De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op artikel 10 van het
Toetsbesluit PO;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling andere eindtoetsen PO wordt
als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komt onderdeel g te luiden:
- g. DUS-I:
-
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen.
B
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3. Genormeerde subsidiebedragen
-
1. Het vaste bedrag bedraagt € 500.000 per jaar. Indien door
de subsidieontvanger in een bepaald jaar zowel een papieren als digitale versie
van een eindtoets wordt aangeboden wordt het vaste bedrag in dat jaar van
€ 500.000 met € 315.000 verhoogd.
-
2. Het variabele bedrag wordt berekend door het aantal
leerlingen dat de eindtoets heeft gemaakt te vermenigvuldigen met een bedrag
per leerling. Het bedrag per leerling neemt af naarmate een toenemend aantal
leerlingen de eindtoets heeft gemaakt. Het bedrag per leerling bedraagt:
-
a. voor leerling 1 tot en met leerling 5.000: € 45 per
leerling;
-
b. voor leerling 5.001 tot en met leerling 10.000: € 35
per leerling; en
-
c. voor leerling 10.001 en verder: € 27 per leerling.
C
In artikel 4, tweede en derde lid, wordt ‘DUO’ telkens vervangen
door ‘DUS-I’.
E
In artikel 11 wordt ‘2022’ vervangen door ‘2025’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.
De Minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en
Media,
A. Slob
TOELICHTING
Algemeen
Op 1 augustus 2014 is de wetswijziging 'Eindtoetsing PO' in werking
getreden.1 Daarin is geregeld dat er in het basisonderwijs een centrale
eindtoets voor taal en rekenen wordt ingevoerd, onder de zorg en
verantwoordelijkheid van de overheid. Naast de centrale eindtoets, die er
vanuit de overheid moet zijn, kan de minister ook het gebruik van één of meer
andere eindtoetsen voor taal en rekenen door scholen toestaan. Hiervoor is
vereist dat een andere eindtoets door de minister als eindtoets in de zin van
de WPO is toegelaten. Uitgangspunt daarbij is dat er voor aanbieders van andere
eindtoetsen een reële en gelijkwaardige mogelijkheid bestaat om een
alternatieve eindtoets te ontwikkelen en aan te bieden aan scholen. Dit naast
de van overheidswege, onder verantwoordelijkheid van het College voor Toetsen
en Examens, beschikbaar gestelde centrale eindtoets. De keuzevrijheid van
scholen is daarmee gediend.
In het Toetsbesluit PO zijn de inhoudelijke voorwaarden en de
procedure voor toelating van andere eindtoetsen beschreven. Indien de minister
besluit een andere eindtoets toe te laten, dan komt deze, onder bepaalde
voorwaarden, in aanmerking voor subsidie. De minister baseert zich daarbij in
elk geval op een advies van de onafhankelijke Expertgroep Toetsen PO. De
Subsidieregeling andere eindtoetsen PO (hierna: subsidieregeling) regelt de
subsidieverstrekking aan de aanbieders van toegelaten andere eindtoetsen.
Deze wijzigingsregeling verlengt de subsidieregeling met drie jaar
en brengt er drie inhoudelijke wijzigingen in aan, welke voortvloeien uit de
evaluatie van de subsidieregeling zoals aangekondigd in het artikelsgewijze
deel van de toelichting (bij artikel 11) van de oorspronkelijke
subsidieregeling (Stcrt. 2014, 35121). Hieronder worden de knelpunten en
de hierop volgende oplossingen nader toegelicht.
Knelpunten die aanleiding gaven tot
aanpassing subsidieregeling
De subsidieregeling kende voor deze wijziging een aantal
knelpunten:
-
1. De hoogte van het subsidiebedrag is in de afgelopen jaren
niet meegegroeid met extra taken die zijn komen kijken bij het aanbieden van
een eindtoets en aanvullende eisen die zijn gesteld (vanuit het Ministerie van
OCW). De belangrijkste voorbeelden daarvan zijn de eisen rondom het gezamenlijk
anker, de normeringsprocedure en digitale veiligheid. Om te voldoen aan deze
eisen maken de aanbieders jaarlijks extra kosten.
-
2. De oorspronkelijke regeling en kostenindicaties waren
gebaseerd op afname van papieren eindtoetsen.
Kosten verbonden aan het ontwikkelen van een digitaal afnameplatform waren
bijvoorbeeld niet meegenomen. Na inwerkingtreding van de regeling in 2015 was
de inzet van OCW dat FACET, het digitale afnameplatform van CvTE, breed
beschikbaar gesteld zou worden. Dat is echter niet haalbaar en wenselijk
gebleken omdat FACET niet op tijd gereed kon worden gemaakt voor gebruik door
de eindtoetsaanbieders.
-
3. Bij aanvang van de oorspronkelijke subsidieregeling bestond
het beeld dat sprake zou zijn van schaalvoordeel. Inmiddels is duidelijk dat
vanaf 10.000 leerlingen nauwelijks schaalvoordelen optreden als gevolg van
afname bij meer leerlingen. De kosten voor de aanbieders worden vanaf 10.000
leerlingen niet minder bij hogere leerlingaantallen. Dit komt doordat
nakijkkosten bij papieren toetsen relatief hoog blijven (arbeidsloon) en bij
digitale toetsen extra servercapaciteit moet worden gehuurd. De
subsidieregeling kende tot nu toe een vaste voet en vier staffels (van
respectievelijk € 40, € 30, € 22 en € 17). De laagste staffel (vanaf 15.000
leerlingen) van € 17 per leerling kwam onvoldoende tegemoet aan de gemaakte
kosten per leerling.
-
4. Met de eerdere subsidie waren aanbieders beperkt in staat om
hun toets door te ontwikkelen of te innoveren. Op de lange termijn komt dit
de
kwaliteit niet ten goede. Ook waren aanbieders niet in staat om naast een
papieren toets een digitale toets te ontwikkelen.
De hierboven genoemde knelpunten leiden tot de volgende wijzigingen
in de vaste en flexibele voet en een compensatie voor de
combinatie digitaal en papier:
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A en C
DUO is aangepast naar DUS-I omdat de uitvoering van de regeling
bij DUS-I is belegd.
Artikel I, onderdeel B
-
• Vaste voet: Het
subsidiebedrag voor de vaste voet wordt jaarlijks vastgesteld op € 500.000.
De
jaarlijkse gelijktrekking en ophoging van de vaste voet geeft toetsaanbieders,
ongeacht het aantal leerlingen dat de toets maakt, de ruimte om in te kunnen
spelen op ontwikkelingen en te blijven innoveren en vernieuwen, zodat de
kwaliteit van de eindtoetsen in de toekomst gewaarborgd blijft.
-
• Variabele voet: De laagste
staffel van de variabele voet (€ 17 voor leerling nr. 15.001 en verder) wordt
geschrapt en het subsidiebedrag per leerling van de gehandhaafde drie
categorieën wordt voor elke staffel met € 5 verhoogd. Hiermee kunnen de
aanbieders beter voldoen aan de nieuwe eisen die de afgelopen jaren aan de
toetsen zijn gesteld.
-
• Compensatie voor combinatie digitaal
en papier: Wanneer een aanbieder voor zowel een papieren als digitale
versie van een toets subsidie aanvraagt, wordt het bedrag van de vaste voet
met
€ 315.000 verhoogd naar € 815.000. Hierbij worden aanbieders in staat gesteld
ook op het gebied van digitaal en papier te innoveren. Door de vaste voet te
verhogen wordt een aanbieder in staat gesteld te voorzien in kosten die typisch
zijn voor een papieren versie (drukkosten, vervoer, nakijkkosten) of een
digitale versie van een toets (serverkosten, beveiligingskosten). Omdat een
deel van de te ontwikkelen vragen in zowel papier als digitaal kunnen worden
opgenomen, worden daarmee kosten bespaard. Om die reden wordt de vaste voet
niet met € 500.000 verhoogd maar met € 315.000. De minister kan de
toetsaanbieders verzoeken om aan te tonen dat ze zowel een papieren als een
digitale versie van een toets aanbieden, bijvoorbeeld door een afschrift van
de
beschikking van de Expertgroep Toetsen PO, met erkenning van zowel de papieren
als digitale versie van de eindtoets, aan DUS-I te sturen.
Indien het wetsvoorstel doorstroomtoetsen po dat in december 2020
bij de Tweede Kamer is ingediend wordt aangenomen zal de subsidieregeling
andere eindtoetsen moeten worden gewijzigd. Het gaat dan om een terminologische
wijziging (doorstroomtoets in plaats van eindtoets) en mogelijk aanvullende
financiering voor het ontwikkelen van een brailleversie.
De Minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en
Media,
A. Slob