Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit diergezondheid in verband met het overhevelen van het Besluit diergezondheidsheffing naar het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2022

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 5 oktober 2021

WJZ / 21223462

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit diergezondheid in verband met het overhevelen van het Besluit diergezondheidsheffing naar het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2022

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 14 juli 2021, nr. 2021001413, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 25 augustus 2021, nr. No.W11.21.0209/IV, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om nog enkele omissies in de tabellen in de nota van toelichting aan te passen.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Advies Raad van State

No. W11.21.0209/IV

’s-Gravenhage, 25 augustus 2021

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2021, no.2021001413, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit diergezondheid in verband met het overhevelen van het Besluit diergezondheidsheffing naar het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2022, met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ..... tot wijziging van het Besluit diergezondheid in verband met het overhevelen van het Besluit diergezondheidsheffing naar het Besluit diergezondheid en de vaststelling van de tarieven van de diergezondheidsheffing voor 2022

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 juli 2021, nr. WJZ/ 21168901;

Gelet op de artikelen 9.15, derde lid, 9.16, derde lid, 9.18, derde lid, 9.22, eerste lid, 9.23, derde lid en 9.25, eerste lid, van de Wet dieren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ...... nr. .....);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van ....., nr. WJZ/.....;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Hoofdstuk 5 van het Besluit diergezondheid komt te luiden:

Hoofdstuk 5. Diergezondheidsheffing
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 5.1 Begripsbepaling en grondslag

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

A-, B-, C-, D-, E- of F-bedrijf:

bedrijf dat op grond van artikel 2.27a van het Besluit houders van dieren is geregistreerd als A-, B-, C-, D-, E- of F-bedrijf;

beer:

geslachtsrijp varken van het mannelijk geslacht; bestemd voor de fokkerij;

big:

varken vanaf de geboorte tot aan het spenen;

diergezondheidsheffing:

heffing als bedoeld in artikel 9.14 van de wet;

eendagskuiken:

kuiken dat nog geen 72 uur oud is;

gebruikspluimvee:

pluimvee dat bestemd is voor de productie van consumptie-eieren of direct bestemd is voor de productie van vlees;

gelt:

geslachtsrijp varken van het vrouwelijk geslacht dat nog niet heeft geworpen, bestemd voor de fokkerij;

grootouderdier:

kip die 17 weken of ouder is en gehouden wordt voor de productie van broedeieren ter verkrijging van ouderdieren;

legkip:

kip die 17 weken of ouder is en gehouden wordt voor de productie van consumptie-eieren of vaccinbroedeieren;

leghaan:

haan van een legras die direct bestemd is voor de productie van vlees;

legras:

pluimveeras dat bestemd is voor de productie van eieren;

ouderdier:

kip die 17 weken of ouder is en gehouden wordt voor de productie van broedeieren ter verkrijging van gebruikspluimvee;

traaggroeiend ras:

ras waarvan de dieren minder dan 50 gram per dag groeien;

verordening (EG) nr. 834/2007:

Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007, L 189);

verordening (EG) nr. 589/2008:

Verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008, L 163);

vleeskalkoen:

kalkoen van 72 uur of ouder die direct bestemd is voor de productie van vlees;

vleeskuiken:

kip van 72 uur of ouder die direct bestemd is voor de productie van vlees;

vleesras:

pluimveeras dat bestemd is voor de productie van vlees;

vleesvarken:

gespeend varken dat wordt gehouden voor de productie van vlees;

zeug:

varken van het vrouwelijk geslacht na de worp van haar eerste biggen.

Artikel 5.2 Ondergrens heffingsplicht

De aan te wijzen diersoorten en het voor die diersoorten te bepalen aantal, bedoeld in:

  • a. artikel 9.15, derde lid, van de wet, zijn:

    • 1. 249 kippen;

    • 2. 249 kalkoenen;

    • 3. 249 eenden;

    • 4. 25 schapen;

    • 5. 25 geiten;

    • 6. 5 runderen;

    • 7. 5 varkens.

  • b. artikel 9.16, derde lid, van de wet, zijn:

    • 1. 25 schapen;

    • 2. 25 geiten.

Artikel 5.3 Aantal gehouden dieren
  • 1. Het aantal in een kalenderjaar gehouden varkens wordt bepaald op basis van het aantal dieren dat in het kalenderjaar uit de stal is afgevoerd.

  • 2. Het aantal in een kalenderjaar gehouden runderen, jonger dan een jaar, wordt bepaald op basis van het aantal dieren dat in het kalenderjaar uit de stal is afgevoerd om te worden geëxporteerd of om te worden vervoerd naar een slachthuis, al dan niet via een verzamelcentrum.

Artikel 5.4 Plafondbedragen

De tarieven voor de diergezondheidsheffing worden voor de jaren 2020 tot en met 2024 zodanig vastgesteld dat de totale opbrengst in die periode niet meer bedraagt dan:

  • a. voor runderen: € 43.220.000;

  • b. voor varkens: € 57.947.300;

  • c. voor kippen, kalkoenen, eenden en broedeieren: € 78.000.000;

  • d. voor schapen en geiten: € 9.095.440.

Artikel 5.5 Crisisreserve

De omvang van de in artikel 9.23, derde lid, van de wet bedoelde reserve bedraagt:

  • a. voor runderen: € 1.800.000;

  • b. voor varkens: € 7.400.000;

  • c. voor kippen, kalkoenen, eenden en broedeieren: € 7.423.000;

  • d. voor schapen en geiten: €98.000.

§ 2. Tarieven diergezondheidsheffing
Artikel 5.6 Kippen vleesras
  • 1. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van eendagskuikens die behoren tot een vleesras bedraagt:

    • a. € 0,220974 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot grootouderdier;

    • b. € 0,011730 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot ouderdier.

  • 2. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van kippen die behoren tot een vleesras bedraagt:

    • a. € 0,039875 per ouderdier;

    • b. € 0, 264947 per grootouderdier.

  • 3. Het tarief van de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van vleeskuikens bedraagt:

    • a. € 0,002319 per vleeskuiken van een traaggroeiend ras;

    • b. € 0,001578 per vleeskuiken van andere rassen dan bedoeld in onderdeel a.

  • 4. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van de inleg van broedeieren, afkomstig van kippen die behoren tot een vleesras, bedraagt:

    • a. € 0,000770 per broedei voor fok- en vermeerderingspluimvee;

    • b. nihil per broedei voor gebruikspluimvee.

Artikel 5.7 Kippen legras
  • 1. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van eendagskuikens die behoren tot een legras bedraagt:

    • a. € 0,245013 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot grootouderdier;

    • b. € 0,112171 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot ouderdier;

    • c. € 0,079776 per eendagskuiken dat bestemd is om te worden opgefokt tot legkip.

  • 2. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van kippen die behoren tot een legras bedraagt:

    • a. € 0,276751 per grootouderdier;

    • b. € 0,066760 per ouderdier.

  • 3. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van legkippen bedraagt:

    • a. € 0,119829 per legkip die wordt gehouden voor de productie van biologische eieren als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van verordening(EG) nr. 834/2007;

    • b. € 0,063053 per legkip die wordt gehouden voor de productie van eieren van hennen met vrije uitloop als bedoeld in bijlage II, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 589/2008;

    • c. € 0,031780 per legkip die wordt gehouden voor de productie van scharreleieren als bedoeld in bijlage II, onderdeel 2, van verordening (EG) nr. 589/2008 of vaccinbroedeieren;

    • d. € 0,021081 per legkip die wordt gehouden voor de productie van kooi-eieren als bedoeld in bijlage II, onderdeel 3, van verordening (EG) nr. 589/2008.

  • 4. Het tarief voor de diergezondheidsheffing voor de inleg van broedeieren, afkomstig van kippen die behoren tot een legras, bedraagt:

    • a. € 0,001383 per broedei voor fok- en vermeerderingspluimvee;

    • b. nihil per broedei voor gebruikspluimvee;

    • c. € 0,000082 per vaccinbroedei.

  • 5. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van leghanen bedraagt € 0,004538 per leghaan.

Artikel 5.8 Kalkoenen
  • 1. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van vleeskalkoenen bedraagt:

    • a. € 0,013797 per vrouwelijke vleeskalkoen;

    • b. € 0,025824 per mannelijke vleeskalkoen.

  • 2. Het tarief voor de diergezondheidsheffing voor de inleg van broedeieren, afkomstig van kalkoenen, bedraagt € 0,001071 per broedei.

Artikel 5.9 Eenden
  • 1. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van eenden bedraagt € 0,003972 per eend.

  • 2. Het tarief voor de diergezondheidsheffing voor de inleg van broedeieren, afkomstig van eenden, bedraagt € 0,000316 per broedei.

Artikel 5.10 Runderen
  • 1. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van runderen van 1 jaar of ouder bedraagt € 2,416 per rund.

  • 2. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van runderen, jonger dan 1 jaar, bedraagt € 0,379 per rund.

Artikel 5.11 Schapen en geiten
  • 1. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van schapen bedraagt € 0,863 per schaap.

  • 2. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van geiten bedraagt € 1,571 per geit.

Artikel 5.12 Varkens
  • 1. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van varkens op een A-bedrijf bedraagt:

    • a. € 0,163 per vleesvarken dat is afgevoerd naar een slachthuis of naar een bestemming buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum;

    • b. € 0,081 per zeug, beer, gelt of big die is afgevoerd naar een A-, B-, C- of D-bedrijf, naar een slachthuis of naar een bestemming buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum;

    • c. € 0,057 per big die is afgevoerd naar een E-bedrijf.

  • 2. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van varkens op een B-bedrijf bedraagt:

    • a. € 0,163 per vleesvarken dat is afgevoerd naar een slachthuis of naar een bestemming buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum;

    • b. € 0,081 per zeug, beer of gelt die is afgevoerd naar een slachthuis of naar een bestemming buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum;

    • c. € 0,081 per big die is afgevoerd naar een D-bedrijf, naar een slachthuis of naar een bestemming buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum;

    • d. € 0,057 per big die is afgevoerd naar een F-bedrijf.

  • 3. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van varkens op een C-bedrijf bedraagt € 0,081 per varken dat is afgevoerd naar A-, B-, of D-bedrijf, naar een slachthuis of naar een bestemming buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum.

  • 4. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van varkens op een D-bedrijf bedraagt € 0,081 per varken dat is afgevoerd naar een slachthuis of naar een bestemming buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum.

  • 5. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van varkens op een E-bedrijf bedraagt € 0,024 per varken.

  • 6. Het tarief voor de diergezondheidsheffing ter zake van het houden van varkens op een F-bedrijf bedraagt € 0,024 per varken.

  • 7. Op geslachtsrijpe varkens die eerder bestemd waren voor de fokkerij en van een A-bedrijf of een B-bedrijf zijn afgevoerd naar een slachthuis, al dan niet via een verzamelcentrum, is uitsluitend het eerste lid, onderdeel b, dan wel het tweede lid, onderdeel b, van toepassing.

ARTIKEL II

Het Besluit diergezondheidsheffing wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

Met dit besluit worden de tarieven voor de diergezondheidsheffing voor het jaar 2022 vastgesteld. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel 9.25, eerste lid, van de Wet dieren, dat bepaalt dat de tarieven voor de diergezondheidsheffing bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Omdat de regels over de diergezondheidsheffing sinds 21 april 2021, toen de nieuwe Europese diergezondheidsverordening1 van toepassing is geworden, deel uitmaken van de Wet dieren, is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de vaststelling van de tarieven, en ook de andere bepalingen over de diergezondheidsheffing die bij algemene maatregel van bestuur worden gesteld, onder te brengen in het Besluit diergezondheid. Het oude Besluit diergezondheidsheffing is daarom ingetrokken.

De nieuwe tarieven voor 2022 zijn toegelicht in dit algemeen deel. Andere onderdelen van het toenmalige Besluit diergezondheidsheffing die nu onderdeel zijn geworden van het Besluit diergezondheid, zijn – op een enkele kleine uitzondering na – ongewijzigd ten opzichte van het vorige jaar. Zij zijn in het artikelsgewijze deel toegelicht.

2. Diergezondheidsheffing
2.1. Achtergrond

Op grond van de in hoofdstuk 9, paragraaf 4, van de Wet dieren opgenomen regels over heffingen wordt een diergezondheidsheffing geheven bij degenen die in de uitoefening van hun bedrijf kippen, kalkoenen, eenden, schapen, geiten, varkens of runderen houden, of broedeieren of vaccinbroedeieren inleggen. Tevens wordt een diergezondheidsheffing geheven bij niet-bedrijfsmatige houders van geiten en schapen. Deze heffingen komen ten goede aan het Diergezondheidsfonds (hierna: DGF of fonds; zie artikel 9.2 tot en met 9.4 van de Wet dieren). Uit het fonds worden de kosten van de preventie en bestrijding van dierziekten betaald. Via de diergezondheidsheffing dragen de betrokken houders dus bij aan de kosten van preventie en bestrijding van dierziekten.

Gelet op artikel 9.22 van de Wet dieren hebben het Rijk en de betrokken sectoren afspraken gemaakt over de bijdragen van de betrokken sectoren in de periode van 2020 tot en met 2024. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2020–2024 (hierna: convenant; Stcrt. 2019, nr. 39306). Overeenkomstig artikel 9.25, zesde lid, van de Wet dieren zijn de vertegenwoordigers van de onderscheiden sectoren betrokken bij de totstandkoming van de begroting en de tarieven voor het jaar 2022.

2.2. Begroting fonds

De begroting voor het fonds voor het jaar 2022 is gebaseerd op de uitgaven vanuit het fonds van 2018 tot en met 2020, lopende contracten en verwachte veranderingen in deze kosten (inclusief indexatie). Bij het bepalen van de hoogte van de diergezondheidsheffing wordt, naast de begroting, tevens gekeken naar onder andere de hoogte van de opgebouwde crisisreserves en eventueel opgebouwde tekorten of overschotten.

De begroting van het diergezondheidsfonds bestaat voornamelijk uit jaarlijks terugkerende kosten: (basis-)monitoring, voorzieningen, uitvoering en autoriteit Diergeneesmiddelen. In de begroting is per sector ook een bedrag opgenomen voor verdenkingen. De hoogte van deze incidentele kosten is gebaseerd op de uitgaven binnen deze post in de afgelopen jaren. Bestrijdingskosten zijn opgenomen in de begroting van de pluimveesector (Salmonella). De begroting houdt geen rekening met andere bestrijdingskosten. Deze worden vergoed vanuit de crisisreserve van de betreffende sector.

De totale begroting van het Diergezondheidsfonds voor 2022 bedraagt € 34,986 mln. en is 1,9% hoger dan de begroting van 2021. Na aftrek van de rijksbijdrage aan het fonds en de geraamde EU subsidies blijft een sectorbijdrage over van € 21,129 mln. die wordt verwerkt in een diergezondheidsheffing voor de sectoren.

2.3. Bijdragen en tarieven per sector en diercategorie
2.3.1. Pluimvee

De begrote uitgaven vanuit het DGF voor de pluimveesector stijgen in 2022 met 3,6% ten opzichte van 2021 naar € 9.498.718.

Uitgavenposten (x 1000 €)

Pluimvee

Monitoring

Basismonitoring1

1.876

Monitoring2

1.138

Monitoring, verdenkingen en bestrijding

Salmonella

4.806

Aviaire influenza (AI)

237

Verdenkingen en bestrijding

Mycoplasma (MG)

0

Newcastle Disease (NCD)

0

Voorzieningen

 

824

SDa3

 

57

Uitvoeringskosten

 

560

Crisisreserve

 

Zie onderstaande tekst

Tekort / overschot

 

Zie onderstaande tekst

Totaal

 

9.498

X Noot
1

Dit bedrag is inclusief vogelgrieptesten (€ 933.000) en promotieonderzoek basismonitoring (€ 9.000)

X Noot
2

Monitoring op AI, NCD, MG, nzS (niet-zoönotische Salmonella)

X Noot
3

Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa)

Crisisreserve

In de winter van 2020 – 2021 zijn kosten gemaakt voor de bestrijding van vogelgriep (HPAI). Deze kosten zijn begroot op € 5,2 mln. en worden deels gedekt door een EU-subsidie van naar verwachting € 1,8 mln. De overige uitgaven worden gefinancierd uit de crisisreserve van de pluimveesector, waardoor hier een tekort ontstaat.

Overschot

De pluimveesector heeft in de afgelopen jaren een saldo-overschot opgebouwd in het DGF van ongeveer € 16,5 miljoen. € 0,4 mln. van dit overschot is toe te wijzen aan hogere inkomsten dan beoogd uit heffingen voor de broederijen gebruikspluimvee vleeskuikens en legsector. De overige € 16,1 mln. is niet toe te wijzen aan een specifieke categorie binnen de pluimveesector. In overleg met AVINED is besloten om de crisisreserve vanuit dit overschot aan te vullen. Het resterende overschot wordt verlaagd door een korting te geven op de tarieven. In 2022 wordt € 4,6 miljoen minder heffing opgelegd dan de begrote uitgaven. Deze korting wordt volgens de vaste verdeelsleutel over de verschillende pluimvee-categorieën verdeeld, waarbij bovengenoemde broederijen extra gecompenseerd worden. De tarieven voor deze categorieën worden in 2022 op nihil gesteld.

Pluimvee-categorieën

De diergezondheidsheffing voor de pluimveesector wordt in 2022 onderverdeeld in 26 categorieën. Dat is één categorie meer dan in 2021. De 26e categorie wordt gevormd door hanen uit de legsector die bedoeld zijn voor de vleesproductie (leghaan). Opzet van deze hanen voorkomt dat deze hanen als eendagskuiken worden gedood. Elke categorie kent zijn eigen tarief per dier of ei. Over deze tarieven adviseert AVINED, een stichting waarbinnen onder andere de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP), de vakgroep pluimveehouderij (LTO-NOP) en de Centrale Organisatie Broedeieren en Kuikens (COBK) zijn vertegenwoordigd. AVINED heeft voor de convenantsperiode 2020–2024 een vaste verdeelsleutel voorgesteld. Deze verdeling wordt, door de toevoeging van de 26e categorie, aangepast. Bij de verdeling van de heffing wordt uitgegaan van het volgende:

  • Generieke kosten worden evenredig verdeeld over alle pluimveehouders die diergezondheidsheffing betalen. Onder deze kosten vallen de kosten voor de (basis-)monitoring, voorzieningen, uitvoeringskosten en de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa). Om in de verdeling ook rekening te houden met bedrijfsgrootte wordt gerekend met een verdeling op basis van de Volwaardige Arbeidskracht (VAK,) zoals tweejaarlijks gepubliceerd in de KWIN (Wageningen Universiteit & Research; WUR). Waar dit niet mogelijk is wordt gewerkt met waardetabellen van de WUR;

  • Voor specifieke kosten geldt een bedrijfstype-afhankelijke verdeelsleutel. Zo worden de kosten voor de Salmonella-enting alleen doorgerekend aan bedrijven die vaccineren en worden houderijsystemen met een hoger risicoprofiel op aviaire influenza (biologische- en uitloopkippen) zwaarder belast; op basis van wetenschappelijke literatuur betalen deze pluimveehouders een factor 5.9 keer meer dan andere pluimveehouders;

Tarieven pluimvee (alle cijfers in €, behalve aantal dieren/eieren)
 

Categorieën

Salmonella

AI

Voorzieningen

Basismonitoring

Monitoring

SDa

Uitvoering

Tarief (excl. korting)

Aantal dieren / eieren

Heffing (excl. korting)

Korting

Heffing (incl. korting)

Tarief 2022

Vleessector

Broedeieren fok- en vermeerderingspluimvee

0,000748

0,000035

0,000241

0,000549

0,000333

0,000017

0,000164

0,002087

28.910.000

60.344

38.088

22.256

0,000770

Eendagskuikens grootouderdieren

0,214797

0,009958

0,069246

0,157652

0,095633

0,004790

0,047060

0,599136

580.000

347.500

219.335

128.165

0,220974

Eendagskuikens ouderdieren

0,011319

0,000610

0,003649

0,008307

0,005039

0,000252

0,002480

0,031656

7.260.000

229.827

144.670

85.157

0,011730

Grootouderdieren

0,257541

0,011940

0,083026

0,189025

0,114664

0,005743

0,056425

0,718364

440.000

316.080

199.504

116.577

0,264947

Ouderdieren

0,038477

0,002075

0,012404

0,028241

0,017131

0,000858

0,008430

0,107616

4.860.000

523.013

329.222

193.790

0,039875

Broedeieren gebruikspluimvee

0,000176

0,000008

0,000057

0,000129

0,000078

0,000004

0,000039

0,000491

569.990.000

280.102

280.102

0

0

Vleeskuikens regulier

0,001523

0,000082

0,000491

0,001118

0,000678

0,000034

0,000334

0,004260

235.650.000

1.003.657

631.775

371.882

0,001578

Vleeskuikens traaggroeiend

0,002238

0,000121

0,000721

0,001642

0,000996

0,000050

0,000490

0,006258

108.390.000

678.334

426.993

251.341

0,002319

Kalkoenen

Vleeskalkoenen hennen

0,013314

0,000718

0,004292

0,009772

0,005928

0,000297

0,002917

0,037238

910.000

33.885

21.330

12.555

0,013797

Vleeskalkoenen hanen

0,024919

0,001344

0,008033

0,018289

0,011094

0,000556

0,005459

0,069694

1.210.000

84.330

53.084

31.247

0,025824

Broedeieren gebruikspluimvee kalkoenen

0,001041

0,000048

0,000336

0,000764

0,000463

0,000023

0,000228

0,002903

1.060.000

3.078

1.943

1.135

0,001071

Eenden

Broedeieren gebruikspluimvee eenden

0,000308

0,000014

0,000099

0,000226

0,000137

0,000007

0,000067

0,000858

4.790.000

4.110

2.594

1.516

0,000316

Eenden

0,003833

0,000207

0,001236

0,002813

0,001707

0,000085

0,000840

0,010721

6.000.000

64.326

40.492

23.835

0,003972

Legsector

Broedeieren fok- en vermeerderingspluimvee

0,001345

0,000062

0,000433

0,000987

0,000599

0,000030

0,000295

0,003751

7.930.000

29.743

18.773

10.970

0,001383

Eendagskuikens grootouderdieren

0,238165

0,011042

0,076779

0,174803

0,106037

0,005311

0,052180

0,664317

140.000

93.004

58.703

34.302

0,245013

Eendagskuikens ouderdieren

0,111074

0,001768

0,012296

0,027994

0,016981

0,000851

0,008356

0,179320

890.000

159.594

59.762

99.832

0,112171

Eendagskuikens gebruikspluimvee

0,079536

0,000356

0,002128

0,004846

0,002940

0,000147

0,001447

0,091400

29.960.000

2.738.341

348.257

2.390.084

0,079776

Grootouderdieren

0,269015

0,012472

0,086725

0,197446

0,119773

0,005999

0,058939

0,750369

120.000

90.044

56.834

33.210

0,276751

Ouderdieren

0,064894

0,003009

0,020920

0,047630

0,028893

0,001447

0,014218

0,181011

1.040.000

188.251

118.820

69.431

0,066760

Broedeieren gebruikspluimvee

0,000118

0,000005

0,000038

0,000086

0,000052

0,000003

0,000026

0,000328

120.450.000

39.515

39.515

0

0

Kooikippen

0,020342

0,001097

0,006558

0,014930

0,009057

0,000454

0,004457

0,056895

2.660.000

151.336

95.262

56.074

0,021081

Scharrelkippen

0,030666

0,001654

0,009886

0,022507

0,013653

0,000684

0,006719

0,085769

13.200.000

1.132.144

712.654

419.490

0,031780

Vrije uitloopkippen

0,048481

0,015425

0,015629

0,035583

0,021585

0,001081

0,010622

0,148406

4.590.000

681.187

391.774

289.412

0,063053

Biologische kippen

0,092136

0,029315

0,029703

0,067624

0,041021

0,002055

0,020186

0,282040

1.830.000

516.133

296.846

219.287

0,119829

Vaccinbroedeieren

0,000079

0,000004

0,000026

0,000058

0,000035

0,000002

0,000017

0,000221

88.000.000

19.503

12.277

7.226

0,000082

Leghanen

0,004379

0,000236

0,001412

0,003214

0,001950

0,000098

0,000959

0,012248

2.500.000

30.618

19.273

11.345

0,004538

Totaal

                   

9.498.000

4.617.881

4.880.119

2.3.2. Runderen

De begrote uitgaven vanuit het DGF voor de rundersector stijgen in 2022 met 6,7% ten opzichte van 2021 naar € 6.525.912. De tarieven van runderen van 1 jaar en ouder dalen met 9,4 cent per dier, de tarieven voor runderen tot 1 jaar stijgen met 6,0 cent per dier.

Deze verandering in de begroting is een optelsom van vele kleine mutaties. Het zogeheten verwerpersonderzoek (Brucella Abortus) wordt verschoven van Verdenking naar Monitoring Overig. Deze verschuiving heeft geen effect op de hoogte van de begroting.

Uitgavenposten (x 1.000 €)

 

Runderen < 1 jaar

Runderen ≥ 1 jaar

Monitoring

Monitoring Leukose

0

374

Basismonitoring Veekijker

0

997

Basismonitoring VMT

0

172

Overig

359

2.827

Verdenkingen

 

15

116

Voorzieningen

 

121

941

Uitvoeringskosten

 

55

435

SDa

 

57

57

Crisisreserve (optioneel)

 

0

0

Tekorten (optioneel)

 

0

0

Totaal

 

607

5.919

       

Aantal dieren

 

1.600.000

2.449.491

Heffing per dier (in €)

 

0,379

2,416

2.3.3. Schapen en geiten

De begrote uitgaven vanuit het DGF voor de schapensector dalen in 2022 met 9,1% ten opzichte van 2021 naar € 807.791; een daling van 2,6 cent per schaap. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door een andere verdeling van de uitvoeringskosten.

De begrote uitgaven vanuit het DGF voor de geitensector stijgen in 2022 met 21,5% ten opzichte van 2021 naar € 930.061, een stijging van 24,4 cent per geit. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door het toevoegen van de kosten voor de SDa (€ 57.000) en door een andere verdeling van de uitvoeringskosten. De geitensector laat vanaf medio 2021 zijn antibioticumgebruik monitoren door de SDa. De kosten die daarmee gepaard gaan, waren nog niet opgenomen in de begroting van het DGF voor 2021.

Uitgavenposten (x 1.000 €)

 

Schapen

Geiten

Monitoring

Blauwtong

7

4

TSE, B. Melitensis1

144

144

Q-koorts1

86

258

Basismonitoring2

277

277

Promotie-onderzoek basismonitoring2

9

5

Verdenkingen

 

13

13

Voorzieningen

HCU1

48

48

 

Overige

127

69

Uitvoeringkosten

 

135

105

SDa

 

0

57

Crisisreserve (optioneel)

 

0

0

Tekorten (optioneel)

 

0

0

Korting hobbydieren

 

-38

-49

Totaal

 

808

930

       

Aantal dieren

 

936.187

592.026

Heffing per dier (in €)

 

0,863

1,571

X Noot
1

Bemonstering vindt alleen bij geiten plaats, maar omdat de resultaten ook van belang zijn voor de schapensector is de verdeling in overleg met de sector bepaald op 75-25.

X Noot
2

Gelijke verdeling (50-50) op basis van gelijk nut.

2.3.4. Varkens

De begrote uitgaven vanuit het DGF voor de varkenssector stijgen in 2022 met 1,3% ten opzichte van 2021 naar € 3.366.201. De begrote stijging wordt veroorzaakt toename in de kosten voor voorzieningen en uitvoeringskosten. De begrote monitoringskosten nemen af.

In 2021 werd de diergezondheidsheffing voor varkens betaald uit het saldo-overschot van deze sector in het fonds. Om die reden werden de tarieven voor dat jaar op nihil gesteld. De tarieven voor 2022 zijn (afhankelijk van de categorie) 16,4 cent, 8,2 cent, 5,8 cent of 2,5 cent per afgevoerd dier.

Vanaf D-bedrijven wordt een significant aantal varkens afgevoerd, anders dan vleesvarkens. Tot en met 2021 wordt er alleen een heffing opgelegd voor afgevoerde vleesvarkens. In 2022 gaan veehouders met een D-bedrijf ook een heffing betalen voor andere varkens die worden afgevoerd van hun bedrijf.

Uitgavenposten (x 1.000 €)

Varken

Monitoring

1.465

Verdenkingen

97

Voorzieningen

1.537

Uitvoeringkosten

210

SDa

57

Crisisreserve (optioneel)

0

Tekorten (optioneel)

0

Totaal

3.366

Tarieven Varken

Categorie

Aantal dieren

Heffing per dier

(in €)

Totaal per categorie

(in €)

Vleesvarken van A- of B-bedrijf afgevoerd voor slacht of export

3.842.468

0,163

624.564

Big van A- of B-bedrijf, afgevoerd naar E- of F -bedrijf

3.112.592

0,057

177.075

Zeug, beer, of gelt, afgevoerd van A- of B- bedrijf

994.981

0,081

80.863

Big, afgevoerd van A- of B-bedrijf naar A-, B- of C-bedrijf of voor slacht of export

16.480.664

0,081

1.339.403

Varken, afgevoerd van C of D bedrijf

13.182.681

0,081

1.071.372

Varken, afgevoerd van E- of F bedrijf

2.982.759

0,024

72.724

Totaal

   

3.366.000

1 Dit bedrag wijkt af van het begrote bedrag uit de eerste tabel met begroting door afronding van de tarieven. Alle meeropbrengsten via de varkensheffing blijven beschikbaar voor de uitgaven van de varkenssector.

3. Advies en consultatie

Het ontwerpbesluit is van 28 april 2021 tot en met 26 mei 2021 via internet geconsulteerd, op www.internetconsultatie.nl. Het wetsvoorstel en een link naar de website www.internetconsultatie.nl zijn rechtstreeks onder de aandacht gebracht van alle betrokken partijen bij het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten. Er is één reactie binnengekomen van LTO Nederland. Naar aanleiding van deze reactie is een consultatieverslag gemaakt, dat online wordt gepubliceerd.

LTO Nederland geeft aan geen vragen of opmerkingen te hebben over het concept-besluit, maar vraagt wel ten algemene aandacht voor hoogte van de uitvoeringskosten. Naar aanleiding hiervan behoefde het concept-besluit niet te worden aangepast.

4. Regeldruk

Er is vanaf gezien om het ontwerp voor te leggen aan de ATR, omdat de gevolgen voor de regeldruk, net als de voorgaande jaren, beperkt zijn. Over de vorige wijzigingen had de ATR besloten geen advies uit te brengen.

5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022. Dit volgt uit artikel 9.25, tweede en derde lid, van de wet.

II Artikelsgewijs deel

Artikel I
Artikel 5.1

De begripsbepalingen uit het Besluit diergezondheidsheffing zijn integraal overgeheveld naar het Besluit diergezondheid. In de overheveling zijn daarnaast een aantal nieuwe begripsbepalingen meegenomen in verband met de herintroductie van de verschillende tarieven voor het houden van varkens in artikel 5.12 (die stonden op nihil). Het gaat om de begripsbepalingen beer, big, gelt, vleesvarken en zeug. Daarnaast is de begripsbepaling leghanen opgenomen met dit wijzigingsbesluit.

Artikel 5.2

Deze bepaling regelt de ondergrens van de heffingsplicht. De Wet dieren biedt de mogelijkheid om een ondergrens in dieraantallen vast te stellen voor de diergezondheidsheffing. Als er een ondergrens is vastgesteld, wordt de diergezondheidsheffing niet geheven bij een houder die niet meer dan het vastgestelde aantal dieren houdt. Hierbij wordt ook onderscheid gemaakt tussen het wel en niet in de uitoefening van een bedrijf houden van dieren. Op grond van artikel 9.15, derde lid, van de Wet dieren in combinatie met artikel 5.2, onderdeel a, Besluit diergezondheid wordt geen diergezondheidsheffing geheven als een houder, ter zake het houden in de uitoefening van een bedrijf, niet meer dieren houdt dan 249 kippen, kalkoenen of eenden, niet meer dan 25 schapen of geiten, of niet meer dan 5 runderen of varkens. En op grond van artikel 9.16, derde lid, van de Wet dieren in combinatie met artikel 5.2, onderdeel b, Besluit diergezondheid wordt geen diergezondheidsheffing geheven als een houder, anders dan in de uitoefening van een bedrijf, niet meer dieren houdt dan 25 schapen of geiten. Bij de overheveling zijn geen wijzigingen aangebracht.

De achterliggende gedachte van de ondergrens in dieraantallen is dat ten aanzien van dieren die in kleinschalig verband of als hobbydier worden gehouden geen diergezondheidsheffing wordt gegeven. Dat houdt in dat de uitgaven van het Diergezondheidsfonds in het kader van de bestrijding en preventie van dierziekten bij die dieren volledig worden gedragen door het Rijk. Bij kleine aantallen gehouden dieren zijn de risico’s van snel om zich heen grijpende besmettingen namelijk kleiner, en zijn de mogelijkheden om een ziekte adequaat te bestrijden groter. Ten behoeve van deze kleinschalige- en hobbyhouders wordt een ondergrens ingesteld.

Artikel 5.3

Artikel 5.3 betreft een uitwerking van de mogelijkheid in artikel 9.18, derde lid, van de Wet dieren om nadere regels te stellen in aanvulling op de hoofdregel van artikel 9.18, eerste lid, van de Wet dieren. In artikel 9.18, eerste lid, is bepaald dat diergezondheidsheffing voor het houden van dieren wordt geheven naar het aantal dieren van een diersoort of diercategorie dat in een kalenderjaar wordt gehouden. Als het gaat om runderen die ouder zijn dan een jaar en om schapen en geiten is deze hoofdregel eenvoudig toe te passen; deze dieren worden individueel geïdentificeerd en geregistreerd in het geautomatiseerde gegevensbestand, bedoeld in artikel 109 van de diergezondheidsverordening. Het aantal gehouden dieren kan exact worden bepaald. Voor bepaalde diersoorten en diercategorieën is het echter niet eenvoudig te bepalen hoeveel dieren van een bepaalde diersoort of diercategorie in een kalenderjaar worden gehouden. In artikel 9.19, derde lid, is daarom bepaald dat voor die diersoorten of diercategorieën bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over de wijze waarop het aantal in een kalenderjaar gehouden dieren van die diersoort of diercategorie dan wordt bepaald.

Dit zijn concreet runderen jonger dan een jaar en varkens. Artikel 5.3 hanteert voor zowel de berekening van het aantal runderen jonger dan één jaar dat per kalenderjaar wordt gehouden als voor het aantal varkens dat per kalenderjaar wordt gehouden het aantal afgevoerde dieren als maatstaf. Deze maatstaf biedt uitkomst bij varkens, omdat varkens niet individueel als gehouden worden geregistreerd, maar op grond van artikel 5b.59 Regeling houders van dieren wel worden geregistreerd wanneer ze het bedrijf verlaten om vervoerd te worden naar een ander bedrijf of ten behoeve van slacht of export. Ook bij runderen jonger dan één jaar biedt deze maatstaf uitkomst, omdat runderen jonger dan één jaar weliswaar individueel worden geregistreerd, maar voor deze diercategorie geen goed meetmoment kan worden vastgesteld. Het gaat namelijk vooral om kalveren die gemiddeld zes tot negen maanden op een kalverbedrijf worden gehouden. Ook voor deze categorie wordt daarom aangesloten bij het moment dat de dieren het bedrijf verlaten voor slacht of export. Ten opzichte van de oude bepaling is in het tweede lid de zinsnede ‘al dan niet via een verzamelcentrum’ toegevoegd, om de bepaling gelijk te trekken met de bewoordingen in artikel 5.12.

Voor pluimvee geldt overigens op grond van art. 9.15, vierde lid, van de Wet dieren een geheel van de hoofdregel afwijkend regime: de diergezondheidsheffing wordt per koppel opgelegd. Dat gebeurt spoedig nadat een koppel in de stal is gebracht om door de veehouder te worden gehouden. Ook daarover zijn op grond van de Regeling houders van dieren gegevens beschikbaar. Op grond van artikel 9.21 van de Wet dieren wordt de diergezondheidsheffing voor het inleggen van (vaccin)broedeieren geheven naar het aantal (vaccin)broedeieren dat in een kalenderjaar in een broedmachine wordt ingelegd.

Artikel 5.4

Deze bepaling gaat over plafondbedragen van de totale opbrengst van de diergezondheidsheffingen. Artikel 9.22 van de Wet dieren regelt dat deze plafondbedragen vanaf 2020 bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld voor periodes van vijf kalenderjaren. De plafondbedragen die met ingang van 1 januari 2020 gelden, zijn dus van toepassing tot en met 31 december 2024. Zij zijn vastgesteld bij besluit van 10 oktober 2019 tot wijziging van het Besluit diergezondheidsheffing in verband met de vaststelling van nieuwe plafondbedragen en de tarieven voor 2020 en wijziging van de maximale hoogte van de reserve (Stb. 354) en zijn met onderhavig wijzigingsbesluit gecontinueerd.

Het plafondbedrag is destijds, net als in de daaraan voorafgaande jaren, vastgesteld per sector: runderen, varkens, pluimvee (kippen, kalkoenen, eenden en broedeieren) en schapen en geiten. Deze bedragen zijn steeds opgebouwd uit een deel bestrijdingskosten en een deel reguliere kosten. De reguliere kosten, de zogeheten ‘5‑jaarlijkse kosten’, zijn kosten voor preventie, waaronder monitoring, paraatheid van voorzieningen die in geval van crisis nodig zijn en uitvoeringskosten van het innen van de heffing.

De steunmaatregelen die verband houden met het Diergezondheidsfonds en het heffingenstelsel dat die maatregelen (onder andere) financiert, zijn ter toetsing voorgelegd aan de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft besloten geen bezwaar te maken, omdat de staatssteunregeling verenigbaar is met de interne markt. Ook de financiering van de steun met parafiscale heffingen heeft geen aanleiding tot bezwaar gegeven.2 Dit oordeel van de Europese Commissie had een looptijd tot 31 december 2021. Bij besluit van 16 december 2020 (PbEU 2020, C 9254) is de verlenging tot 31 december 2022 goedgekeurd.

Artikel 5.5

Deze bepaling gaat over de bijdrage die in de tarieven wordt opgenomen voor een crisisreserve. Bestrijdingskosten voor dierziekten zijn lastig op voorhand te begroten. Om die reden wordt in de tarieven een bijdrage opgenomen voor de vorming van een crisisreserve. Ten behoeve van het bedrijfsleven wordt daarmee een zodanig fondsvermogen opgebouwd dat de eerste kosten van een dierziekte-uitbraak uit het Diergezondheidsfonds betaald kunnen worden. Naar verwachting worden zo tariefwijzigingen beperkt. Een deel van de uitgaven voor een uitbraak kan namelijk direct worden betaald uit de reserve en een deel kan worden verwerkt in de tarieven van één later jaar, als onderdeel van de tarieven.

De omvang van de reserve mag ten hoogste 40% van het plafondbedrag zijn (artikel 9.23, derde lid, van de Wet dieren). In artikel 5.5 zijn de in het toenmalige Besluit diergezondheidsheffing opgenomen bedragen gecontinueerd.

Artikel 5.6 – Artikel 5.12

Deze bepalingen bevatten de tarieven voor de diergezondheidsheffing. Er zijn ten opzichte van het toenmalige Besluit diergezondheidsheffing geen andere wijzigingen aangebracht dan die, genoemd in het algemeen deel. Opgemerkt wordt dat de tarieven voor varkens met dit besluit worden geherintroduceerd (voor 2021 was het tarief in het toenmalig Besluit diergezondheidsheffing op nihil gezet). Het is dezelfde bepaling als in het Besluit diergezondheidsheffing zoals dat gold in 2019, maar in het vierde lid is ‘vleesvarken’ vervangen met ‘varken’. Aan artikel 5.7 lid 3c is toegevoegd dat dit tarief ook geldt voor ingelegde vaccinbroedeieren. Tot slot is dus de nieuwe categorie ‘leghanen’ geïntroduceerd.

Artikel II

Met de overheveling van de bepalingen uit het Besluit diergezondheidsheffing naar het Besluit diergezondheid vervalt het Besluit diergezondheidsheffing

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,


X Noot
1

Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), nota van toelichting bij Besluit diergezondheid en het besluit van 24 maart 2021, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal artikelen van de Wet dieren over diergezondheid, van de wet van 5 juli 2017 tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers (herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds) (Stb. 2017, 313) en tot het doen vervallen van bepalingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Stb. 168).

X Noot
2

Besluit van 14 augustus 2015, PbEU 2015, C 325.

Naar boven