Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 april 2022, nr. WJZ/ 21274470, tot wijziging van Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met aanwijzing havens

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt 'Voor de toepassing van verordening nr. 850/98, van de controleverordening, van de verordening vangstmogelijkheden en van hoofdstuk 2 van deze regeling' vervangen door 'Voor de toepassing van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen'.

B

Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het is vissersvaartuigen die vis aan boord hebben uitsluitend toegestaan direct of indirect verbinding met de wal te maken in de havens of plaatsen waar de vis door het betrokken vissersvaartuig op grond van het eerste lid mag worden aangeland, mits de toegang tot de haven is toegestaan op grond van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen.

C

Het opschrift van artikel 140d komt als volgt te luiden:

Artikel 140d. Gemeenschappelijke handelsnormen

D

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan Deel A, punt 2, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. de kade, met kadenummers 54 tot 79.

2. Aan Deel B, punt 1, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. de kade, met kadenummers 54 tot 79.

E

Bijlage 13, punt 1 komt te luiden:

  • 1. 'Zeeuwse Visveilingen B.V.' aan de Binnenhaven 11 te Vlissingen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 april 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

TOELICHTING

Algemeen

1. Doel en aanleiding

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (uitvoeringsregeling) strekt onder meer tot uitvoering van de Europese verordeningen die in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) zijn vastgesteld. Op grond van verschillende Europese verordeningen moeten lidstaten de havens aanwijzen waar (een bepaalde hoeveelheid van) een vissoort moet worden aangeland, waar vis afkomstig uit bepaalde gebieden, moet worden aangeland of waartoe vissersvaartuigen uit derde landen toegang hebben. De ter uitvoering van deze verordeningen in Nederland aangewezen havens voor het aanlanden en lossen van vis zijn opgenomen in Bijlage 2A en Bijlage 2B bij de uitvoeringsregeling, onder vermelding van de losplaatsen. Buiten deze aangewezen havens en plaatsen mag geen vis worden aangeland, gelost of overgeladen.

Door middel van deze wijzigingsregeling worden de losplaatsen in de haven van Vlissingen uitgebreid. Deze wijziging wordt doorgevoerd omdat zich een structurele toename van het aantal aanlandingen in Vlissingen aftekent, waardoor er wachttijden ontstaan voor het lossen van vis. Dit betreft met name aanlandingen van vangsten die in het Kanaal zijn gedaan door vissersvaartuigen uit Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Voorheen werden deze vangsten in Franse havens aangeland en vervolgens werden ze over land naar Nederland vervoerd, waar de zogenoemde eerste verkoop plaatsvond. Op grond van artikel 60, tweede lid, van de controleverordening1 geldt echter de hoofdregel dat vangsten direct na aanlanding worden gewogen. In afwijking van deze hoofdregel is onder meer op grond van artikel 61, tweede lid, van de controleverordening vervoer van ongewogen vis tussen twee lidstaten wel mogelijk, maar alleen als betrokken lidstaten een gezamenlijk controleprogramma hebben dat door de Europese Commissie is goedgekeurd. Frankrijk en Nederland hebben geen gezamenlijk controleprogramma voor het vervoer van ongewogen vis en om die reden zijn zij er bij diverse gelegenheden door de Europese Commissie op aangesproken strenger toe te zien op onder meer het vervoer van ongewogen vis over landsgrenzen. Als gevolg van de aangescherpte controles in zowel Frankrijk als Nederland kiezen vissersvaartuigen uit Nederland en het Verenigd Koninkrijk ervoor hun vangsten in Nederland aan te landen.

Om de toename van aanlandingen te faciliteren en wachttijden voor het lossen te voorkomen worden met deze wijzigingsregeling ook de kadenummers 54 tot 79 in de haven van Vlissingen aangewezen als losplaats.

Voorts wordt in de uitvoeringsregeling uitvoering gegeven aan het in de GMO-verordening2 en Verordening (EG) 2406/963 neergelegde stelsel van gemeenschappelijke handelsnormen. Op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2406/96 is het bedrijfsleven verplicht visserijproducten in te delen in grootte- en versheidklassen. Voor de indeling van garnalen in grootteklassen maakt het bedrijfsleven gebruik van zogenoemde garnalenzeven. Om het bedrijfsleven bij deze taak te ondersteunen is in de uitvoeringsregeling de verplichting opgenomen om garnalen aan te bieden op de in bijlage 13 bij de uitvoeringsregeling vermelde locaties waar de garnalen met behulp van een garnalenzeef worden ingedeeld in bij verordening nr. 2406/96 voorgeschreven grootte- en versheidsklassen.

Bij het samenvoegen van de activiteiten van de visveilingen van Breskens en Vlissingen, is de garnalenzeef verplaatst van Breskens naar Vlissingen. Tegen die achtergrond wordt door middel van deze wijzigingsregeling bijlage 13 van de Uitvoeringsregeling aangepast. Hiertoe wordt de Zeeuwse visveiling in Vlissingen aangewezen als locatie met een garnalenzeef en wordt de visveiling in Breskens uit de bijlage verwijderd.

Ten slotte worden twee technische wijzigingen doorgevoerd en wordt een abusievelijk weggevallen aanduiding van een artikel geherintroduceerd.

2. Regeldruk

Deze wijziging van de uitvoeringsregeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, tweede lid

In het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 zijn de wateren aangewezen die als zeegebied of als kustwater in de zin van artikel 1, vierde lid, onderdeel b onderscheidenlijk onderdeel c, van de Visserijwet 1963, zijn aangewezen. Deze wateren zijn kort gezegd de havens van IJmuiden en Scheveningen, de Waddenzee, de Maasmond en de Zeeuwse Delta. In artikel 2, derde lid (oud), was geregeld dat een aantal specifiek genoemde Europese Verordeningen, vastgesteld in het kader van het GVB, ook gelden in bovenbedoelde als zeegebied of als kustwater aangewezen wateren. Dit leidt mogelijk tot de misvatting dat niet met name genoemde verordeningen daar niet zouden gelden. Hiermee zou eraan voorbij worden gegaan dat het GVB betrekking heeft op levende mariene aquatische soorten, ongeacht of deze soorten zich bevinden in zee of in water dat in open verbinding staat met de zee. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt nu buiten twijfel gesteld dat alle voor de Uitvoeringsregeling zeevisserij relevante Europese verordeningen ook gelden in de als zeegebied of als kustwater aangewezen wateren.

Onderdeel A, eerste lid, en onderdeel B

In artikel 2, tweede lid (oud), was een nadere begripsbepaling opgenomen waarmee de werking van het begrip ‘aanlanden’ werd uitgebreid, zodat ook het direct of indirect verbinding maken met de wal door een vissersvaartuig als aanlanden werd beschouwd. Hiermee werd beoogd effectief toezicht te kunnen uitoefenen op onder meer het voorschrift dat vissersvaartuigen uitsluitend in aangewezen havens vis mogen aanlanden. Op deze wijze kon al handhavend worden opgetreden zodra een vissersvaartuig met vis aan boord aanmeerde in een haven of een plaats waar met dit vaartuig op grond van artikel 6 van de uitvoeringsregeling niet mag worden aangeland. Deze nadere begripsbepaling was in de oorspronkelijke versie van de uitvoeringsregeling overgenomen uit de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988, de Regeling visvergunning, de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening zeevisserij en de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij.

Sinds 2009 geldt evenwel de in artikel 4, onder 22, van de controleverordening opgenomen definitie van het ‘begrip’ aanlanden: het voor de eerste keer lossen van een hoeveelheid visserijproducten, van een vissersvaartuig naar de wal. Volgens het Openbaar Ministerie is deze definitie leidend, hetgeen betekent dat er geen sprake is van ‘aanlanding’ en ‘aanlanding’ dus niet te bewijzen is als een vissersvaartuig met vis aan boord alleen verbinding met de wal heeft gelegd, maar nog geen vis heeft gelost.

Met de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt in artikel 6, vierde lid, van de uitvoeringsregeling expliciet de bepaling opgenomen dat vissersvaartuigen met vis aan boord, alleen direct of indirect verbinding met de wal mogen maken in een op grond van artikel 6, eerste lid, voor de betrokken categorie vissersvaartuigen aangewezen haven of een in bijlage 3 vermelde plaats. Op deze wijze is het mogelijk de verplichting om uitsluitend met een vissersvaartuig vis aan te landen in een aangewezen haven of plaats bij de kust, in een vroegtijdig stadium te handhaven, overeenkomstig de bedoeling van de voorheen in artikel 2 opgenomen nadere begripsbepaling. De bevoegdheid voor de minister om voorschriften te geven ter naleving van de op grond van artikel 3, eerste lid, Reglement zee- en kustvisserij 1977 vastgestelde regels, is opgenomen in artikel 3, vierde lid van datzelfde reglement.

Op grond van onder meer de IOO-verordening4 geldt een verbod voor vissersvaartuigen van derde landen om überhaupt een niet aangewezen haven binnen te varen, laat staan dat deze schepen in die havens verbinding met de wal mogen maken. In verband hiermee is in het vierde lid de voorwaarde verbonden dat de toegang tot de haven op grond van de Europese verordeningen waaraan in de uitvoeringsregeling uitvoering wordt gegeven, is toegestaan.

Onderdeel C

Bij Regeling van 23 december 2015 (Stcrt. 2015, 48917) is in de uitvoeringsregeling onder meer artikel 140d opgenomen, waarin uitvoering werd gegeven aan het in de GMO-verordening opgenomen voorschrift dat de voor menselijke consumptie bestemde producten waarvoor gemeenschappelijke handelsnormen zijn vastgesteld, slechts op de markt van de Unie mogen worden aangeboden indien zij in overeenstemming zijn met deze normen. Toen dit artikel bij Regeling van 25 oktober 2016 (Stcrt. 2016, 57063) werd gewijzigd, is abusievelijk de korte aanduiding van dit artikel weggelaten. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt deze omissie hersteld.

Onderdeel D

Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging worden in Bijlage 2 A en Bijlage 2 B de losplaatsen in de haven van Vlissingen uitgebreid. De nieuw aangewezen kade grenst aan de visafslag Vlissingen, waardoor het mogelijk is dat aangelande vis overeenkomstig de in artikel 60, tweede lid, van de controleverordening opgenomen hoofdregel bij de aanlanding wordt gewogen, voordat de visserijproducten worden opgeslagen, vervoerd of verkocht. Ook vissers die een ontheffing hebben van de verplichting om de vis bij aanlanding te wegen, omdat zij hun vangsten aan boord wegen, kunnen hier aanlanden. Zij kunnen immers overeenkomstig het ‘steekproefplan wegen aan boord’ de vereiste steekproefweging bij aanlanding laten uitvoeren op de visafslag.

De uitbreiding betreft de kadenummers 54 tot 79 in de haven van Vlissingen. Dit betekent dat ter hoogte van kadenummer 79 niet gelost mag worden, maar nog wel op de kade tussen kadenummer 78 en 79.

Onderdeel E

Met deze wijziging wordt in Bijlage 13 de Zeeuwse visveiling in Vlissingen opgenomen als locatie waar garnalen door het bedrijfsleven worden ingedeeld in de bij verordening nr. 2406/96 voorgeschreven versheidsklassen en grootteklassen en wordt de visveiling in Breskens uit de bijlage verwijderd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343)

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354)

X Noot
3

Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad van 26 november 1996, houdende vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde visserijprodukten (PbEG 1996, L 334);

X Noot
4

Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PbEU 2008, L 286)

Naar boven