1. Doel en hoofdlijnen van de regeling
Doel en aanleiding
Om de verplaatsing van het goederenvervoer vanaf de weg te versterken (de zogeheten
modal shift) is er een modal shift-maatregel van weg naar water aangekondigd in de
Goederenvervoeragenda1. Later is daar de verplaatsing naar de modaliteit spoor bij gekomen. Met deze regeling
wordt gekozen voor het stimuleren van de verplaatsing van doorgaand goederenvervoer
van de weg naar de binnenvaart en het spoor. Dit om de weg als transportmodaliteit
te ontlasten, en congesties op de belangrijkste doorgangsroutes voor het goederenvervoer
terug te dringen. Verplaatsing van vrachtvervoer van de weg helpt bovendien bij het
beheersbaar houden van de kosten van het beheer en onderhoud van het hoofdwegennet.
De regeling moet bijdragen aan het structureel bereikbaar houden van de stedelijke
gebieden en industriehavencomplexen in de Randstad. Hierbij wordt gekozen voor een
aanpak waarbij enerzijds wordt ingezet op het verruimen van de mogelijkheden voor
modal shift door aanbesteding van nieuwe lijndiensten in de binnenvaart, en anderzijds
het stimuleren van de keuze om vrachten via de binnenvaart en het spoor te vervoeren.
Deze subsidieregeling is de invulling van het laatste doel.
Directe aanleiding voor deze subsidieregeling is de verwachtte congestie op het hoofdwegennet
binnen de corridor in verband met de geplande grootschalige vervangings- en renovatiewerkzaamheden
die voor de komende jaren zijn voorzien. Daarnaast wordt er een structurele groei
van het goederenvervoer verwacht. Deze congesties zullen een sterke wissel trekken
op de bereikbaarheid van de grote stedelijke gebieden en (haven)industriecomplexen
in de Randstad en daarmee de gateway functie die Nederland vervult voor het continentale
goederenvervoer. Deze congesties zullen daarmee ook een negatief effect op het verdienvermogen
van de Nederlandse logistiek en economie uitoefenen.
Wat houdt de regeling in?
De regeling richt zich hoofdzakelijk op de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost,
oftewel de hoofdwegen, spoorwegen en vaarwegen tussen de haven van Rotterdam naar
Duitsland via regio’s Arnhem-Nijmegen en Venlo. Daarnaast kunnen er ook activiteiten
in aanmerkingen komen, die inzetten op de verplaatsing van weg naar spoor in overige
delen van Nederland.
Voor een bijdrage vanuit deze regeling komen activiteiten in aanmerking die aan de
hiervoor vermelde doelen bijdragen door het bundelen van containers afkomstig van
afzonderlijke verladers met het doel deze te verplaatsen naar de binnenvaart. Daarbij
gaat het zowel om activiteiten die direct het bundelen (en verplaatsen) van vrachten
tot doel hebben als activiteiten vanuit het bedrijfsleven die gericht zijn op het
beter ondersteunen van het bundelen en/of verplaatsen van deze vrachten. Bij deze
laatste categorie activiteiten gaat het daarbij om onder meer het digitaal ondersteunen
van het bundelen van vrachten het dezelfde reisdoel. Het doel van deze bijdrage is
het stimuleren dat verladers als opdrachtgever kiezen voor transport via de binnenvaart
en/of spoor.
De regeling concentreert zich in dit verband primair op het vervoer van goederen in
containers. Dit gecontaineriseerde vervoer is verhoudingsgewijs gemakkelijk te verplaatsen
en laat een sterke opmars als transportmiddel zien. Bulktransporten komen hierbij
alleen in aanmerking voor een bijdrage indien deze een bovengemiddelde bijdrage aan
de modal shift naar de binnenvaart en/of spoor leveren.
De subsidieregeling richt zich daarnaast op de kleinere en middelgrote transporten
waarvoor een shift van de modaliteit door de omvang van de vrachten niet direct voor
de hand ligt door te kleine hoeveelheden. Deze kleinere en middelgrote transporten
maken het leeuwendeel van de transporten in Nederland uit. Door het geven van een
bijdrage in de aanloopkosten van het bundelen en/of verplaatsen van vrachten, bijbehorende
initiële investeringen en de aanpassing van bedrijfsprocessen stimuleert de regeling
de keuze voor de binnenvaart en/of spoor als transportmodaliteit. Dit stelt de opdrachtgevers
van deze kleinere transporten in staat kennis te maken met de binnenvaart en/of spoor
als transportmodaliteit en deze ook op de lange duur als een reëel alternatief voor
het gebruikelijke wegvervoer te zien. Beoogd is daarmee uiteindelijk ook een structurele
verplaatsing van een substantieel deel van het goederenvervoer van de weg naar de
binnenvaart en/of spoor. Met het oog hierop is de bijdrage ook slechts tijdelijk van
aard. De bijdrage zal daarbij maximaal 24 maanden bedragen.
