Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 december 2015, nr. WJZ/15183887, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2016 en implementatie van de aanlandingsverplichting

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2009, L 354), Verordening (EU) 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2187/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 2347/2002 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en Verordeningen (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in verband met de aanlandingsverplichting, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad (PbEU, L 133), Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/1962 van de Commissie van 28 oktober 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PbEU 2015, L 287) en de Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 2015/104;

Gelet op de artikelen 17 en 19 van de Landbouwwet en de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De omschrijving van het begrip ‘Europees quotum’ komt te luiden:

totaal voor de gezamenlijke vissers van de lidstaten van de Europese Unie in het kalenderjaar waarop de verordening vangstmogelijkheden betrekking heeft te vangen hoeveelheden vis die niet in de vorm van quota over de lidstaten zijn verdeeld zoals deze per vissoort en per deelgebied, sector of deelsector voor het desbetreffende kalenderjaar, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht, onder de beschrijving ‘overig’, ‘andere’ of ‘andere lidstaten’ zijn vermeld in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of in deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014.

b. In de omschrijving van het begrip ‘Nederlands quotum’ wordt ‘bijlage 5’ vervangen door: bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden.

c. De volgende begripsomschrijving wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

ondermaatse vis:

vis die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder 17, van de basisverordening;

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na de omschrijving van het begrip ‘GMO-verordening’ wordt de volgende begripsomschrijving ingevoegd:

verordening nr. 1367/2014:

Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PbEU, L 366);

b. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ komt te luiden: Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 2015/104;

B

In artikel 8, zesde lid, wordt ‘de bijlage 4, 5 en 6’ vervangen door: bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de bijlagen 4, 5 en 6’ vervangen door: bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014.

2. Het tweede en het vierde lid vervallen.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid en het vijfde lid wordt vernummerd tot derde lid.

4. Het tweede lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘zoals dit ingevolge artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening is verminderd, niet is overschreden’ vervangen door: zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is overschreden.

b. In onderdeel c wordt ‘bijlage 4, 5 en 6’ vervangen door ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014’ en ‘artikel 41 van de verordening vangstmogelijkheden’ door ‘artikel 43 van de verordening vangstmogelijkheden’.

c. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. in voorkomend geval wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014, opgenomen voorwaarden die functioneel met de desbetreffende vangstmogelijkheid verband houdt.

5. Na het derde lid (nieuw) wordt het volgende lid toegevoegd:

  • 4. Indien de desbetreffende vissoort blijkens de op grond van artikel 15, zesde lid, van de basisverordening vastgestelde teruggooiplannen, onder de aanlandingsverplichting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die verordening valt:

    • a. is het eerste lid van het onderhavige artikel, voor zover dat lid betrekking heeft op het aan boord houden of aanlanden, niet van toepassing en

    • b. wordt voor de toepassing van het eerste lid van het onderhavige artikel, onder ‘vissen’ mede verstaan het in het desbetreffende vangstgebied varen met een vissersvaartuig dat is uitgerust met het vistuig dat in het desbetreffend teruggooiplan bij de desbetreffende doelsoort is vermeld en dat in voorkomend geval de daarbij vermelde maaswijdte heeft, tenzij dat vistuig overeenkomstig artikel 47 van de controleverordening is vastgemaakt en opgeborgen.

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 15, eerste lid, van deze verordening’ vervangen door: artikel 16, eerste lid, van deze verordening.

2. In het tweede lid, wordt ‘artikel 17 van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 18 van de verordening vangstmogelijkheden.

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘benutten’ vervangen door: reserveren.

b. Onderdeel b vervalt.

c. De onderdelen c en d worden geletterd b en c.

2. In het tweede lid wordt ‘het eerste lid, onderdeel c’ vervangen door: het eerste lid, onderdeel b.

3. Het derde lid vervalt.

F

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13 Overige verboden

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 10, eerste tot en met derde lid, 12, 13, 24, 25, 26, 29, 30, 33, eerste en derde lid, 34, 35, 36, 37, tweede lid, 38, eerste en tweede lid, 40, 41, 42 en 46 van de verordening vangstmogelijkheden.

  • 2. Het is verboden visserijactiviteit uit te oefenen in strijd met de artikelen 22, 28, eerste en tweede lid, 37, eerste en derde lid, en 39 van de verordening vangstmogelijkheden.

G

De aanhef van artikel 18, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De minister kan een deel van de in bijlage IIA van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen visserij-inspanning benutten ten behoeve van:.

H

Na artikel 27 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 27a. Toegestane bijvangst ondermaatse schol en tong

Indien schol of tong blijkens de op grond van artikel 15, zesde lid, van de basisverordening vastgestelde teruggooiplannen, onder de aanlandingsverplichting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die verordening valt, is het in afwijking van artikel 21, eerste lid, toegestaan met vissersvaartuigen in een kalenderjaar gezamenlijk ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid ondermaatse schol onderscheidenlijk tong uit het desbetreffende vangstgebied aan boord te houden of aan te landen.

I

Artikel 29, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘Tenzij de in bijlage 5 of 6 genoemde hoeveelheden op nul zijn gesteld, kan de minister’ vervangen door: De minister kan.

2. In onderdeel b wordt ‘een ruil van quota als bedoeld in artikel 16, achtste lid, van de basisverordening’ vervangen door: de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen.

J

Artikel 40, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt.

K

Artikel 43, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt; en.

L

Artikel 44, vijfde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt.

M

Artikel 45, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt.

N

Artikel 46, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt.

O

Artikel 53, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste tot en met vierde lid, 5, derde lid, 6 tot en met 10, 11, eerste lid, 11bis, 14 tot en met 16, 18, eerste, derde en vierde lid, 19 tot en met 21, 22, eerste en derde lid, 23, 25, 26, eerste lid, 27 tot en met 29bis, 29ter, eerste, tweede en vierde lid, 29quater, 29quinquies, eerste tot en met zevende, negende en twaalfde lid, 29sexies, 29septies, eerste tot en met derde en vijfde lid, 29octies, eerste tot en met vijfde lid, 29nonies, 30, 31, 32, 32bis, 34, eerste tot en met vijfde lid, 34bis tot en met 34nonies, 36, 37, 39, 40, en 42, eerste lid van verordening nr. 850/98.

P

Artikel 65, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, 5, 6, 8, eerste en tweede lid, 9, eerste lid, 10, 12, 13, eerste en derde lid, 15, lid 1ter, 15bis, 16, 17, 18, 18bis, 19, 20, 22 en 23 van verordening nr. 2187/2005.

Q

Artikel 73 komt te luiden:

Artikel 73. Beheersmaatregelen visbestanden in Middellandse Zee

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste, tweede en derde lid, 8, 9, eerste en derde tot en met zesde lid, 10, 11, 12, 13, eerste tot en met vierde lid, 15, lid 1quater en tweede lid, 16, vierde lid, 17, eerste lid, 21, en 22, eerste lid, van verordening nr. 1967/2006.

R

In artikel 79 wordt ‘de bijlagen 4 tot en met 6’ vervangen door: bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014.

S

Aan artikel 85 wordt het volgende lid toegevoegd:

  • 4. Het eerste of het tweede lid is niet van toepassing indien heek onderscheidenlijk schelvis valt onder de aanlandingsverplichting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de basisverordening.

T

Artikel 95 vervalt.

U

Artikel 105, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 15, eerste en tweede lid, van de controleverordening en met de artikelen 36, eerste lid, 37, 38, tweede lid, 39, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 40, derde lid, 41, derde en vierde lid, en 47 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

V

Na artikel 117 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 117a. Gescheiden opslag van ondermaatse vis aan boord en na aanlanding

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 49bis, eerste lid, en 49quater van de controleverordening.

W

Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 55, tweede lid, van de controleverordening’ vervangen door: artikel 55, tweede lid, van de controleverordening en artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is verboden op zee, in het zeegebied, in de kustwateren, in de visserijzone of in de onmiddellijke nabijheid van die wateren meer dan het in artikel 10 van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal zeebaars of meer dan 25 stuks dan wel meer dan 20 kilogram kabeljauw voorhanden te hebben.

X

Artikel 122, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 58, eerste tot en met vijfde lid, van de controleverordening, en artikel 67, eerste tot en met vijfde en zevende lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

Y

Artikel 133, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Als havens als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

Z

In Hoofdstuk 7a worden na artikel 140c de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 140d. Gemeenschappelijke handelsnormen

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 34 van de GMO-verordening.

Artikel 140e. Consumenteninformatie

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 35, eerste en derde lid, van de GMO-verordening.

  • 2. Artikel 35, eerste lid, van de GMO-verordening, is niet van toepassing op hoeveelheden visserij- en aquacultuurproducten die rechtstreeks vanaf een vissersvaartuig aan consumenten worden verkocht, mits deze hoeveelheden per vissersvaartuig en per eindconsument niet meer dan € 50,– per kalenderdag vertegenwoordigen.

AA

Het opschrift van bijlage 2, onderdeel B, komt te luiden:

Havens en losplaatsen als bedoeld in de artikelen 14, zesde lid, 71, tweede lid, 75, derde lid, 76, tweede lid, 77, vijfde lid, 124, vierde lid, en 133, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

BB

De bijlagen 4, 5 en 6 vervallen.

CC

De bijlagen 8, 9, 11 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen B, C respectievelijk D, onder vervanging van het opschrift van bijlage B door bijlage 8, het opschrift van bijlage C door bijlage 9 en het opschrift van bijlage D door bijlage 11.

DD

De bijlage 7 wordt vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlage A, onder vervanging van het opschrift van bijlage A door: bijlage 7.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016, met uitzondering van artikel I, onderdeel DD, dat in werking treedt met ingang van 1 februari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 december 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze: J.P. Hoogeveen Directeur-Generaal Agro

BIJLAGE A. TOTALE TOEGESTANE VISSERIJ-INSPANNING, UITGEDRUKT IN KW DAGEN PER CATEGORIE VISTUIG EN PER (GEDEELTE VAN DE) BEHEERPERIODE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 16, TWEEDE LID, ONDERDEEL A, VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

Vistuigcategorieën

Vistuig-categorie code

Visserij-inspanning in de maanden februari 2016 tot en met september 2016

Visserij-inspanning in de maanden oktober 2016 tot en met januari 2017

Bodemtrawls en zegens (vistuigtypen OTB, OTT, PTB, SDN, SSC, SPR) met een maaswijdte:

     

gelijk aan of groter dan 120 mm

TR1 A1

124.950

22.050

gelijk aan of groter dan 120 mm

TR1 B2

93.726

16.540

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm

TR1 C

779.277

137.520

gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm

TR2

1.449.331

483.110

 

Bodemtrawls en zegens (vistuigtypen OTB, OTT, PTB, SDN, SSC, SPR) met een maaswijdte:

 

Visserij-inspanning in de maanden februari 2016 tot en met januari 2017

gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm

TR3

36.617

Boomkorren (vistuigtype TBB) met een maaswijdte:

   

gelijk aan of groter dan 120 mm

BT1

999.808

gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 120 mm

BT2

22.004.242

Kieuwnetten en warrelnetten (vistuigtype GN)

GN

438.664

Voetnoten:

1 Het vistuig met de desbetreffende maaswijdte is aan boord van een vissersvaartuig dat is geregistreerd op naam van een ondernemer die deelneemt aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in titel II, hHoofdstuk II, van de verordening vangstmogelijkheden.

2 Het vistuig met de desbetreffende maaswijdte is aan boord van een vissersvaartuig dat is geregistreerd op naam van een ondernemer die niet deelneemt aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in titel II, hoofdstuk II, van de verordening vangstmogelijkheden.

BIJLAGE B. DE VISSOORTEN, BEDOELD IN ARTIKEL 21, EERSTE LID, DE VANGSTGEBIEDEN, BEDOELD IN ARTIKEL 1, EERSTE LID, EN DE PERCENTAGES, BEDOELD IN ARTIKEL 29, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ VOOR HET KALENDERJAAR 2016

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

105.3085

Grote Zilversmelt

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden V, VI en VII

100.0001

Haring

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I en II

112.0324

EU wateren van het ICES gebied IV ten noorden van 53°30'NB

111.3017

ICES gebieden IVc en VIId

118.6835

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb, VIb en VIa-Noord

0

ICES gebieden VIa-Zuid, VIIb en VIIc

0

ICES gebieden VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

80.1715

Horsmakreel

EU wateren van de ICES gebieden IIa, IVa, VI, VIIa, VIIb, VIIc, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj, VIIk, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe en de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV

125.2008

EU wateren van de ICES gebieden IVb, IVc en VIId

100.0005

Kabeljauw

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

115.3995

Makreel

ICES gebieden VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden IIa, XII en XIV

84.9941

Schol

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

97.7512

Tong

EU wateren van de ICES gebieden II en IV

107.7560

Wijting

ICES gebied IV en de EU wateren van het ICES gebied IIa

96.5174

BIJLAGE C. DE HOEVEELHEDEN, BEDOELD IN DE ARTIKELEN 25, 26, 27 EN 27A VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ VOOR HET KALENDERJAAR 2016

Artikel 25, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw:

156 kilogram per maand

Wijting:

44 kilogram per maand

Artikel 25, eerste lid, onderdeel b

Kabeljauw:

50.357 kilogram per jaar

Wijting:

7.684 kilogram per jaar

Artikel 26, eerste lid, onderdeel a

Makreel:

174 kilogram per maand

Artikel 26, eerste lid, onderdeel b

Makreel:

5.690 kilogram per jaar

Artikel 27, eerste lid

Horsmakreel:

132.320 kilogram per jaar

Artikel 27a

Ondermaatse tong:

137.000 kilogram per jaar

Artikel 27a

Ondermaatse schol:

1194.000 kilogram per jaar

BIJLAGE D. BEHOREND BIJ ARTIKEL 140C VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

Drempelprijzen als bedoeld in artikel 31 GMO verordening voor toepassing van het opslagmechanisme door in Nederland erkende producentenorganisaties gedurende het jaar 2016 voor partijen van de vermelde vissoorten die zijn gestript en de kwaliteitsaanduiding Extra, A hebben (in euro/ton).

Soort en FAO-/GN-code

Grootte

Benaming

Afmeting

Drempelprijs (EUR/t)

Schol

1

Groot

41 cm en groter

1.540

| t/m 30-04-2016

2

Schol I

35 tot 41 cm

1.100

[PLE/GN 3022200]

3

Schol II

31 tot 35 cm

1.030

 

4

Schol III

27 tot 31 cm

920

Schol

1

Groot

41 cm en groter

2.040

|| per 01-05-2016

2

Schol I

35 tot 41 cm

1.340

[PLE/GN 3022200]

3

Schol II

31 tot 35 cm

1.040

 

4

Schol III

27 tot 31 cm

850

Garnalen (vers, gekoeld), gestoomd

   

Breedte v.h. pantser

 

of in water gekookt

1

 

6,8 mm en meer

2.830

[CSH/GN 3062310]

2

 

6,5 mm en meer

2.830

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Doel en aanleiding

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna: GVB) en de in dat kader vastgestelde Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee.

Zo zijn in de verordening vangstmogelijkheden (thans Verordening nr. 104/20151) onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden en een aantal daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften voor 2015 opgenomen. In december 2015 heeft de Raad van de Europese Unie de vangstmogelijkheden en de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften voor het jaar 2016 vastgesteld. Door middel van deze wijzigingsregeling worden de hiermee samenhangende aanpassingen in de uitvoeringsregeling doorgevoerd. Daarbij is er, in tegenstelling tot de voorgaande jaren, thans voor gekozen de vangstbeperking niet langer in een bijlage bij de uitvoeringsregeling op te nemen, maar te volstaan met een verwijzing naar de vangstbeperkingen zoals deze zijn opgenomen in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden.

Voorts wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd die verband houden met de zogenoemde aanlandingsverplichting die is geïntroduceerd in de basisverordening van het GVB2. Dit betreft met name de wijzigingen die voortvloeien uit de zogenoemde Omnibusverordening3 en die ertoe strekken de met de aanlandingsverplichting strijdige voorschriften in overige Europese verordeningen op het terrein van technische maatregelen, meerjarenplannen en controlebepalingen op te heffen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele bepalingen in de uitvoeringsregeling te actualiseren.

In het vervolg van deze toelichting wordt nader ingegaan op de gewijzigde systematiek waarmee aan de verordening vangstmogelijkheden uitvoering wordt gegeven en op de Omnibusverordening en de daarmee samenhangende wijzigingen in de uitvoeringsregeling. Tot slot wordt de regeling artikelsgewijs toegelicht.

2. Verordening vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden die zijn vastgelegd in de Verordening vangstmogelijkheden, kunnen worden onderscheiden in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen zijn de maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (Total Allowable Catch of wel totale toegestane vangst), onder welke voorwaarden dat mag en hoe die hoeveelheden zijn verdeeld over de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een deel van de TAC niet aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden – veelal als bijvangst – worden opgevist door alle vissers uit de EU. Inspanningsbeperkingen zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen dat er gevist kan worden. De vangstmogelijkheden in de EU-wateren en voor EU-vaartuigen in andere wateren worden tezamen met de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld. Voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vindt deze vaststelling eens in de twee jaar plaats. De in dat verband voor het jaar 2016 geldende vangstmogelijkheden zijn opgenomen in deel 2 van de bijlage bij verordening nr. 1367/20144.

Voorheen werden met het oog op de kenbaarheid voor de betrokken vissers de aan Nederland toegekende quota, uit bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden overgeschreven en opgenomen in de toenmalige bijlage 5 van de uitvoeringsregeling. Het deel van de TAC dat niet over lidstaten was verdeeld, in de uitvoeringsregeling aangeduid met het begrip ‘Europees quotum’, pleegde eveneens te worden overgenomen uit bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden en uit deel 2 van de bijlage bij verordening nr. 1367/2014. Dit Europees quotum stond in bijlage 6 van de uitvoeringsregeling. Tot slot bevatte bijlage 5 de lijst van vissoorten waarvoor in de daarbij vermelde gebieden vangstverboden golden. Dit betrof de soorten waarvoor op grond van de verordening vangstmogelijkheden een algeheel verbod gold deze te bevissen, de soorten waarvoor wegens de slechte staat waarin het desbetreffende bestand zich bevindt een 0-TAC gold en de soorten waarvoor Nederland geen quotum had.

Thans is ervoor gekozen deze vangstbeperkingen niet langer over te nemen uit de desbetreffende verordeningen, maar om te verwijzen naar de in deze verordeningen opgenomen vangstbeperkingen. Reden hiervoor is onder meer dat de kenbaarheid van de in desbetreffende verordeningen opgenomen vangstmogelijkheden afdoende is verzekerd nu deze verordeningen eenvoudig te raadplegen zijn via de website Eurlex (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html). Bovendien worden voornoemde vangstbeperkingen ook jaarlijks in de vorm van een door RVO Nederland uitgegeven bulletin aan direct betrokkenen en overige belangstellenden verspreid. Overigens moet worden opgemerkt dat de verordening vangstbeperking wat betreft de aan individuele lidstaten toegekende quota slechts de beginsituatie per 1 januari van het desbetreffende jaar weerspiegelen. Gedurende dat jaar kunnen die quota wijzigen door de in artikel 11 van de verordening vangstmogelijkheden opgesomde transacties, zoals quotumruil met andere lidstaten en kortingen in verband met vroegere overschrijdingen. En uiteraard verminderen de resterende vangstmogelijkheden, omdat de vangsten die gedurende het jaar worden aangeland ingevolge artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening5 op de desbetreffende quota in mindering worden gebracht. Om een actueler beeld van de resterende quota te geven worden bij wijze van serviceverlening maandelijks de zogenoemde benuttingsoverzichten op het Rijksweb gepubliceerd (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2014/04/01/benuttingsoverzicht-nederlandse-vangstquota).

3. Omnibusverordening

De in de eerste paragraaf van deze toelichting aangestipte aanlandingsverplichting die overeenkomstig het in artikel 15, eerste lid, van de basisverordening, opgenomen tijdschema gefaseerd van kracht wordt, houdt in dat in de desbetreffende visserijen (uiteindelijk) alle vangsten van gereguleerde vissoorten aan boord gehouden moeten worden en moeten worden aangeland. Het voor de handhaving van deze aanlandingsverplichting noodzakelijke voorschrift is al bij ministeriële regeling van 24 december 2013, nr. WJZ/13205591, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij (Stcrt. 2013, 36841) in de uitvoeringsregeling doorgevoerd (artikel 3, eerste lid).

Voordat de aanlandingsverplichting werd geïntroduceerd, gold op grond van diverse Europese verordeningen een aantal zogenoemde technische maatregelen die er juist toe verplichtten vangsten terug te gooien indien het ondermaatse vis betrof of indien de vangstsamenstellingsbeperkingen of bijvangstbeperkingen werden overschreden. Om de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting te garanderen zijn die voorschriften in de desbetreffende verordeningen door middel van de Omnibusverordening buiten toepassing verklaard, uiteraard voor zover zij zien op die soorten die worden gevangen in de visserijen die onder de aanlandingsverplichting van artikel 15 van de basisverordening vallen.

Voorts strekt de Omnibus verordening ertoe een aantal wijzigingen in de controleverordening door te voeren. Deze wijzigingen strekken er met name toe de bewaking en de tenuitvoerlegging van de aanlandplicht te garanderen. Zo is nu voorgeschreven dat gegevens over vangsten van ondermaatse vis afzonderlijk wordt geregistreerd en dat ondermaatse vis gescheiden van maatse vis wordt opgeslagen. Ook zijn voorschriften opgenomen over het vermarkten van ondermaatse vis en voorschriften over de inzet van met controle belaste waarnemers. Over een aantal van de in de controleverordening opgenomen voorschriften zijn nadere uitvoeringsvoorschriften opgenomen in de uitvoeringsverordening van de controleverordening. In het verlengde van de wijzigingen die door de Omnibus in de controleverordening zijn doorgevoerd was het ook noodzakelijk de uitvoeringsverordening aan te passen. Afgezien van de uitvoering van bovengenoemde registratie voorschriften, zien de wijzigingen van de uitvoeringsverordening ook op de transmissie van door het satellietvolgsysteem van vaartuigen gegenereerde gegeven, de zogenoemde VMS-gegevens, de elektrische uitwisseling van gegevens tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en de Europese Commissie. Tot slot worden de bepalingen betreffende het verstrekken van consumenteninformatie uit de uitvoeringsverordening geschrapt. Reden daarvoor is dat de verstrekking van consumenteninformatie voor visserij- en aquacultuurproducten thans integraal is geregeld in artikel 34 van de GMO-verordening6.

Niet alleen bestonden er in verschillende Europese verordeningen bepalingen die strijdig waren met de aanlandingsverplichting. Ook een aantal nationale voorschriften bevatten met de aanlandingsverplichting conflicterende bepalingen. Dit was met name het geval bij het in artikel 10 van de uitvoeringsregeling opgenomen verbod om vis aan boord van een vissersvaartuig te houden en aan te landen, indien het quotum voor de desbetreffende vissoort is overschreden. Immers geldt voor vissoorten die onder de aanlandingsverplichting van artikel 15 van de basisverordening vallen juist de verplichting om ze aan te landen. Om die reden wordt door middel van deze wijzigingsregeling in artikel 10 een uitzondering opgenomen van het verbod om vis die behoort tot dergelijke soorten aan boord van een vissersvaartuig te houden en aan te landen. Uiteraard blijft het verbod te vissen op vissoorten, waarvan het quotum is uitgeput wel bestaan. Lidstaten zijn immers op grond van artikel 35 van de controleverordening gehouden de visserij te sluiten als het desbetreffende quotum is uitgeput.

Voor de reikwijdte van de aanlandingsverplichting zijn met name de op basis van artikel 15, zesde lid, van de basisverordening, vastgestelde teruggooiplannen van belang. In de gedelegeerde handelingen waarbij dergelijke plannen voor de verschillende vangstgebieden zijn vastgesteld, is vastgelegd welke soorten in welke visserijen onder de aanlandingsverplichting vallen, welke soorten op basis van overlevingskansen zijn uitgezonderd en voor welke soorten een de minimisvrijstelling geldt, hetgeen betekent dat bepaalde percentages van bepaalde vissoorten mogen worden teruggegooid. Voor het sluiten van de visserij en het daarmee verband houdende verbod om te vissen op een vissoort, indien het quotum van die vissoort volledig is uitgeput, is aangesloten bij de omschrijving van de betrokken visserij zoals deze in de teruggooiplannen is opgenomen. In de praktijk betekent dit dat de visserij met een bepaald tuig (en van eventueel een bepaalde maaswijdte) in het desbetreffende quotumgebied gesloten zal moeten worden, indien het quotum van de doelsoort die met dat vistuig gevangen pleegt te worden, volledig is uitgeput. Bij de bepaling of het quotum volledig is uitgeput, wordt rekening gehouden met voorzieningen die in diverse Europese verordeningen op het gebied van het GVB zijn opgenomen, zoals het ruilen van quota met andere lidstaten en het benutten van de zogenoemde flexibiliteitsmogelijkheden. Dit is thans expliciet tot uitdrukking gebracht in artikel 10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling.

4. Regeldruk

Deze wijziging van de regeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Vangstverboden en quota worden per jaar vastgesteld en er is dus geen sprake van nieuwe administratieve- of nalevingslast. De vereisten die voortvloeien uit deze wijziging gaan nergens de vereisten uit de Europese verordeningen te boven. Er is dus geen sprake van nationale koppen of niet-lastenluwe implementatie.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt op 1 januari 2016 in werking, met uitzondering van artikel I, onderdeel DD, dat in werking treedt op 1 februari 2016. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het systeem van Vaste Verandermomenten, dat inhoudt dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt gepubliceerd. Afwijking van de Vaste Verandermomenten is toegestaan indien het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen, verdragen of andere besluiten van volkenrechtelijke organisaties betreft. Met deze wijzigingsregeling worden verschillende verordeningen geïmplementeerd. De vaststelling van de EU-regelgeving met betrekking tot de vangstmogelijkheden voor 2016 in de Europese Raad van 14 en 15 december 2015 brengt voorts met zich dat niet voldaan kan worden aan een van de uitgangspunten van het systeem van Vaste Verandermomenten.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel strekt ertoe de omschrijving van de in de uitvoeringsregeling gebruikte begrippen te actualiseren en een tweetal begrippen toe te voegen. In verband met de aanlandplicht is het begrip ‘ondermaatse vis’ geïntroduceerd.

Artikel I, onderdelen A, B, C, E, I, J, K, L, M, N, R en BB

De in met deze onderdelen in de uitvoeringsregeling doorgevoerde wijzigingen hebben betrekking op de in paragraaf 2 toegelichte gewijzigde manier waarop de vangstmogelijkheden thans worden geïmplementeerd. Met het oog daarop wordt thans verwezen naar de bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden en deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014 in plaats van naar bijlage 4, bijlage 5 of bijlage 6.

Artikel I, onderdeel C

Behoudens de met dit onderdeel in artikel 10 van de uitvoeringsregeling doorgevoerde wijzigingen die verband houden met een andere wijze van implementeren van vangstmogelijkheden, wordt in artikel 10 ook een wijziging doorgevoerd die verband houdt met de introductie van de aanlandplicht. Voor de toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 3.

