TOELICHTING
1. Inleiding
Producenten en importeurs die in Nederland personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s
(voertuigen van de voertuigcategorieën M1 en N1) op de markt brengen zijn verantwoordelijk
voor het inzamelen en recyclen van deze voertuigen op grond van de Wet milieubeheer
(hierna: Wm) en het Besluit beheer autowrakken (hierna: Bba). Die verantwoordelijkheid
kan centraal worden belegd bij een organisatie die met de inning van een afvalbeheerbijdrage
de financiële middelen verkrijgt om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen.
De Stichting Auto & Recycling (SAR) heeft tot doel het bevorderen van alle recyclingmaatregelen
en het bevorderen van maatregelen om motorvoertuigen te verduurzamen om de schade
aan het milieu gedurende de gebruiksperiode en aan het einde daarvan zoveel mogelijk
beperken. Hieronder wordt onder meer begrepen preventieve initiatieven op het gebied
van design voor recycling, het recyclen van autowrakken in de ruimste zin en het recyclen
van andere restproducten uit de automobiel- en motorrijtuigenbranche. De stichting
heeft geen medewerkers op de loonlijst en werkt zonder winstoogmerk. De door SAR geïnde
afvalbeheerbijdragen worden aangewend om (onder meer) ten minste 95 gewichtsprocent
van de autowrakken nuttig toe te passen en ten minste 85 gewichtsprocent te recyclen.
Voor een goede uitvoering hiervan streeft SAR een gelijk speelveld na voor alle actoren
in de keten.
Met deze regeling wordt bewerkstelligd dat de Dienst Wegverkeer (RDW) via de erkenning
bedrijfsvoorraad en de daarbij mogelijke bevoegdheid Versnelde aanvragen van inschrijvingen
van voertuigen (hierna: Versnelde Inschrijving) toezicht kan houden op de afdracht
van afvalbeheerbijdragen aan SAR. Daarnaast wordt de basis gelegd voor de werkwijze
dat de RDW voor de voertuigen die op een andere wijze dan door versnelde inschrijving
ter inschrijving worden aangeboden, de afvalbeheerbijdrage namens SAR zal innen. Hiertoe
zijn wijzigingen in de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad en de Regeling taken Dienst
Wegverkeer nodig.
2. Aanleiding en achtergrond
SAR heeft reeds geruime tijd overeenkomsten met veel fabrikanten en importeurs van
personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s om voor hen de afvalbeheerbijdrage te innen
en te voldoen aan de andere wettelijke verplichtingen met betrekking tot recycling.
Met dit proces wordt circa 76,5% van het totale aantal inschrijvingen van voertuigen
van de categorieën M1 en N1 per jaar afgedekt.
De voornoemde overeenkomst vormt een financiële basis voor invulling en uitvoering
van enkele wettelijke verplichtingen ingevolge het Bba. Het gaat hierbij meer specifiek
om de wettelijke verplichting om autowrakken in te zamelen en te recyclen. De partijen
bij de overeenkomst hebben een afvalbeheerstructuur opgezet. Teneinde ervoor zorg
te dragen dat de afvalbeheerbijdrage wordt afgedragen in relatie tot alle auto’s die
in Nederland voor het eerst gekentekend worden, ook indien deze niet door leden van
de RAI Vereniging gekentekend worden, heeft RAI Vereniging samen met haar leden en
de SAR, ondersteund door BOVAG, verzocht om ten aanzien van de overeenkomst te besluiten
tot algemeen verbindend verklaring (avv). De avv is nodig, en daartoe is besloten,1 om te bewerkstelligen dat ook de producenten en importeurs die niet vrijwillig partij
zijn bij deze overeenkomst verplicht worden de afvalbeheerbijdrage af te dragen die
nodig is om de voorgestelde afvalbeheerstructuur in stand te houden. Alle producenten
en importeurs van auto’s die vanaf inwerkingtreding van de avv in Nederland van de
RDW een kenteken krijgen zijn gehouden toe te treden tot de overeenkomst.
Ondanks de avv is het voor SAR niet mogelijk om in alle gevallen zelf de afvalbeheerbijdrage
te innen. In het geval van parallelimport blijft dit namelijk buiten het zicht van
SAR en de Nederlandse fabrikanten en importeurs waarmee er op basis van de avv een
(verplichte) overeenkomst is. Dit bedraagt een substantieel deel van de totale import
van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s: circa 23,5% van het totale aantal inschrijvingen
in het kentekenregister.
3. Geen eerste inschrijving zonder betaling afvalbeheerbijdrage
De betaling van de afvalbeheerbijdrage op grond van een avv is in artikel 49, eerste
lid, aanhef en onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994 reeds opgenomen als voorwaarde
voor de inschrijving van alle voertuigen van de categorieën M1 en N1 in het kentekenregister.
De betaling van de afvalbeheerbijdrage aan SAR dient plaats te vinden voor de inschrijving
van een voertuig. Er was echter geen avv vastgesteld, zodat deze verplichting in de
praktijk geen gevolgen kende.
Voor alle voertuigen van de categorieën M1 en N1 die in Nederland worden ingeschreven,
moet vanaf 30 april 2021 de afvalbeheerbijdrage betaald worden, nu de avv van kracht
is. Op grond van artikel 49, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wegenverkeerswet
1994 wordt de inschrijving in het kentekenregister geweigerd als de afvalbeheerbijdrage
niet is voldaan.
4. Controle op afdracht door erkende bedrijven
De bestaande stroom waarbij bedrijven die via de bevoegdheid Versnelde Inschrijving
nieuwe en ongebruikte voertuigen inschrijven en periodiek afdracht doen aan SAR blijft
zoals deze nu is en wordt versterkt met regelgeving. De verplichting tot afdracht
van een afvalbeheerbijdrage op grond van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst
wordt als voorwaarde gesteld voor het verkrijgen en houden van de bevoegdheid Versnelde
Inschrijving.
Dat wordt enerzijds gedaan door in artikel 6, tweede lid, van de Regeling erkenning
bedrijfsvoorraad als eis voor de bevoegdheid op te nemen dat er een algemeen verbindend
verklaarde overeenkomst moet zijn ten behoeve van de afdracht van de afvalbeheerbijdrage.
Die overeenkomst moet worden meegeleverd bij de aanvraag voor de bevoegdheid Versnelde
Inschrijving. Als die overeenkomst om wat voor reden dan ook wordt ontbonden, wordt
de RDW hiervan op de hoogte gesteld. Omdat dan niet aan de eisen voor de bevoegdheid
wordt voldaan, kan de RDW deze bevoegdheid schorsen of intrekken. Dan kan het erkende
bedrijf niet meer van de bevoegdheid gebruik maken.
Anderzijds wordt in artikel 13, derde lid, van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad
als voorschrift voor het gebruik maken van de bevoegdheid Versnelde Inschrijving bepaald
dat de afvalbeheerbijdrage betaald moet worden. Hier gaat het dus om het gebruiken
van de bevoegdheid. Als dit voorschrift niet wordt nageleefd, kan dat voor de RDW
ook reden zijn om de bevoegdheid Versnelde Inschrijving te schorsen of in te trekken.
In plaats van de algemeen verbindend verklaarde overeenkomst is het ook mogelijk dat
een andere maatregel is getroffen om aan de verplichtingen uit het Bba te voldoen.
Die maatregel behoeft de instemming van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Met die instemming kan op dezelfde manier worden voldaan aan de eis en het voorschrift
die hierboven zijn beschreven. Door de eis en de verplichting zo algemeen te omschrijven,
zijn deze toekomstbestendig voor eventuele veranderingen ten aanzien van de naleving
van de wettelijke verplichtingen uit de Wm en het Bba en de avv.
5. Inning afvalbeheerbijdrage door RDW bij parallelimport
Niet alle voertuigen die in Nederland worden ingeschreven, worden ingeschreven via
een bedrijf met een erkenning bedrijfsvoorraad met de bevoegdheid Versnelde Inschrijving.