Vanuit deze regeling wordt een bijdrage gegeven in bedrijfsmatige kosten die rechtstreeks
samenhangen met:
-
– de organisatie van de bundeling van vrachten om deze structureel te verplaatsen van
de weg naar de binnenvaart en/of spoor;
-
– de daarmee samenhangende investeringen in aanpassing van werkprocessen, opslag en
overslagfaciliteiten;
-
– in het beter faciliteren van deze modal shift processen.
De regeling is niet bedoeld om prijskortingen te geven op transport, maar op het wegnemen
van fricties en barrières om ladingvolumes om te zetten van weg naar binnenvaart en/of
spoor die niet marktverstorend qua transportprijs werken. De omvang van de bijdrage
aan individuele activiteiten wordt bepaald door de ruimte die de vrijstellingsmogelijkheden
van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) biedt voor MKB-investeringen,
de inhuur van consultants door het MKB, starterssteun en experimentele ontwikkeling.
De regeling is tijdelijk van kracht. Aanvragen voor een bijdrage vanuit de regeling
kunnen tot uiterlijk 31 december 2021 worden toegekend. Met oog op de benodigde behandelingstijd
kunnen volledige aanvragen tot uiterlijk 1 september 2021 worden ingediend bij de
uitvoeringsorganisatie Connekt. Een aanvraag moet gebaseerd zijn op een concreet voorstel
voor het verplaatsen van vrachten van de weg naar het water en/of spoor. Ter ondersteuning
van marktpartijen bij het verkennen, organiseren en benutten van de mogelijkheden
voor het bundelen en/of verplaatsen van vrachten zijn logistieke makelaars beschikbaar.
2. Verhouding tot bestaande regelgeving
Kaderbesluit subsidies I&M
Deze subsidieregeling is gebaseerd op het Kaderbesluit en de daaraan ten grondslag
liggende Kaderwet Subsidies I en M. De bepalingen van het Kaderbesluit zijn van toepassing
op de subsidieverstrekking op grond van de onderhavige regeling, ook wanneer er niet
expliciet in de regeling naar verwezen wordt. Voor de subsidieontvangers is dan ook
niet alleen deze regeling, maar ook het Kaderbesluit van belang. In het Kaderbesluit
zijn onder andere artikelen opgenomen over de subsidiabele kosten (hoofdstuk 3), het
indienen van de aanvraag (hoofdstuk 5), afwijzingsgronden van een aanvraag (hoofdstuk
6), verplichtingen voor de subsidieontvanger (hoofdstuk 8) en de subsidievaststelling
(hoofdstuk 10).
3. Staatssteun
De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconstateerd
is dat de subsidie die wordt verstrekt op grond van deze regeling voor het bundelen
en/of verplaatsen van vrachtvervoer van de weg naar de binnenvaart of het spoor kan
worden aangemerkt als staatssteun. In deze subsidieregeling wordt gebruikgemaakt van
de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV), waardoor er bij subsidieverstrekking
op basis van deze regeling sprake is van een geoorloofde vorm van staatssteun.
Voor de subsidieverstrekking wordt gebruik gemaakt van een aantal vrijstellingsmogelijkheden
zoals die zijn opgenomen in de AGVV. De subsidieaanvragen zullen mede worden beoordeeld
aan de hand van de voorwaarden die voor de betreffende vrijstelling gelden. De vrijstellingen
die in het kader van de subsidieaanvraag kunnen worden gebruikt zijn:
-
• MKB-investeringssteun (artikel 17 AGVV);
-
• MKB-consultancysteun (artikel 18 AGVV);
-
• Starterssteun (artikel 22 AGVV);
-
• Onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten (artikel 25 AGVV).
Er zijn ook enkele eisen uit de AGVV niet opgenomen in deze regeling, omdat ze zich
niet richten tot de aanvrager. Zo zal er met een kennisgeving zoals bedoeld in artikel
11 van de AGVV wordt de Europese Commissie op de hoogte gesteld van deze subsidieregeling.
Als de subsidieregeling wordt gewijzigd, bijvoorbeeld bij het ophogen van de subsidieplafonds,
zal bij de Europese Commissie opnieuw een kennisgeving worden gedaan. Indien er sprake
is van een individuele steunverlening van meer dan € 500.000 zullen bovendien de gegevens
van die steun openbaar gepubliceerd worden, conform hetgeen bepaald in artikel 9 van
de AGVV.
4. Administratieve lasten en risicoanalyse
De administratieve lasten van de aanvragers van subsidie bestaan uit het kennisnemen
van de regeling, het doen van de aanvraag en de overige verplichtingen die voortvloeien
uit de regeling voor ontvangers van subsidie. Voor de subsidieverstrekking voor het
bundelen en/of verplaatsen van vrachtvervoer naar de binnenvaart zijn de administratieve
lasten geschat op minder dan 5% van het totale subsidiebedrag. De administratieve
lasten van de regeling zijn zo laag mogelijk gehouden. Het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat
het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Er is een risicoanalyse uitgevoerd. Hieruit zijn geen bijzondere risico’s naar voren
gekomen. Deze analyse heeft daarom niet geleid tot substantiële aanpassingen van de
regeling.
5. Uitvoering
De regeling zal worden uitgevoerd door Stichting Connekt, als uitvoeringsorganisatie
van de Topsector Logistiek en binnen de raamovereenkomst IenW en Connekt voor de uitvoering
van diensten en het bijbehorende mandaat. De Topsector Logistiek is een samenwerkingsverband
van de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en van Economische Zaken en Klimaat
ten behoeve het topsectorenbeleid in het goederenvervoer en de logistiek. Connekt
is door middel van een raamovereenkomst daaraan verbonden als uitvoeringsorganisatie.
Het mandaat en machtiging voor de uitvoering van de regeling wordt daarbij vanuit
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verleend aan de directeur van Connekt.
Voor de regeling is een uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd. Uit die toets zijn geen
problemen in de uitvoerbaarheid naar voren gekomen.
6. Consultatie
In de verzamelbrief regeldruk 2011–2015 van 19 september 2011 (Kamerstukken II 2010/11,
29 515 nr. 333) is te lezen dat ‘uitgangspunt is dat voorstellen die significante verandering brengen
in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen of die grote gevolgen
hebben voor de uitvoeringspraktijk via internet worden geconsulteerd’.
De mogelijkheid subsidie aan te vragen voor de uitvoering van een project in het kader
van deze regeling brengt geen significante verandering aan in de rechten en plichten
van burgers. Het zijn ondernemingen of samenwerkingsverbanden van ondernemingen en
onderzoeksorganisaties die een subsidieaanvraag kunnen indienen. De eisen om voor
subsidie in aanmerking te komen vloeien grotendeels voort uit de algemene groepsvrijstellingsverordening
en het Kaderbesluit subsidies I en M.
In de aanloop naar totstandkoming van deze regeling is op hoofdlijnen overleg gevoerd
met een brede groep verschillende partijen in de logistieke keten (verladers, vervoerders,
terminals, logistieke makelaars en overige logistieke dienstverleners). Zij oordeelden
positief over de mogelijkheid van subsidieverlening op grond van deze regeling. Potentiele
subsidieaanvragers zijn gebaat bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de
regeling. De toegevoegde waarde van internetconsultatie is daarom als gering in te
schatten. Gelet hierop is afgezien van internetconsultatie van deze regeling.
7. Inwerkingtreding en horizonbepaling
Overeenkomstig de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede
lid) is hier gekozen een inwerkingtreding op 1 april 2021. Hierbij wordt afgeweken
van de geldende minimuminvoeringstermijn van twee maanden (Aanwijzing voor de regelgeving
4.17, vierde lid). Hiertoe wordt overgegaan omdat de komst van deze regeling reeds
langer bekend was binnen de transportsector en bedrijven hierop al inspeelden. Uitstel
zou tot een ongewenst nadeel van een later optredende modal shift van vrachtvervoer
van weg naar de binnenvaart zou leiden.
De regeling geldt voor een periode van negen maanden en vervalt met ingang van 1 januari
2022.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 1 bevat de begripsbepalingen die van belang zijn voor deze regeling, zoals
de definities van de verschillende soorten activiteiten die op grond van deze subsidieregeling
gesubsidieerd kunnen worden. Een aantal begripsbepalingen wordt hieronder nader toegelicht.
Om ook bulktransport onderdeel van deze regeling te laten zijn is opgenomen dat deze
omgerekend kunnen worden in hoeveelheden TEU. Een TEU is een standaard containermaat
en is eveneens in de begripsbepalingen opgenomen.
Onder bundelen wordt begrepen het samenbrengen van containers afkomstig van verschillende
verladers op de locatie waar een binnenschip is aangemeerd of een trein staat gerangeerd
teneinde op deze manier het schip of de trein zo efficiënt mogelijk gevuld te krijgen.
Container wordt zo ruim mogelijk omschreven teneinde zoveel mogelijk verschillende
typen eronder te kunnen laten vallen.
De regeling is wat de modal shift van weg naar water betreft alleen van toepassing
in de Goederencorridors Oost en Zuid-Oost. In de begripsbepalingen is opgenomen wat
hieronder valt. Voor spoor geldt deze beperking overigens niet, hiervoor geldt de
subsidieregeling landelijk.
Het begrip MKB is opgenomen in de regeling omdat dit in Nederland de ingeburgerde
term is voor het Midden- en Klein Bedrijf. Wat hieronder in het kader van deze regeling
moet worden begrepen wordt bepaald door artikel 2, tweede lid, van de AGVV.
Artikel 2. Doel van de subsidieregeling
Het doel van de regeling komt overeen met de doelstelling die in het algemeen deel
van deze toelichting is verwoord. Bedrijven worden middels een subsidie gestimuleerd
om in plaats van het transport van een vrachtcontainer of bulklading via een vrachtwagen
te kiezen voor vervoer met een binnenvaartschip of via het spoor. De keuze voor het
transport met een vrachtwagen is de bekende keuze. Onbekendheid, en al dan niet vermeende
problemen, met het transport met een binnenvaartschip of spoor doet de weegschaal
al snel doorslaan naar wat men kent. De bedoeling van deze subsidie is om de keuze
voor transport via de binnenvaart of het spoor verregaand te faciliteren. Dat kan
zijn via een subsidie aan de MKB-verladers maar ook aan ontwikkelaars van apps en
platforms waar vraag en aanbod elkaar treffen.
De Regeling staat open voor alle partijen die bedrijfsmatig goederen willen gaan vervoeren
via de binnenvaart of het spoor. De verladers die hierbij betrokken zijn zullen in
de regel slechts enkele containers per week met goederen laten vervoeren. Naar verwachting
zullen met name samenwerkingsverbanden van verladers, vervoerders en eventueel terminalbedrijven
een bijdrage vanuit de regeling aanvragen.
De subsidie wordt wat de modal shift van weg naar water betreft beperkt tot bedrijven
die actief zijn op de Goederencorridors Oost en Zuid-Oost om de congestie te verlichten
die daar als gevolg van werkzaamheden op die corridors worden verwacht.
De subsidiëring van de modal shift van weg naar spoor kent geen beperking tot de Goederencorridors
en werkt landelijk.
Om zowel de verwachte autonome groei van het goederenvervoer als het effect van verkeershinder
van het VenR-programma te compenseren is voor de modal shift van weg naar water een
doel geformuleerd van ‘dagelijks structureel 2.000 TEU van de weg’.
Het spoor heeft, bovenop de modal shift doelstelling van weg naar water, een modal
shift doelstelling geformuleerd van ongeveer 10% (200 TEU) en levert hiermee tegelijk
een bijdrage aan de groeidoelstelling opgenomen in het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer
(Kamerstuk 29 984, nr. 782), te weten 54 tot 61 miljoen ton in 2030.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten en verdeelsleutel
Het doel van deze subsidieregeling is in de eerste plaats het verplaatsen van TEU
van de weg naar het water of het spoor en in de tweede plaats het structureel inbedden
van deze modal shift in de bedrijfsvoering. In het eerste lid, onderdeel a, is bepaald
dat met de subsidie activiteiten zullen worden gestimuleerd die zich richten op een
blijvende bundeling van vrachten en het vervolgens verplaatsen van deze vrachten van
de weg naar de binnenvaart of het spoor en het geschikt maken van de vracht voor de
modal shift. Voor financiering komen daarbij de kosten in aanmerking die samenhangen
met de bundeling en verplaatsing of het geschikt maken van deze gebundelde vrachten.
In onderdeel b gaat het om het toegankelijk maken van de verplaatsing naar water of
spoor door het verbeteren van al bestaande afspraken en werkwijzen of het ontwikkelen
van nieuwe afspraken en werkwijzen in de hele keten (verladers, vervoerders en terminalbedrijven).
In het tweede lid zijn de typen activiteiten opgenomen die binnen de AGVV vallen.
In onderdeel a van dit artikel gaat het om de investeringssteun aan het MKB als bedoeld
in artikel 17 van de AGVV. In tegenstelling tot wat het gebruik van de term ´productie´
suggereert is deze vrijstelling van toepassing op alle MKB sectoren dus zowel de be-
en verwerkende industrie als de dienstensector. Opgemerkt wordt dat er onder de AGVV
geen vrijstelling is opgenomen voor exploitatiesteun. Deze komt dan ook niet onder
deze regeling voor subsidie in aanmerking. Een investering kan volgens artikel 17,
derde lid, onderdeel a bestaan uit een investering in materiële en/of immateriële
activa ten behoeve van de oprichting van een nieuwe vestiging, de uitbreiding van
een bestaande vestiging, de diversificatie van de productie van een bestaande vestiging
in nieuwe, bijkomende producten, of een fundamentele wijziging van het volledige productieproces
van een bestaande vestiging,
De in onderdeel b genoemde consultancysteun als bedoeld in artikel 18 van de AGVV
bestaat uit de advisering die betrekking heeft op het bewerkstelligen en ondersteunen
van de modal shift. Het mag niet gaan om consultancy van permanente of periodieke
aard en mag ook niet vallen onder de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming zoals
belastingadvies, gangbare juridische dienstverlening of reclame.
Voor de in onderdeel c genoemde starterssteun, als bedoeld in artikel 22 van de AGVV,
komt elke kleine, niet beursgenoteerde onderneming tot vijf jaar na haar registratie
in aanmerking, die voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. zij heeft niet de activiteit van een andere onderneming overgenomen;
-
b. zij heeft nog geen winst uitgekeerd; en
-
c. zij is niet ontstaan uit een concentratie.
Voor in aanmerking komende ondernemingen die zich niet hoeven te laten registreren,
kan de periode van vijf jaar om in aanmerking te komen voor deze vrijstelling, geacht
worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming haar economische activiteiten
aanvangt of daarvoor belastingplichtig wordt.
In afwijking het hiervoor onder c genoemde worden ondernemingen die ontstaan uit een
concentratie van ondernemingen die op grond van dit artikel voor steun in aanmerking
komen, ook als in aanmerking komende ondernemingen beschouwd tot vijf jaar vanaf de
registratie van de oudste onderneming die bij de concentratie betrokken is.
Onder de in onderdeel d genoemde experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel
25, onderdeel c van de AGVV, vallen activiteiten die betrekking hebben op het verwerven,
combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische,
zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van
nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten
die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve
producten, procedés of diensten. Het gaat het hierbij nadrukkelijk niet om het testen
van bestaande processen of procedures of verder ontwikkelen daarvan.
Artikel 4. Subsidieplafond, wijzen van verdelen en subsidiemaximum
In het eerste en tweede lid van dit artikel worden de subsidieplafonds voor de verplaatsing
van weg naar water en van weg naar spoor vastgesteld voor de periode 1 april, het
moment van inwerkingtreding van deze regeling, tot 1 september 2021. De minister kan
alsnog besluiten om voor een tweede periode in 2021 een subsidieplafond vast te stellen.
In het derde lid is bepaald dat de subsidiegelden worden verdeeld op basis van de
volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen. In artikel 8 van het Kaderbesluit
is aangegeven hoe omgaan wordt met aanvragen die tegelijkertijd binnenkomen als het
subsidieplafond is bereikt. In het vierde lid is als bovengrens opgenomen dat per
project maximaal € 500.000,– subsidie wordt verstrekt. Indien de maximumbedragen uit
de AGVV die zijn opgenomen in artikel 11 lager liggen dan € 500.000,–, dan geldt het
in de AGVV genoemde lagere maximumbedrag in dat geval als bovengrens.
Artikelen 5, 6, 7 en 8 Subsidiabele kosten en berekening uurtarieven
De kosten die worden voor een project investeringssteun die worden genoemd in artikel
17, tweede lid, van de AGVV zijn:
-
• de kosten van investeringen in materiële en immateriële activa, en/of
-
• de geraamde loonkosten voor rechtstreeks door het investeringsproject gecreëerde banen,
berekend over een periode van twee jaar.
De kosten voor een project consultancysteun die worden genoemd in artikel 18, derde
lid, van de AGVV, bestaan uit de kosten van de door de consultants verrichte consultancydiensten.
De kosten van een project experimentele ontwikkeling die worden genoemd in artikel
25, derde lid, onderdeel a t/m e bestaan uit:
-
• personeelskosten: onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover
zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
-
• kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor
het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur
voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend
met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige
beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
-
• kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project.
Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de
looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen,
als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor
de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
-
• kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden
worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede
kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project
worden gebruikt;
-
• bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal,
leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
Gelet op artikel 7 van het Kaderbesluit subsidies I en M dient vastgesteld te worden
welke standaardberekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven kunnen worden
gehanteerd. In artikel 5, tweede lid, wordt hieraan gehoor gegeven. Ten aanzien van
de standaardberekeningswijze voor uurtarieven wordt het de aanvragers toegestaan zelf
een keuze te maken uit de drie beschikbare mogelijkheden uit het Kaderbesluit. Ter
uitwerking van deze bepaling is in artikel 6 opgenomen hoe de standaardberekeningswijze
voor de berekening van uurtarieven met behulp van de integrale kostensystematiek moet
worden toegepast en hoe vervolgens de subsidiabele kosten kunnen worden berekend.
In artikel 7 is opgenomen hoe de standaardberekeningswijze voor de berekening van
uurtarieven op basis van de kosten per kostendrager met forfaitaire opslag moet worden
gehanteerd en hoe daarmee de subsidiabele kosten kunnen worden berekend. In artikel
8 is de standaardberekeningswijze opgenomen voor zover gebruik wordt gemaakt van een
forfaitair vastgesteld uurtarief loonkosten van € 60 per uur. In dit bedrag zijn zowel
de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten begrepen. Ook is in
dit artikel opgenomen hoe in dit geval de subsidiabele kosten kunnen worden berekend.
Artikel 9 Uitvoeringsinstantie
Als uitvoeringsinstantie voor deze subsidieregeling wordt de Stichting Connekt aangewezen.
Artikel 10 Indiening aanvraag
Een aanvraag wordt ingediend bij de Stichting Connekt met behulp van het in bijlage
1 opgenomen aanvraagformulier. In het vijfde lid is opgenomen dat een aanvraagformulier
kan worden verkregen op de website www.topsectorlogistiek.nl. Op het aanvraag fromulier en de website is ook te vinden welke gegevens en bijlagen
bij de aanvraag moeten worden overlegd en welke formats daarvoor moeten worden gebruikt.
De aanvraag kan van 1 april tot 1 september 2021 worden ingediend. Voor alle activiteiten
geldt dat de gegevens, bedoeld in artikel 10 van het Kaderbesluit Subsidies I en M
en artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, moeten worden
aangeleverd bij een aanvraag.
Artikel 11 Subsidieverstrekking
Bij het bepalen van de maximale steunintensiteit en de maximumbedragen wordt aangesloten
bij de AGVV. In onderstaande tabel zijn de maximale steunintensiteiten per vrijstellingsmogelijkheid
opgenomen. Het gaat daarbij om maximale percentages van de in aanmerking komende kosten,
zoals die hierboven zijn toegelicht bij de artikelen 5, 6, 7 en 8.
Vrijstelling
|
Artikel AGVV
|
Max %
|
Verh MO
|
Verh KMO
|
Overig verh
|
Max bedrag
|
Investeringssteun
|
17, zesde lid
|
20% KMO
10% MO
|
–
|
–
|
–
|
–
|
Consultancysteun
|
18, tweede lid
|
50%
|
–
|
–
|
–
|
–
|
Starterssteun
|
22, derde lid, onderdeel c, 1e volzin en vijfde lid
|
–
|
–
|
–
|
–
|
€ 400.000,–
Verdubbeling voor kleine en innovatieve ondernemingen
|
Starterssteun Groot-Rijnmond
|
22, derde lid, onderdeel c, 2e volzin en vijfde lid
|
–
|
–
|
–
|
–
|
€ 600.000,–
Verdubbeling voor kleine en innovatieve ondernemingen
|
Experimentele ontwikkeling
|
25, vijfde lid, onderdeel c, en zesde lid
|
25%
|
+10%
|
+20%
|
+15%1
|
Voornoemde verhogingen tot max 80%
|
X Noot
1Een verhoging met 15% is mogelijk indien één van de volgende voorwaarden is vervuld:
1. het project behelst daadwerkelijke samenwerking:
• tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een klein of middelgroot bedrijf
is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten
voor haar rekening, of
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding,
waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen
en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren;
2. de projectresultaten worden ruim verspreid via conferenties, publicaties, open
access-repositories, of gratis opensource-software.
Onder een kleine onderneming wordt verstaan een onderneming waar minder dan 50 personen
werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR
niet overschrijdt (artikel 2, tweede lid, van bijlage I van de AGVV). Middelgrote
ondernemingen zijn ondernemingen die geen kleine of grote onderneming zijn als bepaald
in bijlage I van de AGVV.
Groot-Rijnmond is een steungebied als bedoeld in artikel 107, derde lid, onder c,
van het Verdrag betreffende de werking van Europese Unie. Daarom kan in dat gebied
een maximumbedrag van € 600.000,– in plaats van € 400.000,– worden aangehouden.
Er vindt een bevoorschotting van 80% plaats bij de verlening van de subsidie. Na vaststelling
van de subsidie wordt de resterende 20% uitbetaald indien de subsidie conform de voorwaarden
en verplichtingen van deze regeling is besteed.
Artikel 12 Specifieke afwijzingsgronden
Gronden om een subsidieaanvraag op voorhand te weigeren zijn opgenomen in het Kaderbesluit
(artikel 11 en 12) en in deze regeling. Daaronder is ook begrepen dat de aanvraag
niet voldoet aan de in de regeling daaraan gestelde regels. In de regeling zijn drie
aanvullende gronden genoemd om de subsidieaanvraag op voorhand te weigeren: wanneer
er al een subsidie is verleend voor hetzelfde project (hetzij op de Goederencorridors
wat betreft de modal shift naar binnenvaart of nationaal wat betreft de modal shift
naar het spoor), of wanneer de regels van de AGVV, opgesomd onder b tot en met e,
niet worden nageleefd.
Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Het project dient bij te dragen aan de doelstelling van de subsidieregeling om per
dag ten minste 2000 TEU in beide Goederencorridors van de weg te halen. Daarom wordt
van de subsidieontvanger gevraagd verslag te doen van de wijze waarop en de mate waarin
het project daaraan heeft bijgedragen. Daarin moet in ieder geval aan de komen hoeveel
TEU daadwerkelijk met het project in de Goederencorridors zijn verplaatst van de weg
naar het water of het spoor. Tevens moet worden gerapporteerd hoe de modal shift structureel
in de bedrijfsvoering is opgenomen zodat dit ook in de toekomst blijft plaatsvinden.
Ook na afloop van de subsidie dient er aandacht te zijn voor het transport over water
of het spoor en niet weer automatisch weer te worden teruggevallen op het wegtransport.
Indien de aangevraagde activiteit een praktijktest of onderzoek betreft wordt een
analyse in het verslag opgenomen van de toepasbaarheid van test of het resultaat van
het onderzoek met een schatting van het aantal TEU dat met die maatregel naar verwachting
naar weg of water kan worden verplaatst.
Artikel 14 Subsidievaststelling
Nadat de activiteit is afgerond dient de subsidieontvanger een verzoek om vaststelling
bij de uitvoeringsorganisatie in te dienen. Daartoe is een formulier verkrijgbaar
op e website van www.topsectorlogistiek.nl waarop is opgenomen welke gegevens moeten worden aangeleverd. Het in artikel 13 verplichte
eindrapport maakt daar onderdeel van uit. Op grond van artikel 25 van het Kaderbesluit
subsidies wordt binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek een besluit genomen,
tenzij dit niet haalbaar blijkt kan deze termijn met nog eens dertien weken worden
verlengd.
Artikel 15 Inwerkingtreding en vervaldatum
De regeling treedt in werking op 1 april 2021. Vanaf die datum kunnen aanvragen worden
ingediend tot 21 september 2021 en in behandeling worden genomen. De regeling loopt
tot en met 31 december 2021 en vervalt daarna. De regeling blijft van toepassing op
voor 1 januari 2022 aangevraagde subsidies.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga