TOELICHTING
I. Algemeen
Deze regeling bevat de negende tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet
(hierna: Ru Chw).
Met artikel I wordt de Ru Chw aangevuld.
In onderdeel A wordt aan het experiment met ontwikkelingsgebieden, bedoeld in artikel 2.2 van de
Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), een gebied toegevoegd. Het gaat om het Transformatiegebied
Legmeer in de gemeente Amstelveen.
In onderdeel B worden vier gebieden toegevoegd aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet
(hierna: Bu Chw). Met dit experiment wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit
de Omgevingswet (Stb. 2016, 156). Het gaat om gebieden in de gemeenten Amstelveen, Haarlemmermeer, Horst aan de Maas
en Gilze en Rijen.
In onderdeel C worden twee gebieden toegevoegd aan het experiment met het verleggen van planschade
bij een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in artikel 7w van het Bu Chw. Het
gaat om het Transformatiegebied Legmeer in de gemeente Amstelveen en het gebied Badhoevedorp
Catharinahoeve in de gemeente Haarlemmermeer. Met dit experiment wordt het mogelijk
om bij een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte het moment van het vaststellen
van planschade te verleggen van vaststelling van het bestemmingsplan naar het verlenen
van de omgevingsvergunning voor bouwen of voor een bestemmingsplanactiviteit. Het
Transformatiegebied Legmeer wordt in deze tranche van de Ru Chw ook toegevoegd aan
het experiment met ontwikkelingsgebieden als bedoeld in artikel 2.2 van de Chw (zie
onderdeel A, onder k). Dit gebied en het gebied Badhoevedorp Catharinahoeve worden
in deze tranche ook toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Bu Chw (zie onderdeel B, onder bb en
bc).
In onderdeel D worden het gehele grondgebied van de gemeente Alphen aan den Rijn en een gebied in
de gemeente Eindhoven toegevoegd aan het experiment in artikel 6 van het Bu Chw. Dit
experiment maakt het mogelijk dat voor de bouw van tijdelijke woningen, waarmee voor
een tijdsperiode van langer dan tien jaar wordt afgeweken van het bestemmingsplan,
niet de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(hierna: Wabo) toegepast hoeft te worden.
In onderdeel E wordt een nieuw artikel ingevoegd waardoor de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk,
Putten, Rhenen en Veenendaal, net als de woondealgemeenten die in het Bu Chw zijn
aangewezen, gebruik kunnen maken van de mogelijkheid die artikel 7ad van het Bu Chw
biedt om in afwijking van het Besluit ruimtelijke ordening voor sociale koopwoningen
een ten hoogste koopprijs aan te houden die voortvloeit uit de geldende Voorwaarden
en Normen voor hypotheken met Nationale Hypotheekgarantie (NHG). De hogere kostengrens
biedt gemeenten een bruikbare mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden
van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) om in bestemmingsplannen
regels op te nemen over percentages toegelaten woningbouwcategorieën.
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld.
In artikel III wordt de citeertitel geregeld.
In de Beleidsregel aanmeldingen Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (Stcrt. 2019, 36718) is opgenomen dat projecten en gebieden alleen bij regeling worden aangewezen als
blijkt dat betrokkenheid van de gemeenteraad of provinciale staten is geborgd en de
kennisgeving aan of betrokkenheid van belanghebbenden is geborgd. Dat is hier het
geval. Voor de projecten en gebieden die bij deze regeling zijn toegevoegd geldt namelijk
dat nadere besluitvorming, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, noodzakelijk
is voordat het experiment daadwerkelijk kan worden toegepast. Daardoor is de betrokkenheid
van de gemeenteraad en de kennisgeving aan of betrokkenheid van belanghebbenden geborgd.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Algemeen
Aan het experiment met ontwikkelingsgebieden, bedoeld in artikel 2.2 van de Chw, wordt
een gebied toegevoegd: het Transformatiegebied Legmeer in de gemeente Amstelveen.
Zoals in de toelichting bij de eerste tranche van het Bu Chw (Stb. 2010, 289) is aangegeven, gaat het bij ontwikkelingsgebieden vooral om het mogelijk maken van
gewenste maatschappelijke ontwikkelingen die door het ontbreken van milieugebruiksruimte
niet van de grond komen. Te denken valt aan gebieden in transitie en aan intensivering
van ruimtegebruik op en rond bedrijventerreinen. De aanwijzing als ontwikkelingsgebied
maakt het mogelijk dat tijdelijk kan worden afgeweken van bepaalde milieunormen. Een
voorwaarde hiervoor is dat in het bestemmingsplan wordt gewaarborgd dat uiterlijk
binnen tien jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden weer aan de
geldende milieunormen wordt voldaan.
Transformatiegebied Legmeer, gemeente Amstelveen
Legmeer is een bedrijventerrein met 186 bedrijven en 2.400 arbeidsplaatsen. Het terrein
is eind jaren zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw gerealiseerd. Inmiddels
wordt Legmeer omringd door woonwijken en stadsrandfuncties zoals een tennispark, golfcentrum
en bowlingcentrum. Zowel in fysiek opzicht als op het gebied van milieuzonering zijn
de grenzen van het bedrijventerrein bereikt. Vanwege de bestaande milieubeperkingen
op het bedrijventerrein en vanwege de grote behoefte aan nieuwe woningen in de metropoolregio
Amsterdam wil de gemeente het bedrijventerrein transformeren naar een gemengd woonwerkgebied.
De werkgelegenheid dient wel zoveel mogelijk te worden behouden. Daarom moeten bestaande
bedrijven en functies die zich niet goed laten verenigen met een nieuwe woonfunctie,
zoals het afvalbrengstation en de gemeentewerf, worden verplaatst naar bijvoorbeeld
het nieuwe Bedrijventerrein Amstelveen Zuid (BTAZ). Ook andere bedrijven worden gestimuleerd
en begeleid om zich op het nieuwe bedrijventerrein te gaan vestigen. Zodoende moet
het mogelijk worden om op het bedrijventerrein Legmeer circa 3.000 tot 5.000 woningen
te realiseren.
De transformatie van het bedrijventerrein Legmeer naar een gemengd woonwerkgebied
zal gefaseerd plaatsvinden. Het zal de nodige tijd vergen om zittende, milieubelastende
bedrijven te verplaatsen. Door gebruik te maken van de mogelijkheden die het experiment
met ontwikkelingsgebieden, bedoeld in artikel 2.2 van de Chw, biedt, wordt het mogelijk
om vooruitlopend op de verplaatsing van bedrijven toch al woningbouw mogelijk te maken.
Binnen tien jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, moeten de bedrijven
die een goed woon- en leefklimaat belemmeren verplaatst of gestopt zijn en moet aan
de geldende milieunormen worden voldaan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan
moet verzekerd zijn dat de bedrijven die de milieuhinder veroorzaken binnen tien jaar
zijn verplaatst. Zodoende wordt voorkomen dat de bedrijven het woon- en leefklimaat
voor langere tijd aantasten. Het Transformatiegebied Legmeer is in deze tranche ook
toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, bedoeld
in artikel 7c van het Bu Chw, en aan het experiment in artikel 7w van het Bu Chw (zie
onderdeel B, onder bb, respectievelijk onderdeel C, onder q). Met laatstgenoemd experiment
wordt het moment van het vaststellen van planschade verschoven naar het moment van
het verlenen van een omgevingsvergunning in plaats van het moment van vaststelling
van het bestemmingsplan.
Onderdeel B
Algemeen
Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in artikel 7c van
het Bu Chw worden vier gebieden toegevoegd. Met dit experiment kunnen gemeenten vooruitlopen
op de inwerkingtreding van de Omgevingswet door het bestemmingsplan te verbreden tot
een integraler plan dat lijkt op een omgevingsplan. De gemeenten waar deze gebieden
liggen, hebben te kennen gegeven dat de bestaande regelgeving op het gebied van ruimtelijke
ordening beperkingen heeft voor het bereiken van de gewenste ontwikkelingen in de
desbetreffende gebieden. Binnen bestaande regelgeving is bijvoorbeeld organische gebiedsontwikkeling
lastig te realiseren. Ook zijn de ambities vanuit het integrale gedachtegoed dat de
Omgevingswet voor ogen heeft minder goed te verwezenlijken in een regulier bestemmingsplan.
De gebieden die met deze regeling worden toegevoegd aan het experiment, bedoeld in
artikel 7c van het Bu Chw, liggen in de gemeenten Amstelveen, Haarlemmermeer, Horst
aan de Maas en Gilze en Rijen. De aangewezen projecten binnen de gebieden bevinden
zich in verschillende stadia van het planvormingsproces. In sommige gevallen weet
de gemeente al precies welke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, waar regelgeving
wringt en zijn er al concrete ideeën over de invulling van het bestemmingsplan met
verbrede reikwijdte. In andere gevallen weet de gemeente wel de gewenste ontwikkelingsrichting
en is duidelijk dat het bestaande instrumentarium onvoldoende mogelijkheid biedt om
deze ontwikkeling te realiseren. Deze gemeenten weten echter nog niet precies wanneer
de ontwikkelingen zullen plaatsvinden (organische gebiedsontwikkeling), of hebben
nog geen duidelijkheid over welke elementen van de verbrede reikwijdte toegepast zullen
worden in het bestemmingsplan. Met de mogelijkheden van artikel 7c van het Bu Chw,
waarmee onder meer organische ontwikkeling van een gebied en de verbreding van een
goede ruimtelijke ordening naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties
mogelijk wordt gemaakt, wordt voorzien in de behoeften van deze gemeenten om flexibele,
ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen op te stellen die bijdragen aan een veilige
en gezonde fysieke leefomgeving.
De gebieden die aan het experiment, bedoeld in artikel 7c van het Bu Chw, worden toegevoegd,
zijn hieronder beschreven.
Transformatiegebied Legmeer, gemeente Amstelveen
Zoals in onderdeel A van deze toelichting is vermeld, wil de gemeente Amstelveen het
bedrijventerrein Legmeer gefaseerd transformeren naar een gemengd woonwerkgebied met
3.000 tot 5.000 woningen. Om in te kunnen spelen op initiatieven van marktpartijen
of veranderende marktomstandigheden wil de gemeente voor het gebied een flexibel bestemmingsplan
opstellen waarin een globaal eindbeeld wordt vastgelegd dat over 20 jaar verwezenlijkt
zal zijn. Door te werken met open normen, beleidsregels en bestemmingsplanactiviteiten
kan het plangebied flexibel worden ingevuld.
Het plan zal tevens regels bevatten die aanzetten tot innovatieve oplossingen op het
gebied van energietransitie, circulair bouwen en klimaatadaptatie. In het stedenbouwkundig
ontwerp moet bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de oriëntatie van gebouwen
ten opzichte van de zon. De schaduwwerking van gebouwen moet zoveel mogelijk worden
beperkt zodat de opbrengst van zonnepanelen wordt gemaximaliseerd. Ook wordt gestreefd
naar zoveel mogelijk hergebruik van bouwmaterialen en moet rekening worden gehouden
met de milieu-impact van de te gebruiken materialen. In het plangebied zal voldoende
waterberging worden gecreëerd maar gebouwen zullen ook voorzien moeten zijn van een
waterkerende drempel voor als het water toch hoog komt te staan. Ter voorkoming van
hittestress wordt vooral op de aanleg van groen ingezet in combinatie met (stromend)
water. Windhinder moet worden voorkomen.
Badhoevedorp Catharinahoeve, gemeente Haarlemmermeer
Het plangebied Badhoevedorp Catharinahoeve ligt ten noorden van de luchthaven Schiphol.
Na de omlegging van de A9 is dit gebied ingesloten tussen deze rijksweg, de Schipholweg
(N232) en de Sloterweg. Voorheen kon het gebied worden gezien als een agrarisch overgangsgebied
tussen Badhoevedorp en Schiphol. Na de omlegging is het onderdeel van de kern Badhoevedorp.
Het gebied heeft door de omlegging de afgelopen jaren een grote transformatie doorgemaakt.
Het doel van het project is om het plangebied van een agrarisch gebied naar een stedelijk
landschap te ontwikkelen. Het gebied is een aantrekkelijke locatie door de goede bereikbaarheid
ten opzichte van Schiphol, het centrum van Amsterdam en de rest van Nederland. In
en om het plangebied vinden de komende jaren (infrastructurele) ontwikkelingen plaats,
waaronder het doortrekken van de Noord/Zuidlijn, de realisatie van een directe verbinding
met Schiphol en nieuwe ontwikkelingen op het voormalige tracé van de A9.
Om de beoogde transformatie te verwezenlijken wil de gemeente gebruikmaken van de
mogelijkheden van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Een dergelijk bestemmingsplan
biedt de benodigde ruime en flexibele kaders. De gemeente wil in het bestemmingsplan
voorwaarden opnemen voor het verlenen van vergunningen, zoals het aantonen van de
behoefte van de functie of de verzekering van een adequate verkeersafwikkeling. Het
bestemmingsplan zal een ontwikkelingsgericht karakter krijgen waarbij wordt uitgegaan
van uitnodigingsplanologie. Initiatiefnemers worden uitgenodigd om met innovatieve
en passende ideeën te komen. De mogelijkheden die het plan biedt, worden op deze manier
zoveel mogelijk benut door initiatiefnemers. Het project draagt hiermee bij aan innovatieve
ontwikkelingen. Het bestemmingsplan moet ook bijdragen aan de duurzaamheidsambities
van de gemeente. Verder zal het plan voorzien in een ecologische verbinding (de Groene
As) tussen de recreatie- en groengebieden Spaarnwoude en Amstelland en komen er veel
groenvoorzieningen.
Toverland, gemeente Horst aan de Maas
In de gemeente Horst aan de Maas ligt het attractiepark Toverland. Toverland is een
van de jongste attractieparken van Nederland en levert voor de inwoners van de gemeente
directe en indirecte werkgelegenheid op. Het attractiepark is voortdurend in ontwikkeling
en heeft het voornemen om zich verder te ontwikkelen op het gebied van gastbeleving
en verblijfsrecreatie. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte dat de gemeente
wil opstellen moet Toverland de mogelijkheden bieden om zich de komende jaren flexibel
te ontwikkelen, zonder nu al gedetailleerd vast te leggen welke ontwikkelingen mogelijk
zijn.
De gemeente wil zich met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voorbereiden
op de Omgevingswet en kennis en ervaring opdoen met haar instrumenten. De gemeente
wil ook een innovatief participatiebeleid ontwikkelen. Het bestemmingsplan zal ook
regels bevatten die toezien op de klimaatbestendigheid en duurzaamheid van ontwikkelingen.
Biodiversiteit maakt hier onderdeel van uit omdat een hoge mate van biodiversiteit
een positief effect heeft op onder meer de bodemkwaliteit, het bestrijden van hittestress
en de natuurontwikkeling.
Stationsomgeving Rijen, gemeente Gilze en Rijen
De Julianastraat/Stationsstraat in het centrum van Rijen kruist de spoorweg Breda
– Tilburg via een gelijkvloerse overweg. Gelijkvloerse overwegen vormen een bedreiging
voor de verkeersveiligheid. Als gevolg van het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS)
van het Rijk zal het aantal treinpassages toenemen en zal de overweg vaker afgesloten
zijn. Dat leidt tot stagnatie van het verkeer. De gemeente wil in samenwerking met
de rijksoverheid en de provincie Noord-Brabant in het centrum van Rijen een onderdoorgang
onder het spoor realiseren voor al het lokale verkeer. In de zevende tranche van de
Ru Chw (Stcrt. 2020, 48564) is het project voor de onderdoorgang ter plaatse van de N631 aan de rand van de
kern toegevoegd aan het experiment in artikel 7c van het Bu Chw. Die onderdoorgang
is vooral bedoeld voor het doorgaande verkeer. Daarnaast wil de gemeente van de stationsomgeving
een aantrekkelijk woon- en verblijfsgebied maken.
Gedurende de werkzaamheden aan de onderdoorgang zal het spoor gekruist moeten worden
via een tijdelijke overweg. Ook zal gedurende de bouw van de onderdoorgang een werkstrook
beschikbaar moeten zijn. Aangezien de werkzaamheden naar verwachting ongeveer zeven
jaar in beslag zullen nemen biedt een tijdelijke bestemming voor de duur van ten hoogste
vijf jaar op grond van artikel 3.2 van de Wro onvoldoende soelaas. Op grond van artikel
7c, derde lid, van het Bu Chw geldt een voorlopige bestemming voor een termijn van
ten hoogste tien jaar.
Verder wil de gemeente gebruikmaken van de mogelijkheid die artikel 7c, tiende lid,
van het Bu Chw biedt om het exploitatieplan pas door burgemeester en wethouders te
laten vaststellen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen. De ontwikkeling
van het stationsgebied is pas aan de orde na realisatie van de onderdoorgang. Door
het vaststellen van een exploitatieplan bij een omgevingsvergunning kan rekening worden
gehouden met de omstandigheden en marktvraag op dat moment. Het bestemmingsplan voor
het stationsgebied zal gekenmerkt worden door uitnodigingsplanologie. Mogelijk gaat
ook gebruikgemaakt worden van de mogelijkheden die artikel 7c van het Bu Chw biedt
om in een plan open normen op te nemen die met beleidsregels worden ingevuld of door
te werken met de bestemmingsplanactiviteit.
Onderdeel C
Aan het experiment van planschade bij een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
in artikel 7w van het Bu Chw worden het Transformatiegebied Legmeer in de gemeente
Amstelveen en het gebied Badhoevedorp Catharinahoeve in de gemeente Haarlemmermeer
toegevoegd. Met dit experiment wordt het mogelijk om het moment van vaststellen van
planschade te verleggen van vaststelling van het bestemmingsplan naar het verlenen
van de omgevingsvergunning voor bouwen of voor een bestemmingsplanactiviteit.
Planschade is schade die wordt geleden ten gevolge van rechtmatige planologische besluitvorming.
Dit is nu geregeld in afdeling 6.1 van de Wro. Op de plangebieden die met deze tranche
van de Ru Chw aan dit experiment worden toegevoegd, zijn of worden bestemmingsplannen
met verbrede reikwijdte van toepassing. In dergelijke bestemmingsplannen zal ruimte
worden geboden aan verschillende initiatieven (organische gebiedsontwikkeling). Omdat
bij organische gebiedsontwikkeling op voorhand niet duidelijk is of, en zo ja, in
hoeverre daadwerkelijk gebruik zal worden gemaakt van de ruimte die het plan biedt,
zal dit bij de vaststelling van het plan planschade tot gevolg kunnen hebben. Immers
op grond van afdeling 6.1 van de Wro is de vaststelling van een bestemmingsplan een
oorzaak waarbij, na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, om vergoeding
van planschade kan worden verzocht. Verder moet bij de beoordeling van de vraag of
sprake is van planschade worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan,
wat kan leiden tot de uitkering van een hoger schadebedrag dan wanneer wordt uitgegaan
van de ontwikkelingen die daadwerkelijk worden gerealiseerd.
Om bovengenoemde ongewenste effecten bij organische gebiedsontwikkeling weg te nemen,
maakt dit experiment het mogelijk dat het moment van vaststellen van planschade wordt
verlegd van de vaststelling van het bestemmingsplan naar de vergunningverlening. Voor
een uitgebreide beschrijving van dit experiment wordt verwezen naar de toelichting
bij de zeventiende tranche van het Bu Chw (Stb. 2019, nr. 53).
Onderdeel D
Aan het experiment in artikel 6, eerste lid, van het Bu Chw worden het gehele grondgebied
van de gemeente Alphen aan den Rijn en een locatie in Buurtschap Te Veld in de gemeente
Eindhoven toegevoegd. Op grond van artikel 6 van het Bu Chw is de uitgebreide voorbereidingsprocedure,
bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wabo, niet van toepassing
op een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van het bevorderen
van duurzame en innovatieve toepassingen voor een activiteit voor een bepaalde termijn
toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo.
In dat artikellid is bepaald dat een omgevingsvergunning voor een activiteit die in
strijd is met het bestemmingsplan kan worden verleend mits de motivering van het besluit
een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Op grond van artikel 4, elfde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht kan
tijdelijk worden afgeweken van het bestemmingsplan voor de duur van tien jaar. Hierop
is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing, waardoor de procedure om een
omgevingsvergunning te verkrijgen voor het bouwen van tijdelijke woningen relatief
snel kan worden doorlopen, mits vaststaat dat geen MER hoeft te worden opgesteld.
Een termijn van tien jaar voor afwijking van het bestemmingsplan is echter vaak te
kort in verhouding tot de termijn om tot een kostendekkende exploitatie te komen voor
flexwoningen. Met de toevoeging van de desbetreffende gebieden aan het experiment
in artikel 6 van het Bu Chw kan ook voor de vergunning om tijdelijk af te wijken van
het bestemmingsplan over een periode van meer dan tien jaar gebruik worden gemaakt
van de reguliere voorbereidingsprocedure en kan de bouw van de tijdelijke woningen
sneller ter hand worden genomen. Overigens blijft op grond van artikel 3.10, eerste
lid, aanhef en onder e, van de Wabo de uitgebreide voorbereidingsprocedure onverminderd
van toepassing als een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist.
Van dat artikelonderdeel wordt immers met dit experiment niet afgeweken. Het experiment
kan dus uitsluitend worden toegepast voor projecten die vallen onder de door de gemeenteraad
op grond van artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht aangewezen categorieën
van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist.
Alphen aan den Rijn
De gemeente Alphen aan den Rijn wil op diverse locaties tijdelijke wooneenheden voor
starters en spoedzoekers realiseren. In de regio is een groot tekort aan woningen
voor deze doelgroepen. Dat geldt ook voor statushouders en personen die uitstromen
uit GGZ-instellingen. Een belangrijk onderdeel om in de woningbehoefte te voorzien,
is het invullen van resterende woningbouwlocaties met tijdelijke woningen. Zodoende
kunnen snel woningen worden gebouwd om de ergste nood te lenigen.
Buurtschap Te Veld, gemeente Eindhoven
De gemeente Eindhoven en twee samenwerkende woningcorporaties willen aan de Castiliëlaan
in Buurtschap Te Veld inhoud geven aan de afspraak in de Woondeal om stevig in te
zetten op de realisatie van tijdelijke woningen in de regio Eindhoven. Het plan bestaat
om voor een periode van dertig jaar in het gebied 650 tot 700 duurzame, modulaire
woningen mogelijk te maken om zodoende de doorstroming op de woningmarkt te verbeteren.
Onderdeel E
Aan het experiment in artikel 7ad van het Bu Chw worden zes gemeenten toegevoegd.
Het gaat om de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Putten, Rhenen en Veenendaal. Op
grond van dat artikel kunnen gemeenten afwijken van de omschrijving van de categorie
“sociale koopwoning” in artikel 1.1.1, eerste lid, onder e, van het Besluit ruimtelijke
ordening. Met het experiment wordt de vaste koopprijs van ten hoogste € 200.000,–
die in het Bro is vastgelegd, losgelaten en wordt voor de ten hoogste koopprijs aangesloten
bij de kostenprijs die voortvloeit uit de geldende Voorwaarden en Normen voor hypotheken
met Nationale Hypotheekgarantie (NHG) van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen
(WEW). De bovengrens van € 200.000,– wordt door deze zes gemeenten te laag bevonden
om goed gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid die artikel 3.1 van Wro biedt
om in bestemmingsplannen regels op te nemen over percentages toegelaten woningbouwcategorieën.
De koopprijs sluit namelijk niet aan op de huidige marktrealiteit, waardoor weinig
betaalbare nieuwbouwwoningen worden toegevoegd aan de voorraad geschikt voor starters
en mensen met een middeninkomen.
Het experiment geeft de gemeenten een bruikbare mogelijkheid om in een bestemmingsplan
te regelen dat betaalbare koopwoningen worden gebouwd en dat die voor maximaal tien
jaar in de categorie sociale koopwoning behouden blijven. De beschikbaarheid van betaalbare
koopwoningen helpt mee bij het aantrekken van werknemers met een middeninkomen in
sectoren met personeelstekorten, bijvoorbeeld in de zorg en het onderwijs.
Artikel II
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld. Er wordt afgeweken van de systematiek
van vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden, omdat door onmiddellijke
inwerkingtreding voor de doelgroep (verschillende overheden) aanmerkelijke publieke
nadelen worden voorkomen. De overheden die in deze regeling zijn betrokken, hebben
zelf verzocht om bij regeling te worden toegevoegd aan in het Bu Chw mogelijk gemaakte
experimenten. Enkele zijn ook al begonnen met de procedures die moeten leiden tot
besluiten waarin uitvoering wordt gegeven aan de experimenten waaraan de projecten
met deze regeling worden toegevoegd. Zij worden benadeeld als de besluitvormingsprocedure
voor deze projecten wordt vertraagd door toepassing van de regeling inzake vaste verandermomenten
en een invoeringstermijn van drie maanden. De regeling bevat verder geen regels waaraan
administratieve lasten verbonden zijn voor burgers en bedrijven of andere nadelen
als gevolg van de afwijking.
Artikel III
In artikel III wordt de citeertitel gegeven. Aan de hand van de citeertitel kan duidelijk
worden aangegeven in welke tranche een project of gebied aan een experiment is toegevoegd:
de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (negende tranche).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren