Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 30 september 2021, nr. IENW/BSK-2021/232424, tot wijziging van de bijlagen van de Regeling ammoniak en veehouderij en bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij in verband met actualisering hiervan

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 1, eerste lid, en 9 van de Wet ammoniak en veehouderij en de artikelen 1 en 10 van de Wet geurhinder en veehouderij;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De bijlagen 1, 2 en 3 van de Regeling ammoniak en veehouderij worden als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A 1, diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, van bijlage 1, wordt als volgt gewijzigd:

Na de rij met Rav-code A 1.36 worden drie rijen ingevoegd, luidende:

A 1.37

Ligboxenstal met een indrukbare drainerende loopvloer voorzien van een mestschuif, de urine en mest worden direct gescheiden en apart opgeslagen.

BWL 2021.06

19

6,4

A 1.38

Ligboxenstal voorzien van geprofileerde rubberen oplegmatten met ruitprofiel onder 2% afschot naar een centrale giergoot en frequente mestverwijdering met vaste mestschuif

BWL 2021.07

19

8,9

A 1.39

Natuurlijk geventileerde ligboxenstal met een roostervloer voorzien van inlays met urineafvoergaatjes in de roosterspleten, frequent bevochtigen en schoonzuigen van de vloer door een mestverzamelrobot en een mechanische kelderluchtafzuiging met een chemisch luchtwassysteem (95% emissiereductie)

BWL 2021.08

19

3,6

B

Onderdeel E 6, additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag, van bijlage 1, wordt als volgt gewijzigd:

De rijen E 6.4.1 en E 6.4.2 komen te luiden:

E 6.4.1

droogtunnel met geperforeerde banden

BWL 2005.06.V4

7

0,001; 0,002

E 6.4.2

droogtunnel met geperforeerde metalen platen

BWL 2007.09.V4

7

0,001; 0,002

C

Onderdeel E 7, additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof en ammoniak, van bijlage 1, wordt als volgt gewijzigd:

De rij E 7.15 komt te luiden:

E 7.15

Ionisatie d.m.v. koolstofborsteltjes; 31% emissiereductie fijnstof

BWL 2020.03.V3

32

0

D

Onderdeel F 6, additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof, van bijlage 1, wordt als volgt gewijzigd:

De rij F 6.11 komt te luiden:

F 6.11

Ionisatie d.m.v. koolstofborsteltjes; 31% emissiereductie fijnstof

BWL 2020.03.V3

32

0

E

De onderdelen A 4, diercategorie vleeskalveren tot circa 8 maanden, C 1, diercategorie geiten ouder dan 1 jaar, C 2, diercategorie opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar, C 3, diercategorie opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen, D 1.1, diercategorie biggenopfok (gespeende biggen), D 1.2 diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) en D 3, diercategorie vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking, van bijlage 1, worden als volgt gewijzigd:

In de rijen A 4.5.4, C 1.1.4.4, C 2.1.4.4, C 3.1.4.4, D 1.1.15.4, D 1.2.17.4, D 1.3.12.4, D 2.4.4 en D 3.2.15.4 wordt in de derde kolom ‘BWL 2010.02.V6’ vervangen door ‘BWL 2010.02.V7’.

F

In het opschrift van bijlage 2 wordt ‘artikel 2, tweede lid,’ vervangen door ‘artikel 2, derde lid’.

G

In het opschrift van bijlage 3 wordt ‘artikel 2, derde lid,’ vervangen door ‘artikel 2, vierde lid’.

ARTIKEL II

De onderdelen A 4, diercategorie vleeskalveren tot circa 8 maanden, C 1, diercategorie geiten ouder dan 1 jaar, C 2, diercategorie opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar, C 3, diercategorie opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen, D 1.1, diercategorie biggenopfok (gespeende biggen), D 1.2, diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), D 1.3, diercategorie guste en dragende zeugen, D 2, diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder, en D 3, diercategorie vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking, van bijlage 1 bij de Regeling geurhinder en veehouderij worden als volgt gewijzigd:

In de rijen met daarin de vermelding van een ‘gecombineerd luchtwassysteem 45% geurreductie’ wordt in de derde kolom ‘BWL 2010.02.V6’ vervangen door ‘BWL 2010.02.V7’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

TOELICHTING

I. Algemeen

1. De wijziging

Deze regeling wijzigt verschillende onderdelen van bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav), de opschriften van bijlagen 2 en 3 van deze regeling en verschillende onderdelen van bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij (hierna: Rgv).

