De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 116, tweede lid, 120, vijfde lid, 123, eerste lid, 124, eerste
en tweede lid, 125, eerste lid, 125b, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en
derde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs,
de artikelen 113, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde
lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 85b, tweede
lid, en 85d, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 11a,
tweede lid, 19, eerste lid, 22, 26, 28, eerste lid, 29a en 36a, tweede en derde lid,
van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31
en 35 van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11,
eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO, en artikel
3, derde lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2021;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling voor het schooljaar 2020–2021 worden de al eerder vastgestelde
prijzen en bedragen, die daarvoor noodzakelijk zijn, geactualiseerd en definitief
vastgesteld. Gekozen is om de eerdere regeling voor 2020–2021 in te trekken en de
regeling, nu met de definitieve prijzen en bedragen, opnieuw te publiceren. Dit verdient
de voorkeur boven een wijzigingsregeling, omdat die, vanwege de wijziging van veel
prijzen en bedragen, moeilijk leesbaar zou zijn.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
De belangrijkste inhoudelijke wijziging in deze regeling ten opzichte van eerdere
regelingen is het vervallen van de bijzondere bekostiging voor leerlingen van wie
de ouders een trekkend bestaan leiden. Het vervallen van deze bijzondere bekostiging
is aangekondigd in de Eerste Regeling bekostiging personeel PO 2019–2020 en vaststelling
bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2019–2020.
Met de komst van de nieuwe verdeelsystematiek voor de onderwijsachterstandsmiddelen
(Stb. 2018, 334) zijn de schoolgewichten komen te vervallen. De bijzondere bekostiging voor leerlingen
van wie de ouders een trekkend bestaan leiden was gebaseerd op deze gewichten. Het
artikel voor bijzondere bekostiging voor leerlingen van wie de ouders een trekkend
bestaan leiden is in 2006 opgenomen als overgangsregeling, omdat toen het aantal gewichten
werd teruggebracht van vijf naar drie. Nu de gewichten verdwenen zijn, is ervoor gekozen
om deze overgangsregeling te laten vervallen. Omdat de omvang van de bijzondere bekostiging
is gebaseerd op peildatum 1 oktober 2018, en de gewichten op die datum nog bekend
waren, was het mogelijk om dit artikel voor het schooljaar 2019–2020 voor een laatste
keer toe te passen. Dit schooljaar, schooljaar 2020–2021, vervalt dit artikel. Jaarlijks
werd er voor circa € 130.000 aanspraak op gemaakt door scholen. Dit budget is vanaf
dit schooljaar toegevoegd aan het budget voor onderwijsachterstanden.
1.2 Wijzigingen ten opzichte van de eerdere regeling voor schooljaar 2020–2021
De belangrijkste inhoudelijke wijziging in deze regeling ten opzichte van de eerdere
regeling voor schooljaar 2020–2021 is de verruiming van de voorwaarden voor bijzondere
en aanvullende bekostiging voor onderwijs aan asielzoekers en overige vreemdelingen
naar aanleiding van het Nationaal Programma Onderwijs. Dit is geregeld middels een
wijziging van de Tweede Regeling bekostiging personeel 2020–2021 PO (Staatscourant 2021, 20031). Het doel van het Nationaal Programma is om leerlingen en studenten te helpen hun
gaven en talenten tot bloei te brengen, ondanks de coronacrisis en de gevolgen daarvan
voor het onderwijs. Asielzoekers en overige vreemdelingen hebben door corona éxtra
vertraging opgelopen. Afstandsonderwijs is voor asielzoekers en overige vreemdelingen
extra lastig, omdat zij de Nederlandse taal nog niet of nauwelijks beheersen. Tevens
mist deze groep vaak de begeleiding door hun ouders, aangezien de ouders in veel gevallen
zelf de Nederlandse taal niet spreken.
Vanwege de uitbraak van COVID-19 in het voorjaar van 2020, is al eerder een verruiming
van een extra kwartaal bekostiging ingevoerd en verwerkt in de Tweede regeling bekostiging
personeel 2020–2021. Daarmee kregen scholen de mogelijkheid om de in de periode van
16 maart tot 8 juni 2020 extra opgelopen onderwijsachterstanden zoveel mogelijk weg
te werken. Nu worden de voorwaarden voor bijzondere en aanvullende bekostiging voor
onderwijs aan asielzoekers en overige vreemdelingen per peildatum 1 mei 2021 in het
schooljaar 2020–2021 verder verruimd. In die zin dat bekostiging kan worden aangevraagd
voor zowel asielzoekers als overige vreemdelingen die maximaal vier jaar in Nederland
wonen, waar dit eerst gemaximeerd was op twee jaar en drie maanden voor asielzoekers
en één jaar en drie maanden voor overige vreemdelingen. Tevens zijn de bedragen per
leerling gelijkgetrokken voor asielzoekers en overige vreemdelingen in het eerste
jaar. Naast de verlenging tot vier jaar, ontvangen basisscholen daarmee voor de eerste
opvang van overige vreemdelingen een hoger bedrag. De reden hiervoor is dat het wegwerken
van taalachterstanden een even grote opgave is voor overige vreemdelingen als voor
asielzoekers.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing
van de bedragen worden vastgesteld. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de
bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe 'opgespaard' tot een definitieve
vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden, zijn de verschillende bekostigingsregelingen
in deze regeling samengebracht. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsumbedragen
daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook
het bijstellingspercentage van de correctiebedragen in het kader van de vereveningssystematiek
'passend onderwijs' wordt in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de WPO en de WEC kan de minister bijzondere bekostiging voor personeelskosten
toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling
zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan bijzondere
bekostiging kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere
bekostiging in verband met samenvoeging. Omdat de regeling hiervoor fors is uitgebreid,
en een meerjarig karakter heeft gekregen, is deze opgenomen in een aparte regeling:
de Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair
onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC.
De onderhavige regeling betreft de aanpassing van de bedragen aan het begin van het
schooljaar 2020–2021.
3. Bijzondere omstandigheden
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen, kan op grond
van artikel 123, tweede lid, WPO of artikel 120, tweede lid, WEC een verzoek indienen
voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen aan scholen
die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties die niet zijn
geregeld in hoofdstuk 5 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties
die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle
bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen
worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in aanmerking gebracht
zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, WPO of artikel 120,
tweede lid, WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2020–2021.
-
• Verzoeken om bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van een bepaalde peildatum
(artikel 32, 33 en 34) die worden ingediend vóór bedoelde peildatum worden afgewezen,
omdat dan de benodigde informatie niet kan worden vastgesteld.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2021 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: deze worden al bekostigd op grond van de WPO.
-
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning
die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht
ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen.
-
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de hoedanigheid van de leerlingen is er op
zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten.
Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig
verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120,
tweede lid, WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend
kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare
reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke
individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, WPO voor de periode van 1 augustus
2020 tot 1 augustus 2021 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten
van extra leraren, komen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, WPO tevens
in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor
zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning
uitgegaan van € 2.096,98 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door
de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten
van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en
de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende
bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere
bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld:
-
• het BRIN-nummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking.
In de regeling wordt steeds verwezen naar het daarvoor beschikbaar gestelde formulier
op www.duo.nl. Een aanvraag kan elektronisch worden ingediend via het formulier dat beschikbaar
is na inloggen op het zakelijk portaal. Ook kan een schriftelijk verzoek worden ingediend.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken
lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden
primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel én materieel
voor zware ondersteuning. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster
1 en cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging
en in hoofdstuk 6 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen.
Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen
en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling,
het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school,
kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen betreffen alleen wijzigingen van prijzen en bedragen en leiden dus
niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met eerdere regelingen.
Het vervallen van bijzondere bekostiging voor leerlingen van wie de ouders een trekkend
bestaan leiden leidt niet tot een wijziging in administratieve lasten, gelet op het
feit dat dit een beperkte groep is en het slechts een beperkte administratieve handeling
is.
6. Prijsaanpassingen
De opgenomen prijsaanpassingen ten opzichte van de definitief vastgestelde bedragen
voor het schooljaar 2019–2020 betreffen de verwerking van de kabinetsbijdrage voor
de loonbijstelling voor 2020 en 2021, de verwerking van wijzigingen in de transitievergoeding
uit de Wet Arbeidsmarkt in Balans, de verwerking van de ramingsbijstelling binnen
(het instrument) bekostiging en de verwerking van de afspraken uit het convenant (Kamerstukken
II 2019/20, 31 293, nr. 488) over de werkdrukmiddelen en individuele scholingsrechten. Het kabinet haalt eenmalig
€ 97 miljoen naar voren om te investeren in de verlaging van werkdruk in het primair
onderwijs. Een speciaal deel hiervan is gereserveerd voor intensivering van de werkdrukmiddelen
in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Daarnaast is er voor twee jaar in totaal €
21,2 miljoen vrijgemaakt voor individuele scholingsrechten, zoals dit ook binnen de
sector vo is geregeld.
Ten opzichte van de definitief vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2019–2020,
komt de aanpassing voor de leraren, het onderwijsondersteunend personeel en de schoolleiding
op 3,156%. De aanpassing van alle bedragen personeels- en arbeidsmarktbeleid bedraagt
3,156%. Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarktbeleid is daarnaast
verhoogd in verband met het versneld inzetten van de werkdrukmiddelen. Het bedrag
per leerling in voor het basisonderwijs stijgt naar € 254,49 per leerling, het bedrag
per leerling in het speciaal basisonderwijs stijgt naar € 381,74 per leerling en het
bedrag per leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs stijgt naar € 508,98. Deze
bedragen zijn onderdeel van het bedrag per leerling voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
II. Artikelsgewijs
Artikel 7, 14 en 19
Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarktbeleid is verhoogd in verband
met het versneld inzetten van de werkdrukmiddelen. Het bedrag per leerling in voor
het basisonderwijs stijgt naar € 254,49 per leerling, het bedrag per leerling in het
speciaal basisonderwijs stijgt naar € 381,74 per leerling en het bedrag per leerling
in het (voortgezet) speciaal onderwijs stijgt naar € 508,89. Deze bedragen zijn onderdeel
van het bedrag per leerling voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Artikel 9
Om bekostiging voor internationaal georiënteerd basisonderwijs te ontvangen moet een
aanvraag zijn ontvangen voor 1 juli 2020. In de praktijk komt het voor dat een bevoegd
gezag geen aanvraag, of een te late aanvraag, voor deze bekostiging indient op grond
van artikel 9, eerste lid, van de regeling. Zonder aanvraag wordt geen besluit genomen
en is er geen sprake van een initiële toekenning. Door deze wijziging kan een bevoegd
gezag ook bekostiging voor de toename van het aantal leerlingen ontvangen, wanneer
voor het schooljaar 2020–2021 nog geen toekenning is afgegeven.
Artikel 22 en 23
In de voor 2020–2021 vastgestelde bedragen voor zware ondersteuning PO en VO, is een
bedrag van € 14,09 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen.
Artikel 27
De ondersteuningsbekostiging voor de cluster 2 instellingen is ten opzichte van de
voor 2019–2020 vastgestelde bedragen in totaal met € 218.400,– verlaagd in verband
met de bekostiging van het verblijf van cluster 2 leerlingen in het internaat in Haren.
Zie de brief ‘Passend onderwijs: financiering doveninternaat Haren en uitvoering motie
Rog/Ypma’ aan de Tweede Kamer van 26 oktober 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 31 497, nr.220).
Artikel 28
Dit artikel zorgt er voor dat in gevallen waarin een indieningstermijn eindigt in
een weekend of een algemeen erkende feestdag ook de aanvragen die bij DUO bezorgd
worden op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag
is nog als tijdig aangemerkt kunnen worden. Dit geldt ook voor de peildata in de artikelen 32,
33 en 34.
Artikel 29 tot en met 35, 37 en 37a
Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar
DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in
de regeling genoemde bewijsstukken worden bewaard in de eigen schooladministratie.
Artikel 30
Voor de bijzondere bekostiging van aanwezigheid van leerlingen met een culturele achtergrond
van Roma en Sinti is geregeld dat er in de leerlingenadministratie een ouderverklaring
over de culturele achtergrond van het kind aanwezig moet zijn. Dit ouderverklaringsformulier
is via www.duo.nl beschikbaar gesteld. De regeling is zo aangepast dat naast het ouderverklaringsformulier
ook het aanmeldformulier van de school gebruikt mag worden als bewijsstuk voor een
aanvraag voor bijzondere bekostiging voor aanwezigheid van kinderen met een culturele
achtergrond van de Roma en Sinti. Via www.duo.nl is een formulier met een voorbeeld voor een op te nemen passage in het aanmeldformulier
beschikbaar gesteld.
Artikel 31
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis
van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De
toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte
(exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Artikel 32 tot en met 34
De in deze artikelen genoemde bewijsstukken zijn bedoeld om de opgegeven datum van
binnenkomst in Nederland aan te kunnen tonen indien er een controle wordt uitgevoerd.
Als bewijsstuk kan gedacht worden aan een beschikking van de Minister van Justitie
en Veiligheid op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, een rapportage
van de Immigratie- en Naturalisatiedienst of een registratieformulier van het Centraal
Orgaan opvang asielzoekers.
Daarnaast zijn de voorwaarden voor bijzondere en aanvullende bekostiging voor onderwijs
aan asielzoekers en overige vreemdelingen per peildatum 1 mei 2021 in het schooljaar
2020–2021 verder verruimd. In die zin dat bekostiging kan worden aangevraagd voor
zowel asielzoekers als overige vreemdelingen die maximaal vier jaar in Nederland wonen,
waar dit eerst gemaximeerd was op twee jaar en drie maanden voor asielzoekers en één
jaar en drie maanden voor overige vreemdelingen. Tevens zijn de bedragen per leerling
gelijkgetrokken voor asielzoekers en overige vreemdelingen in het eerste jaar. Naast
de verlenging tot vier jaar, ontvangen basisscholen daarmee voor de eerste opvang
van overige vreemdelingen een hoger bedrag.
Artikel 36
Om als vestiging verbonden aan een GJI-instelling voor bijzondere bekostiging op basis
van dit artikel in aanmerking te komen dienen op de vestiging alleen leerlingen van
de betrokken GJI-instelling ingeschreven te zijn. Indien ook andere leerlingen op
deze vestiging zijn ingeschreven, wordt de vestiging geacht niet te voldoen aan de
voorwaarden in dit artikel.
Artikel 37
In de brief Voortgang onderwijs-zorg van 30 oktober 2019 is aangekondigd dat het beschikbare budget voor leerlingen met
een ernstig meervoudige beperking in de jaren 2020, 2021 en 2022 tijdelijk wordt verhoogd
met € 5 miljoen (Kamerstukken II, 2019/20, 31 497, nr. 334). Voor schooljaar 2020–2021 is er € 10 miljoen beschikbaar.
Artikel 37a
Artikel 37a dient zodat scholen in het voortgezet speciaal onderwijs die het uitstroomprofiel
vervolgonderwijs aanbieden een beroep kunnen doen op bijzondere bekostiging ten behoeve
van een beloning aan leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel
vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd.
Met het convenant extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten onderwijspersoneel
in funderend onderwijs 2020–2021 dat op 1 november 2019 is getekend, is geld vrijgemaakt
voor de beloning van leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel
vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd.
In het convenant is afgesproken dat dit geld door de PO-Raad en de vakbonden gebruikt
kan worden om een beloning voor deze leraren te realiseren.
Artikel 39
In het bedrag is per leerling een bedrag van € 16,61 opgenomen voor cultuureducatie.
Artikel 42
Gelet op artikel 9.1, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt
in artikel 42 van deze regeling bepaald dat de op grond van deze regeling verstrekte
bekostiging vrij besteedbaar is (binnen de doelen waarvoor bekostiging aan de school
wordt verstrekt). Dit is in lijn met het lumpsum-principe. Verantwoording vindt plaats
overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob