Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 juni 2022, nr. MBO/33128048, houdende wijziging van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022 in verband met een verhoging van het investeringsbudget voor 2022 en een wijziging van de verdelingswijze, alsmede wijziging van de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s in verband met een verhoging van het bekostigingsplafond voor 2022

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.2.3, eerste, derde en vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING KWALITEITSAFSPRAKEN MBO 2019-2022

De Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘€ 252.785.000,–’ vervangen door ‘€ 341.147.000,–’.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘€ 210.655.000,–’ vervangen door ‘€ 217.623.000,–’.

B

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. In afwijking van het eerste lid wordt het investeringsbudget voor kalenderjaar 2022 als volgt verdeeld over de instellingen waarvan de minister op grond van artikel 8 heeft geoordeeld dat de kwaliteitsagenda kwalitatief voldoende is, waarbij:

    • a. de helft over deze instellingen wordt verdeeld naar rato van het totaal van de voor kalenderjaar 2022 op grond van artikel 2.2.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WEB berekende rijksbijdragedelen voor die instelling;

    • b. de andere helft over deze instellingen wordt verdeeld naar rato van het aantal studenten dat op 1 oktober van kalenderjaar 2020 bij die instelling is ingeschreven voor een basisberoepsopleiding en dat voor bekostiging in aanmerking komt.

ARTIKEL II. WIJZIGING REGELING VERSTERKING VAN SALARISMIX LERAREN MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS IN DE RANDSTADREGIO’S

De Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4. Bedragen

  • 1. Voor de instellingen die voldoen aan de vereisten, bedoeld in artikel 3, is voor de kalenderjaren 2022 en 2023 per kalenderjaar een totaalbedrag van € 52.185.710,– voor aanvullende bekostiging beschikbaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is voor het vbo-groen in het kalenderjaar 2022 een bedrag van € 2.220.290,– voor aanvullende bekostiging beschikbaar.

B

Artikel 4, tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid, vervallen.

C

De artikelen 4g en 4h vervallen.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2023.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, onder 1, en B, werken terug tot en met 1 november 2021 en artikel II, onderdelen A en C, werken terug tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling worden de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022 en de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s gewijzigd.

De aanvullende bekostiging die instellingen op basis van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022 ontvangen, wordt voor 2022 verhoogd met € 8.362.000,– in verband met de toegekende loon- en prijsontwikkeling tranche 2022 in de voorjaarsnota 2022.1 Dit wordt toegevoegd aan het investeringsbudget van de regeling. Daarnaast heeft het kabinet aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor de bekostiging van mbo-opleidingen op niveau 2 (hierna: niveau 2-opleidingen). Het gaat in 2022 om € 80 miljoen uit de enveloppen kansengelijkheid (€ 20 miljoen) en vervolgopleidingen (€ 60 miljoen). Om ervoor te zorgen dat de instellingen reeds in 2022 kunnen beschikken over de aanvullende middelen voor niveau 2, wordt deze € 80 miljoen eveneens toegevoegd aan het investeringsbudget van de regeling.

Verder kent de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022 naast het investeringsbudget een resultaatafhankelijk budget. Ook het resultaatafhankelijk budget voor 2022 wordt verhoogd met € 6.968.000,– in verband met de toegekende loon- en prijsontwikkeling tranche 2022.

Tot slot wordt de aanvullende bekostiging die instellingen op basis van de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s ontvangen voor 2022 verhoogd met € 1.670.910,– voor mbo en met € 71.090,– voor het vbo-groen aan agrarische opleidingscentra (hierna: aoc’s). Ook dit vloeit voort uit de toegekende loon- en prijsontwikkeling tranche 2022. Tot slot wordt het bekostigingsplafond van deze regeling voor 2023 vastgesteld op een totaalbedrag van € 52.185.710,–.

2. Aanleiding en inhoud wijzigingsregeling

2.1 Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022

Op basis van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022 wordt voor de kalenderjaren 2019 tot en met 2022 aanvullende bekostiging aan instellingen verstrekt om de kwaliteit van het mbo-onderwijs te verhogen. Hiervoor hebben de instellingen in 2018 een aanvraag gedaan, vergezeld van een kwaliteitsagenda. Elke instelling waarvan de kwaliteitsagenda door de minister is goedgekeurd, ontvangt jaarlijks een investeringsbudget. Daarnaast ontvangt elke instelling met een voldoende oordeel voor de tussentijdse beoordeling en de eindbeoordeling tweemaal een resultaatafhankelijk budget.

Met deze wijzigingsregeling wordt zowel het investeringsbudget als het resultaatafhankelijk budget voor 2022 verhoogd.

2.1.1 Investeringsbudget

Het investeringsbudget voor 2022 wordt verhoogd met € 88.362.000,–. Daarmee wordt dit budget in totaal € 341.147.000,–. Dit heeft de volgende redenen.

Uit onderzoek blijkt dat niveau 2-studenten meer begeleiding nodig hebben dan niveau 3- en niveau 4-studenten. Verder blijkt dat de huidige mbo-bekostiging niet voldoende is om deze extra begeleiding aan niveau 2-studenten te bieden.2 Instellingen wenden daarom al jaren bekostiging die is bedoeld voor niveau 3- en niveau 4- aan voor niveau 2-opleidingen. Het kabinet stelt vanaf 2022 structureel aanvullende middelen beschikbaar om het gat in de bekostiging te dichten. Voor 2022 is dit € 80 miljoen.

Om in de wijze waarop de lumpsum wordt verdeeld rekening te kunnen houden met het aantal niveau 2-studenten per instelling, is een wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB nodig. Deze wijziging is echter niet op tijd gereed om de aanvullende middelen voor niveau 2 al in 2022 aan de lumpsum voor de instellingen toe te kunnen voegen. Om ervoor te zorgen dat de instellingen reeds in 2022 kunnen beschikken over de aanvullende middelen voor niveau 2, wordt gekozen voor aanvullende bekostiging door deze € 80 miljoen toe te voegen aan het investeringsbudget. De extra begeleiding van niveau 2-studenten past ook goed binnen de speerpunten van de regeling.

Hoewel de huidige regeling reeds een verdeelwijze van het investeringsbudget bevat die rekening houdt met het aantal niveau 2-studenten, kan de € 80 miljoen voor niveau 2 niet aan het investeringsbudget worden toegevoegd zonder deze verdeelwijze aan te passen. De verdeelwijze stoelt namelijk niet alleen op het aantal niveau 2-studenten per instelling, maar ook op de lumpsum per instelling: het investeringsbudget wordt voor een derde deel naar rato van het aantal niveau 2-studenten en voor twee derde deel naar rato van de lumpsum per instelling verdeeld. De € 80 miljoen dient echter alleen te worden verdeeld aan de hand van het aantal niveau 2-studenten. Derhalve is gekozen voor een andere, nog steeds heldere en uitvoerbare verdeelsleutel: met deze wijzigingsregeling wordt het investeringsbudget voor 2022 voor de helft naar rato van het aantal niveau 2-studenten en voor de helft naar rato van de lumpsum per instelling verdeeld.

Aangezien ook nog € 8.362.000,– aan het investeringsbudget voor 2022 wordt toegevoegd in verband met de loon- en prijsontwikkeling tranche 2022, gaan alsnog alle instellingen – dus ook de instellingen zonder of met weinig niveau 2-studenten – er met deze nieuwe verdeelsleutel op vooruit:

Oorspronkelijk investeringsbudget 2022

Naar rato totale bekostiging

€ 168.523.334

Naar rato aantal niveau 2-studenten

€ 84.261.666

Totaal

€ 252.785.000

Aangepast investeringsbudget 2022

Naar rato totale bekostiging

€ 170.573.500

Naar rato aantal niveau 2-studenten

€ 170.573.500

Totaal

€ 341.147.000

De aanvullende middelen die de instellingen krijgen met de ophoging van het investeringsbudget voor 2022, kunnen voor (het resterende deel van) de uitvoering van de kwaliteitsagenda worden gebruikt. De kwaliteitsagenda’s hoeven hiertoe niet te worden aangepast. De middelen mogen op grond van artikel 14 van de regeling ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

2.1.2 Resultaatafhankelijk budget

Het resultaatafhankelijke budget voor 2022 wordt verhoogd met € 6.968.000,– in verband met de loon- en prijsontwikkeling tranche 2022. Daarmee wordt dit budget in totaal € 217.623.000,–. De instelling ontvangt het resultaatafhankelijke budget voor 2022 als de eindbeoordeling over de resultaten van de uitvoering van de kwaliteitsagenda voldoende is. De minister besluit hier uiterlijk in november 2023 over.

2.2 Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s

Op basis van de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s wordt jaarlijks aanvullende bekostiging aan instellingen3 verstrekt om een deel van het personeel in de Randstad hoger in te kunnen schalen en werkdrukverlichting te bieden door meer personeel aan te nemen.

De bedragen die instellingen ontvangen voor 2022 worden verhoogd in verband met de toegekende loon- en prijsontwikkeling tranche 2022. Het bedrag voor mbo voor 2022 wordt verhoogd met € 1.670.910,–. Daarmee wordt dit bedrag in totaal € 52.185.710,–. Het bedrag voor vbo-groen aan aoc’s voor 2022 wordt verhoogd met € 71.090,–. Daarmee wordt dit bedrag in totaal € 2.220.290,–.

Verder wordt het bekostigingsplafond voor 2023 ook vastgesteld op een totaalbedrag van € 52.185.710,– voor mbo. Voor vbo-groen aan aoc’s wordt ditmaal geen bekostigingsplafond vastgesteld. Ingevolge de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs4 worden de aoc’s per 1 augustus 2022 namelijk omgezet in een mbo-instelling en een vbo-school. De vbo-school ontvangt vanaf kalenderjaar 2023 aanvullende bekostiging op grond van de Regeling versterking functiemix vo-leraren in de Randstadregio’s. De regeling is reeds eerder aangepast aan de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs.5

3. Gevolgen voor de regeldruk

Aangezien er geen nieuwe (informatie)verplichtingen worden gecreëerd met deze wijzigingsregeling, is naar verwachting geen sprake van regeldrukgevolgen.

4. Vaste verandermomenten

4.1 Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022

De wijziging van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022 dient zo snel mogelijk in werking te treden, waarvan artikel I, onderdelen A, onder 1, en B, met terugwerkende kracht tot en met 1 november 2021. Het vaststellingsbesluit op basis waarvan het investeringsbudget voor 2022 is verstrekt, is namelijk reeds in november 2021 genomen (zie artikel 8, negende lid, onder b) en terugwerkende kracht maakt duidelijk dat het bedrag en de verdeelsleutel voor 2022 zijn geactualiseerd. Na inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling kan DUO zo snel mogelijk een gewijzigd vaststellingsbesluit nemen. Aangezien de instellingen daarmee meer middelen krijgen en de regeling dus louter begunstigend is, is afwijking van de vaste verandermomenten en minimale invoeringstermijn niet bezwaarlijk voor de instellingen.

4.2 Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s

De wijziging van de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s dient eveneens zo snel mogelijk in werking te treden, waarvan artikel II, onderdelen A en C, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022. De beschikkingen tot het verstrekken van de aanvullende bekostiging voor 2022 zijn namelijk reeds in januari 2022 bekendgemaakt (zie artikel 6) en terugwerkende kracht maakt duidelijk dat de bedragen voor 2022 zijn geactualiseerd. Verder wordt het bekostigingsplafond voor 2023 vastgesteld. Afwijking van de vaste verandermomenten en minimale invoeringstermijn is ook hier niet bezwaarlijk voor de instellingen, omdat de instellingen op die manier zo snel mogelijk duidelijkheid hebben over wat zij voor 2022 en 2023 kunnen verwachten. Ook hier geldt bovendien dat de wijzigingen louter begunstigend voor de instellingen zijn.

Alleen artikel II, onderdeel B, treedt pas op 1 januari 2023 in werking. Zie voor een verdere toelichting op de inwerkingtreding van artikel II de artikelsgewijze toelichting.

5. Caribisch Nederland

Deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland, aangezien de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022 daarvoor niet geldt. Voor Scholengemeenschap Bonaire, de enige instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, worden de aanvullende middelen voor niveau 2 toegevoegd aan de lumpsum. Ook de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s geldt niet in Caribisch Nederland.

6. Uitvoering en handhaving

Deze wijzigingsregeling is voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets voorgelegd aan Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en aan de Inspectie van het Onderwijs. DUO en de Inspectie van het Onderwijs achten de wijzigingsregeling uitvoerbaar.

Artikelsgewijs

Artikel I (Wijziging Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2019-2022)

Investeringsbudget

In artikel 4, eerste lid, onder d, is het bekostigingsplafond voor het investeringsbudget voor 2022 aangepast van € 252.785.000,– naar € 341.147.000,–. De verhoging van € 88.362.000,– bestaat uit € 8.362.000,–loon- en prijsontwikkeling tranche 2022 en € 80.000.000,– aanvullende middelen voor niveau 2-opleidingen.

Om ervoor te zorgen dat de instellingen met niveau 2-opleidingen meer aanvullende middelen ontvangen, wordt de verdeelwijze in artikel 5, eerste lid, voor 2022 aangepast: de ene helft wordt naar rato van de lumpsum en de andere helft naar rato van het aantal niveau 2-studenten per instelling verdeeld. Deze afwijking van voorgaande jaren is beschreven in het nieuwe artikel 5, zevende lid.

De instellingen hebben het vaststellingsbesluit op basis waarvan het investeringsbudget voor 2022 is verstrekt, reeds in november 2021 ontvangen op grond van art. 8, negende lid, onder b. Dit vaststellingsbesluit wordt derhalve gewijzigd in het voordeel van de instellingen. Artikel I, onderdelen A, onder 1, en B werken daarom terug tot en met 1 november 2021. Terugwerkende kracht maakt duidelijk dat het bedrag en de verdeelsleutel voor 2022 zijn geactualiseerd.

Resultaatafhankelijk budget

In artikel 4, tweede lid, onder b, is het bekostigingsplafond voor het resultaatafhankelijk budget voor 2022 aangepast van € 210.655.000,– naar € 217.623.000,–. De verhoging van € 6.968.000,– bestaat uit loon- en prijsontwikkeling tranche 2022. De betaling van het resultaatafhankelijke budget vindt op grond van artikel 12, tweede lid, plaats binnen tien weken na het vaststellingsbesluit, bedoeld in artikel 11. Artikel I, onderdeel A, onder 2, treedt een dag na publicatie in de Staatscourant in werking. Instellingen weten op die manier zo snel mogelijk waar ze aan toe zijn.

Artikel II (Wijziging Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s)

Artikel II, onderdeel A, voegt een nieuw artikel 4 in de regeling. Het eerste lid van het nieuwe artikel 4 bevat de bekostigingsplafonds voor 2022 en 2023 voor mbo. Het tweede lid van het nieuwe artikel 4 bevat het bekostigingsplafond voor 2022 voor vbo-groen aan aoc’s. Het artikel is mede bedoeld als vervanging van artikel 4h.

In de regeling werd eerder voor elk jaar een apart artikel met bekostigingsplafonds opgenomen, met artikel 4h als laatste loot aan de stam voor 2022. Omdat dit onoverzichtelijk is geworden, is er met deze wijzigingsregeling voor gekozen om de bekostigingsplafonds voor 2022 en 2023 in één nieuw artikel 4 onder te brengen. In het geval van toekomstige bijstelling van bestaande bedragen of vaststelling van nieuwe bedragen, kan voortaan de inhoud van artikel 4 worden gewijzigd. Gelet hierop komen de eerdere artikelen 4g (dat voorheen de bekostigingsplafonds voor 2021 bevatte en reeds materieel was uitgewerkt) en 4h (dat voorheen de bekostigingsplafonds voor 2022 bevatte) met artikel II, onderdeel C, te vervallen.

Ten opzichte van het eerdere artikel 4h zijn in het nieuwe artikel 4 de bekostigingsplafonds voor 2022 verhoogd. Het totaalbedrag voor mbo is verhoogd van € 50.514.800,– naar € 52.185.710,– in verband met de loon- en prijsontwikkeling tranche 2022. Het totaalbedrag voor vbo-groen aan aoc’s is verhoogd van € 2.149.200,– naar € 2.220.290,– om dezelfde reden. Daarnaast is in artikel 4 het bekostigingsplafond voor 2023 voor mbo vastgesteld op een bedrag van € 52.185.710,–.

Het nieuwe artikel 4 is bovendien nog verder verkort ten opzichte van het vervallen artikel 4h. Dat de verstrekking van de aanvullende bekostiging per kalenderjaar plaatsvindt, blijkt nu uit het eerste lid van het nieuwe artikel 4. Het is bovendien overbodig om te bepalen dat artikel 5 van overeenkomstige toepassing is. Artikel 5 schrijft voor hoe de aanvullende bekostiging per instelling moet worden berekend en verwijst naar artikel 4. Met de van overeenkomstige toepassing-verklaring moest in plaats van artikel 4 telkens het voor dat jaar van toepassing zijnde artikel worden gelezen (dus artikel 4h voor 2022, 4g voor 2021, et cetera); het eerdere artikel 4 was ook reeds vervallen. Nu er een nieuw artikel 4 is, kloppen de verwijzingen in artikel 5 weer. Per 1 augustus 2022 komen de verwijzingen naar artikel 4 in artikel 5 overigens te vervallen en wordt alleen nog gesproken van ‘de aanvullende bekostiging’.6

Artikel II, onderdeel A, ofwel het nieuwe artikel 4 werkt terug tot en met 1 januari 2022. De beschikkingen tot het verstrekken van de aanvullende bekostiging voor 2022 zijn namelijk reeds in januari 2022 bekendgemaakt (zie artikel 6) en terugwerkende kracht maakt duidelijk dat de bedragen voor 2022 zijn geactualiseerd. Ook artikel II, onderdeel C, ofwel het vervallen van de artikelen 4g en 4h werkt terug tot en met 1 januari 2022, omdat het oude artikel 4h en het nieuwe artikel 4 anders naast elkaar zouden bestaan.

Het kalenderjaar 2022 is het laatste jaar waarin het vbo-groen aan aoc’s op grond van deze regeling wordt bekostigd. Ingevolge de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs7 worden de aoc’s per 1 augustus 2022 omgezet in een afzonderlijke mbo-instelling en een afzonderlijke vbo-school. De vbo-school ontvangt vanaf kalenderjaar 2023 aanvullende bekostiging op grond van de Regeling versterking functiemix vo-leraren in de Randstadregio’s. Daarom kan artikel 4, tweede lid, met ingang van 1 januari 2023 vervallen. Artikel II, onderdeel B, voorziet hierin en treedt om die reden ook op 1 januari 2023 in werking.

Artikel III (Inwerkingtreding)

Zie paragraaf 4 van de algemene toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen I en II.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstukken 2021/22, 36 120, nr. 1.

X Noot
3

Hierbij gaat het om de instellingen die voldoen aan de eisen in artikel 3 van de regeling.

X Noot
4

Stb. 2021, 548.

X Noot
5

Zie de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 20 januari 2022, nr. MBO/30890178, houdende de wijziging van diverse ministeriële regelingen, beleidsregels en overige besluiten in verband met de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs, Stcrt. 2022, 3132.

X Noot
6

Zie de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 20 januari 2022, nr. MBO/30890178, houdende de wijziging van diverse ministeriële regelingen, beleidsregels en overige besluiten in verband met de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs, Stcrt. 2022, 3132.

X Noot
7

Stb. 2021, 548.

Naar boven