Artikel I, onderdelen D en F

Zoals is toegelicht zijn in december 2015 de vangstmogelijkheden voor 2016 vastgesteld. De verwijzingen naar de verordening inzake vangstmogelijkheden zijn geactualiseerd zodat thans wordt verwezen naar de desbetreffende bepalingen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden.

Artikel I, onderdeel H

Met ingang van 1 januari 2016 geldt de aanlandplicht voor bepaalde visserijen op tong en schol die zijn opgenomen in de bijlagen bij de op grond van artikel 15, zesde lid, van de basisverordening vastgestelde teruggooiplannen. Dit betekent dat in die visserijen ook de bijvangst van ondermaatse tong onderscheidenlijk schol behoort te worden aangeland. Met het oog daarop is een deel van het quotum voor tong of schol gereserveerd voor het aanlanden van ondermaatse tong of schol. Zolang de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid tong of schol niet is overschreden hoeft de ondermaatse bijvangst niet van het eigen contingent te worden afgeboekt. Nadien moeten vangsten van ondermaatse vis wel van het contingent worden afgeboekt. Overigens geldt op grond van artikel 15, elfde lid, van de basisverordening onverkort dat het gebruik van vangsten van ondermaatse vis is beperkt tot andere doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie.

Artikel I, onderdelen O, P, Q en U

Zoals in paragraaf 3 van het algemene deel van deze toelichting is opgemerkt zijn met de Omnibusverordening een aantal met de aanlandingsverplichting strijdige voorschriften in Europese verordeningen vervangen. De in deze onderdelen opgenomen wijzigingen passen de in de artikelen 53, 65, 73 en 105 van de Uitvoeringsregeling opgenomen verwijzingen naar die verordeningen aan.

Artikel I, onderdeel S

Met deze wijziging wordt beoogd de met de aanlandingsverplichting strijdige bepaling op te heffen in het geval dat heek of schelvis valt onder de aanlandingsverplichting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de basisverordening valt.

Artikel I, onderdeel T

Artikel 95 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij heeft betrekking op de verhoging van de tonnage in de visvergunning. In artikel 95, eerste lid, is bepaald dat de Minister op verzoek het in de visvergunning vermelde tonnage van een vissersvaartuig kan verhogen, indien wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9 van verordening nr. 1013/20107. Uit artikel 9 van verordening nr. 1013/2010 blijkt onder welke voorwaarden een verzoek tot verhoging van de tonnage op grond van artikel 11, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 2371/20028 kan worden gehonoreerd. Met de verhoging in de tonnage werd destijds beoogd om de veiligheid aan boord, de arbeidsvoorwaarden, de hygiëne en de productkwaliteit te verbeteren. In artikel 9 van verordening nr. 1013/2010 is onder andere een minimale leeftijd van het vaartuig opgenomen en uit het artikel volgt dat de verhoging van de tonnage het gevolg moest zijn van moderniseringswerkzaamheden die worden uitgevoerd om de veiligheid aan boord, de arbeidsomstandigheden, de hygiëne of de productkwaliteit te verbeteren. Verordening (EG) nr. 2371/2002 is ingetrokken en vervangen door verordening nr. 1380/20139. In verordening nr. 1380/2013 zijn geen bepalingen meer opgenomen met betrekking tot de verhoging van de tonnage. Derhalve is er geen mogelijkheid meer tot verhoging van de tonnage en kan deze bepaling vervallen.

Artikel I, onderdeel V

Door middel van dit onderdeel wordt een nieuw artikel 117a in de Uitvoeringsregeling opgenomen, op basis waarvan het verboden is om in strijd te handelen met de in de artikelen 49bis, eerste lid, en 49quater van de controleverordening opgenomen voorschriften inzake gescheiden opslag van ondermaatse vis aan boord van een vissersvaartuig en na aanlanding van de vangst.

Artikel I, onderdeel W

In artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het vissen op zeebaars in de recreatievisserij. In het vierde lid is geregeld dat van 1 januari 2016 tot 30 juni 2016 in de desbetreffende wateren alleen zogenaamde ‘catch-and-release’ visserij voor zeebaars is toegestaan. Het is in deze periode verboden om zeebaars die is gevangen in de daar genoemde gebieden aan boord te houden of aan te landen. In het vijfde lid is geregeld dat van 1 juli 2016 tot 31 december 2016 en van 1 januari tot 31 december in de daar genoemde wateren een bag limit van één zeebaars per visser per dag geldt. In artikel 120 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij zijn de verbodsbepalingen met betrekking tot de recreatievisserij opgenomen, zoals artikel 55 van de controleverordening waarin de controle op de recreatievisserij is neergelegd. Daarom is ervoor gekozen het verbod dat is opgenomen in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden ook in artikel 120 van de uitvoeringsregeling op te nemen en niet in het algemene artikel 13 van de uitvoeringsregeling.

In artikel 120, tweede lid, van de uitvoeringsregeling wordt gesproken van ‘het in artikel 10 van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal zeebaars’. In artikel 10, vierde lid, is een verbod om zeebaars aan boord te houden of aan te landen opgenomen. Daarom is in het tweede lid gebruik gemaakt van de term ‘bedoeld’ in plaats van de term ‘genoemd’. Daarmee wordt namelijk ook verwezen naar het verbod in het vierde lid, in dat geval bedraagt het aantal zeebaars dat men voorhanden mag hebben nul.

Artikel I, onderdelen X en Z

Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging – die mede is gebaseerd op artikel 19 van de Landbouwwet – worden in de uitvoeringsregeling twee bepalingen opgenomen die voor de handhaving van een tweetal voorschriften in de GMO-verordening noodzakelijk zijn. Dit betreft allereerst het voorschrift dat de voor menselijke consumptie bestemde producten waarvoor gemeenschappelijke handelsnormen zijn vastgesteld, slechts op de markt van de Unie mogen worden aangeboden indien zij in overeenstemming zijn met deze normen. Overigens mogen visserijproducten die niet met de gemeenschappelijke handelsnormen in overeenstemming zijn op grond van artikel 34, tweede lid, van de GMO-verordening wel worden gebruikt voor andere doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie, zoals voor vismeel, visolie, diervoeder, levensmiddelenadditieven, geneesmiddelen of cosmetica. Het andere voorschrift, dat is opgenomen in artikel 35 van de GMO-verordening en nader uitgewerkt in de artikelen 37 en 38 van die verordening, schrijft voor welke informatie over de visserij- en aquacultuurproducten aan consumenten moet worden verstrekt. Artikel 35, vierde lid, van de GMO-verordening voorziet in de mogelijkheid dat lidstaten bepaalde verkopen rechtstreeks vanaf een vissersvaartuig aan consumenten vrijstellen van de verplichting tot informatieverstrekking. In het tweede lid van artikel 140e wordt daaraan invulling gegeven. De voorschriften over consumenteninformatie waren voorheen overgenomen in artikel 68 van uitvoeringsverordening controleverordening. Zoals toegelicht in paragraaf 2 is deze bepaling komen te vervallen. Dientengevolge wordt artikel 122, eerste lid, van de uitvoeringsregeling daarop aangepast.

Artikel I, onderdelen Y en AA

Op grond van de IOO-verordening10 moeten lidstaten een doeltreffende regeling inzake inspectie in de haven voor vissersvaartuigen van derde landen in hun havens naleven. Om die reden mogen vissersvaartuigen van derde landen uitsluitend in aangewezen havens toegang tot havendiensten krijgen en mogen alleen in dergelijke havens activiteiten op het gebied van aanlanding of overlading verrichten. In artikel 133 van de Uitvoeringsregeling waren abusievelijk alle reguliere havens voor deze derde landen vaartuigen aangewezen. Om echter adequaat toezicht te kunnen uitoefenen is het noodzakelijk dat – gelijk het geval is bij aanlandingen van specifieke vissoorten die onder meerjarenplannen vallen – het aantal havens wordt beperkt. Om die reden worden thans de havens aangewezen die zijn opgenomen in bijlage 2 B.

Artikel I, onderdeel CC

In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 wordt nationaal uitvoering gegeven aan de verordening vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten. Bijlage 11 bevat de op grond van artikel 31, vierde lid, van de GMO-verordening vast te stellen drempelprijzen.

Artikel I, onderdeel DD

In bijlage 7 van de uitvoeringsregeling is de maximale visserij-inspanning voor de verschillende vistuigcategorieën opgenomen in het kader van verordening nr. 1342/2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden. Dit zogenoemde plafond voor het te benutten aantal zeedagen geldt voor de beheersperiode die loopt van 1 februari 2016 tot 1 februari 2017 en is gebaseerd op de recent vastgestelde verordening vangstmogelijkheden.

's-Gravenhage, 23 december 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze: J.P. Hoogeveen Directeur-Generaal Agro


X Noot
1

Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PbEU 2015, L 22)

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2002, L 354)

X Noot
3

Verordening (EU) 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2187/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 2347/2002 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en Verordeningen (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in verband met de aanlandingsverplichting, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad (PbEU 1998, L 133)

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PbEU 2014, L 366)

X Noot
5

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343)

X Noot
6

Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354)

X Noot
7

Verordening (EU) nr. 1013/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het vlootbeleid van de Unie als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (PbEU 2010, L 293)

X Noot
8

Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijke visserijbeleid (PbEG 2002, L 358)

X Noot
9

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2002, L 354)

X Noot
10

Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PbEU 2008, L 286)

Naar boven