ARTIKEL I
De Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma aanvullend op voorschoolse
educatie 2020–2021 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ’van 10 juli 2021’ vervangen door ‘vanaf de dag na de ontvangst
van de subsidieaanvraag’.
2. Het tweede lid, komt te luiden:
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. Een houder van een kindercentrum kan voor elk van zijn instellingen afzonderlijk
een subsidieaanvraag indienen, voor een inhaal- en ondersteuningsprogramma als bedoeld
in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, b of beide, van 1 augustus 2021 tot en met
10 september 2021.
2. Het vierde lid, onderdeel e, komt te luiden:
-
e. een verklaring:
-
i. dat de geprognosticeerde peuters ve-peuters zijn;
-
ii. indien de aanvraag betrekking heeft op een inhaal- en ondersteuningsprogramma ve als
bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, dat het programma aanvullend op, maar
buiten het reguliere programma en buiten de reguliere weken van voorschoolse educatie
wordt aangeboden;
-
iii. indien de aanvraag betrekking heeft op een inhaal- en ondersteuningsprogramma ve als
bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, dat het programma aanvullend op, maar
buiten het reguliere programma van voorschoolse educatie wordt aangeboden;
-
iv. dat geen subsidie wordt aangevraagd voor activiteiten waarvoor de instelling reeds
vanuit het Rijk of een gemeente wordt gefinancierd; en
-
v. dat de gemeente waar de instelling is gevestigd op de hoogte is van het doen van deze
aanvraag.
C
In artikel 8, vijfde lid, wordt ‘indien het inhaal- en ondersteuningsprogramma ve’
vervangen door ‘voor zover de subsidie is verstrekt voor een inhaal- en ondersteuningsprogramma
als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, dat’.
D
In artikel 9, eerste lid, wordt na ‘9 januari 2022’ ingevoegd ‘of na het verstrijken
van de voor het aanleveren van de op grond van het tweede lid opgevraagde gegevens
gestelde termijn dan wel binnen 22 weken na ontvangst van de op grond van het tweede
lid opgevraagde gegevens’.
ARTIKEL II
Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze regeling op grond van de Subsidieregeling
inhaal- en ondersteuningsprogramma aanvullend op voorschoolse educatie 2020–2021 zijn
verstrekt, blijft de regeling, zoals zij luidde op de dag vóór de inwerkingtreding
van deze regeling, van toepassing.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling wijzigt de Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma aanvullend
op voorschoolse educatie 2020–2021, zodat ook kindercentra met een regulier aanbod
in de schoolvakanties subsidie kunnen aanvragen voor een inhaal- en ondersteuningsprogramma
aanvullend op voorschoolse educatie (hierna: ve).
Met de oorspronkelijke Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma aanvullend
op voorschoolse educatie 2020–2021(Stcrt. 2020, 29729), werd mogelijk gemaakt dat kindercentra een inhaal- en ondersteuningsprogramma kunnen
organiseren in de schoolvakanties aanvullend op de voorschoolse educatie. De programma’s
golden voor ve-peuters die werden geraakt door de tijdelijke sluiting van kindercentra
van 16 maart tot 11 mei 2020. De fysieke sluiting van kindercentra betekende voor
veel van deze peuters namelijk een verhoogd risico op een onderwijsachterstand. Dit
heeft effect op de aansluiting met de basisschool, de kansengelijkheid en op de ontwikkeling
en het leervermogen van de meest kwetsbare kinderen. Vanwege de extra sluiting van
kindercentra in de periode van 16 december 2020 tot 8 februari 2021, is er middels
de wijzigingsregeling van 26 maart 2021 (Stcrt. 2021, 15229) een nieuwe tijdsperiode en aanvullend budget beschikbaar gesteld voor inhaal-en
ondersteuningsprogramma’s.
Een deel van de kindercentra biedt ve aan gedurende meer dan 40 weken per jaar en
is daarmee regulier al open in de schoolvakanties. Zij kunnen op dit moment geen gebruik
maken van de subsidieregeling, en de kinderen op deze locaties kunnen dus geen uren
voorschoolse educatie inhalen. Deze wijzigingsregeling beoogt ook deze kindercentra
de gelegenheid te geven een inhaalprogramma te bieden aan ve-kinderen. Daarom wordt
de subsidieregeling zo gewijzigd dat kindercentra ook subsidie kunnen aanvragen voor
extra uren ve in de weken waarin zij al een regulier aanbod ve hebben. Zodoende kan
een kindcentrum met een regulier aanbod ve in de schoolvakanties, subsidie aanvragen
voor een inhaalprogramma van bijvoorbeeld 4 uur per week gedurende enkele weken. Deze
uren komen bovenop de uren van het reguliere aanbod ve per week.