Voertuigen worden ook door middel van importeurs en particulieren via de zogenoemde
parallelimport in Nederland op de markt gebracht. De inschrijving vindt dan plaats
via de RDW, die daaraan voorafgaand de voertuigen onderzoekt.2
SAR had geen overeenkomst met de partijen die gebruik maakten van deze parallelimport
en kon daarom bij hen geen afvalbeheerbijdrage innen. Door de avv zijn alle partijen
nu gehouden om de afvalbeheerbijdrage af te dragen. Beoogd is dat de inning van de
afvalbeheerbijdrage bij parallelimport door de RDW gebeurt. Daartoe zijn afspraken
gemaakt tussen de RDW en SAR. De RDW ziet de voertuigen immers langskomen voor inschrijving
in het kentekenregister. De RDW int de afvalbeheerbijdrage namens en voor rekening
en risico van SAR. De afdracht van de afvalbeheerbijdrage aan SAR vindt plaats na
ontvangst door de RDW.
In de Regeling taken Dienst Wegverkeer wordt hiertoe een nieuwe taak voor de RDW opgenomen:
de inning van de afvalbeheerbijdrage bij parallelimport door de RDW namens de organisatie
die gerechtigd is tot de ontvangst van de afvalbeheerbijdrage, in de huidige situatie
SAR. Met deze nieuwe taak voor de RDW wordt de inning van de afvalbeheerbijdrage bij
parallelimport op de meest efficiënte en doeltreffende wijze vormgegeven. Door met
de avv de betaling van de afvalbeheerbijdrage van toepassing te laten zijn op elk
in te schrijven voertuig, wordt ervoor gezorgd dat voor alle voertuigen een bijdrage
wordt betaald. De RDW is de geëigende partij om deze te innen bij parallelimport,
omdat aanvragen voor inschrijving van voertuigen van parallelimport altijd door de
RDW worden beoordeeld en de Wegenverkeerswet 1994 in artikel 49, eerste lid, aanhef
en onderdeel c, voorschrijft dat inschrijving wordt geweigerd als blijkt dat een krachtens
avv verschuldigde afvalbeheerbijdrage niet is voldaan. Het betalen van de afvalbeheerbijdrage
via de RDW voorkomt dat de aanvrager nog naar een tweede partij moet om de afvalbeheerbijdrage
te betalen. Hierdoor worden onnodige handelingen en tijdsverlies voorkomen. Ook wordt
met deze werkwijze voorkomen dat (persoons)gegevens van de aanvragers voor inschrijving
van het voertuig door de RDW aan die derde partij verstuurd moeten worden, of omgekeerd.
In de situatie waarin de RDW de afvalbeheerbijdrage int worden er geen (persoons)gegevens
door de RDW aan SAR of een derde partij verstuurd. De (persoons)gegevens blijven bij
de RDW.
Het behalen van de milieudoelstellingen, zoals die voor autowrakken zijn uitgewerkt
in het Bba, valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat. Het is wenselijk de beschreven inning via de RDW in regelgeving vast
te leggen. Door opname in de Regeling taken Dienst Wegverkeer, conform artikel 4b,
tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, is hierin voorzien.
De weigering van de betaling aan de kassa van het keuringsstation zal leiden tot weigering
van de inschrijving in het kentekenregister op grond van artikel 49, eerste lid, aanhef
en onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994. In de gewenste situatie is een geautomatiseerd
proces ingericht voor het innen en periodiek afdragen van de afvalbeheerbijdrage (inclusief
btw) voor alle voertuigen van de categorieën M1 en N1 die anders dan via de bevoegdheid
Versnelde Inschrijving worden ingeschreven.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de omschreven taak ‘innen namens SAR’ mede
omvat de afdracht van de betaalde afvalbeheerbijdrage aan SAR. Hiervoor maken de RDW
en SAR onderling afspraken.
6. Verhouding tot bestaande regelgeving
Op grond van het Bba worden producenten of importeurs van voertuigen verplicht preventieve
maatregelen te nemen teneinde het ontstaan of de verwijdering van voertuigafval te
voorkomen of te beperken. Daarnaast worden deze producenten of importeurs verplicht
om een inname-, en verwerkingssysteem, inclusief een systeem van informatieverstrekking
en registratie, op te zetten voor de door hen op de markt gebrachte voertuigen die
in Nederland in het afvalstadium zijn beland. Dit dient te geschieden op een zodanige
wijze dat de laatste eigenaar zijn voertuig zonder kosten kan afgeven aan een erkend
autodemontage-, garage- of autoschadeherstelbedrijf en dat daarmee 95% producthergebruik
en nuttige toepassing en 85% product- en materiaalhergebruik wordt gerealiseerd. Om
hieraan te kunnen voldoen is dat door de autobranche de SAR opgericht. SAR int en
gebruikt de afvalbeheerbijdrage om de doeleinden uit het Bba te behalen.
De grondslag voor de afvalbeheerbijdrage voor autowrakken is gelegen in de Wet milieubeheer.
In artikel 15.36 van die wet is bepaald dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
een overeenkomst over een afvalbeheerbijdrage algemeen verbindend kan verklaren. In
dit geval gaat het om een overeenkomst inzake autowrakken en de daarvoor verschuldigde
afvalbeheerbijdrage.
Het voorgaande is de uitwerking van Richtlijn 2000/53/EG.3 Daarin is bepaald dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te
zorgen dat ondernemingen de in die richtlijn genoemde recyclingpercentages behalen.
In artikel 49, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994 is reeds bepaald
dat als er een dergelijke avv bestaat, de betaling van de afvalbeheerbijdrage een
vereiste is voor de inschrijving in het kentekenregister. Deze bepaling uit de Wegenverkeerswet
1994 werd tot op heden niet (meer) toegepast omdat er geen sprake was van een avv,
maar kan vanaf nu worden toegepast. Wanneer de afvalbeheerbijdrage niet wordt betaald,
leidt dat ertoe dat de RDW de inschrijving van een voertuig zal weigeren.
7. Uitvoering en handhaving
7.1 Erkende bedrijven
De erkende bedrijven die voor de inschrijving van voertuigen gebruik maken van de
bevoegdheid Versnelde Inschrijving moeten, in lijn met de avv, de afvalbeheerbijdrage
afdragen aan SAR. Daarvoor moet er dus een relatie worden gelegd tussen die bedrijven
en SAR. De erkende bedrijven zullen de afvalbeheerbijdrage dan aan de afnemer van
het voertuig in rekening brengen, tezamen met de kosten voor de inschrijving (en tenaamstelling)
van het voertuig en de verschuldigde belasting.
7.2 SAR
SAR is verantwoordelijk voor de vaststelling en verantwoording van het tarief van
de afvalbeheerbijdrage. Het Rijk of de RDW hebben daarin geen rol. SAR is ook verantwoordelijk
voor de afdracht van de btw die wordt geheven over de afvalbeheerbijdrage, ook voor
zover de bijdragen worden geïnd door de RDW. De RDW doet dit immers in naam en voor
rekening en risico van SAR. Het tarief van de afvalbeheerbijdrage voor 2021 is vastgesteld
op €30,– inclusief btw.
SAR factureert de afvalbeheerbijdrage voor de door de RDW ingeschreven voertuigen
aan de deelnemende bedrijven met de bevoegdheid Versnelde Inschrijving, op basis van
de gegevens van de RDW en de Kamer van Koophandel. Dit proces verandert niet. De verplichting
tot betaling bij de inschrijving volgt uit het stelsel van de Wegenverkeerswet 1994
(artikelen 49, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en 50, vijfde lid) en het Kentekenreglement
(artikel 25). De uitwerking van de verplichting tot betaling van de afvalbeheerbijdrage
is geregeld in de avv en het Bba.
Verzoeken tot restitutie van en klachten over de afvalbeheerbijdrage of het niet restitueren
zullen door SAR worden behandeld. De RDW kan dit niet, omdat de RDW namens SAR enkel
de afvalbeheerbijdrage int en de geïnde bedragen aan SAR afdraagt. SAR stelt de hoogte
van de afvalbeheerbijdrage vast en is verantwoordelijk voor de aanwending van de geïnde
afvalbeheerbijdragen.
7.3 RDW
Het niet (tijdig) betalen van de afvalbeheerbijdrage of weigeren van betalen aan de
kassa van het keuringsstation van de RDW zal leiden tot weigering van de inschrijving
van het desbetreffende voertuig. Daartegen kan bezwaar (en beroep) worden ingesteld,
waarvoor de RDW verantwoordelijk is. Tegen de hoogte van de afvalbeheerbijdrage kan
geen bezwaar (en beroep) worden ingesteld. Die tarieven hebben geen publiekrechtelijke
grondslag, maar zijn bepaald door SAR. Bezwaren daartegen zullen naar SAR worden doorgeleid.
De RDW heeft een uitvoeringstoets uitgevoerd voor de uitvoering van de genoemde taak.
Om de afvalbeheerbijdrage te innen en af te dragen worden de RDW (ICT)-systemen aangepast
en worden de medewerkers opgeleid. Op basis van de tarieven van 2020 bedragen de door
de RDW begrote projectkosten (incidenteel) € 307.552,–. Dit is exclusief eventuele
bouw van een module die bij herinschrijving voorziet in het herkennen van een voertuig
waarvoor in de nieuwe situatie al eerder een afvalbeheerbijdrage is betaald. De jaarlijkse
structurele kosten zijn ingeschat op € 78.720,–.
De RDW ontvangt voor de uitvoering van de inning en afdracht van de afvalbeheerbijdrage
van SAR een kostendekkende vergoeding op basis van de integrale kostprijs van de handelingen.
Tevens vergoedt SAR de eenmalige kosten die de RDW moet maken voor het inrichten van
zijn processen en systemen op de inning en afdracht van de afvalbeheerbijdrage.
8. Gevolgen
Het totaal aantal inschrijvingen van voertuigen van de categorieën M1 en N1 bedroeg
in 2019 767.000. Daarvan werden er 513.000 ingeschreven via de bevoegdheid Versneld
Inschrijving. De overige werden door particulieren (52.000) of niet-erkende bedrijven
(202.000) ingeschreven. Berekend naar het toen geldende tarief van de afvalbeheerbijdrage
van € 37,50 (inclusief btw) ging het in totaal om een bedrag van € 9.525.000 dat niet
kon worden geïnd door SAR. Deze inning zal in de nieuwe situatie, overeenkomstig hetgeen
is beschreven in paragraaf 5, door de RDW plaatsvinden.
Als gevolg van de avv zal voor de inschrijving van alle betreffende voertuigen een
afvalbeheerbijdrage moeten worden betaald. Daardoor wordt de inschrijving van een
voertuig weliswaar duurder, maar die kosten zijn niet het gevolg van deze regeling.
Daarnaast zijn die kosten niet direct als extra kosten aan te merken. Producenten
en importeurs van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s waren immers al verantwoordelijk
voor het inzamelen en recyclen van die voertuigen en zouden daarvoor op een andere
manier kosten voor in rekening hebben gebracht. Door de verbinding tussen de afvalbeheerbijdrage
en de inschrijving van voertuigen, zoals is voorzien met deze regeling, wordt voldaan
aan de wettelijke verplichtingen tot inzameling en recycling middels de daartoe dienende
afvalbeheerbijdrage. Hierdoor is – met name voor burgers – de financiële bijdrage
inzichtelijker en eenduidiger en wordt de naleving van de afdrachtplicht bevorderd.
Door de afvalbeheerbijdrage ook van toepassing te laten zijn op voertuigen die door
bedrijven zonder overeenkomst met SAR worden ingevoerd, wordt het door SAR benodigde
bedrag bovendien verdeeld over een groter aantal voertuigen. De afvalbeheerbijdrage
is daarom door SAR reeds verlaagd van € 37,50 (in 2020) naar € 30,– (in 2021). De
financiële lasten worden gelijkelijk verdeeld over elk geïmporteerd voertuig en de
lasten nemen derhalve af voor 76,5% van de geïmporteerde voertuigen.
Degenen die een voertuig voor het eerst laten inschrijven via een erkend bedrijf zullen
de afvalbeheerbijdrage altijd in de rekening van dat bedrijf terugzien, omdat alle
erkende bedrijven op grond van de avv in combinatie met de gewijzigde Regeling erkenning
bedrijfsvoorraad een overeenkomst hebben met SAR ten behoeve van de afdracht van de
afvalbeheerbijdrage. Ook in de gevallen van parallelimport zal de afvalbeheerbijdrage
na inwerkingtreding van deze regeling terugkomen, nu in de rekening van de RDW naar
aanleiding van het onderzoek en de inschrijving van het voertuig.
De veranderingen voor autobedrijven leiden voor hen tot weinig extra lasten. Erkende
bedrijven hebben vanwege de avv en de nieuwe eis en voorwaarde aan de bevoegdheid
Versnelde Inschrijving een overeenkomst met SAR ten behoeve van de afdracht van de
afvalbeheerbijdrage om gebruik te mogen maken van de genoemde bevoegdheid. Bovendien
hebben veel erkenninghouders met de bevoegdheid Versnelde Inschrijving (ongeveer 60)
al een dergelijke overeenkomst. Bedrijven en particulieren zonder erkenning bedrijfsvoorraad
met de bevoegdheid Versnelde Inschrijving zijn ook verplicht de afvalbeheerbijdrage
te betalen. Voor hen zal dit tot uitdrukking komen in de rekening voor het onderzoek
en de inschrijving van het voertuig bij de RDW, waarin de afvalbeheerbijdrage afzonderlijk
wordt opgenomen.
Voor de producenten en importeurs maakt deze regeling weinig verschil. De verplichtingen
die voortvloeien uit het Bba blijven ongewijzigd. De avv brengt voor hen wel een verandering
teweeg, doordat op die manier op een eenduidige manier, via de afdracht van de afvalbeheerbijdrage
aan SAR, voor hen zorg gedragen zal worden voor het voldoen aan de genoemde verplichtingen.
De administratieve lasten zullen niet stijgen. Immers, de processen tot inschrijving
van het voertuig in het kentekenregister blijven hetzelfde. Alleen moet voordat de
inschrijving kan plaatsvinden de afvalbeheerbijdrage worden betaald, tegelijkertijd
met de gebruikelijke tarieven voor inschrijving die de RDW hanteert. Met name voor
de parallelimport betekent dit lagere administratieve lasten ten opzichte van de situatie
waarin de afvalbeheerbijdrage direct aan SAR zelf zou moeten worden betaald.
9. Advisering en consultatie
9.1 RDW
De RDW heeft op 7 juli 2020 een uitvoeringstoets opgeleverd ten aanzien van de heffing
en inning van de afvalbeheerbijdrage via erkende bedrijven en, in geval van parallelimport,
inning door de RDW namens SAR. De RDW acht deze regeling uitvoerbaar.
De avv is gemaakt conform wat hierover in de uitvoeringstoets is opgemerkt.
De aanpassing van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad is vormgegeven op basis van
deze uitvoeringstoets, met dien verstande dat ervoor is gekozen de relatie met SAR
zowel in de eisen als de voorschriften aan de bevoegdheid Versnelde Inschrijving op
te nemen. De uitvoeringstoets impliceert de behoefte aan zowel een eis als een voorschrift.
Daarnaast is de omschrijving van de eis en het voorschrift geobjectiveerd door naar
een avv in algemene zin te verwijzen, en niet specifiek die op verzoek van SAR, en
door de maatregel waarmee de Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft ingestemd
als alternatief te benoemen.
De aanpassing van de Regeling taken Dienst Wegverkeer is eveneens gewijzigd conform
wat daarover is opgemerkt in de uitvoeringstoets van de RDW. Op die manier is er sprake
van enige publiekrechtelijke verankering met een duidelijk afgebakende taak van de
RDW voor de inning van de afvalbeheerbijdrage namens SAR bij de parallelimport en
kan RDW een tarief bij SAR in rekening brengen voor de inningsactiviteiten. De RDW
heeft de sterke voorkeur om voor de afvalbeheerbijdrage en de inning en afdracht daarvan
een gedegen wettelijke (publiekrechtelijke) taak te creëren, waardoor er geen sprake
meer is van een economische activiteit met de bijbehorende aspecten. Deze volledige
borging moet echter in breder perspectief worden bezien en kon niet binnen afzienbare
tijd worden geregeld. Daarom is gekozen voor de wijziging van de Regeling taken Dienst
Wegverkeer.
De gevolgen voor de uitvoering door de RDW en SAR en de gevolgen voor burgers en bedrijven
zijn verwerkt in de paragrafen 6 en 7 van deze toelichting.
9.2 Inspraakprocedure avv
Het verzoek, het ontwerpbesluit en de daarbij behorende stukken van de avv lagen van
17 februari 2021 tot en met 31 maart 2021 ter inzage.4 Een ieder is gedurende die termijn in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen.
Er is één zienswijze ingediend, maar die was niet relevant voor de onderhavige regeling.
9.3 Internetconsultatie
Over het ontwerp van de onderhavige regelgeving heeft een internetconsultatie plaatsgevonden
van 21 februari tot en met 22 maart 2021. Er kon worden gereageerd op deze regeling
en de toelichting. Er zijn echter geen reacties ingediend.
9.4 Adviescollege Toetsing Regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een
formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
10. Inwerkingtreding en overgangsrecht
Deze regeling treedt in werking met ingang van 30 april 2021. Op die datum treedt
ook de avv in werking. Vanaf die datum zullen de erkende bedrijven er dus voor moeten
zorgen dat de afvalbeheerbijdragen worden betaald bij de inschrijving van voertuigen
van de categorieën M1 en N1. Vanaf diezelfde datum van de RDW bij de inschrijving
van voertuigen via de parallelimport de afvalbeheerbijdrage innen voor SAR.
Bij de inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten,
bedoeld in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Hiervoor wordt
een beroep gedaan op de uitzondering in het vijfde lid, onderdeel a, van aanwijzing
4.17. Als deze regeling niet op hetzelfde moment als de avv in werking treedt, ontstaan
er aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen, doordat de RDW niet goed
kan toezien op de afdracht van de afvalbeheerbijdrage door erkende bedrijven en evenmin
namens SAR afvalbeheerbijdragen bij parallelimport kan innen. Met de keuze voor de
inwerkingtredingsdatum van 30 april 2021 is er voor de betrokken partijen voldoende
tijd om zich voor te bereiden op de onderhavige wijzigingen.
De inning van de afvalbeheerbijdrage vindt eenmalig plaats bij de eerste inschrijving
van het voertuig in het kentekenregister. In de praktijk komt het ook voor dat een
voertuig ‘heringeschreven’ wordt. Het betreft dan een bestaand voertuig dat opnieuw
in het kentekenregister wordt ingeschreven, nadat de registratie eerder is beëindigd
vanwege uitvoer, ombouw, buiten registratie plaatsing (bijvoorbeeld omdat het voertuig
niet op de openbare weg werd gebruikt) of demontage (maar uiteindelijk toch niet gedemonteerd
is). Doordat de betaling van de afvalbeheerbijdrage voorwaardelijk wordt voor alle
inschrijvingen van voertuigen van de categorieën M1 en N1, betekent dat ook dat bij
herinschrijving de afvalbeheerbijdrage betaald moet worden. Het is op dit moment voor
de RDW echter praktisch niet uitvoerbaar om dit aan de voorkant in het proces in te
bedden. Voor de registratie wordt een herinschrijving namelijk ook als een eerste
inschrijving gezien. De RDW zou een controle of sprake is van een herinschrijving
en reeds betaalde afvalbeheerbijdrage op termijn slechts tegen onevenredig hoge kosten
kunnen inrichten. De investering in deze controle zou daarmee niet in verhouding staan
tot de geringe hoeveelheid van dergelijke aanvragen tot herinschrijving van voertuigen.
Als de afvalbeheerbijdrage voor een voertuig bij een eerdere inschrijving al een keer
betaald is, kan de aanvrager een verzoek tot restitutie indienen bij SAR.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer