Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2021, 39705 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2021, 39705 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of bekostigde instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel de natuurlijke persoon die de instelling in stand houdt;
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;
onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
instellingsbestuur van een instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
andere dan in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, bedoelde instelling waarvan de aanvraag op grond van artikel 1.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs is toegewezen, dan wel een rechtspersoon voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De kaderregeling is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt.
1. De Minister verstrekt in het kader van de uitbraak van COVID-19 aan het bevoegd gezag van een instelling voor beroepsonderwijs of aan het instellingsbestuur van een instelling voor hoger onderwijs die in de periode van 1 april 2021 tot en met 31 juli 2021 zelftesten heeft ontvangen, subsidie voor een tegemoetkoming in de kosten van:
a. niet-bekostigde instellingen voor het ontvangen, opslaan en distribueren van zelftesten aan personeel en studenten binnen de instelling, en
b. bekostigde instellingen die hebben gekozen voor levering van de zelftesten aan de instelling en die vervolgens zelf volledig zorgdragen voor het ontvangen, opslaan en distribueren van zelftesten aan personeel en studenten binnen de instelling.
De subsidie wordt door het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs of door het instellingsbestuur van de instelling voor hoger onderwijs aangevraagd.
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 september 2021 tot en met 15 oktober 2021.
2. Aanvragen die worden ingediend na 15 oktober 2021 worden afgewezen.
3. In aanvulling op artikel 3.4 van de kaderregeling, en in afwijking van de artikelen 3.5 tot en met 3.7 van de kaderregeling, bevat de aanvraag:
a. indien het bevoegd gezag van een instelling voor beroepsonderwijs of het instellingsbestuur van een instelling voor hoger onderwijs voor een lager aantal studenten subsidie aanvraagt dan het aantal bedoeld in artikel 7, eerste lid, opgave van dit aantal studenten op het formulier, bedoeld in het vierde lid, voorzien van een motivering. Het subsidiebedrag bedraagt in dat geval ten minste € 3.000,–;
b. een verklaring van het bevoegd gezag van een instelling voor beroepsonderwijs of het instellingsbestuur van een instelling voor hoger onderwijs, dat zij zelftesten heeft ontvangen en zelf de distributie onder personeel en studenten heeft verzorgd;
c. een ingevuld activiteitenverslag bestaande uit enkele in het aanvraagformulier opgenomen vragen.
4. De aanvraag geschiedt met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat door DUS-I beschikbaar wordt gesteld. Aan het bevoegd gezag van de betreffende instellingen voor beroepsonderwijs of het instellingsbestuur van de betreffende instellingen voor hoger onderwijs wordt een persoonlijke link toegezonden.
Voor subsidieverstrekkingen op grond van deze regeling is in het kalenderjaar 2021 ten hoogste € 3.000.000 beschikbaar.
1. De hoogte van het subsidiebedrag per instelling wordt bepaald op grond van het aantal studenten dat op 1 oktober 2020 aan de instelling als daadwerkelijk schoolgaand stond ingeschreven in het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in artikel 4 van de Wet register onderwijsdeelnemers.
2. De hoogte van het subsidiebedrag wordt berekend door het aantal studenten van de instelling te vermenigvuldigen met € 63,–.
3. Instellingen waaraan minder dan 50 deelnemers staan ingeschreven, komen niet in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling.
4. Voor instellingen waaraan minder dan 10.000 deelnemers staan ingeschreven, bedraagt het subsidiebedrag, berekend op grond van het tweede lid, ten hoogste € 50.000.
5. Voor instellingen waaraan 10.000 of meer deelnemers staan ingeschreven, bedraagt het subsidiebedrag ten hoogste € 100.000.
1. De activiteiten worden uitgevoerd in de periode van 1 april 2021 tot en met 15 oktober 2021.
2. De Minister betaalt het subsidiebedrag in één termijn.
3. Indien de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan activiteiten passend bij het doel van deze regeling of overige activiteiten ten behoeve van de aanpak van de coronacrisis in het onderwijs.
1. De verantwoording van de subsidie voor de bekostigde instellingen geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
2. Indien de hoogte van de subsidie voor een niet-bekostigde instelling minder bedraagt dan € 25.000,– wordt de subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de Minister bij de vaststelling wordt genoemd. De artikelen 7.2, tweede lid, en 7.3, eerste, tweede en vierde lid, van de kaderregeling zijn van toepassing.
3. Indien de hoogte van de subsidie voor een niet-bekostigde instelling meer bedraagt dan € 25.000,– wordt de subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de Minister bij de vaststelling wordt genoemd. De artikelen 7.2, eerste lid, en 7.6 van de kaderregeling zijn van toepassing.
De uitbraak van COVID-19 heeft het onderwijs voor grote uitdagingen gesteld. Vanwege het epidemiologische beeld gold voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) tot 1 maart 2021 en voor het hoger onderwijs (ho) tot 26 april 2021, met enkele specifieke uitzonderingen, een verbod op fysiek onderwijs (art. 6.10 Tijdelijke regeling Covid-19, Stcrt. 2020, 66909). Op 23 maart 2021 heeft het kabinet, vanwege het belang van fysiek onderwijs, besloten dat studenten in het mbo en ho 1 dag per week fysiek onderwijs kunnen volgen. Onderdeel van dit besluit is dat zelftesten beschikbaar gesteld worden voor het preventief testen van studenten en medewerkers (Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1063). Naar verwachting kunnen besmettingen door preventief testen vroegtijdig worden geïdentificeerd, waardoor verdere verspreiding van het virus kan worden voorkomen.
Zelftesten zijn vanaf april 2021 in het ho beschikbaar gesteld en sinds mei 2021 in het mbo. De overheid heeft de zelftesten voor studenten en medewerkers in het bekostigd en niet-bekostigd erkend mbo of geaccrediteerd ho onderwijs beschikbaar gesteld en gesubsidieerd. Hiervoor gelden twee eisen:
• De onderwijsinstelling heeft een BRIN-nummer; en
• De onderwijsinstelling verzorgt opleidingen die geregistreerd staan in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) of het Centraal register beroepsonderwijs (Crebo).
Het doel van het zelftestbeleid is ervoor te zorgen dat de testen op een laagdrempelige manier bij de studenten en medewerkers terecht komen, zonder dat dit de instellingen te zwaar belast. Het werken met zelftesten is niet voorwaardelijk geweest voor de veilige doorgang van fysiek onderwijs op de onderwijsinstelling. Van instellingen is niet verwacht dat zij een rol spelen in de controle op het gebruik van de zelftesten door studenten en medewerkers voordat zij naar de instelling kwamen. De instelling is ook niet verantwoordelijk gehouden voor de manier waarop studenten en medewerkers zijn omgegaan met het verzoek zich te laten testen.
Ook ten aanzien van de levering en distributie van de testen zijn de onderwijsinstellingen, zowel bekostigd als geaccrediteerd niet-bekostigd, zoveel als mogelijk gefaciliteerd en ondersteund. Voor de levering en distributie van de zelftesten is in overleg met de koepelorganisaties in het mbo en ho gekozen voor 2 opties:
1) levering aan instellingen, die vervolgens zelf zorgdragen voor distributie binnen de eigen instelling, of
2) levering direct aan studenten en personeel via een aanvraagportaal op www.zelftestonderwijs.nl.
De regeling heeft enkel betrekking op optie 1. Bekostigde instellingen hebben zelf de keuze gemaakt tussen een van de twee opties. De niet-bekostigde instellingen hebben enkel gebruik gemaakt van de optie waarbij zij zelf de distributie verzorgen omdat zij niet zijn aangesloten op het aanvraagportaal.
De keuze om niet alleen aan bekostigde maar ook aan niet-bekostigde geaccrediteerde of erkende instellingen middelen toe te kennen komt voort uit het feit dat het verbod op fysiek onderwijs evenzeer gold voor deze instellingen.
De subsidie is uitsluitend bedoeld voor die instellingen die zelf zorg hebben gedragen voor distributie en ziet op een bijdrage in de kosten die in dit verband zijn gemaakt. Instellingen die van deze optie gebruik hebben gemaakt, zijn zelf verantwoordelijk voor de distributie van de zelftesten naar studenten en medewerkers. Zij hebben de zelftesten ontvangen op de locatie(s) die zij zelf hebben opgegeven. Instellingen zijn verantwoordelijk voor de ontvangst, opslag, en distributie van zelftesten, en voor de communicatie aan studenten en medewerkers over de wijze waarop, het moment van en de locatie waar zelftesten kunnen worden verkregen.
De regeling wordt door de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) uitgevoerd. De aanvraag voor deze subsidie wordt elektronisch ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld door DUS-I. Aan het bevoegd gezag of instellingsbestuur van de betreffende onderwijsinstellingen wordt hiervoor een persoonlijke link toegezonden.
Het onderwijsveld wordt op de hoogte gesteld van deze regeling. Bijvoorbeeld via nieuwsbrieven, sectorraden, en rechtstreekse communicatie naar de betreffende instellingen zal de benodigde informatie worden verstrekt.
Voor de aanvraag en de verantwoording van de subsidie worden formats beschikbaar gesteld via DUS-I.
Uitgangspunt is dat het aanvraagproces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten creëert. Vanuit DUS-I is een voorgeschreven, digitaal formulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend.
Elk bevoegd gezag van een instelling voor beroepsonderwijs of het instellingsbestuur van een instelling voor hoger onderwijs kan zelfstandig een aanvraag doen. Het maximum aan te vragen bedrag per instelling is bepaald aan de hand van het aantal studenten per instelling op basis van door de instelling aan DUO geleverde gegevens. Hoewel deze gegevens niet voor alle besturen honderd procent volledig zijn, vormen ze een eenduidige en uitvoerbare basis voor het vaststellen van de hoogte van het subsidiebedrag.
Van de aanvragers wordt verwacht dat zij een aanvraag binnen 2 uur afgehandeld kunnen hebben.
Handeling |
Tijdsbesteding in uren |
Regeldrukkosten 90 instellingen |
---|---|---|
Kennisname subsidie |
0,25 |
€ 1.125 |
Gegevens verkrijgen |
0,25 |
€ 1.125 |
Interne vergadering |
0,5 |
€ 2.250 |
Aanvraag subsidie |
0,5 |
€ 2.250 |
Archiveren documenten |
0,08 |
€ 360 |
Jaarverslaggeving1 |
1 |
€ 4.500 |
Totaal |
2,58 |
€ 11.610 |
Deze ministeriële regeling is met een kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing van de gevolgen voor de regeldruk aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd. De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Vanwege het positieve epidemiologische beeld in Caribisch Nederland tijdens de start van de distributie van zelftesten, is besloten geen zelftesten te leveren aan onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland. Deze regeling geldt daarom niet voor Caribisch Nederland.
In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd.
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (kaderregeling) is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt. In de kaderregeling zijn algemene subsidieregels opgenomen, waaronder een aantal algemene subsidieverplichtingen voor subsidieontvangers.
Deze regeling voorziet in het kader van de uitbraak van COVID-19 in een tegemoetkoming in de kosten voor twee categorieën instellingen. In de eerste plaats voor niet-bekostigde instellingen voor het distribueren van zelftesten aan personeel en studenten binnen de eigen instelling. Ten tweede voor bekostigde instellingen die hebben gekozen voor levering van zelftesten aan de instelling en die vervolgens zelf zorg hebben gedragen voor distributie aan personeel en studenten binnen de instelling. De tegemoetkoming is bedoeld als een bijdrage in de kosten die gemaakt zijn of worden voor het logistieke proces dat nodig is om hier binnen de instelling invulling aan te geven. De kosten van de testen zelf en de levering van deze testen aan de instelling vallen buiten de reikwijdte van de regeling.
Te subsidiëren activiteiten zijn, maar zijn niet beperkt tot:
– inzet van personeel voor ontvangst, opslag en distributie van zelftesten;
– kosten gemaakt voor de opslag van de zelftesten;
– kosten gemaakt voor het opzetten van een uitgiftepunt;
– kosten gemaakt voor het verzenden van zelftesten aan studenten en medewerkers;
– kosten gemaakt voor het communiceren over zelftesten aan studenten en medewerkers.
Indien hiervoor externe partijen zijn ingezet, dan dient dit volgens de geldende aanbestedingsregels te gebeuren.
Het bevoegd gezag of instellingsbestuur van een instelling vraagt de subsidie aan via een online aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld door DUS-I. Aan het bevoegd gezag of instellingsbestuur van de betreffende onderwijsinstellingen wordt hiervoor een persoonlijke link toegezonden.
Het aanvraagformulier wordt opengesteld in de periode van 1 september tot en met 15 oktober 2021. Bij de aanvraag wordt na het invoeren door de instellingen die deelnemen automatisch het maximaal beschikbare bedrag per instelling bepaald. Vervolgens kan het bevoegd gezag bij de aanvraag ervoor kiezen om voor het maximale bedrag subsidie aan te vragen, of om voor een lager bedrag subsidie aan te vragen. Het minimale bedrag waarvoor subsidie kan worden aangevraagd bedraagt ten minste € 3.000,–
In het digitale aanvraagformulier komen de volgende aspecten aan bod:
– instellingsinformatie;
– indien een lager subsidiebedrag wordt aangevraagd, een motivering van het gevraagde bedrag;
– een ondertekende verklaring van de instelling dat zij zelftesten heeft ontvangen en zelf de distributie onder personeel en studenten heeft verzorgd;
– een overzicht van de verrichte of te verrichten activiteiten.
De bedragen per sector zijn tot stand gekomen via een rekenkundige onderbouwing, gebaseerd op een schatting van de benodigde inzet per instelling. Zie hierover ook de toelichting bij artikel 7. De subsidie gaat niet alleen over de inzet van personeel, te subsidiëren activiteiten kunnen ook bestaan uit kosten voor materialen zoals genoemd in de toelichting bij artikel 3. Er kan geen sprake zijn van overschrijding van het subsidieplafond, aangezien het subsidiebedrag per instelling is gemaximeerd.
In het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs dienen zowel de bekostigde als de niet-bekostigde instellingen individueel een aanvraag in. Omdat het aantal studenten van de instelling op voorhand bekend is, kan vooraf inzicht gegeven worden in het totale subsidiebedrag dat maximaal aangevraagd kan worden. De studentaantallen 1 oktober 2020 vormen hiervoor de basis.
De subsidie ziet op een bijdrage in de gemaakte kosten, omdat moeilijk vast te stellen is welke kosten in de praktijk zijn gemaakt. Het bedrag van € 63 per student betreft het beschikbare budget, gedeeld door de studentenaantallen van de betreffende instellingen op peildatum 1 oktober 2020.
Instellingen waaraan minder dan 50 deelnemers staan ingeschreven, komen niet in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling. De uitvoeringskosten voor kleine subsidies staan niet in verhouding tot de hoogte van het te verstrekken subsidiebedrag. Het minimum studentenaantal is in overleg met het veld beoordeeld als een redelijke ondergrens. Ervan uitgaande dat het grootste gedeelte van de gemaakte kosten vaste kosten betreft, worden de bedragen in het vierde en vijfde lid gemaximeerd op € 50.000,– voor instellingen met minder dan 10.000 ingeschreven deelnemers en € 100.000,– voor instellingen met meer dan 10.000 ingeschreven deelnemers. Daarbij is ook in overweging genomen dat instellingen met veel onderwijsdeelnemers te maken hebben met schaalvoordelen bij de distributie van zelftesten. De grotere instellingen, met meer dan 10.000 deelnemers, hebben meer vestigingen en zodoende ook meer kosten moeten maken.
Eventuele onderuitputting van de beschikbare subsidie op basis van deze regeling vloeit terug naar de schatkist.
De subsidie wordt direct vastgesteld op basis van het vooraf bepaalde maximale aan te vragen subsidiebedrag per instelling. Daarnaast zal op het moment van verzending van de subsidiebeschikking een communicatiebericht naar de aanvragers uitgaan waarin zij worden geïnformeerd of de subsidie wordt toegekend, en voor welk bedrag.
In het derde lid is geregeld dat het subsidiebedrag, indien aan de verplichtingen is voldaan, tevens kan worden ingezet voor overige activiteiten passend bij het doel van deze regeling of overige activiteiten ten behoeve van de aanpak van de coronacrisis in het onderwijs.
Het doel van het preventieve zelftestbeleid is ervoor te zorgen dat studenten en medewerkers op een laagdrempelige manier testen kunnen ontvangen, zonder dat dit de instellingen te zwaar belast. Instellingen hebben tussen 1 april en 31 juli 2021 zelftesten ontvangen, en hebben reeds werkzaamheden verricht om de distributie van zelftesten naar studenten en medewerkers te organiseren. Instellingen zijn niet verantwoordelijk gehouden voor de manier waarop studenten en medewerkers vervolgens zijn omgegaan met het verzoek zich te laten testen, en zijn daarom alleen tot een inspanning verplicht. In het aanvraagformulier wordt aan bekostigde en niet-bekostigde instellingen gevraagd om een verklaring van de ontvangst en de verzorging van distributie van zelftesten aan studenten en medewerkers, en een activiteitenplan. Zie hiervoor ook artikel 5 en de toelichting daarbij.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 april 2021. Om de aanvraagperiode zo snel mogelijk open te stellen en ervoor te zorgen dat scholen en instellingen zo snel mogelijk duidelijkheid hebben over het ontvangen van de subsidie, is afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn van twee maanden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-39705.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.