In deze wijzigingsregeling is vastgelegd welke voorwaarden gelden bij de aanvraag
voor deze subsidie. Anders dan bij het inhaal -en ondersteuningsprogramma tijdens
niet-reguliere weken in de schoolvakanties, moeten bij het inhaalprogramma in de reguliere
weken alle medewerkers ve-geschoold te zijn. Er kan subsidie worden aangevraagd in
de reguliere weken voor ten minste 1 uur per week gedurende meerdere weken, waarbij
het maximum totale aanbod van 6 uur per dag niet wordt overschreden. De aanvraagperiode
voor deze subsidieronde is van 1 augustus 2021 tot en met 10 september 2021. De programma’s
kunnen worden uitgevoerd tot 9 januari 2022.
De overige voorwaarden van de subsidieregeling blijven ongewijzigd, bijvoorbeeld de
voorwaarden met betrekking tot de wijze van het indienen van aanvragen. Daarover is
dan ook geen nieuwe toelichting opgenomen.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Met deze wijzigingsregeling kunnen kindercentra ook subsidie aanvragen voor een inhaal-
en ondersteuningsprogramma in de weken waarin zij al een regulier aanbod ve hebben.
Daarmee zijn er twee mogelijkheden om een inhaal- en ondersteuningsprogramma aan te
bieden. Dit betrefteen aanbod waar:
-
a) deelnemende ve-peuters minimaal 1 week gebruik van maken buiten de reguliere weken
ve. Dit betreft een aanbod in de schoolvakanties. Het aantal uren is ten minste 10 uur
en ten hoogste 16 uur per week.
-
b) deelnemende ve-peuters gedurende de reguliere weken van voorschoolse educatie gebruik
van maken. Het betreft hier een aanbod in de weken dat er een regulier aanbod ve wordt
geboden, dat aanvullend is maar buiten het reguliere programma ve.
Het totale aanbod van 6 uur per dag, zoals vastgelegd in artikel 2, tweede lid, van
het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, mag niet overschreden
worden. Hierbij gaat het om de reguliere ve-uren en de uren van het aanvullende inhaalprogramma
tezamen.
Voor het aanbod onder het nieuwe onderdeel b gelden verder dezelfde eisen zoals vastgelegd
voor het aanbod onder onderdeel a, met uitzondering van de bepaling ten aanzien van
de tweede beroepskracht ve op de groep.
Zie voor een verdere toelichting de artikelsgewijze toelichting bij artikel I onderdeel
C.
Artikel I, onderdeel B
Een kindercentrum dat geen regulier ve-programma biedt in de schoolvakanties, kan
een subsidieaanvraag indienen voor een inhaal- en ondersteuningsprogramma als bedoeld
in artikel 3, tweede lid, onderdeel a (een inhaal-en ondersteuningsprogramma in de
vakantie), onderdeel b (een aanbod in de reguliere weken), of voor beide onderdelen.
Een kindercentrum dat 52 weken per jaar open is en dus een regulier ve-programma biedt
in alle schoolvakanties, kan alleen een subsidieaanvraag indienen voor een inhaal-
en ondersteuningsprogramma als bedoeld in artikel 3, onderdeel b.
De houder geeft in de aanvraag aan voor welk onderdeel hij de aanvraag indient. De
subsidie kan aangevraagd worden tussen 1 augustus 2021 en 10 september 2021. De programma’s
kunnen worden uitgevoerd tot 9 januari 2022.
Artikel I, onderdeel C
Onveranderd is dat het georganiseerde inhaal- en ondersteuningsprogramma ve dient te
voldoen aan de kwaliteitseisen uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse
educatie en het Besluit kwaliteit kinderopvang. Het waarborgen van de kwaliteit van
het aanbod is belangrijk. Voor het inhaal- en ondersteuningsprogramma in de vakanties,
zijnde artikel 3, tweede lid, onderdeel a, blijft gelden dat de tweede beroepskracht
die moet worden ingezet als de groep groter is dan acht ve-peuters, niet per se een
beroepskracht voorschoolse educatie hoeft te zijn. Dit mag in dat geval ook een andere
beroepskracht of beroepskracht in opleiding zijn in de zin van artikel 1.1, eerste
lid, van de Wet Kinderopvang. Voor het aanbod op grond van onderdeel b (het inhaal-en
ondersteuningsprogramma in de reguliere weken) geldt de eis van het altijd inzetten
van een beroepskracht voorschoolse educatie wel. Voor dit aanbod geldt dus dat alle
beroepskrachten op de groep beroepskrachten voorschoolse educatie moeten zijn. Dit
omdat het gedurende de weken dat een kindercentrum al een regulier aanbod ve biedt
wel uitvoerbaar wordt geacht om met twee beroepskrachten ve te werken, en het aanbod
zo beter aansluit op het reguliere aanbod.
Artikel I, onderdeel D
Om DUS-I voldoende tijd te geven de opgevraagde gegevens voor de verantwoording te
kunnen beoordelen voordat de subsidie definitief wordt vastgesteld, wordt de termijn
van 22 weken gekoppeld aan het moment dat de gegevens worden ontvangen of dat de termijn
is verstreken de gevraagde gegevens in te dienen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob