Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 30 januari 2020, Min-BuZa.4831-27, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (invulling amendement Voordewind/Kuik 35300-XVII-31)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1;

Gelet op artikel 5.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 5.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 op het terrein van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in het bijzonder op het gebied van de bestrijding van kinderprostitutie gelden voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2020 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels en geldt een subsidieplafond van EUR 2.000.000.

Artikel 2

Voor subsidieverlening komen uitsluitend organisaties in aanmerking waaraan in het kader van de SRGR partnerschappen 2016–20203 subsidie is verleend.

Artikel 3

Aanvragen om in aanmerking te komen voor een subsidie worden ingediend op 7 februari 2020 tussen 9:00u en 17:00u.

Artikel 4

De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd met dien verstande dat indien het subsidieplafond dreigt te worden overschreden door aanvragen die aan deze maatstaven voldoen, aan de hand van loting wordt bepaald welke aanvragen in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2021 met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze, de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, K. van der Heijden

BIJLAGE

1. Achtergrond

Doel van de SRGR partnerschappen 2016–2020 is om de Nederlandse organisaties en/of allianties, in samenwerking met hun partners en via hun netwerken op lokaal, nationaal en internationaal niveau, en in partnerschap met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in staat te stellen bij te dragen aan het Nederlandse SRGR ontwikkelingsbeleid. In dat kader is EUR 215.000.000 ter beschikking gesteld aan de geselecteerde partners voor de programma’s Bridging the Gaps II, Get Up, Speak Out!(GUSO), Jeune S3, Yes I Do Alliance, Her Choice Alliance, More than Brides Alliance en Down to Zero, waarbij de nadruk ligt op twee resultaatgebieden waarop Nederland en Nederlandse organisaties en goede resultaten en toegevoegde waarde hebben: resultaatgebied 1 (jongeren) en 4 rechten).

Ter invulling van het amendement Voordewind/Kuik d.d. 29 november 20194 worden – naast bovengenoemde inzet – eenmalig extra middelen beschikbaar gesteld voor het bestrijden van kinderprostitutie met name in Azië en Latijns-Amerika.

2. Organisaties en activiteiten die voor subsidieverlening in aanmerking komen

Voor subsidieverlening uit de middelen die voor de invulling van het amendement Voordewind/Kuik in 2020 beschikbaar zijn, komen alleen in aanmerking de zeven penvoerders van de consortia waaraan reeds subsidie is verleend in het kader van de SRGR partnerschappen 2016–2020 (zie hoofdstuk 4). Voor de beoordeling van de aanvragen en de toekenning van subsidie gelden in aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 de in hoofdstuk 4 opgenomen criteria.

Voor subsidieverlening komen alleen activiteiten in aanmerking die specifiek gericht zijn op het bestrijden van kinderprostitutie conform het amendement Voordewind/Kuik: ‘Commercieel seksueel uitbuiten van kinderen komt nog altijd op grote schaal voor en maakt miljoenen slachtoffers. (...) Er is extra inzet nodig om dit te bestrijden met name in Azië en Latijns-Amerika.’ De activiteiten moeten daarnaast liggen in het verlengde van de bestaande programma’s onder de SRGR partnerschappen 2016–2020.

Activiteiten waarvoor reeds subsidie is verstrekt en activiteiten die bij aanvraag van de subsidie reeds zijn gestart komen niet in aanmerking voor subsidieverlening.5

3. Beoordeling aanvragen en verdeling van de middelen

Om voor subsidieverlening in het kader van de invulling van het amendement Voordewind/Kuik in aanmerking te kunnen komen, zal een aanvraag (in voldoende mate) moeten voldoen aan de criteria opgenomen in hoofdstuk 4.

De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, waarbij geldt dat indien het subsidieplafond dreigt te worden overschreden door (tijdig ontvangen) aanvragen die aan deze maatstaven voldoen aan de hand van loting wordt bepaald welke aanvragen in aanmerking komen voor subsidie, tot het totaal voor subsidieverlening beschikbare bedrag (EUR 2.000.000) is bereikt.

4. Beoordelingscriteria

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van de invulling van het amendement Voordewind/Kuik dient een aanvraag (in voldoende mate) te voldoen aan de volgende criteria:

  • 1. Thema

    Het voorstel moet zich richten op het bestrijden van kinderprostitutie conform het amendement Voordewind/Kuik: ‘Commercieel seksueel uitbuiten van kinderen komt nog altijd op grote schaal voor en maakt miljoenen slachtoffers. (...) Er is extra inzet nodig om dit te bestrijden met name in Azië en Latijns- Amerika.’6

  • 2. Doelgroep

    Het voorstel moet zich richten op kinderen en jongeren die seksueel worden uitgebuit of het risico lopen seksueel te worden uitgebuit.

  • 3. Link programma SRGR partnerschappen 2016–2020

    Het programmavoorstel ligt in het verlengde van de bestaande programma’s onder de SRGR partnerschappen 2016–2020: de inhoud van het voorstel past binnen de doelstellingen van het Nederlands SRGR beleid, zoals vastgesteld in de vier SRGR resultaatgebieden en ligt binnen de invloedssfeer van programma’s van de SRGR partnerschappen. Het gaat hier dus expliciet niet om noodhulp.

  • 4. Capaciteit

    De alliantie namens welke de penvoerder de aanvraag indient, beschikt over de benodigde capaciteit om het voorstel uit te voeren. Hierbij wordt aangegeven welke capaciteit er nodig zal zijn om het voorstel te realiseren, op welke wijze deze capaciteit beschikbaar is en welke alliantieleden binnen het partnerschap hieraan zullen bijdragen.

  • 5. Geografische reikwijdte

    Het voorstel geeft aan waar de activiteiten zullen plaatsvinden. De landenkeuze wordt onderbouwd met een contextanalyse, waarbij expliciet aandacht wordt gegeven aan de genderdimensie, en ziet met name op landen in Azië en Latijns-Amerika.

  • 6. Budget en termijn

    • a. Budget: het voorstel dient een budget (begroting met daarin vermeld het aangevraagde subsidiebedrag) te bevatten. Het minimum subsidiebedrag is EUR 500.000 en het maximum subsidiebedrag is EUR 2.000.000 per programmavoorstel.

    • b. Termijn: de middelen hoeven niet noodzakelijk in het jaar van committering (het jaar waarin de subsidie wordt verleend) te worden besteed, maar moeten wel uiterlijk 30 juni 2021 besteed zijn. Verantwoording kan middels een narratief verslag; financiële verantwoording kan via de alliantie audit en behoeft niet separaat te worden gedaan.

  • 7. Beschrijving interventiestrategieën

    Het voorstel zet overtuigend uiteen welke interventiestrategieën gekozen zijn en waarom. Deze keuze vloeit logisch voort uit het thema ‘bestrijding kinderprostitutie’ en de beoogde resultaten van het voorstel.

  • 8. Resultaten, planning en verhouding tot budget; duurzaamheid

    • a. Resultaten, planning en verhouding tot budget: in het voorstel wordt helder aangegeven welke resultaten men verwacht te behalen binnen de geplande periode en met het gevraagde budget. Dit dient in redelijke verhouding met elkaar te staan (dit zal ook als zodanig worden beoordeeld).

    • b. Duurzaamheid: het voorstel maakt duidelijk op welke wijze wordt gezorgd voor duurzaamheid van de resultaten.

  • 9. Planning

    Het voorstel bevat een realistische planning.

  • 10. Risico-afweging en mitigatie

    Het voorstel bevat een heldere risicobeschrijving en mitigatiemaatregelen. Specifiek het risico van onderbesteding dient toegelicht te worden, nu het amendement Voordewind/Kuik nadrukkelijk ziet op uitvoering in 2020 en de partnerschappen eind 2020 aflopen. Dit voorstel dient z.s.m. uitgevoerd te worden, in ieder geval uiterlijk 30 juni 2021.

5 Aanvraag- en beoordelingsprocedure

Aanvragen voor een subsidie in het kader van de invulling van het amendement Voordewind/Kuik worden ingediend door de penvoerder van een alliantie waaraan reeds in het kader van SRGR partnerschappen 2016–2020 een subsidie is verleend. Aanvragen kunnen worden ingediend op 7 februari 2020 tussen 9:00u en 17:00u. Zij moeten in die tijdspanne rechtsgeldig ondertekend zijn en ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Aanvragen dienen in het Engels (bij voorkeur) of in het Nederlands ingediend te worden. Een aanvraag beslaat maximaal zes pagina’s; indien het de inhoudelijke onderbouwing van het voorstel ten goede komt, is het toegestaan om aanvullende informatie in een compacte annex toe te voegen.

Aanvragen worden bij voorkeur ingediend via de mail7 via e-mailadres dso-ga@minbuza.nl. Aanvragen per post8 kunnen worden gestuurd naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Sociale Ontwikkeling, Afdeling Gezondheid en Aids, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Als u de aanvraag persoonlijk of per koerier wilt aanleveren, dan kunt u de aanvraag (laten) afgeven bij het afgifteloket voor poststukken (expeditie) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Rijnstraat 8, 2515 XP ’Den Haag.

In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister vragen om een aanvulling. Als datum van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum waarop de aanvraag is aangevuld. Indien een aanvraag pas in de laatste twee weken voor het verstrijken van de deadline wordt ingediend, loopt de penvoerder het risico dat de Minister geen toepassing zal geven aan haar bevoegdheid om de indiener om een aanvulling te vragen aangezien een dergelijke aanvulling niet meer mogelijk is zonder de deadline te overschrijden. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair was ingediend.

Bij de aanvraag te voegen stukken:

  • Programmavoorstel conform de vastgestelde criteria;

  • Gedetailleerde en sluitende begroting, behorende bij het inhoudelijke voorstel voor de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

De Minister zal besluiten over de ingediende aanvragen uiterlijk op 1 maart 2020.


X Noot
1

Stb. 2005, 137.

X Noot
3

Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 19 maart 2015 nr. DSO/GA-83/15, tot vaststelling van beleidsregels voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (SRGR Partnerschappen 2016–2020), Stcrt. 2015, nr. 8330.

X Noot
4

Kamerstukken II 2019/20, 35 300 XVII, nr.31.

X Noot
5

Zie artikel 9 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

X Noot
6

Kamerstukken II 2019/20, 35 300 XVII, nr.31.

X Noot
7

Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Houd er rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E‑mails groter dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt dat het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd te worden in de onderwerp regel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst. Bijvoorbeeld: e-mail 1 van 5, e-mail 2 van 5 etc. tot ‘e-mail 5 van 5’. NB: Eventuele technische problemen bij verzending komen voor rekening en risico van penvoerder.

X Noot
8

Als moment van indiening geldt het moment waarop de aanvraag op het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. NB: Indien de aanvraag niet aangetekend wordt verzonden berust het risico dat de aanvraag niet of te laat wordt ontvangen door het Ministerie bij de penvoerder.

Naar boven