De Rav is een ministeriële regeling die regels bevat voor de uitvoering van de Wet ammoniak en veehouderij (hierna: Wav). De Wav bevat regels voor de beoordeling van de gevolgen van ammoniakemissie van veehouderijen bij de verlening van omgevingsvergunningen. De Rgv is een ministeriële regeling die regels bevat voor de uitvoering van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv). De Wgv bevat regels voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen bij de verlening van omgevingsvergunningen.

In bijlage 1 bij de Rav zijn emissiefactoren opgenomen voor de berekening van de ammoniakemissie vanuit veehouderijen. De emissiefactoren zijn gekoppeld aan huisvestingssystemen en additionele technieken per diercategorie. Bevoegde gezagen berekenen de ammoniakemissie van een veehouderij voor de toetsing aan de Wav en het Activiteitenbesluit milieubeheer in het kader van de oprichting of verandering van een veehouderij. Ook gebruiken bevoegde gezagen de emissiefactoren van bijlage 1 voor de beoordeling of wordt voldaan aan de maximale emissiewaarden van het Besluit emissiearme huisvesting. Daarnaast stellen bevoegde gezagen aan de hand van de berekening van de ammoniakemissie van een veehouderij de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming vast.

Bijlage 1 bij de Rgv bevat een lijst met (groepen van) huisvestingssystemen met bijbehorende emissiefactoren aan de hand waarvan de geuremissie en geurbelasting vanuit dierenverblijven worden berekend. De geuremissiefactoren worden gebruikt bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu voor de oprichting of verandering van een veehouderij en voor de naleving van de algemene regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het houden van landbouwhuisdieren.

Bijlage 1 bij de Rav is op een aantal punten gewijzigd in het kader van de periodieke actualisatie van deze bijlage. Bij deze wijziging zijn drie nieuwe huisvestingssystemen met een voorlopige emissiefactor opgenomen en zijn voor één huisvestingssysteem en drie additionele technieken de systeembeschrijvingen aangepast.

De opschriften van bijlage 2 en 3 zijn gewijzigd, omdat hierin per abuis niet naar de juiste leden van artikel 2 van de Rav werd verwezen.

Bijlage 1 bij de Rgv is, eveneens in het kader van de periodieke actualisatie aangepast. Bij deze wijziging is van een stalsysteem de systeembeschrijving aangepast.

2. Gevolgen

Administratieve lasten

Deze regeling bevat geen meldings-, registratie- of andere informatieverplichtingen en leidt niet tot een verhoging van administratieve lasten voor bedrijven.

Effecten voor het bedrijfsleven

Deze regeling leidt niet tot extra regeldruk of nalevingskosten voor het bedrijfsleven. De nieuwe huisvestingssystemen bieden meer mogelijkheden om dierenverblijven emissiearm uit te voeren. Met de wijziging van de systeembeschrijvingen voor één huisvestingssysteem en twee additionele technieken zijn deze in overeenstemming gebracht met de uitvoering in de praktijk.

Omdat de wijzigingen geen gevolgen voor de regeldruk hebben en niet tot hogere nalevingskosten leiden is de ontwerpregeling niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van het Instellingsbesluit ATR (Besluit van 17 mei 2017, nr. 2017000809, houdende instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk).

Lasten voor de overheid

Er is geen sprake van stijging van de bestuurlijke lasten voor gemeenten en provincies die optreden als bevoegd gezag.

Effecten voor het milieu

Er zijn neutrale of licht positieve effecten op het milieu. De wijzigingen geven meer mogelijkheden aan veehouders om emissies te beperken. Dit is ook bevestigd door de Technische adviespool (TAP) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

3. Voorbereiding

De beschrijvingen van huisvestingssystemen en andere gegevens die de basis vormen voor de wijzigingen in bijlage 1 van de Rav en bijlage 1 van de Rgv zijn in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat door deskundigen van de TAP op volledigheid en juistheid beoordeeld. Zij hebben aan het ministerie advies uitgebracht over de uitvoeringseisen voor de verschillende huisvestingssystemen. Dit advies is overgenomen en onder meer verwerkt in de stalbeschrijvingen.

Daarnaast zijn de fabrikanten van de huisvestingssystemen die bij deze wijziging worden opgenomen in bijlage 1 bij de Rav geconsulteerd. Eveneens zijn de fabrikanten van de huisvestingssystemen en additionele technieken waarvan de systeembeschrijvingen worden gewijzigd geconsulteerd.

De wijziging brengt geen ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven. De wijzigingen geven meer mogelijkheden aan veehouders om de emissies te beperken. Dit kan een positief effect op het milieu hebben. Daarnaast leidt deze regeling niet tot extra regeldruk of nalevingskosten voor het bedrijfsleven. De wijziging heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk, omdat de aanpassingen van de systeembeschrijvingen in overeenstemming zijn met de uitvoering in de praktijk. Op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie1 kon internetconsultatie daarom achterwege blijven.

4. Inwerkingtreding

Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede lid) en de minimuminvoeringstermijn van twee maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid). De reden van deze afwijking is dat hiermee aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen worden voorkomen (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vijfde lid, onderdeel a). Zo spoedig mogelijke inwerkingtreding na de bekendmaking van deze regeling is nadrukkelijk de wens van de sector en fabrikanten zodat nieuwe inzichten en technische ontwikkelingen zo snel mogelijk hun beslag krijgen.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

In de onderdelen A tot en met E is bijlage 1 van de Rav op verschillende punten geactualiseerd en aangevuld. Hieronder worden deze wijzigingen toegelicht.

Onderdeel A

Binnen de diercategorie A 1 (melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar) zijn drie nieuwe huisvestingssystemen opgenomen:

  • ‘Ligboxenstal met een indrukbare drainerende loopvloer voorzien van een mestschuif, de urine en mest worden direct gescheiden en apart opgeslagen’ (BWL 2021.06) met een voorlopige emissiefactor (eindnoot 19) van 6,4 kg NH3 per dierplaats per jaar. Het emissiereducerend principe van dit systeem is gebaseerd op directe en volledige afvoer van de urinefractie door de drainerende loopvloer naar een afgedekte kelderopslag. De mest en urine worden apart van elkaar opgeslagen.

  • ‘Ligboxenstal voorzien van geprofileerde rubberen oplegmatten met ruitprofiel onder 2% afschot naar een centrale giergoot en frequente mestverwijdering met vaste mestschuif’ (BWL 2021.07) met een voorlopige emissiefactor (eindnoot 19) van 8,9 kg per dierplaats per jaar. Op de vloer wordt een dichte geprofileerde rubbermat aangebracht. Door regelmatige afvoer van de mest, het afvoeren van de gier in een goot en het afsluiten van de mestkelder wordt de ammoniakemissie gereduceerd.

  • ‘Natuurlijk geventileerde ligboxenstal met een roostervloer voorzien van inlays met urineafvoergaatjes in de roosterspleten, frequent bevochtigen en schoonzuigen van de vloer door een mestverzamelrobot en een mechanische kelderluchtafzuiging met een chemisch luchtwassysteem (95% emissiereductie)’ (BWL 2021.08) met een voorlopige emissiefactor (eindnoot 19) van 3,6 kg per dierplaats per jaar. Het emissiereducerend principe van dit nieuwe systeem bestaat uit het frequent verwijderen van de mest van de roostervloer in combinatie met het bevochtigen van de vloer en het grotendeels afsluiten van de kelder, en het behandelen van de uit de kelder aangezogen lucht in een chemisch luchtwassysteem.

Onderdeel B

In de systeembeschrijvingen voor de additionele technieken ‘droogtunnel met geperforeerde banden’ (BWL 2005.06.V4) en ‘droogtunnel met geperforeerde metalen platen’ (BWL 2007.09.V4) is bij onderdeel 3b voor de diercategorie opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken (E 1) de minimaal geïnstalleerde capaciteit voor het beluchten aangepast naar 0,85 m3/uur/dier. De oude eis van 2 m3/dier/uur is voor deze diercategorie te hoog gebleken.

Onderdelen C en D

Voor de additionele techniek ‘Ionisatie d.m.v. koolstofborsteltjes; 31% emissiereductie fijnstof’ (BWL 2020.03.V3) is de systeembeschrijving aangepast, omdat hierin een onjuiste beschrijving stond van het werkingsprincipe. Bij deze techniek vindt de emissiereductie plaats door het geven van een lading aan de stofdeeltjes. De stofdeeltjes binden zich aan watermoleculen en slaan neer op de grond. De lading is afkomstig van een ionisatiesysteem met koolstofborsteltjes. In het beschreven systeem zijn deze koolstofborsteljes aangebracht in verlichtingsarmaturen met led-tl lampen (de leverancier noemt deze armaturen ionisatielampen). De ‘led-armaturen’ zijn in deze situatie de drager van het systeem. De led-lampen leveren geen bijdrage in de emissiereductie. Het ionisatiesysteem met koolstofborstjes zorgt voor de reductie van de fijnstofemissie. De beschrijving is op dit onderdeel verduidelijkt en aangepast.

Onderdeel E

Voor het huisvestingssysteem ‘gecombineerd luchtwassysteem 85% ammoniakemissiereductie met watergordijn en biologische wasser’ (BWL 2010.02.V7) is de systeembeschrijving aangepast. Bij de voorheen in de systeembeschrijving opgegeven minimale spuiwaterproductie voert de luchtwasser onvoldoende stikstof af, om het reductiepercentage van 85% te halen. In de nieuwe versie van de systeembeschrijving (BWL 2010.02.V7) zijn de minimale en de maximale waarden voor de spuiwaterproductie geschrapt. De leverancier vermeldt de minimale en maximale verwachte gemiddelde spuiwaterproductie in de opleveringsverklaring. Voor de berekening van de benodigde spuiwaterproductie kan vervolgens gebruik gemaakt worden van de kengetallen uit het Technisch Informatiedocument ‘Luchtwassystemen voor de veehouderij’. De leverancier die de meetrapporten voor dit huisvestingssysteem heeft laten opstellen heeft ingestemd met deze wijziging. Op verzoek van de leverancier en na advies van de TAP is in de nieuwe versie van de systeembeschrijving eveneens de maximale waarde voor de geleidbaarheid van het waswater aangepast en vastgesteld op 20 mS/cm. Deze aanpassing heeft geen invloed op de werking van het luchtwassysteem en zorgt ervoor dat er minder spuiwater wordt geproduceerd. Dit is vanuit kosten- en milieuoogpunt gunstig.

Onderdelen F en G

Ingevolge de onderdelen F en G zijn de opschriften van de bijlagen 2 en 3 gewijzigd. In deze opschriften werd verwezen naar respectievelijk het tweede en het derde lid van artikel 2. Bij wijziging van de Rav van 1 juni 20202 is aan artikel 2 onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, een nieuw tweede lid toegevoegd. Per abuis zijn niet tegelijkertijd de hiervoor genoemde verwijzingen in de opschriften van bijlage 2 en 3 aangepast. Bij deze wijziging van de Rav is dat alsnog gebeurd. In de opschriften van de bijlagen 2 en 3 wordt nu verwezen naar het derde en het vierde lid van artikel 2.

Artikel II

In bijlage 1 van de Rgv is voor het huisvestingssysteem ‘gecombineerd luchtwassysteem 30% geurreductie met watergordijn en biologische wasser’ (BWL 2010.02.V7) de systeembeschrijving aangepast. Voor een toelichting bij deze wijziging wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel E.

Artikel III

Voor een toelichting op de inwerkingtreding van deze regeling wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg


X Noot
1

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

Naar boven