast. De weg ligt in dit gedeelte buiten de bebouwde kom en is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 80 km/u. Ter hoogte van het dorp Nieuwe Tonge geldt een aangepaste snelheid van maximaal 60 km/u. Deze is ingesteld als tijdelijke maatregel gezien de onveilige situatie ter plekke en wachtend op een structurele oplossing.

In het gedeelte van de N215 tussen Middelharnis en Nieuwe Tonge is de weg aan groot onderhoud en verbetering toe. In dit gedeelte doen zich de volgende problemen voor:

  • de rotonde in de aansluiting N215/Staverseweg-Langeweg-Zuidelijke Randweg direct ten zuiden van Middelharnis betreft een enkelstrooksrotonde met een oversteekvoorziening voor (veelal schoolgaande) fietsers. De rotonde heeft onvoldoende capaciteit om het verkeer te kunnen verwerken en vormt daarmee een belemmering voor de doorstroming van het verkeer. De oversteekvoorziening vormt een belemmering voor de verkeersveiligheid;

  • bij het dorp Nieuwe Tonge is een aansluiting van twee voorrangskruisingen op de N215 met gelijkvloerse oversteken van zware stromen (veelal schoolgaande) fietsers en voetgangers. Dit levert knelpunten op voor de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer;

  • één van de twee hiervoor bedoelde voorrangskruisingen bij Nieuwe Tonge betreft de kruising N215-Molendijk. De Molendijk is ongeschikt voor aansluiting op de N215. De Molendijk is te smal en de daar aanwezige oudere huizen staan zeer dicht op de rijbaan. Er is op de Molendijk een leefbaarheidsprobleem (verkeersonveiligheid, geluidsoverlast, slechte luchtkwaliteit en trillingen door zwaar verkeer). De verkeersintensiteiten op de Molendijk zijn te hoog.

  • afgezien van de zojuist bedoelde aansluitingen zijn er in het gedeelte van de N215 tussen km. 19,90 en 24,78 veel aansluitingen op de N215 van het onderliggend wegennet (gemeentelijke wegen en waterschapswegen), die enerzijds niet zijn vormgegeven als volledige aansluitingen en lage intensiteiten kennen en anderzijds leiden tot afslaande bewegingen en stilstaande voertuigen op de N215. Dit vermindert de verkeersveiligheid en verhindert de doorstroming van het verkeer;

  • er zijn verschillende in- en uitritten van aanliggende erven op de N215. Deze vormen een belemmering voor de doorstroming van het verkeer op de N215 en verminderen de verkeersveiligheid.

De provincie Zuid-Holland wil de hierboven genoemde problemen aanpakken in combinatie met de uitvoering van het groot onderhoud aan de N215. Dit gebeurt als volgt:

  • de bestaande enkelstrooksrotonde bij Middelharnis wordt omgebouwd tot turbo-rotonde, waarbij aan de oostzijde van de rotonde een fietstunnel wordt aangelegd;

  • de functie van de Molendijk wordt aangepast naar uitsluitend bestemmingsverkeer. Doorgaand verkeer wordt geweerd. De aansluiting van de Molendijk op de N215 (westzijde) wordt opgeheven;

  • bij Nieuwe Tonge wordt een fiets-/voetgangerstunnel aangelegd. Langs de N215, ter hoogte van deze tunnel, worden twee R-net-bushaltes aangelegd. De buspassagiers kunnen via de tunnel de andere zijde van de N215 bereiken;

  • bij Nieuwe Tonge wordt de aansluiting N215-Molendijk (oostzijde) ter ontsluiting van bedrijventerrein De Tram verschoven naar het zuiden en omgebouwd tot turbo-rotonde;

  • bij Nieuwe Tonge wordt het kruispunt N215-Oudelandsedijk vormgegeven als compacte ongelijkvloerse kruising. Dit wordt de enige aansluiting van Nieuwe Tonge op de N215. Door deze vormgeving wordt de capaciteit van de kruising sterk verhoogd en de hoofdverkeersstroom op de N215 gescheiden van alle afslaande bewegingen. Via op- en afritten kan makkelijk worden in- en uitgevoegd. Verkeer (waaronder landbouwverkeer) over de Oudelandsedijk kan de N215 probleemloos kruisen;

  • omdat de Molendijk wordt afgesloten voor doorgaand verkeer, resteert er slechts één toegangsweg van de N215 naar Nieuwe Tonge vice versa. Dit is het Korteweegje. Om te voorkomen dat alle verkeer via deze route moet rijden (waardoor weer nieuwe leefbaarheids- en verkeersveiligheidsproblemen worden veroorzaakt), wordt er een nieuwe ontsluitingsweg van de Oudelandsedijk naar de Hertog Jan van Beierenlaan in Nieuwe Tonge aangelegd. Op die wijze wordt het verkeer weer goed over geheel Nieuwe Tonge verdeeld en ontstaan er geen nieuwe problemen;

  • het aantal directe aansluitingen op de hoofdrijbaan van de N215 wordt sterk teruggebracht tot één aansluiting. De aansluiting die blijft bestaan (Vroonweg) wordt intensiever gebruikt en is nodig in het verkeersnetwerk. De aansluiting Vroonweg wordt vormgegeven als volwaardige voorrangsaansluiting met uitbuiging van de parallelweg en met een vak voor links afslaand verkeer. De uitbuiging van de parallelweg is noodzakelijk om opstelruimte te creëren en wel zodanig dat een wachtende vrachtwagen de parallelweg niet blokkeert voor het overige verkeer.

De bovengenoemde maatregelen leiden in het bedoelde wegvak tot een verbetering van de doorstroming van het verkeer, van de bereikbaarheid van de aanliggende plaatsen, van de leefbaarheid op de Molendijk in Nieuwe Tonge en van de verkeersveiligheid. De verbetering wordt gecombineerd met groot onderhoud aan de N215. Dit bestaat vooral uit het opnieuw asfalteren van de weg en de bestaande parallelwegen en het aanbrengen van nieuw wegmeubilair (inclusief R-net bushaltes).

Om de werken en werkzaamheden tijdig te kunnen realiseren wenst de provincie Zuid-Holland de eigendom te verkrijgen, vrij van lasten en rechten, van de onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft de provincie Zuid-Holland een verzoek ingediend tot aanwijzing ter onteigening van deze onroerende zaken, om de tijdige verwezenlijking van het plan van het werk zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de aanbesteding van het werk in januari 2022 is gestart. De gunning is voorzien voor juni 2022. De werkzaamheden starten vanaf 1 september 2022 en worden gefaseerd uitgevoerd om de doorstroming van het verkeer op de N215 te garanderen. Eind 2025 zijn alle werkzaamheden naar verwachting afgerond. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, is daarover een zienswijze naar voren gebracht door:

  • 1. Van Schelven Onroerend Goed B.V., eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 33, 42.1 en 42.2, verder te noemen: reclamante 1.

Overeenkomstig artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamante in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op donderdag 12 mei 2022 te Middelharnis te houden hoorzitting. Reclamante heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijze

Wij hebben hetgeen reclamante in haar zienswijze naar voren brengt samengevat in de hierna volgende passages. Daarbij hebben wij tevens Onze overwegingen bij de zienswijze weergegeven.

De zienswijze van reclamante 1

1.1

Reclamante betoogt dat de watergang die op haar perceel wordt gerealiseerd niet in de bestemming Bedrijventerrein past die op haar perceel geldt. Binnen de bestemming Bedrijventerrein is het weliswaar mogelijk om als ondergeschikte functie water en waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen, maar de beoogde watergang maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de opwaardering van de provinciale weg en is daarmee niet ondergeschikt aan de bestemming Bedrijventerrein.

Verder betoogt reclamante dat de noodzaak tot onteigening van haar bedrijfsperceel (grondplannummer 33) ontbreekt, omdat de gemeente Goeree-Overflakkee op 15 februari 2022 ten behoeve van het bedrijfsperceel een nieuw bestemmingsplan in procedure heeft gebracht, het ontwerp bestemmingsplan Oudelandsedijk 10a, Nieuwe-Tonge. Reclamante stelt zich op het standpunt dat het bedrijfsperceel daardoor onderwerp is van planologische heroverweging en dat het verzoek tot aanwijzing ter onteigening als voorbarig aan te merken. Reclamante merkt op dat het ontwerp bestemmingsplan niet is genoemd in het ontwerp onteigeningsbesluit als planologische grondslag. Dat maakt dat het ontwerpbesluit op dit punt niet juist en onvolledig.

Ad 1.1

Uit de Ons overgelegde stukken en het door Ons ingestelde onderzoek blijkt dat de werkzaamheden, waaronder ook de realisatie van de watergang, die op de grond van reclamante zijn voorzien, passen binnen de bestemmingen van het vigerende bestemmingsplan Nieuwe-Tonge van de gemeente Goeree-Overflakkee. De te realiseren watergang staat ook ten dienste van het bedrijventerrein en past binnen de bestemming Bedrijventerrein. Verzoeker heeft op Ons verzoek hierover navraag gedaan bij de gemeente Goeree-Overflakkee en de gemeente heeft bevestigd dat de aanleg en instandhouding van de watergang passen binnen de bepalingen van de vigerende bestemming. Daarmee is de planologisch uitvoerbaar van het werk gewaarborgd.

Voor zover reclamante betoogt dat de onteigening voorbarig is, omdat de gemeente Goeree-Overflakkee een nieuw bestemmingsplan in procedure heeft gebracht, overwegen Wij dat voor het starten van de administratieve onteigeningsprocedure op grond van artikel 72a van de onteigeningswet niet de eis geldt dat het bestemmingsplan onherroepelijk moet zijn. Voor de start van de procedure geldt in het algemeen, dat een aanvang moet zijn genomen met de planologische inpassing van het werk waarvoor onteigening wordt verzocht. Bij het onderhavige verzoek geldt dan de eis dat ten minste sprake moet zijn van een in ontwerp ter inzage gelegd projectplan. Ook moeten belanghebbenden de mogelijkheid hebben gehad tot het naar voren brengen van zienswijzen in een planologische procedure voorafgaand aan of ten minste gelijktijdig met de mogelijkheid tot het naar voren brengen van zienswijzen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure. Daaraan is in dit geval voldaan. Verwezen kan worden naar wat hierover onder Planologische grondslag wordt overwogen.

Het bestemmingsplan Oudelandsedijk 10a, Nieuwe Tonge is nog in procedure. Het ontwerp van dit plan heeft vanaf 9 maart 2022 gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage gelegen. Hiermee kon op het moment van het indienen van het verzoek om onteigening geen rekening worden gehouden. Het plan is op dit moment nog niet geldend, zodat dit voor de uitvoerbaarheid van het werk op dit moment nog niet leidend is. Uitgegaan moet worden van het geldende bestemmingsplan Nieuwe-Tonge. Wij kunnen reclamante dan ook niet volgen in haar betoog dat het ontwerpbesluit niet juist en onvolledig is.

Uit het door Ons ingestelde onderzoek is Ons voorts gebleken dat de werkzaamheden waarvoor wordt onteigend ook onder het bestemmingsplan Oudelandsedijk 10a, Nieuwe Tonge planologisch uitvoerbaar zijn en dat dit plan de uitvoering van het werk dus niet in de weg staat.

1.2

Reclamante betoogt dat de noodzaak voor onteigening ontbreekt, omdat het werk waarvoor onteigend wordt compacter kan worden uitgevoerd. Reclamante wijst er op dat uit de situatietekening volgt dat de ter onteigening aan te wijzen percelen met name nodig zijn om bijkomende voorzieningen zoals groen en water te realiseren. Volgens reclamante kan het grondbeslag van deze bijkomende voorzieningen worden beperkt met behoud van de functie zoals is bedoeld in de wijze van uitvoering die volgt uit de zakelijke beschrijving.

Ad 1.2

Voor zover reclamante betoogt dat de noodzaak voor onteigening ontbreekt, omdat haar grond met name nodig is voor bijkomende voorzieningen, overwegen Wij dat ingevolge artikel 72a, eerste lid van de onteigeningswet, onteigening kan plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen en bermen. Daaronder wordt op grond van artikel 72a, tweede lid sub c van de onteigeningswet, mede begrepen onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Uit de zakelijke beschrijving die samen met de onteigeningsstukken ter inzage heeft gelegen, blijkt dat de aanleg van het werk dat op de gronden van reclamante is voorzien onderdeel uitmaakt van het plan van het werk en onder andere nodig is om het onderliggend wegennet aan te leggen, te voldoen aan de Keur van het waterschap en het werk landschappelijk in te passen. De aanleg van het door reclamante bedoelde groen en water staat dus niet op zich, maar vormt een noodzakelijk onderdeel van de aanleg van het onderhavige plan van het werk. Hieruit volgt dat dit werk kan worden aangemerkt als werk dat valt onder artikel 72a, eerste lid en tweede lid, sub c, van titel IIa van de onteigeningswet. Overigens is Ons uit de overgelegde stukken gebleken dat reclamante dit pas voor het eerst in de zienswijze aan de orde heeft gesteld en ook niet in de zienswijze aangeeft op welke wijze het werk compacter zou kunnen worden uitgevoerd.

Voor zover de zienswijze overigens ziet op de noodzaak van het op haar grond te realiseren werk, overwegen Wij dat dit planologisch van aard is. De planologische aspecten van het te maken werk kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Overigens kan pas met de feitelijke uitvoering van het werk begonnen worden nadat de planologische procedures zijn doorlopen en de benodigde vergunningen en ontheffingen zijn verleend.

1.3

Reclamante betoogt dat het verzoek om onteigening prematuur is, omdat verzoeker voorafgaand aan dit verzoek niet voldoende overleg met haar heeft gevoerd. Reclamante wijst er op dat er slechts twee schriftelijke biedingen zijn uitgebracht, waarvan er één buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat deze een onjuiste oppervlakte bevatte. Ook wijst reclamante er op dat het logboek een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Uit het logboek blijkt dat reclamante bij brief van 17 januari 2022 een harde afwijzing van het aanbod zou hebben gegeven, maar reclamante probeerde in deze brief uit te leggen dat verzoeker onjuiste uitgangspunten hanteert in de schadeloosstelling. Tot slot maakt reclamante kenbaar dat het haar bevreemdt dat de oppervlakte in het laatste aanbod ten opzichte van het aanbod van 9 maart 2021 naar boven is bijgesteld, maar dat de schadeposten naar beneden zijn bijgesteld. Reclamante stelt zich op het standpunt dat zij niet kan instemmen met een aanbod als dat niet op de juiste uitgangspunten is gebaseerd.

Ad 1.3

Dit onderdeel van de zienswijze ziet op het gevoerde minnelijk overleg en de hoogte en samenstelling van de schadeloosstelling.

Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid. Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op de voet van de titels II en IIa van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoek om onteigening met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoek aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoek al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.

Ten aanzien van de wijzigingen van de oppervlakten waarop verzoeker aanbiedingen heeft uitgebracht, overwegen Wij in algemene zin dat gedurende het minnelijk overleg door voortschrijdend inzicht wijzigingen kunnen optreden in het benodigde grondbeslag en de planologische inpassing. Doen deze wijzigingen zich voor dan brengt dat niet automatisch met zich dat het minnelijk overleg als onvoldoende serieus of niet redelijk moet worden aangemerkt. Wel dient verzoeker, voor het geval zich bijvoorbeeld wijzigingen in het grondbeslag en de grondverwerving voordoen, de rechthebbenden eerst een aanbieding te doen gericht op de aankoop van het (na de wijziging) benodigde grondbeslag en dient hij redelijke pogingen te ondernemen om hetgeen nodig is minnelijk in eigendom te verwerven.

Voor zover de zienswijze ziet op de hoogte en samenstelling van de schadeloosstelling, merken Wij hierover op dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende partij rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van zijn onroerende zaak. Artikel 41 van de onteigeningswet ziet daarnaast op de te vergoeden waardevermindering van het overblijvende. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure wordt evenmin getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Wel kan de geboden schadeloosstelling als onderdeel van de toetsing van de kwaliteit van het gevoerde minnelijk overleg bezien worden.

Uit de Ons overgelegde stukken blijkt dat het overleg met reclamante in mei 2019 is gestart. In meerdere gesprekken en e-mailwisselingen komen er verschillende onderwerpen aan de orde. Partijen wisselen van gedachten over de omvang en samenstelling van de schadeloosstelling en ook de mogelijkheid om het verlies van grond te compenseren met ruilgrond wordt op verzoek van reclamante besproken. Op 9 maart 2021 brengt verzoeker een schriftelijk aanbod uit. In de daarop volgende periode bespreken partijen het verschil van inzicht ten aanzien van de te hanteren uitgangspunten voor de schadeloosstelling. Ook wordt er verder gesproken over compensatie in de vorm van grond en dit leidt tot een concreet voorstel hierover door verzoeker. Reclamante maakt echter op 6 oktober 2021 kenbaar niet op dit voorstel in te gaan. Ten aanzien van de oppervlakte die verzoeker nodig heeft om het werk te kunnen realiseren blijkt dat verzoeker deze oppervlakte tweemaal bij moet stellen om aan de Keur van het waterschap te voldoen. Verzoeker informeert reclamante hierover op 3 september 2021 en op 3 december 2021. Bij brief van 9 december 2021 brengt verzoeker een aanbod uit op onteigeningsbasis dat is gebaseerd op de in de onteigening betrokken oppervlakte. Bij brief van 17 januari 2021 maakt reclamante kenbaar dat zij niet akkoord gaat met het aanbod. Hetgeen dat partijen verdeeld houdt, is gelegen in een verschil van inzicht ten aanzien van de hoogte van de schadeloosstelling en de uitgangspunten die volgens hen gehanteerd moeten worden bij het berekenen daarvan.

Wij kunnen reclamante niet volgen in haar betoog dat er door verzoeker niet voldoende minnelijk overleg is gevoerd en dat het verzoek om onteigening daarom prematuur is. Gelet op het bovenstaande zijn Wij van oordeel dat verzoeker zich voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure voldoende heeft ingespannen om met reclamante tot overeenstemming te komen. Verzoeker heeft weliswaar de ter onteigening aan te wijzen oppervlakte bijgesteld, maar verzoeker heeft reclamante hiervan op de hoogte gesteld en voor de gewijzigde oppervlakte steeds een aanbod uitgebracht. Partijen hebben hierover ten tijde van de start van de procedure geen overeenstemming bereikt. In dat licht mocht worden overgegaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure. In dit kader overwegen Wij verder dat hierbij in aanmerking moet worden genomen dat verzoeker gebonden is aan zijn eigen, op de urgentie van het werk toegespitste planning.

Het overleg is na de start van de onteigeningsprocedure voortgezet. Dit heeft geleid dat een grote mate van overeenstemming over de hoogte van de schadeloosstelling. Partijen zijn nog met elkaar in overleg over de voorwaarden van de overeenkomst. Wij merken op dat dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kan leiden.

Voor zover dit onderdeel van de zienswijze ziet op het betoog dat het logboek van verzoeker een onjuiste voorstelling van zaken geeft van de inhoud van de brief van 17 januari 2022 van reclamante, overwegen Wij als volgt. Zoals Wij eerder in Onze besluiten van 29 januari 2015, nr. 2015000164 (Staatscourant 20 maart 2015, nr. 3997 – onteigening in de gemeente Assen), 3 juli 2019, nr. 2019001316 (Staatscourant 24 juli 2019, nr. 40766 – onteigening in de gemeenten Overbetuwe, Lingewaard, Duiven, Zevenaar en Montferland), 14 september 2020, nr. 2020001868 (Staatscourant 8 oktober 2020, nr. 51484 – onteigening in de gemeente Maasdriel) en 21 mei 2021, nr. 2021000955 (Staatscourant 13 juli 2021, nr. 34564 – reconstructie weg Deurne) hebben overwogen, geeft het logboek dat door verzoeker is opgesteld met de daarbij behorende bewijsstukken een samenvatting van het onderhandelingsproces. Het logboek en de onderliggende stukken worden door Ons bij de ambtshalve beoordeling van de noodzaak van het onteigeningsverzoek betrokken. De brief van 17 januari 2022 maakte hiervan deel uit en is betrokken in het door Ons ingestelde onderzoek. Het feit dat reclamante van mening is dat verzoeker de gevoerde onderhandelingen onjuist in het logboek heeft weergegeven, maakt niet dat reclamante daardoor in haar belangen is geschaad.

Gelet op het bovenstaande geeft de zienswijze van reclamante 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het overgelegde plan van het werk niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer noodzakelijk worden geacht dat de provincie Zuid-Holland de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van de provincie Zuid-Holland tot het nemen van een besluit krachtens artikel 72a van de onteigeningswet gedeeltelijk toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 9 juni 2022, nr. RWS-2022/16151, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het verzoek van gedeputeerde staten van Zuid-Holland bij brief van 27 januari 2022, kenmerk PZH-2021-782881204/DOS-2021-0000269;

gelezen het e-mailbericht van verzoeker van 1 augustus 2022;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 13 juli 2022, no. W17.22.0094/IV;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat 17 augustus 2022, nr. RWS-2022/21574, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de verbetering van de provinciale weg N215/Staverseweg en Langeweg, vanaf circa 300 meter ten westen van de rotonde N215/Staverseweg-Langeweg-Zuidelijke Randweg (N215 km. 19,90) tot circa 550 meter ten oosten van de kruising van de N215/Staverseweg met de Oudelandsedijk (N215 km. 24,78), alsmede voor de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg van de Oudelandsedijk naar de Hertog Jan van Beierenlaan in Nieuwe Tonge, met bijkomende werken, in de gemeente Goeree-Overflakkee, ten name van de provincie Zuid-Holland ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken in de gemeente Goeree-Overflakkee aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeente Goeree-Overflakkee en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage hebben gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Den Haag, 23 augustus 2022

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: VERBETERING N215B+C

VERZOEKENDE INSTANTIE: PROVINCIE ZUID-HOLLAND

 

Kadastraal bekend als gemeente Middelharnis

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte (m2)

Kadastrale grootte (m2)

Sectie

en nr.

Ten name van

10

90

17.630

E 236

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Stedin Netten B.V., Rotterdam.

         

11

120

7.965

E 316

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

         

14

725

24.865

E 320

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Stedin Netten B.V., Rotterdam.

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Ziggo Services B.V., Utrecht.

         

16

140

12.445

E 365

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

         
 

Kadastraal bekend als gemeente Nieuwe Tonge

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte (m2)

Kadastrale grootte (m2)

Sectie

en nr.

Ten name van

21

Geheel

126

A 1677

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

         

23

50

130

A 1678

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

         

24

30

7.385

A 2498

Cooperatieve Landbouwvereniging U.A., Nieuwe-Tonge.

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: gemeente Goeree-Overflakkee, Middelharnis; Stedin Netten B.V., Rotterdam.

         

25

225

237

A 3517

Estate Invest Middelharnis II B.V., Middelharnis.

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: gemeente Goeree-Overflakkee, Middelharnis.

         

26

1.595

2.165

A 3591

Estate Invest Middelharnis II B.V., Middelharnis.

         

31.1

220

900

E 228

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

31.2

105

     
         

33

1.860

4.520

E 280

Van Schelven Onroerend Goed B.V., Nieuwe-Tonge.

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht:

Stedin Netten B.V., Rotterdam.

         

34

100

910

E 230

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

         

48

940

18.335

E 262

De Diaconie Armen Van De Nederlandsche Hervormde gemeente Te Nieuwe-Tonge,

Nieuwe-Tonge.

         

49

310

1.660

E 229

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

         

51

40

305

E 205

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

 

Kadastraal bekend als gemeente Oostflakkee

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte (m2)

Kadastrale grootte (m2)

Sectie

en nr.

Ten name van

35.1

230

1.650

K 127

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

35.2

110

     
         

37.1

1.530

12.700

K 122

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht:

Stedin Netten B.V., Rotterdam.

37.2

185

   
         

38

505

1.845

K 129

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht:

Stedin Netten B.V., Rotterdam.

         

39

12.815

246.750

K 749

Jacob Dogterom, Oude-Tonge.

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: gemeente Goeree-Overflakkee, Middelharnis.

         

40

90

875

H 105

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

         

41

Geheel

8

H 149

Stedin Netten B.V., Rotterdam.

         

42.1

355

680

H 150

Van Schelven Onroerend Goed B.V., Nieuwe-Tonge.

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht:

Stedin Netten B.V., Rotterdam (2x).

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Evides N.V., Rotterdam.

42.2

40

   
         

44

285

12.970

H 159

Lijdia Johanna Roodzant, Sommelsdijk.

         

53

595

10.760

H 102

Waterschap Hollandse Delta, Ridderkerk.

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: WINDPARK KRAMMER B.V., Bruinisse, zetel: Vlissingen.

Naar boven