Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 23 november 2021, nr. PO/28710080 tot wijziging van de Subsidieregeling andere eindtoetsen PO in verband met een verlenging van de regeling en een wijziging van de genormeerde subsidiebedragen

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 10 van het Toetsbesluit PO;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling andere eindtoetsen PO wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt onderdeel g te luiden:

g. DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3. Genormeerde subsidiebedragen

  • 1. Het vaste bedrag bedraagt € 500.000 per jaar. Indien door de subsidieontvanger in een bepaald jaar zowel een papieren als digitale versie van een eindtoets wordt aangeboden wordt het vaste bedrag in dat jaar van € 500.000 met € 315.000 verhoogd.

  • 2. Het variabele bedrag wordt berekend door het aantal leerlingen dat de eindtoets heeft gemaakt te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. Het bedrag per leerling neemt af naarmate een toenemend aantal leerlingen de eindtoets heeft gemaakt. Het bedrag per leerling bedraagt:

    • a. voor leerling 1 tot en met leerling 5.000: € 45 per leerling;

    • b. voor leerling 5.001 tot en met leerling 10.000: € 35 per leerling; en

    • c. voor leerling 10.001 en verder: € 27 per leerling.

C

In artikel 4, tweede en derde lid, wordt ‘DUO’ telkens vervangen door ‘DUS-I’.

D

Artikel 10 vervalt.

E

In artikel 11 wordt ‘2022’ vervangen door ‘2025’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 augustus 2014 is de wetswijziging 'Eindtoetsing PO' in werking getreden.1 Daarin is geregeld dat er in het basisonderwijs een centrale eindtoets voor taal en rekenen wordt ingevoerd, onder de zorg en verantwoordelijkheid van de overheid. Naast de centrale eindtoets, die er vanuit de overheid moet zijn, kan de minister ook het gebruik van één of meer andere eindtoetsen voor taal en rekenen door scholen toestaan. Hiervoor is vereist dat een andere eindtoets door de minister als eindtoets in de zin van de WPO is toegelaten. Uitgangspunt daarbij is dat er voor aanbieders van andere eindtoetsen een reële en gelijkwaardige mogelijkheid bestaat om een alternatieve eindtoets te ontwikkelen en aan te bieden aan scholen. Dit naast de van overheidswege, onder verantwoordelijkheid van het College voor Toetsen en Examens, beschikbaar gestelde centrale eindtoets. De keuzevrijheid van scholen is daarmee gediend.

In het Toetsbesluit PO zijn de inhoudelijke voorwaarden en de procedure voor toelating van andere eindtoetsen beschreven. Indien de minister besluit een andere eindtoets toe te laten, dan komt deze, onder bepaalde voorwaarden, in aanmerking voor subsidie. De minister baseert zich daarbij in elk geval op een advies van de onafhankelijke Expertgroep Toetsen PO. De Subsidieregeling andere eindtoetsen PO (hierna: subsidieregeling) regelt de subsidieverstrekking aan de aanbieders van toegelaten andere eindtoetsen.

Deze wijzigingsregeling verlengt de subsidieregeling met drie jaar en brengt er drie inhoudelijke wijzigingen in aan, welke voortvloeien uit de evaluatie van de subsidieregeling zoals aangekondigd in het artikelsgewijze deel van de toelichting (bij artikel 11) van de oorspronkelijke subsidieregeling (Stcrt. 2014, 35121). Hieronder worden de knelpunten en de hierop volgende oplossingen nader toegelicht.

Knelpunten die aanleiding gaven tot aanpassing subsidieregeling

De subsidieregeling kende voor deze wijziging een aantal knelpunten:

  • 1. De hoogte van het subsidiebedrag is in de afgelopen jaren niet meegegroeid met extra taken die zijn komen kijken bij het aanbieden van een eindtoets en aanvullende eisen die zijn gesteld (vanuit het Ministerie van OCW). De belangrijkste voorbeelden daarvan zijn de eisen rondom het gezamenlijk anker, de normeringsprocedure en digitale veiligheid. Om te voldoen aan deze eisen maken de aanbieders jaarlijks extra kosten.

  • 2. De oorspronkelijke regeling en kostenindicaties waren gebaseerd op afname van papieren eindtoetsen. Kosten verbonden aan het ontwikkelen van een digitaal afnameplatform waren bijvoorbeeld niet meegenomen. Na inwerkingtreding van de regeling in 2015 was de inzet van OCW dat FACET, het digitale afnameplatform van CvTE, breed beschikbaar gesteld zou worden. Dat is echter niet haalbaar en wenselijk gebleken omdat FACET niet op tijd gereed kon worden gemaakt voor gebruik door de eindtoetsaanbieders.

  • 3. Bij aanvang van de oorspronkelijke subsidieregeling bestond het beeld dat sprake zou zijn van schaalvoordeel. Inmiddels is duidelijk dat vanaf 10.000 leerlingen nauwelijks schaalvoordelen optreden als gevolg van afname bij meer leerlingen. De kosten voor de aanbieders worden vanaf 10.000 leerlingen niet minder bij hogere leerlingaantallen. Dit komt doordat nakijkkosten bij papieren toetsen relatief hoog blijven (arbeidsloon) en bij digitale toetsen extra servercapaciteit moet worden gehuurd. De subsidieregeling kende tot nu toe een vaste voet en vier staffels (van respectievelijk € 40, € 30, € 22 en € 17). De laagste staffel (vanaf 15.000 leerlingen) van € 17 per leerling kwam onvoldoende tegemoet aan de gemaakte kosten per leerling.

  • 4. Met de eerdere subsidie waren aanbieders beperkt in staat om hun toets door te ontwikkelen of te innoveren. Op de lange termijn komt dit de kwaliteit niet ten goede. Ook waren aanbieders niet in staat om naast een papieren toets een digitale toets te ontwikkelen.

De hierboven genoemde knelpunten leiden tot de volgende wijzigingen in de vaste en flexibele voet en een compensatie voor de combinatie digitaal en papier:

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A en C

DUO is aangepast naar DUS-I omdat de uitvoering van de regeling bij DUS-I is belegd.

Artikel I, onderdeel B

  • Vaste voet: Het subsidiebedrag voor de vaste voet wordt jaarlijks vastgesteld op € 500.000. De jaarlijkse gelijktrekking en ophoging van de vaste voet geeft toetsaanbieders, ongeacht het aantal leerlingen dat de toets maakt, de ruimte om in te kunnen spelen op ontwikkelingen en te blijven innoveren en vernieuwen, zodat de kwaliteit van de eindtoetsen in de toekomst gewaarborgd blijft.

  • Variabele voet: De laagste staffel van de variabele voet (€ 17 voor leerling nr. 15.001 en verder) wordt geschrapt en het subsidiebedrag per leerling van de gehandhaafde drie categorieën wordt voor elke staffel met € 5 verhoogd. Hiermee kunnen de aanbieders beter voldoen aan de nieuwe eisen die de afgelopen jaren aan de toetsen zijn gesteld.

  • Compensatie voor combinatie digitaal en papier: Wanneer een aanbieder voor zowel een papieren als digitale versie van een toets subsidie aanvraagt, wordt het bedrag van de vaste voet met € 315.000 verhoogd naar € 815.000. Hierbij worden aanbieders in staat gesteld ook op het gebied van digitaal en papier te innoveren. Door de vaste voet te verhogen wordt een aanbieder in staat gesteld te voorzien in kosten die typisch zijn voor een papieren versie (drukkosten, vervoer, nakijkkosten) of een digitale versie van een toets (serverkosten, beveiligingskosten). Omdat een deel van de te ontwikkelen vragen in zowel papier als digitaal kunnen worden opgenomen, worden daarmee kosten bespaard. Om die reden wordt de vaste voet niet met € 500.000 verhoogd maar met € 315.000. De minister kan de toetsaanbieders verzoeken om aan te tonen dat ze zowel een papieren als een digitale versie van een toets aanbieden, bijvoorbeeld door een afschrift van de beschikking van de Expertgroep Toetsen PO, met erkenning van zowel de papieren als digitale versie van de eindtoets, aan DUS-I te sturen.

Indien het wetsvoorstel doorstroomtoetsen po dat in december 2020 bij de Tweede Kamer is ingediend wordt aangenomen zal de subsidieregeling andere eindtoetsen moeten worden gewijzigd. Het gaat dan om een terminologische wijziging (doorstroomtoets in plaats van eindtoets) en mogelijk aanvullende financiering voor het ontwikkelen van een brailleversie.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

De Wet van 11 december 2013 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens In verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs (Stb. 2014, 13).

Naar boven