TOELICHTING
Algemeen deel
Aanleiding
Bij de Tweede Kamerbehandeling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) is op 27 oktober 2020 een motie van de leden Van Meenen
(D66) en Westerveld (GroenLinks) over de Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
onderwijs 2020–2021 aangenomen.1 Met deze motie wordt de regering verzocht ‘de verantwoording over deze middelen te
vereenvoudigen en de mogelijkheid open te stellen om de middelen ook preventief in
te zetten’. De sectorraden uit PO, VO en MBO hebben nadat de motie is aangenomen een
gezamenlijke brief aan het Ministerie van OCW gestuurd, waarin zij de motie kracht
bijzetten en vragen om alle subsidieontvangers onder het lichtste verantwoordingsregime te brengen.
Met deze wijzigingsregeling wordt uitvoering gegeven aan het deel van de motie dat
betrekking heeft op het verantwoordingsregime. In de Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
onderwijs 2020–2021 wordt geregeld dat de bekostigde onderwijsinstellingen die eerder
onder het zwaardere verantwoordingregime (model G2) vielen, onder het lichtere verantwoordingsregime
(model G1) worden gebracht.2
Over het openstellen van de mogelijkheid om de middelen ook preventief in te zetten,
het volgende. De inhaal- en ondersteuningsprogramma’s zijn bedoeld voor leerlingen,
studenten, vavo-studenten en deelnemers die in 2020 leerachterstanden of studievertraging
hebben opgelopen door de (gedeeltelijke) sluiting van scholen en instellingen vanwege
de COVID19-maatregelen. De programma’s moeten een reëel perspectief geven op het wegwerken
of inhalen van de opgelopen onderwijsachterstanden of studievertraging, maar kunnen
op die manier ook bijdragen aan het voorkomen van (verdere) leerachterstanden en studievertraging.3 Bovendien is in aanvulling op de Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
onderwijs 2020–2021 op 17 december 2020 de Subsidieregeling extra hulp voor de klas
gepubliceerd.4 Scholen (met één penvoerder per regio) en instellingen kunnen op grond daarvan subsidie
aanvragen voor een tegemoetkoming in de extra kosten die zij tijdelijk maken om de
continuïteit van het onderwijs tijdens de uitbraak van COVID-19 te kunnen waarborgen.
Deze middelen kunnen dus ook preventief ingezet worden. Het is daarom niet nodig om
in deze wijzigingsregeling uitvoering aan dit deel van de motie te geven: dit deel
is en wordt reeds uitgevoerd.
Verder wordt met deze wijzigingsregeling invulling gegeven aan de door de sectorraden
en verschillende scholen en instellingen geuite wens meer tijd te krijgen om de activiteiten
die zij in het kader van deze regeling ontplooien, af te ronden. Aangezien ook in
schooljaar 2020/2021 sprake is (geweest) van (gedeeltelijke) sluiting van scholen
en instellingen, kan tijdige uitvoering van de activiteiten in het kader van de Subsidieregeling
inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021 in de knel komen. Door deze
wijziging kunnen scholen en instellingen tot en met 31 december 2021 in plaats van
tot en met 31 augustus 2021 de inhaal- en ondersteuningsprogramma’s aanbieden.
Tot slot worden met deze wijzigingsregeling enige technische aanpassingen in de Subsidieregeling
inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021 aangebracht.
Uitvoerbaarheid
De Dienst Uitvoering Subsidies (DUS-I) en de Inspectie van het Onderwijs achten de
regeling uitvoerbaar.
Artikelsgewijs deel
Artikel I, onderdeel A
Op 25 november 2020 is een aantal termen in deze regeling gewijzigd in verband met
de terminologiewijzigingen voortvloeiend uit de Wet versterken positie mbo-studenten.5 De benaming van een deelnemer die een beroepsopleiding volgt, is door genoemde wet
gewijzigd in ‘student’, en de deelnemer die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
(vavo) volgt in ‘vavo-student’. De deelnemer die een opleiding overige educatie (dit
is alle educatie, niet zijnde vavo) volgt, blijft ‘deelnemer’ heten. Hetzelfde is
gedaan op het niveau van besluiten en regelingen, waaronder de Subsidieregeling inhaal-
en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021.
In de wijziging van artikel 3 van de Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
onderwijs 2020–2021 is dit per abuis niet goed gegaan. Het eerste lid, onderdeel c,
heeft betrekking op (mbo-)studenten die vertraging hebben opgelopen in de beroepspraktijkvorming
en niet op vavo-studenten. Het eerste lid, onderdeel d, heeft betrekking op vavo-studenten
met studievertraging en niet op deelnemers aan een opleiding overige educatie. Met
deze wijzigingsregeling wordt dit hersteld.
Artikel I, onderdeel B
In artikel 12, vierde tot en met zesde lid, wordt de uiterlijke datum waarop de activiteiten
kunnen worden uitgevoerd, gewijzigd in 31 december 2021. Deze datum is ook opgenomen
in artikel 12, zevende lid, dat voorschrijft dat het bevoegd gezag na afloop van de
activiteiten meldt hoeveel leerlingen, studenten, vavo-studenten en deelnemers het
inhaal- en ondersteuningsprogramma hebben afgerond. De bijgestelde einddatum is nog
in 2021. Zo behoeft de verantwoording over de ontvangen subsidie niet ook in de jaarverslaggeving
over 2022 plaats te vinden. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de formulering
van de subsidieverplichting, opgenomen in artikel 12, vijfde lid, qua formulering
in lijn te brengen met de overige subsidieverplichtingen die in artikel 12 zijn opgenomen.
Artikel I, onderdelen C, D, E en F
In het opschrift en het eerste lid van artikel 13 komen de verwijzingen naar de grens
van € 125.000,– te vervallen. Artikel 13 geldt nu dus voor alle subsidies aan bekostigde
onderwijsinstellingen. Artikel 14, dat eerder gold voor subsidies aan bekostigde onderwijsinstellingen
die een subsidie hebben ontvangen van € 125.000,– of meer, kan daarom komen te vervallen.
In verband daarmee is ook artikel 15 technisch aangepast, waarbij de oude leden 6
en 7 van artikel 14 – die ook voor de subsidieverstrekking aan niet-bekostigde onderwijsinstellingen
van belang zijn – aan het artikel zijn toegevoegd.
Naast het eerdere verschil in verantwoordingsregimes voor bekostigde onderwijsinstellingen,
zijn de subsidies van minder dan € 125.000,– meteen vastgesteld en de subsidies van
€ 125.000,– eerst verleend. Laatstgenoemde subsidies zouden pas worden vastgesteld
nadat de activiteiten zijn verricht. Ook dit verschil zal worden weggenomen; het nieuwe
artikel 17a van de regeling bevat daarvoor een regeling. Door middel van nieuwe beschikkingen
zal ervoor worden gezorgd dat verleende subsidies alsnog direct worden vastgesteld,
waarbij deze directe vaststelling in de plaats treedt van de eerdere verleningsbeschikkingen.
DUS-I heeft alle bekostigde onderwijsinstellingen erover geïnformeerd dat het verantwoordingsregime
voor de subsidies van € 125.000,– of meer wordt versoepeld en dat er een wijzigingsregeling
zal worden gepubliceerd. Met publicatie van deze regeling wordt daar invulling aan
gegeven.
Artikel I, onderdeel G
In artikel 17 wordt het jaar waarin de evaluatie van de regeling gereed moet zijn,
veranderd in 2022 in plaats van 2021. Op die manier kan in de evaluatie rekening worden
gehouden met het feit dat de inhaal- en ondersteuningsprogramma’s als gevolg van deze
wijzigingsregeling kunnen doorlopen tot en met uiterlijk 31 december 2021.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Dit is in
het belang van het onderwijsveld, aangezien dat snel duidelijkheid over het toepasselijke
verantwoordingsregime nodig heeft. Voor 1 juli 2020 dienen de bekostigde onderwijsinstellingen
hun jaarverslaggeving over het jaar 2020 in te dienen, en de voorbereidingen daarvoor
zijn veelal al in gang gezet. Ook is het van belang van het onderwijsveld om snel
duidelijkheid te krijgen over de periode waarbinnen de activiteiten moeten zijn afgerond.
Verder werkt de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, terug tot en met 25 november
2020. Zoals aangegeven in de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel
A, is op deze datum een aantal termen in de Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
onderwijs 2020–2021 aangepast in verband met de Wet versterken positie mbo-studenten.
In artikel 3 is daarbij een misslag opgetreden. Om verwarring te voorkomen, is ervoor
gekozen deze omissie te herstellen met terugwerkende kracht.
Ook aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C, D en E, is terugwerkende
kracht verleend, maar dan tot en met 26 mei 2020. Op deze datum is de Subsidieregeling
inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021 in werking getreden. Hiermee
wordt verduidelijkt dat het lichtere verantwoordingsregime geldt voor de hele looptijd
van de subsidie, dus ook voor de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze
wijzigingsregeling. Dit is eveneens niet bezwaarlijk voor het onderwijsveld, aangezien
het verantwoordingsregime voor subsidies aan bekostigde onderwijsinstellingen van
€ 125.000,– of meer met deze wijzigingsregeling lichter is geworden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob