Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 november 2021, kenmerk 3276389-1019021-DMO, houdende de instelling van de Commissie Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië (Instellingsbesluit Commissie Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. staatssecretaris:

Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. commissie:

commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië.

  • 2. De commissie heeft tot taak een advies uit te brengen over hoe de kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië duurzaam kan worden verankerd in de Nederlandse samenleving. Daartoe gelden de volgende deelopdrachten:

    • 2.1. Als startpunt voor het werk van de commissie is een inventarisatie uitgevoerd naar het huidige aanbod op het gebied van educatie over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië (zowel binnen het reguliere onderwijssysteem als daarbuiten).

      Op basis van deze inventarisatie identificeert de commissie de leemtes in het aanbod en betrekt daarbij de vraag / behoeften in het veld. Vervolgens adviseert de commissie over de te nemen maatregelen om het gebruik van het huidige educatieve aanbod binnen en buiten het reguliere onderwijs te verbeteren. Daarbij richt de commissie zich ook op de vraag hoe dit aanbod op een aantrekkelijke en slimme manier toegankelijk kan worden gemaakt voor docenten en instellingen die zich bezighouden met onderwijs, culturele en museale activiteiten.

    • 2.2. De commissie adviseert over eventueel aanvullende maatregelen die de kennis over, het inzicht in en het begrip over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië kunnen vergroten. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen maatregelen gericht op educatie binnen het reguliere onderwijs (waarbij rekenschap wordt gegeven van de huidige curriculumbijstelling in het funderend onderwijs) en op educatie op andere manieren. Een belangrijk uitgangspunt is dat deze maatregelen een duurzaam karakter hebben en verschillende perspectieven waarborgen.

    • 2.3. De commissie adviseert bij de voorgestelde maatregelen onder 2.1 en 2.2 over de wijze van implementatie, zoals het proces, de activiteiten, planning, het budget, de stakeholders, mogelijke risico’s en kansen en haalbaarheid van de maatregelen op korte en lange termijn. Tevens adviseert de commissie over de wijze van monitoring van de uitvoering.

    • 2.4. De commissie brengt op basis van bovenstaande een adviesrapport uit voor de staatssecretaris.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en zes andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden door de staatssecretaris benoemd.

  • 4. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 5. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de staatssecretaris op voordracht van de voorzitter onderscheidenlijk de resterende leden een ander lid dan wel een andere voorzitter benoemen.

  • 6. De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de staatssecretaris.

Artikel 4 Leden

Tot leden van de commissie worden benoemd:

  • a. mevrouw prof. dr. M. Bussemaker te Amsterdam, tevens voorzitter;

  • b. mevrouw R.O.A. Candotti, MA, te Amsterdam;

  • c. mevrouw dr. E.S.J. Captain, te Harmelen;

  • d. de heer drs. A. A. Pormes, te Breukelen;

  • e. de heer prof. dr. G.I.J. Steijlen, te Amsterdam;

  • f. mevrouw dr. J.I.G.M. Tuithof, te Utrecht;

  • g. de heer J. Waerts M.Phil, te Utrecht.

Artikel 5 Instellingsduur

  • 1. De commissie wordt ingesteld met ingang van 25 oktober 2021.

  • 2. De commissie brengt voor 1 juli 2022 haar eerste adviesrapport aan de staatssecretaris uit en brengt voor 1 januari 2023 haar laatste adviesrapport aan de staatssecretaris uit. De staatssecretaris kan deze termijn verlengen.

  • 3. Na het uitbrengen van het laatste adviesrapport is de commissie opgeheven.

Artikel 6 Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretaris.

  • 2. In de secretaris wordt voorzien door de staatssecretaris.

  • 3. De secretaris is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 4. De secretaris is geen lid van de commissie.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie verstrekt aan de staatssecretaris desgevraagd de door hem voor de uitoefening van zijn taak gewenste inlichtingen.

  • 3. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 8 Vergoeding

  • 1. De voorzitter en de andere leden ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding die aan de andere leden van de commissie is toegekend.

Artikel 9 Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de staatssecretaris. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek; en

    • c. de kosten voor oplevering van het rapport.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een raming aan de staatssecretaris aan.

Artikel 10 Archiefbescheiden

De commissie draagt zo snel mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Maatschappelijke Ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 25 oktober 2021.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

In het kader van het kabinetsbeleid met betrekking tot de collectieve erkenning van de Indische gemeenschap zijn in 2020 eenmalig extra middelen beschikbaar gekomen (20 454, nr. 163). Dit om een krachtige impuls te geven aan het waarderen van de Indische identiteit en het Indisch erfgoed in Nederland en om de geschiedenis over voormalig Nederlands-Indië een vaste plek te geven in de Nederlandse samenleving.

De besteding van deze middelen dient aan te sluiten bij de wensen en gevoelens van de Indische en Molukse gemeenschap. Daarom heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verschillende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van deze gemeenschap. Ook is onder de gemeenschap een raadpleging uitgevoerd (bijlage bij 20 454, nr. 170).

Als belangrijkste prioriteit kwam educatie naar voren: de versterking in de Nederlandse samenleving van de kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië, in al haar verschillende perspectieven.

De Staatssecretaris van VWS wil dan ook bevorderen dat deze geschiedenis binnen het formele onderwijs, maar zeker ook daarbuiten en voor zoveel mogelijk mensen tot leven wordt gebracht. Met als doel dat in de Nederlandse samenleving de kennis over, het inzicht in en het begrip over deze geschiedenis worden vergroot. Hiervoor wordt de Commissie ‘Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië’ (hierna: commissie) ingesteld.

De commissie is gevraagd uiterlijk voor 1 juli 2022 haar eerste adviesrapport en uiterlijk 1 januari 2023 haar tweede adviesrapport uit te brengen aan de Staatssecretaris van VWS. De commissie wordt daarna opgeheven. De Staatssecretaris van VWS kan, indien nodig, verlenging van deze termijn geven.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven