BIJLAGE BIJ DE REGELING WIJZIGING EN NIEUWE VASTSTELLING ONDERWIJSACCOUNTANTSPROTOCOL
OCW 2019
Versie 27 november 2019
Inleiding
1 juli 2019
Dit is het onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019, hierna te noemen accountantsprotocol.
In het accountantsprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Op verzoek van de vertegenwoordigers van de accountantskantoren en de instellingen
wordt met ingang van 2016 het accountantsprotocol vastgesteld in juli en beschikbaar
gesteld op de website van de Inspectie van het Onderwijs. Vervolgens wordt begin september
het accountantsprotocol geformaliseerd met een ministeriële regeling in de Staatscourant.
Als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving
hiertoe aanleiding geeft, wordt in december een bijgestelde versie van het accountantsprotocol
vastgesteld als bijlage bij een ministeriële regeling die in januari van het volgende
jaar wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Op de website van de Inspectie van het
Onderwijs wordt in dit geval een versie geplaatst, waarin de exacte wijzigingen in
de decemberversie ten opzichte van de septemberversie zijn aangegeven.
Bij elk onderwerp is de datum vermeld waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd.
Deze datum wordt niet gewijzigd als het een verhoging betreft van de jaartallen in
de tekst met 1 ten opzichte van het definitieve accountantsprotocol van het voorgaande
jaar.
INHOUD
| |
Inleiding
|
2
|
|
1
|
Algemene uitgangspunten
|
3
|
|
1.1
|
Algemeen
|
3
|
|
1.1.1
|
Doelstelling van het accountantsprotocol
|
3
|
|
1.1.2
|
Indeling van het accountantsprotocol
|
3
|
|
1.1.3
|
Accountantsproducten / Rapportering
|
4
|
|
1.1.4
|
Melding niet-naleving (NV NOCLAR)
|
5
|
|
1.2
|
Definities
|
5
|
|
1.2.1
|
Onderwijssectoren
|
5
|
|
1.2.2
|
Referentiekader1 juli 2014
|
6
|
|
1.2.3
|
Minimale controlewerkzaamheden
|
6
|
|
1.2.4
|
Rechtmatigheid
|
6
|
|
1.3
|
Procedures
|
6
|
|
1.4
|
Dossiervorming
|
7
|
|
1.5
|
Informatie/documentatie
|
7
|
|
2
|
Controle op het jaarverslag
|
8
|
|
2.1
|
Algemeen
|
8
|
|
2.1.1
|
Doelstelling controle op het jaarverslag
|
8
|
|
2.1.2
|
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
|
8
|
|
2.1.3
|
Materialiteitstabel
|
8
|
|
2.1.4
|
Omgaan met fouten (foutdefinities)
|
9
|
|
2.1.5
|
Algemeen referentiekader
|
10
|
|
2.1.6
|
Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
|
10
|
|
2.1.7
|
Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden
|
10
|
|
2.2
|
Getrouwheid
|
11
|
|
2.2.1
|
Verslaggevingscriteria
|
11
|
|
2.2.2
|
Bestuursverslag
|
11
|
|
2.3
|
Financiële rechtmatigheid
|
13
|
|
2.3.1
|
Referentiekader
|
13
|
|
2.3.2
|
Treasurybeleid
|
15
|
|
2.3.3
|
Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
|
15
|
|
2.3.4
|
Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
|
15
|
|
2.3.5
|
NWO-subsidies (alle sectoren)
|
16
|
|
2.3.6
|
Contractactiviteiten voor derden (overige baten)
|
16
|
|
2.3.7
|
Aftrekposten bekostiging PO
|
16
|
|
2.3.8
|
Declaraties sector HO
|
17
|
|
2.3.9
|
Aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo
|
17
|
|
2.3.10
|
Kosten opleidingen in het buitenland sector HO
|
17
|
|
2.4
|
Overige rechtmatigheid
|
18
|
|
2.4.1
|
Treasurybeleid
|
18
|
|
2.4.2
|
Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
|
18
|
|
2.4.3
|
Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij een opleidingsschool (alle sectoren)
|
19
|
|
2.5
|
Controleverklaring bij het jaarverslag
|
19
|
|
3
|
Inleiding onderzoeksprocedure GGL en Basisregisteronderwijs
|
23
|
|
4
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
|
24
|
|
4.1
|
Algemeen
|
24
|
|
4.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
25
|
|
4.2.1
|
Object van onderzoek
|
25
|
|
4.2.2
|
Minimale werkzaamheden
|
25
|
|
4.3
|
Assurance-rapport
|
26
|
|
5
|
Onderzoeksprocedure Basisregisteronderwijs sector VO
|
28
|
|
5.1
|
Algemeen
|
28
|
|
5.2
|
Onderzoek Basisregisteronderwijs
|
29
|
|
5.2.1
|
Object van onderzoek
|
29
|
|
5.2.2
|
Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
|
30
|
|
5.2.3
|
Minimale werkzaamheden
|
32
|
|
5.3
|
Assurance-rapport
|
34
|
|
6
|
Onderzoeksprocedure Basisregisteronderwijs sector MBO
|
36
|
|
6.1
|
Algemeen
|
36
|
|
6.2
|
Onderzoek Basisregisteronderwijs
|
37
|
|
6.2.1
|
Object van onderzoek
|
37
|
|
6.2.2
|
Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
|
38
|
|
6.2.3
|
Minimale werkzaamheden
|
41
|
|
6.3
|
Assurance-rapport
|
47
|
|
7
|
Onderzoeksprocedure Basisregisteronderwijs sector HO
|
50
|
|
7.1
|
Algemeen
|
50
|
|
7.2
|
Onderzoek Basisregisteronderwijs
|
51
|
|
7.2.1
|
Object van onderzoek
|
51
|
|
7.2.2
|
Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
|
52
|
|
7.2.3
|
Minimale werkzaamheden
|
54
|
|
7.3
|
Assurance-rapport
|
58
|
|
8
|
Onderwijslinks
|
60
|
|
9
|
Lijst met afkortingen
|
60
|
| |
Bijlage I: Kader financiële rechtmatigheid OCW Wet- en regelgeving 2019
|
62
|
| |
Bijlage II: Stroomschema onderzoek basisregisteronderwijs
|
71
|
| |
Bijlage III: Nadere uitleg foutenevaluatie bij aanbestedingen (boven de Europese drempelwaarde)
|
72
|
1 Algemene uitgangspunten
1.1 Algemeen
-
• Doelstelling van het accountantsprotocol
-
• Indeling van het accountantsprotocol
-
• Accountantsproducten / Rapportering
-
• Melding niet- naleving (NV NOCLAR)
1.1.1 Doelstelling van het accountantsprotocol
1 december 2018
Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave
van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van
een verklaring van de accountant. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële
regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant.
Hier is invulling aan gegeven met het accountantsprotocol. Het accountantsprotocol
vormt daarmee de schakel tussen enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de
uit te voeren werkzaamheden door instellingsaccountants. Het geeft een toelichting
op het te hanteren referentiekader, het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.
Het accountantsprotocol is opgesteld naar analogie van de door de Nederlandse Beroepsorganisatie
van Accountants (NBA) uitgegeven ‘Schrijfwijzer accountantsprotocollen’. De daarin
opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie. Waar mogelijk
zijn tekstpassages uit de handreiking in dit accountantsprotocol overgenomen.
1.1.2 Indeling van het accountantsprotocol
1 december 2018
-
• Het accountantsprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:
controle op het jaarverslag:
-
• onderzoek naar de Gewogen Gemiddelde Leeftijd (GGL) en gegevens in het Basisregisteronderwijs:
1.1.3 Accountantsproducten / Rapportering
1 juli 2019
De accountantscontrole op het jaarverslag mondt uit in een controleverklaring. Het
onderzoek naar de GGL en het Basisregisteronderwijs, waaronder de leerlingentelling,
leidt tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het accountantsprotocol
gehanteerd, hoewel de term ‘accountantsverklaring’ (nog) in de OCW-wet- en regelgeving
staat vermeld. De instellingsaccountant maakt voor beide producten gebruik van de
in het accountantsprotocol opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant mag ervoor
kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde 'WG-verklaring' af te geven, waarbij
uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend)
wordt vermeld. De originele ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening
van de instellingsaccountant moet in het archief van de school of instelling worden
opgenomen (zie ook HRA deel III, Sectie I voorbeeldbrieven, o.a. onderdeel 3 Toestemming
openbaarmaking controleverklaring voorbeeld 3.1 van de NBA).
Ten aanzien van de in het accountantsprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagegrens.
De rapportagegrens geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het accountantsprotocol
geeft per onderdeel aan welke rapportagegrens van toepassing is zodra deze afwijkt
van het standaardpercentage van 0,1% (van de totale publieke middelen). Omdat het
uitgangspunt wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden
gecorrigeerd, beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage.
Hiervoor gebruikt hij een verslag van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van
de geconstateerde fouten vermeldt. Het verslag van bevindingen is vormvrij. Op het
aanbiedingsformulier geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een verslag
van bevindingen. Het bevoegd gezag stuurt in een dergelijk geval het verslag van bevindingen
samen met de controleverklaring en verantwoording naar de Dienst Uitvoering Onderwijs
(DUO). Het bevoegd gezag kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde
bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen
naar de in de hoofdstukken jaarverslag (2) en bekostigingsonderzoek (3) daarover opgenomen
toelichting.
Tabel 1.1.3a accountantsproducten
|
Soort controle
|
Product
|
Ontvanger
|
|
Jaarrekeningcontrole
|
• Controleverklaring
• Verslag van bevindingen (uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging
Den Haag
Postbus 30205
2500 GE Den Haag
|
| |
|
|
|
Onderzoek GGL (sector PO) en Basisregisteronderwijs (overige sectoren)
|
Sector PO
• Assurance-rapport
• Verslag van bevindingen (uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging
Den Haag
Postbus 30205
2500 GE Den Haag
|
| |
Sectoren VO en MBO
• Assurance-rapport
• Verslag van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Groningen
Afdeling OS/Onderwijsnummer
Digitaal via de beveiligde site van DUO of
Schriftelijk via
Postbus 30152
9700 LC Groningen
|
| |
Sector HO
• Assurance-rapport
• Verslag van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Groningen
Afdeling OS/Onderwijsnummer /BRON HO
Digitaal via de beveiligde site van DUO of
Schriftelijk via
Postbus 30152
9700 LC Groningen
|
| |
|
|
|
NWO-subsidies
|
Alle sectoren
• Verslag van bevindingen (uitzonderingsrapportage)
|
NWO
Postbus 93138
2509 AC Den Haag
|
1.1.4 Melding niet-naleving (NV NOCLAR)
1 december 2019
Op grond van de Nadere Voorschriften NOCLAR (Nadere voorschriften handelwijze accountant
bij niet-naleving wet- en regelgeving door eigen organisatie of cliënt) doet een instellingsaccountant
in voorkomende gevallen melding bij de bevoegde instantie die aangewezen is om een
relevante niet-naleving te onderzoeken. Voor de onderwijswet- en regelgeving is de
Inspectie van het Onderwijs (verder inspectie) de aangewezen instantie. De melding
kan plaatsvinden via het contactformulier op de website van de inspectie bij het meldpunt
(https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/meldpunt-inspectie).
1.2 Definities
1.2.1 Onderwijssectoren
1 december 2017
Het accountantsprotocol is van toepassing op de door het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) bekostigde rechtspersonen in de onderwijssectoren Primair
Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO), Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) en Hoger
Onderwijs (HO).
Sector PO
1 juli 2014
Voor rechtspersonen (waaronder samenwerkingsverbanden) bekostigd op grond van de WPO
en WEC is het accountantsprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, lid 4, van de WPO en in artikel 157, lid 4, van de WEC.
Sector VO
1 december 2015
Voor rechtspersonen (waaronder samenwerkingsverbanden) bekostigd op grond van de WVO
is het accountantsprotocol een leidraad die ingevolge de artikel 14a, lid 3en artikel 18, lid 6, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. De WVO vermeldt in de hoofdstukken
I, III en IV de bekostigingsvoorwaarden van een school.
Sector MBO
1 juli 2014
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WEB is het accountantsprotocol een leidraad,
die ingevolge artikel 5.2.5, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit WEB in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.
Sector HO
1 juli 2015
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WHW is het accountantsprotocol een leidraad,
die ingevolge van artikel 4.4, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het accountantsprotocol voor deze
sector (ex artikel 2.10a, van de WHW) bevat aanwijzingen voor de controle die ten grondslag liggen aan het afgeven van
de controleverklaring (Rjo, artikel 2, en daarmee artikel 393, van Boek 2 van het burgerlijk wetboek).
1.2.2 Referentiekader
1 juli 2014
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het accountantsprotocol
treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.
1.2.3 Minimale controlewerkzaamheden
1 december 2018
Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:
-
• een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);
-
• het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;
-
• reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:
Voor de controle van het jaarverslag en het onderzoek naar de GGL en het Basisregisteronderwijs
zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.
Het accountantsprotocol bevat:
-
• minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen en
-
• niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.
De beschreven minimale controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere
voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS).
1.2.4 Rechtmatigheid
1 december 2018
De instellingsaccountant moet onderzoeken of de gegevens m.b.t. de GGL en het Basisregisteronderwijs
juist zijn (onderzoek GGL en Basisregisteronderwijs) en controleren of de bekostiging
rechtmatig is besteed (controle jaarrekening).
Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage en ten behoeve van andere beleidsdoelen
stelt hij vast dat de in de GGL en het Basisregisteronderwijs van de school of instelling
opgenomen gegevens voldoen aan de eisen van rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze
gegevens in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie. De instellingsaccountant
geeft een assurance-rapport bij deze verantwoording af.
Ten aanzien van de in de jaarrekening van de school of instelling verantwoorde baten,
lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking
op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid in het algemeen houdt in dat een financiële
transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening
dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving,
Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen
bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie beïnvloeden. De definitie
en het kader van de financiële rechtmatigheid ligt in detail vast in hoofdstuk 2.3
van dit protocol.
1.3 Procedures
1 juli 2019
Vanaf 2016 wordt het accountantsprotocol in juli vastgesteld en gepubliceerd op de
website van de Inspectie van het Onderwijs. In september wordt het accountantsprotocol
geformaliseerd met een ministeriële regeling in de Staatscourant. Deze publicatie
geschiedt niet dan nadat het concept is afgestemd met vertegenwoordigers van alle
betrokken partijen: accountantskantoren, NBA, koepelorganisaties en administratiekantoren.
Afstemming van het concept-accountantsprotocol met sectororganisaties c.q. hun koepelorganisaties
is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen die onbedoeld in het nadeel van de
scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd.
Als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving
hiertoe aanleiding geeft, wordt in december een bijgestelde versie van het accountantsprotocol
vastgesteld als bijlage bij een ministeriële regeling die in januari van het volgende
jaar wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Op de website van de Inspectie van het
Onderwijs wordt in dit geval een versie van het protocol geplaatst, waarin de exacte
wijzigingen in de decemberversie ten opzichte van de septemberversie zijn aangegeven.
Mochten er na december onverhoopt nog wijzigingen noodzakelijk zijn dan zal de publicatie
hiervan op dezelfde wijze plaatsvinden.
Op de vrijdag na de derde woensdag van de maand november vindt de jaarlijkse informatiebijeenkomst
plaats met alle betrokkenen, waarin de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande
jaar worden toegelicht.
1.4 Dossiervorming
1 juli 2019
Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie
daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews is gebleken
dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op de aard en
omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle van de GGL,
het Basisregisteronderwijs en het jaarverslag van scholen en instellingen. In het controledossier van de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het
accountantsprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie
van het gecontroleerde stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina,
de bevindingen en de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretesten zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de
inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van
items waarop de facturen zijn gecontroleerd.
Bij de controle van de lasten (personeel en exploitatie) en investeringen wordt vaak
impliciet ook de rechtmatigheid getoetst. De controlewerkzaamheden voor rechtmatigheid
dienen echter zichtbaar uit het controledossier te blijken.
1.5 Informatie/documentatie
1 december 2019
Hier vindt u (aanvullende) informatie die bij de controle en het onderzoek door de
instellingsaccountant relevant is.
Via deze link (: https://www.onderwijsinspectie.nl/zoek-scholen) kunt u per instelling zien welke rapporten de inspectie heeft uitgebracht en daar
kennis van nemen.
Wet- en regelgeving onderwijsaccountantsprotocol OCW
2 Controle op het jaarverslag
2.1 Algemeen
-
• Doelstelling controle op het jaarverslag
-
• Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
-
• Materialiteitstabel
-
• Omgaan met fouten (foutdefinities)
-
• Algemeen referentiekader
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
-
• Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden
2.1.1 Doelstelling controle op het jaarverslag
1 juli 2018
In dit deel van het accountantsprotocol staan het jaarverslag 2019 centraal. Met 'jaarverslag'
wordt in dit accountantsprotocol bedoeld: de jaarrekening, het bestuursverslag en
de overige gegevens (artikel 1, onder c, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs).
De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de
getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat,
evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van
wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid
van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant
stelt verder vast dat het bestuursverslag verenigbaar is met de jaarrekening en geen
materiële afwijkingen bevat.
2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
1 juli 2019
Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage materialiteit
moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording.
De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarrekening zijn afhankelijk van
de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte)
aanvullende subsidies/bekostiging.
De instellingsaccountant voert zijn controle in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden en dit accountantsprotocol uit en richt in dat kader zijn controle
zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening
geen afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude, en onzekerheden) voorkomen met
een materieel belang.
2.1.3 Materialiteitstabel
1 december 2019
Een verklaring met een goedkeurende strekking met betrekking tot de rechtmatigheid
impliceert, dat gegeven de bovengenoemde betrouwbaarheid, in de verantwoording geen
afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude, en onzekerheden) voorkomen, die groter
zijn dan de percentages in de hieronder opgenomen materialiteitstabel.
Tabel 2.1.3a Materialiteitstabel
| |
Onjuistheden (in de verantwoording
|
Onzekerheden (in de controle)
|
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
|
Rechtmatigheid
|
|
|
|
|
|
Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen)
|
>3 en <5
|
≥5
|
>5 en <10
|
≥10
|
De materialiteit is van toepassing op het oordeel over de financiële rechtmatigheid
en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke materialiteit.
Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde
heffingen. Deze middelen zijn op basis van Extensible Business Reporting Language
(XBRL) in de jaarrekening van de instelling opgenomen in model B Staat van Baten en
Lasten onder de Baten ‘Rijksbijdragen’ en ‘Overheidsbijdragen en -subsidies overige
overheden’ en bestaan daarnaast uit de wettelijke college-, cursus-, les- en examengelden,
de financiële baten (mits gegenereerd uit publieke middelen) en de publieke middelen
onder de overige baten.
In het accountantsprotocol wordt geen materialiteit meer voorgeschreven voor de getrouwheid.
Voor OCW is een maximale materialiteit van 2% van het totaal van de baten en 5% van
het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant
om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in de standaarden is opgenomen.
Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de materialiteit
op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de materialiteitstabel.
Voor alle in het accountantsprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen
posten, geldt een standaard rapportagegrens van 0,1% (van de totale publieke middelen).
De rapportagegrens geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden aan OCW
in het verslag van bevindingen. Zie verder omgaan met fouten.
Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke materialiteit (SM) en specifieke
rapportagegrens (SR):
-
• Treasurybeleid (paragraaf 2.4.1) (0% SM, 0% SR)
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% SM, 0% SR)
-
• Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3%
SM, 0% SR)
-
• NWO-subsidies (3% SM, 0,1% SR)
-
• Verklaring omtrent het gedrag (1% SM, 0% SR)
-
• Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij opleidingsscholen (alle sectoren) (1% SM, 0% SR)
-
• Declaraties HO (3% SM, 1% SR)
-
• Kosten opleidingen in het buitenland (€ 250.000 SM, 0% SR)
-
• Europese Aanbestedingen (3% SR)
De afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude) die bij deze controlewerkzaamheden
worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant ook betrokken in de foutevaluatie
bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.
In geval op grond van Rjo, artikel 3h geconsolideerde jaarverslaggeving van meerdere bevoegde gezagen gezamenlijk plaatsvindt dient de materialiteit (waaronder
de specifieke materialiteit en de specifieke rapportagegrens) in dit hoofdstuk toegepast
te worden op de verslaglegging van het instandhoudingniveau (d.w.z. op het niveau
van één bevoegd gezag).
2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities)
1 december 2018
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met
één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat,
voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten
is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie
beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor
een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant
fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door het bevoegd gezag
van de school of instelling moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die
betrekking hebben op rechtmatigheid geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat
de besteding reeds plaats heeft gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole
van de jaarrekening:
-
• Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeft het bevoegd gezag van
de school of instelling fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden de materialiteit
niet te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het effect
op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.
-
• Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële
en niet-materiële fouten. Het bevoegd gezag van de school of instelling corrigeert
voor zover mogelijk geconstateerde fouten. Het bevoegd gezag van de school of instelling
kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren. De instellingsaccountant informeert
het bestuur en de interne toezichthouder hierover conform de geldende beroepsvoorschriften.
Materiële fouten (d.w.z. fouten groter dan de materialiteit) hebben invloed op de
strekking van de controleverklaring en worden uit dien hoofde in de controleverklaring
toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële fouten (d.w.z. fouten kleiner dan de materialiteit)
stelt de instellingsaccountant een verslag van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten / Rapportering met inachtneming van de geldende rapportagegrens.
2.1.5 Algemeen referentiekader
1 juli 2014
In het accountantsprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen.
Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit accountantsprotocol ook
een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.
De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften
Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.
2.1.6 Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
1 juli 2019
De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school of instelling
de aanwijzingen heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover de Inspectie
van het Onderwijs (inspectie) eerder met het bevoegd gezag van de school of instelling
heeft gecorrespondeerd. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt en/of de correcties
niet zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag van bevindingen
zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
Door de inspectie wordt alleen een brief verstuurd met aanwijzingen voor de controle
indien in voorgaand controlejaar (2018) door het bevoegd gezag van de school of instelling
een niet goedkeurende controleverklaring en/of een verslag van bevindingen van de
instellingsaccountant bij DUO is ingediend.
2.1.7 Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden
1 december 2018
Schoolbesturen in het PO hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan
een administratiekantoor (AK). In mindere mate geldt dit ook voor VO-scholen. De AK’s
verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende scholen
veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de jaarrekening
van de besturen. Het bevoegd gezag van de school of instelling levert daartoe zijn
primaire vastleggingen (inkoopfacturen, mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen
en andere mutaties in salarissen) aan de AK’s. De AK’s verrichten hierop controle
op o.a. deugdelijkheid en autorisatie en verwerken deze. Op onder andere deze controles
en op verwerkingscontroles van AK’s steunen instellingsaccountants bij de controle
van de GGL en de jaarrekening.
Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant
voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel
belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de
entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de
school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval
van een AK-gerichte aanpak hoofdzakelijk op het niveau van een administratiekantoor
(en niet per afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst
daarom op dit niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing.
(Een en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole
dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening
te houden met verschillen in de zogenaamde 'service level agreement' tussen het AK
en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle
rechtmatigheidsaspecten van het accountantsprotocol raakt. Indien dit niet het geval
is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten
verrichten.
Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de
keuze voor hetzij een bestuur-gerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient
de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren
voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting
op de jaarrekening van materieel belang.
Dit laatste is van toepassing voor alle sectoren, zowel t.b.v. de getrouwheid als
de financiële rechtmatigheid op het niveau van de betreffende jaarrekening. Het is
aan de instellingsaccountant om hier door opvolging van de beroepsvoorschriften adequate
invulling aan te geven en die werkzaamheden te kiezen die passend zijn bij de specifieke
omstandigheden.
Voorbeelden van gegevensgerichte werkzaamheden voor personele kosten door de instellingaccountant
zijn:
-
• Kritische analyse van de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat. In deze analyse
kunnen worden betrokken: salarisschalen, de omvang en samenstelling van eventuele
niet norm-functies binnen de formatie, de betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen
en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse wordt uitgevoerd op bestuursniveau.
-
• Uitvoeren van een cijferbeoordeling op de personele kosten, in relatie tot de begroting
en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke
saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De cijferbeoordeling
vindt plaats op bestuursniveau.
2.2 Getrouwheid
-
• Verslaggevingscriteria
-
• Bestuursverslag
2.2.1 Verslaggevingscriteria
1 december 2018
De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving (zoals de
WNT) bepalingen bevatten over de wijze waarop een bevoegd gezag verslag doet. De rechtspersoon
richt het jaarverslag in op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (Rjo). Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium.
De instellingsaccountant stelt vast dat het jaarverslag aan de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs voldoet.
Voor de zorginstellingen met onderwijscomponent zijn de afspraken uit de brief van 15 mei 2009 met kenmerk 113787 ten aanzien van de jaarverslaggeving van toepassing. Voor instellingen voor Jeugd
en Opvoedhulp waaraan bekostigd onderwijs vanuit het Ministerie van OCW is verbonden
zijn de afspraken uit de brief van 25 april 2012 met kenmerk 389858 van toepassing.
Ook stelt de instellingsaccountant vast dat het jaarverslag aan de Wet normering topinkomens
(WNT) (en de daarmee samenhangende wet- en regelgeving) voldoet. Hierbij volgt de
instellingsaccountant het door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningrijksrelaties
(BZK) opgestelde controleprotocol WNT.
2.2.2 Bestuursverslag
1 juli 2019
Aanvullende verslaggevingscriteria:
Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen
(d.d. 25 maart 2011, kenmerk 285339 sector bve en kenmerk 282532 sector ho); Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016; WPO, artikel 17c, lid 1 onder e en artikel 171, lid 1, onder a; WEC, artikel 28i, lid 1, onder e en artikel 157, lid 1, onder a; WVO, artikel
24 e1, lid 1, onder e en artikel 103, lid 1, onder a; WEB, artikel 2.5.4, artikel 6.1.2a, lid 2, artikel 6.1.3, lid 4 en artikel 7.2.7, lid 3, 4 en 10; WHW, artikel 9.8, lid 1, 9.51, lid 2, 10.3d en 11.6: Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs, artikel 17, lid 3en artikel 32, lid 1 en 2: Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs, artikel 9, lid 5; Besluit experiment promotieonderwijs, artikel 12, lid 1, onder b; Regeling aanvullende bekostiging technisch vmbo 2018-2019, artikel 8, lid 2.
-
• Algemeen
-
• Specifieke elementen
-
• Rapportering
Algemeen
1 december 2019
Met betrekking tot het bestuursverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:
-
• het bestuursverslag alle wettelijk verplichte elementen bevat, waaronder die op grond
van de Rjo (aanwezigheidstoets);
-
• de in de jaarrekening en in het bestuursverslag opgenomen informatie op elkaar aansluit
(consistentietoets) en
-
• de inhoud van het bestuursverslag overeenkomt met de opgedane kennis van de instelling,
waaronder de bevindingen over de interne beheersing (signaleren materiële onjuistheden
bestuursverslag).
Ten aanzien van rapportering is hetgeen aan het einde van deze paragraaf is opgenomen
ook op voorgaande bepalingen van toepassing.
Voor instellingen in de sector ho is in het kader van de kwaliteitsafspraken een verplichting
tot opname van informatie in het jaarverslag opgenomen (respectievelijk artikel f1
en artikel l1 van de Rjo). De rol van de accountant beperkt zich hierbij tot de gebruikelijke
in het kader van standaard 720 ‘De verantwoordelijkheden van de accountant bij andere
informatie’. Dit is door de Minister ook aan de instellingen gecommuniceerd met de
brief d.d. 14 oktober 2019 met kenmerk 7889752.
In artikel 4, lid 6, van de Rjo is opgenomen dat de Minister van OCW jaarlijks thema’s
kan aanwijzen, waarover het bevoegd gezag in het bestuursverslag rapporteert met betrekking
tot de wijze waarop middelen zijn ingezet en de resultaten die daarmee zijn behaald.
In de sector PO heeft de Minister hiervan gebruik gemaakt voor de extra middelen werkdrukverlaging
met de brief met kenmerk 1320432 d.d. 6 maart 2018. In de brief is een bijlage opgenomen met een format voor het jaarverslag.
In de sectoren PO en VO heeft de Minister voor het verslagjaar 2019 en 2020 een aantal
maatschappelijke thema’s aangewezen middels een brief aan het bestuur (kenmerk 17713469 voor het PO en kenmerk 17708814 voor het VO).
In de sector MBO heeft de Minister voor het verslagjaar 2019 en 2020 een aantal maatschappelijke
thema’s aangewezen middels een brief aan het bestuur (kenmerk 17756448).
WPO artikel 17c, lid 1, onder a
,
WEC artikel 28i, lid 1, onder a
,
WVO artikel 24e1, lid 1, onder a
,
WEB artikel 9.1.4, lid 3, onder c
en
WHW artikel 9.8, lid 1, onder c
,
artikel 10.3d, lid 2, onder c
of
artikel 11.6, lid 1, onder c
.
In bijlage 3 van de Rjo is de set van gegevens ten behoeve van de continuïteitsparagraaf
als onderdeel van het bestuursverslag opgenomen. Voor dit onderdeel van het bestuursverslag wordt, in aanvulling op bovenstaande werkzaamheden
nog specifiek van de instellingsaccountant gevraagd vast te stellen dat:
In het kader van ontleend aan de planning & control cyclus stelt de instellingsaccountant
minimaal de aansluiting vast tussen de interne informatie en de informatie, die is
opgenomen in de continuïteitsparagraaf (reconstrueerbaarheid van de informatie).
Met de Raad van Toezicht wordt in de sectoren primair en voortgezet onderwijs bedoeld
de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan, zoals beschreven in
de WPO, artikel 17c, WEC, artikel 28ien WVO, artikel 24e1
Indien de instellingsaccountant vaststelt dat de meerjarenbegroting hieraan niet voldoet,
dan neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld
in Accountantsproducten / rapportering.
Specifieke elementen
1 december 2018
-
•
Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen
(sector mbo en ho)
De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de handreiking opgenomen verslaggevingseis
is voldaan. Dit betekent dat de instellingsaccountant vaststelt dat de instelling
in het bestuursverslag aandacht besteedt aan de ratio achter publiek-private arrangementen,
de risico’s en risicobeheer van publiek-private arrangementen en de feitelijke resultaten
van de publiek-private arrangementen in relatie tot de beoogde resultaten (innovatie,
kwaliteit etc.) en de missie c.q. lange termijn doelstelling van de instelling.
-
•
Artikel 10, van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 (Externe verantwoording)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in de jaarverslaggeving heeft
voldaan aan de verslaggevingseisen uit
artikel 10 van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016.
-
• Sector PO en VO (
WPO, artikel 17c, lid 1, onder e
en
artikel 171, lid 1, onder a
;
WEC, artikel 28i, lid 1, onder e
en
artikel 157, lid 1, onder a
;
WVO artikel 24 e1
, lid 1, onder e en
artikel 103, lid 1, onder a)
De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school of het samenwerkingsverband
in het bestuursverslag:
-
o een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft
opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en
bevoegdheden;
-
o de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen
van die code voor goed bestuur.
-
• Branche code Goed bestuur in de mbo sector (
artikel 2.5.4., WEB)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het bestuursverslag:
-
• Sector MBO Verantwoording wijzigingen opleidingenaanbod met betrekking tot het arbeidsmarktperspectief
en de doelmatige verzorging van een opleiding (
WEB, artikel 6.1.3, lid 4
)
De instellingsaccountant stelt vast dat indien van toepassing is voldaan is aan de
verslaggevingseisen
WEB, artikel 6.1.3, lid 4
.
-
• Sector MBO Verantwoording onderwijsprogramma met minder uren (
WEB, artikel 7.2.7, lid 3 en 4
)
De instellingsaccountant stelt vast dat indien van toepassing is voldaan is aan de
verslaggevingseisen
WEB, artikel 7.2.7, lid 3 en 4
.
-
• Sector MBO Verantwoording afwijking koppeling keuzedelen aan de kwalificatie van de
opleiding (
WEB, artikel 7.2.7, lid 10
)
De instellingsaccountant stelt vast dat indien van toepassing is voldaan is aan de
verslaggevingseisen
WEB, artikel 7.2.7, lid 10
.
-
• Sector MBO Verantwoording keuzedelen (
WEB, artikel 6.1.2a, lid 2
)
De instellingsaccountant stelt vast dat indien van toepassing voldaan is aan de verslaggevingseisen
WEB, artikel 6.1.2a
.
-
• Sector HO (
WHW, artikel 9.8, lid 1, artikel 9.51, lid 2
en
artikel 10.3d
en
artikel 11.6)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het bestuursverslag:
-
o een verslag van de Raad van Toezicht heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt
over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;
-
o als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor
verantwoord in het bestuursverslag.
-
• Sector HO Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs artikel 17, lid 3, artikel
17o, lid 5 en
artikel 32, lid 1
en 2
De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde rapportages in het bestuursverslag
van een deelnemende bekostigde instelling aanwezig zijn.
-
•
Sector HO Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs, artikel 9, lid 5
De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde rapportages en gegevens in het
bestuursverslag van een deelnemende bekostigde instelling aanwezig zijn.
-
•
Sector HO Besluit experiment promotieonderwijs, artikel 12, lid 1, onder b
De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde rapportage en gegevens in het
bestuursverslag van een deelnemende instelling aanwezig zijn.
-
•
Sector VO Regeling aanvullende bekostiging technisch vmbo 2018-2019, artikel 8, lid
2
De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde toelichting in het bestuursverslag
aanwezig is.
Rapportering
1 december 2016
De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen,
een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de 'Verklaring over
de in het jaarverslag opgenomen andere informatie'.
2.3 Financiële rechtmatigheid
-
• Referentiekader
-
• Treasurybeleid
-
• Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
-
• Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
-
• NWO-subsidies (alle sectoren)
-
• Contractactiviteiten voor derden (overige baten)
-
• Aftrekposten bekostiging PO
-
• Declaraties sector HO
-
• Aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo
-
• Kosten opleidingen in het buitenland HO
2.3.1 Referentiekader
1 juli 2019
De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant
over de financiële rechtmatigheid:
-
• de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving, deze zijn in detail opgenomen
in bijlage I van dit protocol;
-
• de relevante bepalingen in (onderwijs) wet- en regelgeving, zoals die als controlecriteria
zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3;
-
• aanbestedingswetgeving (zowel Europees, als nationaal: Aanbestedingswet 2012, Aanbestedingsbesluit
en Gids Proportionaliteit) en
-
• individuele subsidiebeschikkingen waaruit blijkt dat deze verantwoord moeten worden
in model G onder 2 (zie ook paragraaf 2.3.5).
De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving
valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en
regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien
van de getrouw beeld verklaring in het kader van Standaard 250 ‘Het belang van wet-
en regelgeving bij de controle van financiële overzichten’.
Voor aanbestedingen die boven de Europese drempelbedragen vallen geldt de gebruikelijke
materialiteit. Daarnaast is sprake van een specifieke rapportagegrens van 3%.
De fout komt bij overschrijding van de gebruikelijke materialiteit en rapportagegrens
alleen tot uitdrukking in de controleverklaring (dus niet in een VvB). Een nadere
uitleg van de foutenevaluatie bij aanbestedingen (boven de Europese drempelwaarden)
is opgenomen in bijlage III.
Voor de aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen geldt een kwalitatieve materialiteit.
Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant de AO/IB rondom deze aanbestedingen
beoordeelt en daarover (ingeval van niet voldoen) rapporteert in de management letter
en/of het accountantsrapport (dit is niet de uitzonderingsrapportage, zoals in paragraaf 1.1.3 genoemd) aan de RvT en/of het bestuur.
Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW wet- en regelgeving
Het kader, als opgenomen in bijlage I van dit protocol, bevat bepalingen (gehele regelingen
of individuele (delen van) artikelen) uit de wet- en regelgeving van OCW voor onderwijsinstellingen.
Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden.
Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.
Het kader vervangt voor de scholen en instellingen niet de gehele wet- en regelgeving. Beoogd
is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen van een bepaling betekent
niet dat een school of instelling zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent het
dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts
als de instellingsaccountant kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële,
niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de
beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.
Het kader bevat dus niet:
-
• bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;
-
• bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen,
termijnen etc.) tenzij deze specifiek zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3;
-
• bepalingen voor derden zoals gemeenten;
-
• bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) het bevoegd gezag van de
school of instelling;
-
• bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, bestuursverslag,
specifieke subsidieverantwoordingen);
-
• bepalingen voor het inrichten van administraties.
De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:
-
• de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;
-
• de toegestane kostensoorten;
-
• de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;
-
• de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;
-
• invloed op balansmutaties.
Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de
bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen
die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve
controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten
alsnog goedkeuren.
Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel).
Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.
Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale
werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn
controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming
van de gegeven materialiteit tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid kan
komen.
2.3.2 Treasurybeleid
1 juli 2019
Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016.
De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 4, artikel 5, lid 4 en 5, artikel
6, 7, 8, 9 en 12, lid 1, van de
Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016
is voldaan.
Voor opname in een VvB zijn de volgende aanwijzingen van toepassing:
Het niet voldoen van een belegging, lening of derivaat aan de Regeling wordt gemeld
aan het bestuur en opgenomen in een VvB. Zolang sprake is van het niet voldoen van
een belegging, lening of derivaat aan de Regeling moet dit elk jaar in een VvB gemeld worden. Alleen in het jaar dat de belegging, lening of het derivaat
is aangeschaft dient de betreffende waarde meegeteld te worden voor de foutbepaling
van de strekking van de controleverklaring over de financiële rechtmatigheid.
In geval een belegging bij aanschaf (onder de Regeling B&B 2010) aan de ratingseisen
voldeed, maar inmiddels niet meer, maar de betreffende rating voldoet wel aan de eisen
uit de regeling van 2016 dan kan opname in een VvB achterwege blijven.
In geval een belegging bij aanschaf (onder de Regeling B&B 2010 of de Regeling 2016)
voldeed aan de ratingseisen, maar inmiddels niet meer voldoet aan de ratingseisen
uit de regeling van 2016 dan dient wel opname in het VvB plaats te vinden. Omdat geen
sprake is van een onrechtmatige beheershandeling hoeft de omvang niet meegeteld te
worden voor de foutbepaling van de strekking van de controleverklaring over de financiële
rechtmatigheid.
2.3.3 Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: academische ziekenhuizen: artikel 2.12, van de WHW.
Dit controlepunt geldt alleen voor universiteiten, waaraan een academisch ziekenhuis
is verbonden. De universiteit die ondersteund wordt door het academisch ziekenhuis
bij het verzorgen van geneeskundig onderwijs en onderzoek, krijgt hiervoor een rijksbijdrage
toegekend. De instellingsaccountant controleert of deze bijdrage onverwijld aan het academisch
ziekenhuis is doorbetaald.
2.3.4 Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
1 december 2018
De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings-/subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen vast dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting
rechtmatig is besteed. Dit betreft de in model G onder G2 verantwoorde subsidies. Voor nog te besteden (geoormerkte)
aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit
voorgaande accountantsprotocollen van kracht. In alle gevallen zijn de aanwijzingen
in de individuele subsidiebeschikkingen ten aanzien van verantwoorden leidend.
Voor deze post geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens (zie
Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke
materialiteit en specifieke rapportagegrens).
Het totaalbedrag van de bestedingen (in het controlejaar) van de geoormerkte aanvullende
bekostiging/subsidies met een bestedingsverplichting vormt een afzonderlijke massa
waarop de specifieke materialiteit voor de controle van de bestedingen moeten worden
toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate
van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een
belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende
bekostiging/subsidies met bestedingsverplichting in het betreffende controlejaar.
Als deze specifieke materialiteit wordt overschreden, maar de materialiteit voor de
jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij
de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen,
zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden
dan wel bekostigingsvoorwaarden of subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk
invloed op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging,
dan moet het bevoegd gezag deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is,
dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat het bevoegd gezag dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in
een verslag van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.
2.3.5 NWO-subsidies (alle sectoren)
1 december 2019
Naast OCW verstrekt ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO) subsidies aan onderwijsinstellingen. Onder deze subsidies worden ook begrepen
de subsidies van Technologiestichting STW (STW) en Zorg Organisatie Nederland en Medische
wetenschap (ZonMw). De financiële verantwoording over deze subsidies vindt plaats
via de jaarrekening van de onderwijsinstellingen.
Op grond van een akkoord gesloten tussen de Vereniging van Universiteiten (VSNU),
NWO en de vereniging Sectie Gezondheidsfondsen (SGF) kunnen ook de subsidies van de
gezondheidsfondsen aangesloten bij deze vereniging op deze wijze worden verantwoord
(alleen universiteiten).
Voor deze post geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens (zie
Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke
materialiteit en specifieke rapportagegrens). De toepassing hiervan is zoals vermeld
in de paragraaf voor de besteding van geoormerkte aanvullende subsidies. Deze subsidies
worden gezien als een afgescheiden controlemassa los van de verantwoorde subsidies
op G2. De controlecriteria vloeien voort uit de afzonderlijke subsidiebeschikkingen.
De instellingsaccountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van deze subsidiegelden.
In afwijking van hetgeen is opgenomen in Accountantsproducten / rapportering, stuurt de instelling, indien van toepassing, een verslag van bevindingen naar de
NWO.
2.3.6 Contractactiviteiten voor derden (overige baten)
1 juli 2019
Aanvullend controlecriterium: EU verdrag oneerlijke concurrentie.
Overheidsgelden mogen niet zodanig worden aangewend dat er oneerlijke concurrentie
ontstaat. Van de instellingsaccountant wordt geen marktonderzoek verlangd. Wel stelt hij vast dat minimaal een kostendekkend tarief is berekend.
2.3.7 Aftrekposten bekostiging PO
1 december 2019
Specifieke controlecriteria: artikel
138 en 139, van de WPO en artikel
132en 133, van de WEC, Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde
ex-werknemers primair onderwijs
Wachtgelden PO
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de bepalingen over voorrang
bij benoemingen (eigenwachtgelderbepalingen) naleeft.
Als deze bepalingen niet worden nageleefd controleert de instellingsaccountant of
op de bekostiging in mindering gebracht is: de salarissen, toelagen, uitkeringen of
andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat is benoemd met
voorbijgaan aan de eigenwachtgelderbepalingen of aan personeel dat gebruik maakt van
een regeling voor onvrijwillige werkloosheid of taakvermindering.
De instellingsaccountant stelt in geval van vacatures waarvoor een (toekomstige) ontslaguitkeringsgerechtigde
ex-werknemer (‘eigen wachtgelder waarop geen ontheffing van toepassing is’) beschikbaar
is, vast dat:
-
• geen nieuw personeel is aangesteld;
-
• van geen enkel personeelslid de betrekkingsomvang is uitgebreid;
-
• van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is verlengd;
-
• van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is omgezet in een vast dienstverband.
Als blijkt dat een bevoegd gezag zich niet aan de herbenoemingsverplichting van uitkeringsgerechtigde
ex-werknemers heeft gehouden, neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag
van bevindingen zoals vermeld in
Accountantsproducten/rapportering.
De instellingsaccountant vermeldt de financiële gevolgen van het niet-naleven van
deze bepaling.
Vermindering bekostiging negatieve toetsingen PO
1 juli 2018
Specifieke controlecriteria: artikel
138, lid 2 en 139, lid 4, van de WPO en artikel
132, lid 2
van de WEC.
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag rekening houdt met de vermindering
op de bekostiging van de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid
alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders
dan op grond van de Ziektewet, die DUO Den Haag uitvoert in het kader van de instroom
van de werkloosheidsuitkeringen. Deze vermindering op de bekostiging is niet van toepassing,
indien het Participatiefonds heeft ingestemd met het ten laste van het Participatiefonds
brengen van de kosten van uitkeringen of suppleties als bedoeld in de eerste volzin.
Als blijkt dat een bevoegd gezag zich niet aan de regelgeving heeft gehouden, neemt
de instellingsaccountant dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering. De instellingsaccountant vermeldt de financiële gevolgen van het niet-naleven van
deze bepalingen.
2.3.8 Declaraties sector HO
1 december 2019
Aanvullend controlecriterium: Regeling declaraties en bestuurskosten CvB-leden bekostigde Nederlandse hogescholen, Declaratieregeling CvB-leden Nederlandse universiteiten.
Voor deze post geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens (zie
Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke
materialiteit en rapportagegrens).
Het totaalbedrag van de declaraties (voor alle CvB-leden tezamen, zoals opgenomen
in het overzicht verantwoording declaraties CvB-leden in het bestuursverslag) vormt
een afzonderlijke massa waarop de specifieke materialiteit voor de controle van de
declaraties moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate
van zekerheid kan verkrijgen dat geen vergoedingen voorkomen met een belang dat groter
is dan 3% van de totale omvang van de declaraties, die niet in overeenstemming zijn
met de Regeling declaraties en bestuurskosten CvB-leden bekostigde Nederlandse hogescholen
of de Declaratieregeling CvB-leden Nederlandse universiteiten.
Als deze specifieke materialiteit wordt overschreden, maar de materialiteit voor de
jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij
de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen.
2.3.9 Aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo
1 juli 2019
Aanvullend controlecriterium: Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers
vo artikel 3 onder b, Overzichten Financiële Beschikkingen 2019 van de school.
Uit de Overzichten Financiële Beschikkingen over 2019 blijkt of een school op grond
van artikel 3 onder b aanvullende bekostiging voor eerste opvang heeft ontvangen.
Ingeval de school aanvullende bekostiging voor eerste opvang heeft ontvangen stelt de instellingsaccountant vast dat een verklaring van de gemeente, waaruit blijkt
dat de school nog niet eerder aanvullende bekostiging van de gemeente heeft ontvangen
voor de organisatie van eerste opvang aanwezig is in de administratie van de school.
Indien de gevraagde verklaring van de gemeente niet aanwezig is, dan neemt de instellingsaccountant
dit op in het verslag van bevindingen.
2.3.10 Kosten opleidingen in het buitenland sector HO
1 juli 2019
Aanvullend controlecriterium: Uitvoeringsbesluit WHW 2008 artikel 6.8 (lid 1 tot en met 3), dit artikel is ook van toepassing op de voorbereidingskosten (voor of zonder aanvraag
voor toestemming bij Onze Minister)
Voor dit onderwerp geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens
(zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende
specifieke materialiteit en rapportagegrens).
De accountant stelt vast dat publieke middelen (zoals gedefinieerd in
artikel 6.8, lid 1
) niet zijn aangewend voor de kosten van een opleiding in het buitenland of voor de
kosten van voorbereiding op het verzorgen van die opleiding in het buitenland of voor
de kosten voor het indienen van een aanvraag.
De accountant stelt vast dat in voorkomende gevallen sprake is van een afzonderlijke
boekhouding voor activiteiten betreffende de opleiding in het buitenland enerzijds
en de activiteiten bedoeld in
artikel 1.3, van de WHW
anderzijds (
artikel 6.8, lid 2
).
Indien OCW op grond van
artikel 6.8, lid 3
nadere voorschriften heeft gesteld met betrekking tot de financiële verantwoording,
dan stelt de accountant vast dat aan die voorschriften is voldaan.
In geval van fouten of dat de boekhouding of financiële verantwoording niet voldoet
dan neemt de accountant die bevindingen op in een Verslag van Bevindingen, zoals vermeld
in Accountantsproducten/rapportering.
2.4 Overige rechtmatigheid
-
• Treasurybeleid
-
• Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
-
• Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij opleidingsscholen (alle sectoren)
2.4.1 Treasurybeleid
1 juli 2018
Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016
Voor het onderwerp ao/ib geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens
(zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een specifieke materialiteit en specifieke
rapportagegrens verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant
die zijn gericht op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie
en interne beheersing. In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant
ongeacht de materialiteit vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde
vastlegging toereikend heeft uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag
van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
De instellingsaccountant stelt vast dat aan
artikel 3, lid 1
en
artikel 5, lid 3
, van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 is voldaan.
2.4.2 Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
1 juli 2018
Aanvullende controlecriteria:
-
• PO: artikel 3, lid 1, onder a, artikel 3a, lid 1, onder a, artikel 32, lid 2, onder a, onder 1 en lid 9, van de WPO
-
• PO: artikel 3, lid 1 onder a, artikel 3a, lid 1, onder a en artikel 32, lid 2, onder a, onder 1 en lid 9, van de WEC
-
• VO: artikel 33, lid 1, onder a, artikel 34, lid 1, onder a en artikel 35, lid 1 onder a, van de WVO
-
• MBO: artikel 4.2.1, lid 2, onder a, artikel 4.2.2, lid 1, onder a, artikel 4.2a.1, van de WEB.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens
(zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke materialiteit
en specifieke rapportagegrens). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag (die voldoet
aan de wettelijke eisen) – met inachtneming van de specifieke materialiteit – is opgenomen
in het personeelsdossier voor alle personeelsleden in loondienst bij het bevoegd gezag of de instelling, waarvoor dit wettelijk vereist is. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant
dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering. Hierin vermeldt de instellingsaccountant het personeelsnummer van de betrokkenen,
het aantal ontbrekende verklaringen omtrent het gedrag per categorie personeel (directie
in de sector PO,EC en VO), onderwijsgevend personeel (alle sectoren), onderwijsondersteunend
personeel (alle sectoren) en overig personeel (sector MBO) per school of onderwijsinstelling(BRIN-nummer)
en de reden voor het ontbreken van de verklaringen.
2.4.3 Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij een opleidingsschool (alle sectoren)
1 december 2019
Aanvullend controlecriterium: Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019
Voor dit onderwerp geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens
(zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke materialiteit
en specifieke rapportagegrens).
De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de uiterlijk op 30 september 2019
verstrekte opgave vast dat de hierin opgenomen gegevens ten aanzien van het aantal
studenten zoals bedoeld in
artikel 3, lid 2
juist zijn. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op
in een verslag van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.
Op grond van de regeling is dit alleen van toepassing voor de penvoerder.
2.5 Controleverklaring bij het jaarverslag
Algemeen
1 december 2019
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende
verklaring afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere
dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven, gebruik maakt van een paragraaf ter
benadrukking van aangelegenheden en/of paragraaf inzake overige aangelegenheden moet
hij vermelden op het zogenoemde Aanbiedingsformulier, dat bij de indiening van de
jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.
Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk
verslag van bevindingen (zie paragraaf 1.1.3) is opgesteld.
Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan
sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van deel 3 sectie
II van de HRA (deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.
Instellingsaccountants kunnen vrijwillig gebruik maken van de uitgebreidere controleverklaring
(zie Standaard 700.31) in overleg met de betreffende instelling. Hiervoor zijn optionele
passages in de voorbeeld verklaring opgenomen. Bij toepassing van de uitgebreidere
controleverklaring volgt de instellingsaccountant de aanwijzingen in de beroepsstandaarden.
Meer informatie over de uitgebreidere controleverklaring is te vinden op de website
van de NBA: https://www.nba.nl/Wet-en-regelgeving/Adviescollege-Beroepsreglementering1/Naar-een-uitgebreidere-controleverklaring/
Voorbeeldtekst goedkeurende controleverklaring
1 december 2019
Dit voorbeeld is voor een enkelvoudige jaarrekening (inclusief eventueel groepsrelaties),
ingeval sprake is van een geconsolideerde jaarrekening met een enkelvoudige jaarrekening,
dan dient de voorbeeldtekst daar conform de beroepsvoorschriften op aangepast te worden.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Bestuur*3) en/of raad van toezicht*4) van ... (naam entiteit)*2)
A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2019
Ons oordeel*1)
Wij hebben de jaarrekening 2019 van ... (naam entiteit)*2) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
-
• geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte
en de samenstelling van het vermogen van ... (naam entiteit)*2) op 31 december 2019 en van het resultaat over 2019 in overeenstemming met de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs;
-
• zijn de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties
over 2019 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen
in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen,
zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW 2019.
De jaarrekening bestaat uit:
-
(1) de balans per 31 december 2019;
-
(2) de staat van baten en lasten over 2019; en
-
(3) de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de
Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019 vallen.
Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden
voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam entiteit)*2) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
(ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland.
Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants
(VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
[Optioneel: Materialiteit
Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de
getrouwheid van de jaarrekening als geheel bepaald op € ... . De materialiteit is
gebaseerd op ... (nader in te vullen % van de totale baten of het balanstotaal).
De materialiteit voor de financiële rechtmatigheid is bepaald op € ... , deze materialiteit
is gebaseerd op 3% van de totale publieke middelen, zoals voorgeschreven in paragraaf
2.1.3. Materialiteitstabel van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019. In deze
paragraaf van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019 zijn tevens voor diverse posten/onderwerpen
een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens opgenomen, die wij hebben
toegepast.
Daarbij zijn voor de controle van de in de jaarrekening opgenomen WNT-informatie de
materialiteitsvoorschriften gehanteerd zoals vastgelegd in het Controleprotocol WNT
2019. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar
onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel
zijn.
Wij zijn met de raad van toezicht*4) overeengekomen dat wij aan de raad*4) tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € ... rapporteren alsmede
kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve of WNT-redenen relevant
zijn.]
[Optioneel: Reikwijdte van de groepscontrole*5)
... (naam entiteit)
*2) staat aan het hoofd van een groep van organisaties. De financiële informatie van
deze groep is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van ... (naam entiteit)*2).
De groepscontrole heeft zich met name gericht op de significante onderdelen ... (uitleggen wat dit betreft: significante onderdelen zoals bedoeld op grond van
Standaard 600. Bijvoorbeeld groepsonderdelen in specifieke landen, groepsonderdelen
met significante risico’s inzake waardering of complexe activiteiten). Bij de (groeps)onderdelen ... (benoemen) hebben wij zelf controlewerkzaamheden uitgevoerd. Wij hebben gebruik gemaakt van
andere accountants bij de controle van onderdeel ... (benoemen). Bij andere onderdelen hebben wij beoordelingswerkzaamheden of specifieke controlewerkzaamheden
uitgevoerd.
Door bovengenoemde werkzaamheden bij (groeps)onderdelen, gecombineerd met aanvullende
werkzaamheden op groepsniveau, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie
met betrekking tot de financiële informatie van de groep verkregen om een oordeel
te geven over de jaarrekening.]
[Optioneel: De kernpunten van onze controle *6)
In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele
oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten
hebben wij met de raad van toezicht*4) gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in
het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van
de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke
oordelen over deze kernpunten.
De beschrijving van een kernpunt bevat de volgende elementen:
-
• een beschrijving van het kernpunt;
-
• een samenvatting van de uitgevoerde controlewerkzaamheden;
-
• indien relevant, belangrijke opmerkingen met betrekking tot de kernpunten; en
-
• indien relevant, een verwijzing naar de toelichting of vermelding in het jaarverslag.]
[Optioneel: Benoeming*7)
Wij zijn door de raad van toezicht*4) op dd-mm-jjjj (datum eerste benoeming) benoemd als accountant van ... (naam entiteit)
*2) vanaf de controle van het boekjaar XXXX en zijn sinds dat boekjaar tot nu toe de
externe accountant.]
Naleving anticumulatiebepaling WNT niet gecontroleerd
In overeenstemming met het Controleprotocol WNT 2019 hebben wij de anticumulatiebepaling,
bedoeld in artikel 1.6a WNT en artikel 5, lid 1 sub j Uitvoeringsregeling WNT, niet
gecontroleerd. Dit betekent dat wij niet hebben gecontroleerd of er wel of niet sprake
is van een normoverschrijding door een leidinggevende topfunctionaris vanwege eventuele
dienstbetrekkingen als leidinggevende topfunctionaris bij andere WNT-plichtige instellingen,
alsmede of de in dit kader vereiste toelichting juist en volledig is.
B. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere
informatie, die bestaat uit:
-
• bestuursverslag;
-
• ...;
-
• overige gegevens.
Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
-
• met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;
-
• alle informatie bevat die op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en
paragraaf ‘2.2.2. Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019 is
vereist.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons
begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere
informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs, paragraaf ‘2.2.2. Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW 2019 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde
diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder
het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs en de overige OCW wet- en regelgeving.
C. Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van het bestuur*3) en de raad van toezicht*4) voor de jaarrekening
Het bestuur*3) is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening, in
overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur*3) is ook verantwoordelijk voor het rechtmatig tot stand komen van de in de jaarrekening
verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties, in overeenstemming met de
in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
In dit kader is het bestuur*3) tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur*3) noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante
wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als
gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur*3) afwegen of de onderwijsinstelling in staat is om haar activiteiten in continuïteit
voort te zetten. Op grond van genoemde verslaggevingsstelsel moet het bestuur*3) de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het
bestuur*3) het voornemen heeft om de onderwijsinstelling*2) te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische
alternatief is. Het bestuur*3) moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan
of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten
in de jaarrekening.
De raad van toezicht*4) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële
verslaggeving van de onderwijsinstelling.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht
dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. *8)
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019, ethische voorschriften
en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s
-
o dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of
fraude,
-
o van het niet rechtmatig tot stand komen van baten en lasten alsmede de balansmutaties,
die van materieel belang zijn
-
• het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en
het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor
ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet
ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning,
valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk
verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle
met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de onderwijsinstelling;
-
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving,
de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid
van schattingen door het bestuur*3) en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
-
• het vaststellen dat de door het bestuur*3) gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van
de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden
zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten
in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel
belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen
op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen
inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd
op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring.
Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een instelling
haar continuïteit niet langer kan handhaven;
-
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin
opgenomen toelichtingen; en
-
• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties
en gebeurtenissen en of de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede
de balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand
zijn gekomen.
Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor
de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de groepscontrole. In dit
kader hebben wij de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden voor
de groepsonderdelen. Bepalend hierbij zijn de omvang en/of het risicoprofiel van de
groepsonderdelen of de activiteiten. Op grond hiervan hebben wij de groepsonderdelen
geselecteerd waarbij een controle of beoordeling van de volledige financiële informatie
of specifieke posten noodzakelijk was.*9)
Wij communiceren met de raad van toezicht*4) onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante
bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante
tekortkomingen in de interne beheersing.
Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle
zaken die wij met de raad van toezicht*4) hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten
in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in
buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van
het maatschappelijk verkeer is.*10)
Plaats en datum
.... (naam accountantspraktijk)
.... (naam accountant)
-
*1) Wanneer op een van de twee onderwerpen een aanpassing van het oordeel van toepassing
is, kunnen twee kopjes worden gebruikt. Bijvoorbeeld ‘Ons oordeel betreffende de getrouwheid
van de jaarrekening’ en ‘Ons oordeel met beperking betreffende de rechtmatigheid’.
-
*2) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO
of een gemeentelijke school in de sector VO vervangen door ‘de gemeentelijke scho(o)l(en)
voor (primair)(voortgezet) onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van
de gemeente ... (naam gemeente)’
-
*3) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO ’bestuur’
vervangen door ‘College van Burgemeester en Wethouders’ (eenmaal met de toevoeging
‘van gemeente ... (naam gemeente)’)
Ingeval van een zelfstandige of gemeentelijke school in de sector VO ‘bestuur’ vervangen
door ‘bevoegd gezag’.
-
*4) Voor een instelling op grond van WPO, WEC of WVO raad van toezicht vervangen door
intern toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO, artikel
17a, 17b en 17c, WEC, artikel 28g, 28h en 28i en WVO, artikel 24d, 24e en 24e1)
-
*5) Wanneer geen sprake is van een groepscontrole kan deze paragraaf vervallen. Deze paragraaf
is facultatief. Deze tekst inclusief paragraafkop kan specifiek worden gemaakt.
-
*6) Deze tekst kan specifiek worden gemaakt. Bij vrijwillige toepassing van de nieuwe
controleverklaring is de passage over de kernpunten van de controle facultatief. Ingeval
de accountant ervoor kiest deze passage op te nemen is hij verplicht de passages over
materialiteit en, in voorkomend geval, over de reikwijdte van de groepscontrole op
te nemen.
-
*7) Deze alinea is optioneel, en wordt opgenomen ingeval de accountant het nodig acht
(standaard 706.10)
-
*8) De tekst hierna kan worden weggelaten bij verwijzing naar een bijlage waarin deze
tekst is opgenomen. Voorbeeld verwijzing:
Een meer gedetailleerde beschrijving van onze verantwoordelijkheden is opgenomen in
de bijlage bij onze controleverklaring.
-
*9) Deze alinea kan worden verwijderd wanneer geen sprake is van een groepscontrole zoals
gedefinieerd in Standaard 600
-
*10) Wanneer kernpunten in de controleverklaring voorkomen, is deze passage wel verplicht.
3 Inleiding onderzoeksprocedure GGL en Basisregisteronderwijs
1 juli 2019
De gegevens in het Basisregisteronderwijs bepalen voor de sectoren VO, MBO en HO in
belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage en zijn in de sectoren
MBO en HO eveneens van belang bij het verstrekken van studiefinanciering. Daarnaast
kunnen deze gegevens ook voor andere beleidsdoelen worden gebruikt. Het is daarom
van groot belang dat de instellingsaccountant de juistheid van deze gegevens vaststelt.
Voor de sector PO beperkt het onderzoek zich tot de GGL. De instellingsaccountant
geeft over zijn onderzoek een afzonderlijk assurance-rapport af.
Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij deze gegevens
gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant
vanaf 2007 echter niet langer een accountantsverklaring af bij deze gegevens maar
een assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten dan
alleen de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als het
andere informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij deze gegevens
het geval is. Voor een assurance-rapport is Standaard 3000A leidend, waarbij OCW bepaalt
dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te verschaffen als voorheen
de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden tot een assurance-rapport
moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten die leiden
tot een controleverklaring.
In dit accountantsprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte ingegaan
op de meest relevante wet- en regelgeving voor het onderzoek van de GGL in de sector
PO en het Basisregisteronderwijs in de overige sectoren. Aan het einde van elk onderdeel
is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport opgenomen.
Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de juistheid geldt voor
het accountantsonderzoek van de gegevens dat alle fouten moeten worden gecorrigeerd
door de school/instelling. Als deze fouten niet door de school/instelling kunnen worden
gecorrigeerd dan informeert de instellingsaccountant het bevoegd gezag/bestuur en
het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften
en handelt als volgt:
-
• bij materiële fouten (≥ 2% per soort gegeven(s)): materiële fouten hebben invloed
op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport
toegelicht;
-
• bij niet-materiële fouten (< 2% per soort gegeven(s)): niet-materiële fouten worden
opgenomen in een verslag van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten / rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling moeten
worden gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. DUO zal indien nodig
op basis van het rapport overgaan tot bijstelling van de gegevens (en/of bekostiging)
van de school/instelling.
Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sectoren VO, MBO en
HO om de gegevens in het Basisregisteronderwijs voorzien van een goedkeurend assurance-rapport
bij DUO vestiging Groningen in te dienen. DUO vestiging Groningen accepteert alleen
goedkeurende assurance-rapporten en verslagen van bevindingen met fouten die niet
door de school/instelling gecorrigeerd kunnen worden. DUO vestiging Groningen kan
en zal geen interpretatie doen van de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten
en verslagen van bevindingen die niet voldoen aan de eisen van dit accountantsprotocol,
worden door DUO vestiging Groningen teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling
is ervoor verantwoordelijk dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport
wordt ingestuurd dat voldoet aan de eisen van dit accountantsprotocol.
De scholen in de sector PO sturen het assurance-rapport naar DUO vestiging Den Haag.
DUO vestiging Den Haag accepteert alleen goedkeurende assurance-rapporten en verslagen
van bevindingen met fouten die niet door de school/instelling gecorrigeerd kunnen
worden. DUO vestiging Den Haag kan en zal geen interpretatie doen van de gestuurde
gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en verslagen van bevindingen die niet
voldoen aan de eisen van dit accountantsprotocol, worden door DUO vestiging Den Haag
teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk
dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat
voldoet aan de eisen van dit accountantsprotocol.
Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft
of een eventueel separaat verslag van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven
op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij
de indiening van de gegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden alle fouten,
onjuistheden en onzekerheden opgenomen. Indien van toepassing, dan dient per bevinding
het burgerservicenummer (of onderwijsnummer), de opleidingscode (element-, CREBO-
of CROHO-code) en een toelichting te worden opgenomen.
Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig of onvolledig ingediend
goedkeurend assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen het sanctiebeleid
van toepassing is.
In de hoofdstukken 5,6 en 7 voor de sectoren VO, MBO en HO is met ingang van het OAP
OCW 2017 een nieuwe tabel toegevoegd m.b.t. de omvang van gegevensgerichte werkzaamheden
in geval van toepassing van deelpopulaties per soort gegeven. Ter toelichting hierop
is een stroomschema opgenomen in bijlage II.
4 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
4.1 Algemeen
1 juli 2019
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1, van de WPO):
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op: https://www.overheid.nl/
In januari 2020 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de
informatie-uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant
op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
4.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
4.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2016
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven betreft de gewogen gemiddelde leeftijd
(GGL) van de leraren per 1 oktober 2019.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
4.2.2 Minimale werkzaamheden
1 juli 2019
Gewogen Gemiddelde Leeftijd leraren 1-10-2019
Bij het onderzoek op de juistheid van de geregistreerde leeftijden en betrekkingsomvang
van de leraren die voor de GGL van belang zijn, stelt de instellingsaccountant op
niveau van het bevoegd gezag vast dat:
Tabel 4.2.2a werkzaamheden gewogen gemiddelde leeftijd leraren per 1-10-2019
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
GGL
|
− de personeelsleden die zijn uitgezonderd op het begrip leraar buiten de gegevens
voor de berekening zijn gelaten;
− alle personeelsleden die bij de berekening betrokken moeten worden ook daadwerkelijk
in de berekeningen zijn opgenomen;
− (in het geval van meerdere BRINS) de leraar op de teldatum ook daadwerkelijk werkzaam
is op de school (BRIN) waar hij voor de berekening van de GGL is opgenomen. De werkelijke inzet van de leraar op een BRIN is vast te stellen aan de hand van
een op de teldatum geldend lesrooster. Indien de instellingsaccountant gebruik maakt
van een ander controlemiddel moet in elk geval het vaststellen van de werkelijke combinatie
leraar- BRIN op de teldatum zijn inbegrepen;
− direct voor de teldatum leraren zijn ontslagen c.q. direct na de teldatum leraren
zijn aangesteld. Als de instellingsaccountant hierbij acties constateert die uitsluitend
de bedoeling hebben om de GGL positief te beïnvloeden of bij twijfel hierover, dan
neemt de instellingsaccountant dat op in een verslag van bevindingen;
− de leeftijd (rekening houdend met minimum en maximum leeftijd) juist is opgenomen;
− de berekeningen rekenkundig juist zijn;
− eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.
|
|
Overzicht GGL
|
− het overzicht is ondertekend door het bevoegd gezag van de school.
|
Naast bovengenoemde werkzaamheden zal de instellingsaccountant ook werkzaamheden moeten
verrichten om de juistheid van de betrekkingsomvang en de juistheid van de opgenomen leeftijd vast
te stellen. Hiervoor kan de instellingsaccountant steunen op werkzaamheden, die hij al verricht
heeft in het kader van de jaarrekeningcontrole, waarbij wel rekening gehouden moet
worden met de specifieke onderzoekseisen voor de bekostiging en de afwijkende materialiteit.
Het bevoegd gezag van de school kan ervoor kiezen om het onderzoek op de juistheid
van de berekening van de GGL door de instellingsaccountant te laten ondersteunen door
een third party mededeling (TPM) over de juistheid van de berekening door het salarispakket.
Op basis van de bevindingen van de instellingsaccountant brengt het bevoegd gezag
op het formulier ‘Aanbieding Bekostigingsgegevens PO 2019’ de correcties GGL voor
de peildatum 1 oktober 2019 aan. De gegevens over de gewogen gemiddelde leeftijd worden
in januari 2020 op de site van DUO onder instellingsinformatie bij bekostigingsinformatie
beschikbaar gesteld. De instellingsaccountant ondertekent het formulier waarin de
GGL van alle scholen ressorterend onder het bevoegd gezag zijn weergegeven. Het bevoegd
gezag zendt enkel het formulier 'Aanbieding Bekostigingsgegevens PO 2019' en het assurance-rapport
voor 1 juli 2020 in.
4.3 Assurance-rapport
-
• Algemeen
-
• Assurance-rapport PO
Algemeen
1 juli 2019
De assurance-rapporten voor PO worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd
gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar
zijn tot op schoolniveau.
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport PO
1 juli 2019
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de opgave van de bekostigingsgegevens voor scholen voor Primair Onderwijs
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over de opgave van de bekostigingsgegevens
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht**) noemen)
Ons oordeel
Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte opgave van de bekostigingsgegevens
van ... (naam bevoegd gezag) te ... (zetel bevoegd gezag) onderzocht.
Naar ons oordeel is de opgave van de bekostigingsgegevens van ... (naam bevoegd gezag)
in alle van materieel belang zijnde aspecten juist opgesteld in overeenstemming met
de van toepassing zijnde criteria.
Deze opgave van de bekostigingsgegevens betreft de gegevens van leraren vermeld op
het formulier 'Overzicht Gewogen Gemiddelde Leeftijd' per 1 oktober 2019.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens Nederlands recht, waaronder de Nederlandse
Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling
van historische financiële informatie (attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht
op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het
onderzoek over de opgave’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam bevoegd gezag) zoals vereist in de Verordening
inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere
relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan aan
de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Van toepassing zijnde criteria
Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave van de bekostigingsgegevens is opgesteld voor de Minister van OCW met als
doel de berekening van de rijksbijdrage van 2020, als bedoeld in artikel 69, lid 1,
van de Wet op het primair onderwijs, respectievelijk artikel 70, lid 1, van de Wet
op de expertisecentra*) voor ... (naam bevoegd gezag) vast te stellen. Hierdoor is de opgave van de bekostigingsgegevens
mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend
bestemd voor ... (naam bevoegd gezag) en de Minister van OCW en dient niet te worden
verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht**) voor de opgave
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de opgave in overeenstemming
met de van toepassing zijnde criteria, inclusief het identificeren van de beoogde
gebruikers en het toepasbaar zijn van de gehanteerde criteria voor de doelstellingen
van de beoogde gebruikers.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen, meten of evalueren van de opgave mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
De raad van toezicht**) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van rechtmatige
verwerving van de middelen op grond van de van toepassing zijnde criteria.
Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de opgave
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat
wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons
af te geven oordeel.
Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’ (NVKS) toe. Op grond daarvan
beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde
richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele
standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Ons onderzoek bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de opgave van de bekostigingsgegevens
afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie
op deze risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen
van assurance-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt
groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte,
het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen
van zaken of het doorbreken van interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek
met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de instelling;
-
• het minimaal uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019 opgenomen
werkzaamheden in hoofdstuk 3 en 4.
Plaats en datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
*) Opnemen in de verklaring hetgeen van toepassing is op het betreffende bestuur.
**) Voor een instelling op grond van WPO of WEC raad van toezicht vervangen door intern
toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO, artikel 17a,
17b en 17c en WEC, artikel 28g, 28h en 28i)
5 Onderzoeksprocedure Basisregisteronderwijs sector VO
5.1 Algemeen
1 december 2019
Het accountantsprotocol voor de sector VO wordt conform artikel 14a, lid 3 en artikel 18, lid 6, van het Bekostigingsbesluit WVOvastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag
van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring),
zoals genoemd in artikel 14a, lid 2, van het Bekostigingsbesluit WVO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant
moet worden gebruikt. Het onderzoek van de instellingsaccountant heeft betrekking
op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WVO,
daarnaast worden gegevens in het onderzoek betrokken, die ook voor andere beleidsdoeleinden
worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek Basisregisteronderwijs sector VO is van toepassing op de in
artikel 5, van de WVO vermelde schoolsoorten:
-
• een school voor praktijkonderwijs;
-
• een school voor vbo;
-
• een school voor mavo;
-
• een school voor havo;
-
• een school voor vwo;
-
• andere vormen van voortgezet onderwijs, zoals een afdeling lwoo;
-
• een scholengemeenschap waarin twee of meer van deze scholen zijn samengevoegd.
De voor het onderzoek Basisregisteronderwijs relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet en regelgeving is ook terug te vinden op: https://www.overheid.nl/
De te onderzoeken gegevens worden ontleend aan het Basisregister Onderwijs (BRON)
dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie
van de gegevens en de uitwisseling hierover met DUO is beschreven in het 'Programma van Eisen VO-instellingen' (het is mogelijk dat na publicatie van het protocol nog een bijgestelde versie van
het PvE beschikbaar wordt gesteld, waardoor de genoemde link niet meer werkt). De
actuele versie van het PvE is steeds te vinden op de website van DUO.
De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het onderzoek Basisregisteronderwijs
VO worden door DUO geleverd in de vorm van het Overzicht Basisregisteronderwijs Onderzoek
(OBO). Deze wordt gemaakt op aanvraag (via de beveiligde site van DUO) van de school.
Daags na aanvraag wordt het OBO klaargezet op de beveiligde site van DUO. De school
krijgt hiervan een bericht. Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties
moeten worden uitgevoerd op de gegevens in BRON, dan moet de school deze via de reguliere
weg aanleveren aan DUO.
Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de school opnieuw het OBO opvragen.
Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen het nieuwe en vorige
OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd
en keurt het nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport
bij het OBO. Het assurance-rapport vermeldt welk OBO (van welke datum) is gebruikt.
In het OBO zijn meer gegevens opgenomen, dan die waarop het onderzoek Basisregisteronderwijs
van de instellingsaccountant is gericht. Om de gegevens die relevant zijn voor het onderzoek van de instellingsaccountant te
selecteren volgt de instellingsaccountant de aanwijzingen die in het PvE VO-instellingen
zijn opgenomen voor de instellingsaccountant.
Bij onderzoeken Basisregisteronderwijs van AOC’s.
Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) in een AOC wordt geheel bekostigd op grond
van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2, van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het MBO wordt voor het vbo in een AOC uitgegaan van de teldatum
t-1. Voor het onderzoek van de gegevens van een vbo en mavo binnen een AOC gelden
de onderzoeksitems van de sector VO.
5.2 Onderzoek Basisregisteronderwijs
5.2.1 Object van onderzoek
1 december 2019
De gegevens inzake inschrijvingen bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
deze gegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport
af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor het onderzoek relevante soort gegeven van de scholen betreft:
De nieuwkomers en de leerlingen per 1 oktober 2019 worden als één relevante soort
gegeven aangemerkt.
Daarnaast worden voor nieuwkomers op de teldatum 1 april 2019, 1 juli 2019 en 1 oktober
2019 algemene werkzaamheden gevraagd.
Voor het OBO onderzoek is een nieuwkomer in het OBO herkenbaar aan een PER met een
datum in NL die op de teldatum (1 april 2019, 1 juli 2019 of 1 oktober 2019) korter
is dan 2 jaar en waarbij ofwel een BSN in het PER staat en een NAT die niet Nederlands
is, ofwel een onderwijsnummer in het PER staat.
Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountant:
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de scholen
-
• (leerlingen)administratie van de te onderzoeken school;
-
• de in BRON geregistreerde leerlingengegevens;
-
• voor zover van toepassing de goedkeuringsbrief van OCW voor het gebruik van een nevenvestiging
en het onderwijsaanbod op die vestiging.
Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij
de verwerking van de inschrijfgegevens in BRON wordt verwezen naar de handleiding
BRON VO, deze is beschikbaar op de website van DUO.
5.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2019
Risicoanalyse
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals genoemd in paragraaf
5.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor nieuwkomers en leerlingen
op de betreffende teldata in 2019) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er
al dan niet sprake is van een significant risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240.
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling
van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden
vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling
maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Bepaling wel/niet afzonderlijke onderzoekpopulaties
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 5.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing
blijven.
Steunen op IB (indien van toepassing per onderzoekpopulatie)
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De instellingsaccountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende
omvang proceduretesten uit:
Tabel 5.2.2a omvang proceduretesten
|
Frequentie
|
Omvang proceduretesten
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals genoemd in paragraaf 5.2.3. minimale werkzaamheden onder de
werkzaamheden voor nieuwkomers en leerlingen op de betreffende teldata in 2019) door
de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten(dit
moet uit het onderzoekdossier van de instellingsaccountant blijken) dan kan volstaan
worden met 1 (lijncontrole) test.
Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is bij meerdere
BRINs dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan
kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel, tenzij de instelling meer dan
25 BRINs omvat. De testwerkzaamheden dienen dusdanig gespreid te worden dat de relevante
BRINs, doch minimaal 1 keer bij meer dan 25 BRINs in voldoende mate in de toetsing
worden meegenomen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen
op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 5.2.1. De aantallen gegevensgerichte
werkzaamheden in tabel 5.2.2b of 5.2.2c of het aantal in een statistische steekproef
is per soortgegeven per BRIN.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant
zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
Tabel 5.2.2b omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1.001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1.000 en < 5.001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
>5.000
|
25 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de instellingsaccountant rekening
met zijn risico-inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op
meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te
worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
Indien de instellingsaccountant geen toetsing van de interne beheersingsmaatregelen
uitvoert, kan zijn risico-inschatting van de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen
niet worden verlaagd (standaard 530) bij de bepaling van de omvang van de steekproef.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoekdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de instellingsaccountant op basis van COS 530 (bijlage
4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
Tabel 5.2.2c afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen relevante soorten gegevens
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico/ Niet steunen IB-laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
5.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2019
Algemene werkzaamheden scholen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Tabel 5.2.3a algemene werkzaamheden
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Voldoen leerlingen- administratie (artikel 3 t/m 6, van het bekostigingsbesluit WVO)
|
− de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan
de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven
daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling
van de school is uitgeschreven).
|
|
Vaststellen ongeoorloofd verzuim. (artikel 7, lid 1, lid 2 en lid 3, van het bekostigingsbesluit WVO)
|
− alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag)
tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden
hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging (het veld ‘indicatie bekostigbaar’
(van het record inschrijvingsperiode (ISP))moet op N staan.
Deze werkzaamheden zijn niet van toepassing voor nieuwkomers.
|
|
Verplichte melding ongeoorloofd verzuim aan DUO vestiging Groningen (artikel 27a, lid 5, van de WVO)
|
− het bevoegd gezag een procedure omtrent de verplichte melding aan DUO vestiging
Groningen volgt en indien noodzakelijk meldingen doet over alle leerlingen (van 18
jaar en ouder) die zonder opgave van geldige reden gedurende een aaneengesloten periode
van ten minste 5 weken niet aan het onderwijs hebben deelgenomen.
De instelling gebruikt voor deze meldingen het formulier melding afwezigheid scholier/student.
Deze werkzaamheden zijn niet van toepassing voor nieuwkomers.
|
|
Licenties (artikel 65 t/m 68 en art 72, van de WVO)
|
− het bevoegd gezag op de vestigingen van de school alleen onderwijs aanbiedt zoals
per vestiging is geregistreerd in de basisregistratie instellingen. Dit doet de instellingsaccountant
aan de hand van informatie waaruit de daadwerkelijk aangeboden onderwijssoort per
vestiging blijkt; zoals de schoolgids en de internetsite van de school.
|
|
Regeling
Leerplusarrangement VO 2009, artikel 4, lid 5
|
− het veld postcodecijfers (van het record PER) juist is opgenomen in BRON.
Deze werkzaamheden worden alleen uitgevoerd als geen verificatie door DUO heeft plaatsgevonden
via BRP, dat wil zeggen als het veld onderwijsnummer is gevuld en het veld BSN niet.
De juistheid van de postcode moet blijken uit een document dat in de administratie
van de school aanwezig is. Deze werkzaamheden zijn niet van toepassing voor nieuwkomers.
|
|
Verblijfstermijn in Nederland (artikel 4 lid 5 van de regeling aanvullende bekostiging
nieuwkomers vo)
|
− het veld datum binnenkomst in NL volgens de instelling juist is opgenomen in BRON
in het record PER.
Deze werkzaamheden worden alleen uitgevoerd als geen verificatie door DUO heeft plaatsgevonden
via BRP of als de school van de BRP wil afwijken, dat wil zeggen als dit veld gevuld
is. De juistheid van de datum binnenkomst in NL volgens de instelling moet blijken
uit een document dat in de administratie van de school aanwezig is.
Op de website van DUO is informatie te vinden ten aanzien van mogelijke bewijsstukken
(niet uitputtend)
https://duo.nl/zakelijk/voortgezet-onderwijs/bekostiging-en-subsidies/aanvullende-bekostiging-aanvragen/nieuwkomersbekostiging.jsp
Deze werkzaamheden worden alleen uitgevoerd voor nieuwkomers op de teldata 1-4, 1-7
en 1-10.
|
|
Vreemdeling (artikel 1 van de regeling aanvullende bekostiging nieuwkomers vo)
|
− dat de nieuwkomer vreemdeling is als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet.
Deze werkzaamheden worden alleen uitgevoerd als er geen BRP verificatie door DUO heeft
plaatsgevonden, dat wil zeggen als het veld onderwijsnummer is gevuld en het veld
BSN niet en het veld datum binnenkomst in NL volgens de instelling is gevuld. De accountant
stelt dan aan de hand van bewijstukken bij de instelling vast dat het om een Vreemdeling
als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet gaat. Indien dit niet vastgesteld
kan worden, dan moet het veld datum binnenkomst in NL volgens de instelling leegblijven.
|
Nieuwkomers en leerlingen op per 1-10-2019
Van de ingeschreven nieuwkomers en leerlingen per 1 oktober 2019 stelt de instellingsaccountant
vast dat:
Tabel 5.2.3b werkzaamheden ingeschreven nieuwkomers en leerlingen per 1-10-2019
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Juistheid velden persoonsrecord (PER)
|
− het veld geboortedatum juist is opgenomen in BRON in het record PER.
Deze werkzaamheden worden alleen uitgevoerd als geen verificatie door DUO heeft plaatsgevonden
via BRP, dat wil zeggen als het veld onderwijsnummer is gevuld en het veld BSN niet.
De juistheid van de geboortedatum moet blijken uit een document dat in de administratie
van de school aanwezig is.
|
|
Juistheid velden inschrijvingsrecord (ISG) en inschrijvingsperiode (ISP)
Daadwerkelijk schoolgaand (artikel 7, lid 1, van het Bekostigingsbesluit W.V.O en de regeling bekostiging leerlingen die tijdelijk buiten de school worden geplaatst)
Licenties (artikel 65 t/m 68 en artikel 72, van de WVO)
Datum in- en uitschrijving (artikel 14a, lid 2, van het Bekostigingsbesluit W.V.O)
Leerjaar (artikel 14a, lid 2, van het Bekostigingsbesluit W.V.O).
|
− de volgende velden in BRON in het record ISG juist zijn opgenomen:
• datum inschrijving; en
• datum uitschrijving (indien van toepassing).
− de volgende velden in BRON in het record ISP juist zijn opgenomen:
• opleidingcode;
• indicatie bekostigbaar;
• vestiging; en
• leerjaar.
De gebruikte opleidingscode en het leerjaar moeten overeenstemmen met het daadwerkelijk
door de leerling gevolgde onderwijs. Het veld índicatie bekostigbaar’ mag alleen op
‘J’ staan als de leerling daadwerkelijk schoolgaand is op de school (BRIN/vestiging)
of met toepassing van de regelgeving tijdelijk buiten de school waar ze zijn ingeschreven,
zijn geplaatst. Het daadwerkelijk schoolgaand zijn dient vastgesteld te worden door
een positieve controle aan de hand van onder andere het leerlingendossier, cijferlijsten
en roosters. De werkzaamheden m.b.t. daadwerkelijk schoolgaand zijn niet van toepassing
voor nieuwkomers. De werkzaamheden m.b.t. de juistheid van het veld datum uitschrijving
zijn niet van toepassing voor nieuwkomers.
|
|
Daadwerkelijk schoolgaand leerlingen samenwerkingsverbanden VO/BVE (artikel 25a, van de W.V.O)
|
(Indien uit de opleidingscode volgt dat de leerling onderwijs volgt aan een andere
school op grond van een samenwerkingsovereenkomst)
− de leerling op basis van de samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk schoolgaand
is.
De instellingsaccountant kan hierbij gebruik maken van het record VAI (verblijf andere
instelling), hierin is de BRIN opgenomen van de school waarmee er dan een samenwerkingsovereenkomst
is gesloten. Het daadwerkelijk schoolgaand zijn dient vastgesteld te worden door een
positieve controle aan de hand van onder andere het leerlingendossier, cijferlijsten
en roosters. De VO -school vraagt deze stukken op bij het ROC. Een niet onderbouwde
bevestiging door het ROC van de aanwezigheid volstaat niet. De werkzaamheden m.b.t.
daadwerkelijk schoolgaand zijn niet van toepassing voor nieuwkomers.
|
|
Praktijkonderwijs/LWOO (artikel 7a, van het Bekostigingsbesluit W.V.O).
|
− het samenwerkingsverband voor leerlingen die per 1 oktober 2019 voor het eerst als
leerling pro of lwoo staan ingeschreven, voor de teldatum een beschikking heeft afgegeven
waaruit blijkt dat betrokkene toelaatbaar is;
− de leerling rechtmatig (artikel 27, lid2f, van de WVO) is ingeschreven op het praktijkonderwijs.
|
Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen
Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van het actuele OBO voldoet
aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek
door de school via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking en terugmelding
door DUO moet de school het actuele OBO opvragen. Deze wordt geleverd met een lijst
van verschillen tussen het nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.
De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij dit actuele OBO.
In het Programma van Eisen VO-instellingen (PvE) van BRON is beschreven hoe de controletotalen worden bepaald.
5.3 Assurance-rapport
Algemeen
1 juli 2018
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport VO
1 juli 2019
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
het OBO voor de VO-instellingen.
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over de opgave van de gegevens
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht**) noemen)
Ons oordeel
Wij hebben de opgave van de gegevens inzake inschrijvingen van ... (naam vo-school)
met brinnummer ... te ... (zetel) onderzocht.
Naar ons oordeel is de opgave van de gegevens van ... (naam vo-school) met brinnummer
... in alle van materieel belang zijnde aspecten juist in overeenstemming met de van
toepassing zijnde criteria.
De opgave sluit met de controlegetallen:
| |
Controlegetal
|
|
Totaal aantal inschrijvingsrecords
|
|
|
Totaal aantal inschrijvingsperioderecords
|
|
|
Totaal aantal inschrijvingsperioderecords met indicatie bekostigbaar ‘J’
|
|
|
Totaal opleidingscodes
|
|
|
Totaal generaal
|
|
aan bij het actuele OBO (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO en betreft de inschrijvingen
die op de datum van het assurance-rapport zijn opgenomen in BRON.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens Nederlands recht, waaronder de Nederlandse
Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling
van historische financiële informatie (attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht
op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het
onderzoek over de opgave’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam vo-school) met brinnummer ... zoals vereist in
de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
(ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben
wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Van toepassing zijnde criteria
Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave van de gegevens is opgesteld voor de Minister van OCW. Hierdoor is deze
opgave van de gegevens mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport
is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam vo-school) en de Minister van OCW en
dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht**) voor de opgave
Het bestuur is verantwoordelijk dat de opgave in overeenstemming is met de van toepassing
zijnde criteria.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het evalueren van de opgave mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fraude of fouten.
De raad van toezicht**) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van rechtmatige
verwerving van de middelen op grond van de van toepassing zijnde criteria.
Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de opgave
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat
wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons
af te geven oordeel.
Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’ (NVKS) toe. Op grond daarvan
beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde
richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele
standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Ons onderzoek bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de opgave van de gegevens afwijkingen
van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze
risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen van assurance-informatie
die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico
dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij
fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk
nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken
of het doorbreken van interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek
met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de instelling;
-
• het minimaal uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019 opgenomen
werkzaamheden in hoofdstuk 3 en 5.
Plaats en datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
**) Voor een instelling op grond van WVO raad van toezicht vervangen door intern toezichthouder
of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WVO, artikel 24d, 24e en 24e1)
6 Onderzoeksprocedure Basisregisteronderwijs sector MBO
6.1 Algemeen
1 december 2019
Het accountantsprotocol voor de sector mbo wordt conform artikel 2.5.7a, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)en krachtens artikel 5.2.5, van het Uitvoeringsbesluit WEB vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag
van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen verklaring
omtrent de getrouwheid), zoals genoemd in artikel 2.2.4, lid 5, van de WEB bij de gegevens in BRONMBO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format
opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek van
de instellingsaccountant heeft betrekking op de gegevens die nodig zijn voor de berekening
van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WEB, daarnaast worden gegevens
in het onderzoek betrokken, die ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek Basisregisteronderwijs sector mbo is van toepassing op (artikel 1.1.1 van de WEB):
Hierna worden deze categorieën 'de onderwijsinstellingen' genoemd.
De voor het onderzoek Basisregisteronderwijs relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op https://www.overheid.nl/
De te onderzoeken gegevens worden ontleend aan het Basisregister Onderwijs (BRON)
dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie
van de gegevens en de uitwisseling hierover met DUO zijn beschreven in de ‘Programma van Eisen MBO-instellingen (PvE)’ en de ‘Programma van Eisen VAVO-instellingen (PvE)’ (het is mogelijk dat na de publicatie van het protocol nog een bijgestelde versie
van deze PvE’s beschikbaar wordt gesteld, waardoor de genoemde links niet meer werken).
De actuele versie van de PvE’s is steeds te vinden op de website van DUO.
De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het onderzoek Basisregisteronderwijs
BO en het onderzoek Basisregisteronderwijs vavo worden door DUO geleverd in de vorm
van het Overzicht Basisregisteronderwijs Onderzoek (OBO). Deze wordt gemaakt op aanvraag
(via de beveiligde site van DUO) van de instelling. Daags na de aanvraag wordt het
OBO klaargezet op de beveiligde site van DUO. De instelling krijgt hiervan een bericht.
Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties moeten worden uitgevoerd
op de gegevens in BRON, dan moet de instelling deze via de reguliere weg aanleveren
aan DUO.
Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de instelling opnieuw het OBO opvragen.
Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen het nieuwe en vorige
OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd
en keurt het nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport
bij het OBO. Het assurance-rapport vermeldt welk OBO (van welke datum) is gebruikt.
In het OBO zijn meer gegevens opgenomen, dan die waarop het onderzoek Basisregisteronderwijs
van de instellingsaccountant is gericht. Om de gegevens die relevant zijn voor het onderzoek van de instellingsaccountant te
selecteren volgt de instellingsaccountant de aanwijzingen die in het
Programma van Eisen (PvE) MBO-instellingen en in het
PvE VAVO-instellingen
zijn opgenomen voor de instellingsaccountant.
Bij onderzoeken Basisregisteronderwijs gegevens van AOC’s
De hier beschreven werkwijze en onderzoeksitems gelden onverkort voor het MBO deel
van de AOC’s.
Het voorbereidend beroepsonderwijs in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van
de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2, van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het MBO wordt hier uitgegaan van de teldatum t-1.
Voor het onderzoek van de gegevens van een VMBO en MAVO binnen een scholengemeenschap
AOC – VO, zoals bedoeld in artikel 2.6, van de WEB, gelden de onderzoeksitems van de sector VO.
6.2 Onderzoek Basisregisteronderwijs
6.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2018
De gegevens inzake inschrijvingen en diploma’s bepalen in belangrijke mate de hoogte
van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant
primair de juistheid van deze gegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De voor het onderzoek relevante soorten gegevens van de onderwijsinstellingen betreffen:
-
• het aantal inschrijvingen als deelnemer per 1 oktober 2019 voor het beroepsonderwijs;
-
• het aantal inschrijvingen als deelnemer per 1 februari 2020 voor het beroepsonderwijs;
-
• het aantal afgegeven diploma’s in kalenderjaar 2019 voor het beroepsonderwijs;
-
• het aantal deelnemers per 1 oktober 2019 voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs(vavo);
-
• het aantal afgegeven diploma’s in het kalenderjaar 2019 voor het vavo;
-
• het aantal afgesloten (deel) eindexamenvakken ín het kalenderjaar 2019 met eindcijfer
6 of hoger, dan wel ‘voldoende’ of ‘goed voor het vavo.
Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountants:
-
• de gegevens over deelname aan het beroepsonderwijs zoals die zijn verstrekt door instellingen
voor registratie in BRON dat wordt beheerd door DUO en zijn opgenomen in het OBO;
-
• de gegevens over deelname aan het vavo zoals die zijn verstrekt door instellingen
voor registratie in BRON dat wordt beheer door DUO en zijn opgenomen in het OBO.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de onderwijsinstellingen
Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij
de verwerking van de deelnemersgegevens in BRON wordt verwezen naar de handleiding
BRON MBO en de handleiding BRON voor VAVO, deze zijn beschikbaar via de site van DUO.
6.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 juli 2019
Risicoanalyse
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals genoemd in paragraaf
6.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor deelnemers (bo en vavo),
diploma’s (bo en vavo) en afgesloten (deel)eindexamenvakken (vavo) ) en moet duidelijk
zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240
en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie
2004’.
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen
niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden
van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur
van het onderzoeksobject.
Bekostigde deelnemers aan maatwerktrajecten worden niet gezien als een homogene massa.
De instellingsaccountant dient daarom bij instellingen die maatwerktrajecten verzorgen
en materieel van omvang zijn (>2% van de totale populatie inschrijvingen) hier specifiek
aandacht aan te besteden.
Bepaling wel/niet afzonderlijke onderzoekpopulaties
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyseafzonderlijke
onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd in paragraaf
6.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse van
de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing
blijven.
Steunen op IB (indien van toepassing per onderzoekpopulatie)
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De instellingsaccountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende
omvang proceduretesten uit:
Tabel 6.2.2a omvang proceduretesten
|
Frequentie
|
Omvang proceduretesten
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals genoemd in paragraaf 6.2.3. minimale werkzaamheden onder de
werkzaamheden voor deelnemers (bo en vavo), diploma’s (bo en vavo) en afgesloten (deel)eindexamenvakken
(vavo)) door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit
moet uit het onderzoekdossier van de instellingsaccountant blijken) dan kan volstaan
worden met 1 (lijncontrole) test.
Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is op meerdere
relevante soorten gegevens dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende
maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij
dienen deze testen wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante soorten gegevens
in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen
op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 6.2.1.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant
zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
Tabel 6.2.2b omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1.001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1.000 en < 5.001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
>5.000
|
25 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de instellingsaccountant rekening
met zijn risico-inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op
meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te
worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
Indien de instellingsaccountant geen toetsing van de interne beheersingsmaatregelen
uitvoert, kan zijn risico-inschatting van de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen
niet worden verlaagd (standaard 530) bij de bepaling van de omvang van de steekproef.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de instellingsaccountant op basis van COS 530 (bijlage
4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
Tabel 6.2.2c afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen relevante soorten gegevens
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico / Niet steunen IB – laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
6.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2019
Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Tabel 6.2.3a algemene werkzaamheden
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Naleving van Koppelingswet
|
− de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van
de deelnemers(beroepsonderwijs en vavo) die vallen onder de Koppelingswet (bij de
inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).
|
|
Naleving toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1, van de WEB)
|
− de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert ten behoeve van de naleving
van de toelating entreeopleidingen.
|
|
Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het
kader van (artikel 8.1.7, van de WEB)
|
− de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van
de presentie van elke BOL -, BBL- en vavo deelnemer;
−de instelling voor deelnemers beroepsonderwijs en vavo die vallen onder de Wet studiefinanciering
2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, een procedure ten
behoeve van de naleving van artikel 8.1.7, van de WEB heeft beschreven en hanteert.
|
|
Notitie Helderheid BVE 2004
|
− de door instelling verantwoorde informatie m.b.t. bekostigingsgegevens in het bestuursverslag
(thema 5 uitval na 1 oktober en thema 6 omzwaai na 1 oktober) juist en volledig is.
|
|
Procedure onderwijsovereenkomsten
|
Dit item is alleen van toepassing als de onderwijsinstelling – door gebruik te maken
van de in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ aangegeven procedure voor wijziging
van het opleidingstraject – niet meer alle wijzigingen in de onderwijsovereenkomst
door de deelnemer laat ondertekenen:
– de door de instelling ingerichte procedure voor wijzigingen tijdens de opleiding
aan de minimale eisen voldoet zoals die in paragraaf 1.4. van het
‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE-OOK-112019-1
zijn opgenomen.
|
|
Procedure praktijkovereenkomsten
|
Dit item is alleen van toepassing als de onderwijsinstelling – door gebruik te maken
van de in het ‘Servicedocument praktijkovereenkomst’ aangegeven procedure voor wijzigingen
tijdens de beroepspraktijkvorming- niet meer alle wijzigingen in de praktijkovereenkomst
door de deelnemer laat ondertekenen:
− de door de instelling ingerichte procedure voor wijzigingen tijdens de bpv aan de
minimale eisen voldoet zoals die in paragraaf 1.5. van het
‘Servicedocument praktijkovereenkomst’ met kenmerk HBE-POK-052019-1
zijn opgenomen.
|
Deelnemers beroepsonderwijs per 1-10-2019
Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2019, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
Tabel 6.2.3b werkzaamheden ingeschreven deelnemers beroepsonderwijs per 1-10-2019
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3, van de WEB en
artikel 2, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)
|
− voor elke geselecteerde BOL-, BBL- en examendeelnemer een onderwijsovereenkomst
aanwezig is;
− de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3, van de WEB en
artikel 2, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
− de onderwijsovereenkomst is ondertekend door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer
of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer)
− de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) en inschrijvingsperiode
(ISP) in BRON juist zijn gevuld:
− datum inschrijving (recordsoort ISG)
− datum uitschrijving werkelijk (recordsoort ISG)(indien van toepassing)
− datum begin (recordsoort ISP)
− opleidingcode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie,
waarvoor een deelnemer staat ingeschreven)(recordsoort ISP);
− leertraject (recordsoort ISP)
− niveau (recordsoort ISP) Dit veld is alleen gevuld indien de opleidingscode gevuld is met een domein of een
kwalificatiedossier;
−indicatie bekostigbaar (recordsoort ISP)
De gegevens in BRON (m.u.v. het veld datum uitschrijving werkelijk) zijn juist als
ze overeenkomen met de gegevens op de onderwijsovereenkomst of met de gegevens op
het laatste opleidingsblad bij een wijziging en gebruik van het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE-OOK-112019-1.
− Dit item is alleen van toepassing bij een wijziging van het opleidingstraject en
in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld,
maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor
wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE-OOK-112019-1:
In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’.
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1, onder c, van de WEB).
|
− Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid
1, van de WEB:
• de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet).
op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten;
− bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen van 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig
verblijf, of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
− dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk
is dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel
2.2, lid 1, van de Wet studiefinanciering 2000
|
|
Toetsing toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1, van de WEB)
|
− bij een nieuwe inschrijving entreeopleiding: de deelnemer voldoet niet aan de vooropleidingseisen
van de basisberoepsopleiding.
De instellingsaccountant maakt hierbij gebruik van de door de instelling uitgevoerde
en vastgelegde werkzaamheden. Onderdeel hiervan kan zijn het gebruik van gegevens
uit het diplomaregister en BRON van DUO via de voorziening ‘digitaal aanmelden MBO’.
Indien het om een deelnemer gaat, die niet eerder aan bekostigd onderwijs in Nederland
heeft deelgenomen, moet op andere wijze bij de instelling blijken dat de toelating
is getoetst en in overeenstemming met de wet is.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3, van het UWEB)
|
− de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2019 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor
hij is ingeschreven.
|
|
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7, van de WEB)
|
− voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan
DUO vestiging Groningen.
|
|
Toetsing maatwerktrajecten (notitie helderheid in het mbo)
|
in het geval een geselecteerde deelnemer aan een maatwerktraject deelneemt:
− dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten
opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze
opleiding wordt ontvangen.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6, van de Les- en cursusgeldwet)
|
− van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan BBL het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een
machtiging aanwezig is.
|
|
BPV bij BBL en entree BBL deelnemers (artikel 7.2.8 en 7.2.9, van de WEB en artikel 2.2.2 en 2.2.3, van het UWEB,
brief d.d. 8 juni 2015 met kenmerk 765408, brief d.d. 18 augustus 2015 met kenmerk 795647)
|
Als de registratie in BRON niet juist is, moet de bekostiging van de deelnemer NIET
op nee gezet worden, wel moeten de BPV gegevens in BRON gecorrigeerd worden.
− Dit item is alleen van toepassing bij een minderjarige deelnemer indien geen handtekening
van de ouder of de wettelijke vertegenwoordiger op de praktijkovereenkomst aanwezig
is:
In de getekende geldige onderwijsovereenkomst is overeengekomen dat de minderjarige
deelnemer de praktijkovereenkomst zelfstandig ondertekent.
− de volgende velden in BRON per BPV (recordsoort BPV) juist zijn gevuld:
• afsluitdatum
• datum begin
• datum einde werkelijk
• opleidingcode (CREBOcode)
De gegevens in BRON zijn juist als ze overeenkomen met de gegevens op de afgesloten
praktijkovereenkomst of met de gegevens op het laatste bpv-blad bij een wijziging
en gebruik van het servicedocument praktijkovereenkomst 2018-2019
o Dit item is alleen van toepassing bij een wijziging van de praktijkovereenkomst
en in het geval dat de instelling geen nieuwe praktijkovereenkomst heeft gesloten,
maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw bpv-blad conform de procedure voor wijzigingen
van de praktijkovereenkomst zoals aangegeven in het servicedocument praktijkovereenkomst
2019-2020:
In de praktijkovereenkomst is een procedure overeengekomen voor wijzigingen die voldoet
aan de gestelde eisen in het
Servicedocument praktijkovereenkomst 2019-2020
.
Door het opgaan van de kbb’s in het SBB per 1 augustus 2015 is er sprake van een omzettingstabel
van oude naar nieuwe codes. Deze informatie is van belang om de juistheid van de BPV
gegevens is BRON vast te kunnen stellen. Hierbij de links naar de betreffende documenten
en tabellen:
• Creboomzettingstabel en converter:
https://www.s-bb.nl/onderwijs/kwalificeren-en-examineren/overzichten-rondom-kwalificeren-en-examineren/creboconverter
• Omnummering leerbedrijven: https://stagedocenten.s-bb.nl/files/omnummertabel.csv
• De toelichtende brochure: https://www.s-bb.nl/herziening-en-bpv
Uitzondering geldt voor de opleidingen verpleging en verzorging, waarbij de praktijkovereenkomst
moet zijn afgesloten uiterlijk op 31 december 2019 en moet zijn ingegaan uiterlijk
op 1 juni 2020. Deze uitzondering is alleen van toepassing voor BBL (niet entree)
deelnemers.
|
Deelnemers beroepsonderwijs per 1-2-2020
Van de ingeschreven deelnemers per 1 februari 2020, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
Tabel 6.2.3c werkzaamheden ingeschreven deelnemers beroepsonderwijs per 1-2-2020
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3, van de WEB en artikel 2, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)
|
− voor elke geselecteerde BOL-,BBL- en examendeelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig
is;
− de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3, van de WEB en
artikel 2, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
− de onderwijsovereenkomst is ondertekend door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer
of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer)
− de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) en inschrijvingsperiode
(ISP) in BRON juist gevuld zijn:
− datum inschrijving (recordsoort ISG)
− datum uitschrijving werkelijk (recordsoort ISG)(indien van toepassing)
− datum begin (recordsoort ISP)
− opleidingcode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie,
waarvoor een deelnemer staat ingeschreven)(recordsoort ISP);
− leertraject (recordsoort ISP)
− niveau (recordsoort ISP) Dit veld is alleen gevuld indien de opleidingscode gevuld is met een domein of een
kwalificatiedossier;
− indicatie bekostigbaar (recordsoort ISP).
De gegevens in BRON (m.u.v. het veld datum uitschrijving werkelijk) zijn juist als
ze overeenkomen met de gegevens op de onderwijsovereenkomst of met de gegevens op
het laatste opleidingsblad bij een wijziging en gebruik van het
‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE-OOK-112019-1:
− Dit item is alleen van toepassing bij een wijziging van het opleidingstraject en
in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld,
maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor
wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE-OOK-112019-1:
In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3, van het UWEB)
|
− de geselecteerde deelnemer op 1 februari 2020 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor
hij is ingeschreven.
|
|
Toetsing maatwerktrajecten (notitie helderheid in het mbo)
|
in het geval een geselecteerde deelnemer aan een maatwerktraject deelneemt:
− dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten
opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze
opleiding wordt ontvangen.
|
Indien de geselecteerde deelnemer pas ná 1 oktober 2019 is ingeschreven of bij de
telling 1 oktober 2019 niet mocht worden bekostigd, stelt de instellingsaccountant
alsnog vast dat:
Tabel 6.2.3d werkzaamheden deelnemers beroepsonderwijs ingeschreven na 1-10-2019 of
bij telling 1-10-2019 niet mocht worden bekostigd
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1, onder c, van de WEB).
|
− Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid
1, van de WEB:
• de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet).
op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten;
− bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen van 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig
verblijf, of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
− dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk
is dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel
2.2, lid 1, van de Wet studiefinanciering 2000.
|
|
Toetsing toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b, lid 1, van de WEB)
|
− bij een nieuwe inschrijving entreeopleiding: de deelnemer voldoet niet aan de vooropleidingseisen
van de basisberoepsopleiding.
De instellingsaccountant maakt hierbij gebruik van de door de instelling uitgevoerde
en vastgelegde werkzaamheden. Onderdeel hiervan kan zijn het gebruik van gegevens
uit het diplomaregister en BRON van DUO via de voorziening ‘digitaal aanmelden MBO’.
Indien het om een deelnemer gaat, die niet eerder aan bekostigd onderwijs in Nederland
heeft deelgenomen, moet op andere wijze bij de instelling blijken dat de toelating
is getoetst en in overeenstemming met de wet is.
|
|
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7, van de WEB)
|
− voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan
DUO vestiging Groningen.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6, van de Les- en cursusgeldwet)
|
− van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan BBL het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden, een
machtiging aanwezig is.
|
Afgegeven diploma’s beroepsonderwijs in 2019
Van de afgegeven diploma’s in 2019, stelt de instellingsaccountant vast dat:
Tabel 6.2.3e werkzaamheden afgegeven diploma’s beroepsonderwijs in 2019
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6, van de WEB, artikel 2.1.2, onder d, van het UWEB en Regeling modeldiploma mbo, bijlage 4)
|
− het diploma door een examencommissie is afgegeven;
− het veld datum resultaat (datum behalen uitslag)(recordsoort DIP) overeenkomt met
de datum zoals vastgesteld door de examencommissie;
− het veld opleidingcode (recordsoort DIP) juist is ingevuld en overeenkomt met het
diploma, zoals die door de examencommissie is vastgesteld
− indicatie bekostigbaar juist is.
|
Deelnemers vavo per 1-10-2019
Van de ingeschreven vavo deelnemers per 1 oktober 2019, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
Tabel 6.2.3f werkzaamheden ingeschreven deelnemers vavo per 1-10-2019
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3, van de WEB en artikel 2, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)
|
− voor elke geselecteerde vavo deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;
− de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3, van de WEB en
artikel 2, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
− de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) en de inschrijvingsperiode
(ISP) in BRON juist gevuld zijn:
• datum inschrijving (recordsoort ISG);
• datum uitschrijving (recordsoort ISG)(indien van toepassing);
• datum begin (recordsoort ISP);
• opleidingscode (recordsoort ISP);
• betalende partij (recordsoort ISP)
• intensiteit (recordsoort ISP).
De gegevens in BRON (m.u.v. het veld datum uitschrijving) zijn juist als ze overeenkomen
met de gegevens op de onderwijsovereenkomst of met de gegevens op het laatste opleidingsblad
bij een wijziging en gebruik van het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk
2017-906214466-71;
− Dit item is alleen van toepassing bij een wijziging van het opleidingstraject en
in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld,
maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor
wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE-OOK-112019-1:
• In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’.
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1, onder c, van de WEB).
|
− bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig
verblijf, of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
− dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk
is dat de vavo deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel
2.2, lid 1, van de Wet studiefinanciering 2000.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2a.2.1, van het UWEB)
|
− de geselecteerde vavo deelnemer op 1 oktober 2019 daadwerkelijk de opleiding volgt
waarvoor hij is ingeschreven.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6, van de Les- en cursusgeldwet)
|
− van elke geselecteerde vavo deelnemer van 18 jaar of ouder het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een
machtiging aanwezig is.
|
Afgegeven diploma’s vavo in 2019
Van de afgegeven diploma’s in 2019, stelt de instellingsaccountant vast dat:
Tabel 6.2.3g werkzaamheden afgegeven diploma’s vavo in 2019
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6, van de WEB, artikel 2a.1.2., onder c, UWEB, artikel 1, lid 2 van het Eindexamenbesluit VO en Regeling modellen diploma’s VO)
|
− het veld datumUitslag (recordsoort USL) overeenkomt met de datum, zoals die door
de examencommissie is vastgesteld;
− de volgende velden van de recordsoort USL juist zijn ingevuld en overeenkomen met
het diploma of het certificaat, zoals dat door de examencommissie is vastgesteld:
• het veld niveau;
• het veld examenregime;
• het veld codeUitslag;
− het diploma of het certificaat door een examencommissie is afgegeven.
|
Afgesloten (deel) eindexamenvakken met eindcijfer 6 of hoger, dan wel ‘voldoende’
of ‘goed’ vavo in 2019
Van de vakken, waarin de deelnemer met goed gevolg examen heeft afgelegd in 2019,
stelt de instellingsaccountant vast dat:
Tabel 6.2.3h werkzaamheden afgesloten (deel) eindexamenvakken met eindcijfer 6 of
hoger dan wel ‘voldoende’ of ‘goed’ vavo in 2019
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6, van de WEB en artikel 1, van het Eindexamenbesluit VO, artikel 2a.2.1, van het UWEB)
|
− de volgende velden van de recordsoort Vakresultaat (VRS) juist zijn ingevuld en
overeenkomen met het certificaat of de cijferlijst, zoals die door de examencommissie
is vastgesteld;
• het veld examenregime;
• het veld vakcode;
• het veld eindcijfer;
• het veld indicatieInruil.
− het certificaat of de cijferlijst door een examencommissie zijn afgegeven.
|
Aanvullende werkzaamheden onderwijsovereenkomsten, derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat
indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht op het volgen
van onderwijs of beroepspraktijkvorming (BPV) en daadwerkelijk het onderwijs of de
BPV is genoten, bij het niet aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het
ontbreken van een handtekening daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften.
Bij het niet-naleven van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend
om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving of diploma bij
het niet tijdig aanwezig zijn van een ondertekende onderwijsovereenkomst, regeling
met betrekking tot de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging en/of een BPV-overeenkomst
per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom
wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval
moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten,
derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de
procedure niet op orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan
DUO rapporteert.
Als de accountant gebreken constateert beoordeelt de accountant de procedures.
Als de procedures op orde zijn hoeft niet aan de inspectie gerapporteerd te worden.
De procedures zijn op orde als deze er in opzet, bestaan en werking op zijn gericht
dat de onderwijsovereenkomsten, BPV-overeenkomsten en derdenmachtigingen tijdig door
alle benodigde partijen worden ondertekend.
(Actieve monitoring is onderdeel van een werkende procedure)
Als de accountant fouten vindt moet hij de aard van de fout analyseren en in hoeverre
dit een incident is of een fout die gemaakt wordt omdat de procedure niet wordt nageleefd.
Als er individuele gevallen zijn, waarbij de ondertekening te laat is en de instelling
kan aantonen dat de procedure is gevolgd, maar om specifieke redenen niet heeft gewerkt
dan is een rapportage niet nodig.
Uit het VvB kan de inspectie opmaken dat inmiddels (met ingang van inschrijfjaar 2015/2016)
geen van de instellingen meer gebruik maakt van voor gestempelde of geprinte data,
oude gevallen hoeven niet gerapporteerd te worden, de rapportage heeft betrekking
op de procedure die voor het betreffende controlejaar wordt gehanteerd.
Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure niet werkt en wel rapportage nodig
is:
-
− Bij een bepaalde opleiding is de procedure niet goed gevolgd;
-
− Op een bepaalde locatie is de procedure niet goed gevolgd;
-
− Voor een gehele groep is de procedure niet gevolgd.
Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure is gevolgd, maar geen rapportage
nodig is:
Bij twijfel graag de casus/situatie voorleggen aan de inspectie (n.vanschie@owinsp.nl)
Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier
wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de
onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de
onvolkomenheden daarin op te heffen.
De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften
moet naleven (artikel 1.1.3, van de WEB). Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk
blijkt dat een instelling niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting
van de rijksbijdrage plaatsvinden tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen
wordt voldaan of kan de rijksbijdrage geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
Indien een tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst, regeling met betrekking tot
de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging of BPV-overeenkomst ontbreekt, dan
hoeft de bekostigde inschrijving of het bekostigde diploma niet per definitie fout
gerekend te worden. Hieronder wordt per gebrek aangegeven wat van de instellingsaccountant
in zo’n geval wordt gevraagd. Deze tekstpassage is ook van toepassing op de bekostigde
inschrijvingen, diploma’s en (deel)eindexamenvakken met een 6 of hoger in het VAVO
en diploma’s in het beroepsonderwijs.
Niet tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst
Indien de instellingsaccountant niet met zekerheid kan vaststellen dat de onderwijsovereenkomst
van een op 1 oktober en/of 1 februari voor bekostiging in aanmerking gebrachte deelnemer
op de betreffende datum is gesloten en ondertekend, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat de betreffende deelnemer op de teldatum
daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.
Niet tijdig ondertekende derdenmachtiging
Indien op 1 oktober of op 1 februari geen regeling met betrekking tot de betaling
van het cursusgeld/derdenmachtiging aanwezig is, terwijl dit wel vereist is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat het wettelijk cursusgeld niet door de
instelling is betaald en de betreffende deelnemer op de teldatum daadwerkelijk onderwijs
volgde aan de instelling.
Niet tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
Indien voor een bekostigde BBL-deelnemer geen tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
aanwezig is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
op andere wijze heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel daadwerkelijk deelneemt
aan de BPV en aan de overige bekostigingsvereisten voldoet.
Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen beroepsonderwijs en vavo
Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van het actuele OBO voldoet
aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek
door de MBO-instelling via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking
en terugmelding door DUO moet de instelling het actuele OBO opvragen. Deze wordt dan
geleverd met een lijst met verschillen tussen het nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.
De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij dit actuele OBO.
In het Programma van Eisen MBO-instellingen en het Programma van Eisen VAVO-instellingen van BRON is beschreven hoe de controlegetallen worden bepaald.
6.3 Assurance-rapport
Algemeen
1 juli 2017
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport MBO
1 juli 2019
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
het OBO voor BO, VO en VAVO van ROC’s, AOC’s, Vakinstellingen en de instituten voor
doven.
Het is toegestaan om per deelsector een assurance-rapport in te dienen. Deze deelsectoren
zijn:
-
• BO
-
• VAVO
-
• AOC-BO
-
• AOC-VO
In geval van een assurance-rapport per deelsector kan de onderstaande tekst hierop
worden aangepast door de overige sectoren uit de tekst te laten.
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over de opgave(n) van gegevens
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht noemen)
Ons oordeel
Wij hebben de opgave(n) van de gegevens beroepsonderwijs (inschrijvingen en diploma’s)
en de gegevens vavo (inschrijvingen, diploma’s en (deel)eindexamenvakken)* van ...
(naam mbo-instelling) met brinnummer ... te ... (zetel) onderzocht.
Naar ons oordeel is (zijn) het OBO (bo) en/of het OBO (vavo*) (en bij AOC’s: het OBO
vo) van ... (naam mbo-instelling) met brinnummer ... in alle van materieel belang
zijnde aspecten juist, in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria.
De opgave beroepsonderwijs sluit met de controlegetallen:
| |
Controlegetal
|
|
Totaal aantal deelnames
|
|
|
Totaal aantal diploma’s
|
|
|
Totaal opleidingcodes
|
|
|
Totaal indicatie bekostigbaar 'J'
|
|
|
Controletotaal
|
|
aan bij het actuele OBO (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO en betreft de inschrijvingen
en diploma’s die op de datum van het assurance-rapport zijn opgenomen in BRON.
(bij AOC’s voor het vo: De opgave voortgezet onderwijs sluit met de controlegetallen:
| |
Controlegetal
|
|
Totaal aantal inschrijvingsrecord
|
|
|
Totaal aantal inschrijvingsperioderecords
|
|
|
Totaal aantal inschrijvingsperioderecords met indicatie bekostigbaar ‘J’
|
|
|
Totaal opleidingscodes
|
|
|
Totaal generaal
|
|
aan bij het actuele OBO (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO en betreft de deelnemersgegevens
die op de datum van het assurance-rapport zijn opgenomen in BRON.
De opgave vavo*) sluit met de controlegetallen:
| |
Controlegetal
|
|
Totaal aantal inschrijvingen
|
|
|
Totaal aantal inschrijvingsperiodes
|
|
|
Totaal aantal inschrijvingsperiodes bekostigbaar
|
|
|
Totaal aantal uitslagen
|
|
|
Totaal aantal vakken
|
|
|
Totaal opleidingscodes
|
|
|
Totaal generaal
|
|
aan bij het actuele OBO (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO en betreft de deelnemersgegevens
en de diploma- en certificaatgegevens die op de datum van het assurance-rapport zijn
opgenomen in BRON.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens Nederlands recht, waaronder de Nederlandse
Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling
van historische financiële informatie (attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht
op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het
onderzoek over de opgave(n)’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam mbo-instelling) met brinnummer ... zoals vereist
in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
(ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben
wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Van toepassing zijnde criteria
Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de gegevens is(zijn) opgesteld voor de Minister van OCW. Hierdoor
is(zijn) de opgave(n) van de gegevens mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden.
Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam mbo-instelling)
en de Minister van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt
door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht voor de opgave(n)
Het bestuur is verantwoordelijk dat de opgave(n) in overeenstemming is met de van
toepassing zijnde criteria, inclusief het identificeren van de beoogde gebruikers
en het toepasbaar zijn van de gehanteerde criteria voor de doelstellingen van de beoogde
gebruikers.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het evalueren van de opgave mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fraude of fouten.
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces
van rechtmatige verwerving van de middelen op grond van de van toepassing zijnde criteria.
Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de opgave(n)
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat
wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons
af te geven oordeel.
Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’ (NVKS) toe. Op grond daarvan
beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde
richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele
standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Ons onderzoek bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de opgave(n) van de gegevens afwijkingen
van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze
risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen van assurance-informatie
die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico
dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij
fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk
nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken
of het doorbreken van interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek
met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de instelling;
-
• het minimaal uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019 opgenomen
werkzaamheden in hoofdstuk 3 en 6.
Plaats en datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
*) Alleen van toepassing in geval van vavo bekostiging.
7 Onderzoeksprocedure Basisregisteronderwijs sector HO
7.1 Algemeen
1 december 2019
Het accountantsprotocol voor de sector Hoger onderwijs (HO) wordt conform artikel 2.10a, van de WHW en krachtens artikel 4.4, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag
van de voorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring),
zoals genoemd in artikel 4.4, lid 1, van het UWHW 2008 bij de gegevens in BRONHO, die nodig zijn voor uitvoering van de WHW, de WSF 2000,
het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Voor de
tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant
moet worden gebruikt. Het onderzoek van de instellingsaccountant heeft betrekking
op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het
Uitvoeringsbesluit WHW 2008, daarnaast worden gegevens in het onderzoek betrokken,
die ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek Basisregisteronderwijs sector HO is van toepassing op de in
artikel 1.8, van de WHW genoemde bekostigde instellingen, waaronder begrepen de conform het Uitvoeringsbesluit
WHW 2008 bekostigde Transnationale Universiteit Limburg.
De voor het onderzoek Basisregisteronderwijs relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op https://www.overheid.nl/
De te onderzoeken gegevens worden ontleend aan het Basisregister Onderwijs (BRON)
dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie
van de gegevens en de uitwisseling van informatie hierover met DUO zijn beschreven
in het 'Programma van Eisen Hoger Onderwijs (PvE)' (het is mogelijk dat er na de publicatie van het OAP nog een aanpassing komt van
het PvE, waardoor de link niet meer werkt); deze is te vinden op de website van DUO.
De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het onderzoek Basisregisteronderwijs
worden door DUO geleverd in de vorm van een Overzicht Basisregisteronderwijs Onderzoek
(OBO). Deze wordt gemaakt op aanvraag (op de beveiligde site van DUO) van de instelling.
Daags na de aanvraag wordt het OBO klaargezet op de beveiligde site van DUO. De instelling
krijgt hiervan een bericht.
Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties moeten worden uitgevoerd
op de gegevens in BRON, dan moet de instelling deze via de reguliere weg aanleveren
aan DUO.
Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de instelling opnieuw het OBO opvragen.
Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen het nieuwe en vorige
OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd
en keurt het nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport
bij een OBO. Het assurance-rapport vermeldt welk OBO (van welke datum) is gebruikt.
In het OBO zijn meer gegevens opgenomen, dan die waarop het onderzoek Basisregisteronderwijs
van de instellingsaccountant is gericht. Om de gegevens die relevant zijn voor het onderzoek van de accountant te selecteren
volgt de instellingsaccountant de aanwijzingen die in het
Programma van Eisen Hoger Onderwijs (PvE)
zijn opgenomen voor de accountant.
In de sector HO wordt gebruik gemaakt van jaarinschrijvingen. Als een student zich
niet eerder heeft uitgeschreven, dan wordt de inschrijving op 31 augustus beëindigd.
Indien de student opnieuw wil deelnemen aan het onderwijs dan schrijft deze zich weer
in per 1 september van het volgende collegejaar. De inschrijvingen van het collegejaar
2018/2019 (van de periode 1 september 2018 tot en met 1 oktober 2018), die niet beëindigd
zijn voor 2 oktober 2018 blijven in de te selecteren records staan. De reden hiervoor
is dat het onderzoek de studenten betreft die ingeschreven staan in de peilperiode
van 2 oktober 2018 tot en met 1 oktober 2019. Op deze manier vallen de mutaties op
deze inschrijfrecords, waaronder de juistheid van de datum uitschrijving ook in het
onderzoek van de instellingsaccountant.
Peilperiode
Het onderzoek naar het Basisregisteronderwijs voor HO wordt uitgevoerd over de volgende
peilperiode: 2 oktober 2018 tot en met 1 oktober 2019.
7.2 Onderzoek Basisregisteronderwijs
7.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2018
De gegevens inzake inschrijvingen en graadverleningen bepalen in belangrijke mate
de hoogte van de rijksbijdrage en zijn daarnaast van belang voor de uitvoering van
de WHW, de WSF 2000 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het is daarom van groot
belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze gegevens vaststelt.
Deze gegevens worden voor een belangrijk deel ontleend aan BRON; daarnaast wordt een
aantal gegevens afzonderlijk door instellingen voor hoger onderwijs opgegeven. De
instellingsaccountant geeft een assurance-rapport af over de registraties in BRON
(zoals opgenomen in het OBO) en de afzonderlijke opgaven door de instellingen.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De voor het onderzoek relevante soorten gegevens voor instellingen voor hoger onderwijs
betreffen:
-
• het aantal inschrijvingen als student in de peilperiode;
-
• het aantal studenten dat een graad (Bachelor, Master of Associate Degree) heeft gehaald
in de peilperiode;
-
• het aantal studenten dat het examen behorend bij een ongedeelde opleiding of een voortgezette
opleiding met succes heeft afgerond in de peilperiode;
-
• het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2019 en/of
het aantal ontwerpcertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2019.
Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountant:
-
• de gegevens over de deelname aan het hoger onderwijs zoals die zijn verstrekt door
instellingen voor registratie in BRON dat wordt beheerd door DUO en zijn opgenomen
in het OBO;
-
• de afzonderlijke opgaven van inschrijvingen en behaalde graden in de peilperiode aan
de Transnationale Universiteit Limburg (gelieerd aan de Universiteit Maastricht);
-
• de afzonderlijke opgave van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en
ontwerperscertificaten door instellingen voor wetenschappelijk onderwijs (deze gegevens
zijn niet opgenomen in BRON, maar worden door de instelling aan DUO opgegeven middels
een formulier):
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
-
• de studentenadministratie van de te onderzoeken instelling;
-
• de in BRON geregistreerde studentgegevens;
-
• het promotieregister dat volgens de WHW bij een instelling voor hoger onderwijs aanwezig
moet zijn;
-
• de afzonderlijke opgaven van het aantal proefschriften en/of ontwerperscertificaten
van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs;
-
• voor de Transnationale Universiteit Limburg: de afzonderlijke opgaven van de hiervoor
van deze instellingen genoemde gegevens;
-
• het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO).
Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij
de verwerking van de studentgegevens in BRON wordt verwezen naar het Programma van Eisen Hoger Onderwijs (PvE) (beschikbaar via de site van DUO).
Indien Studielink een verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat de maatregelen
en procedures ter waarborging van de betrouwbaarheid en de continuïteit van de geautomatiseerde
gegevensverwerking door of namens de Stichting Studielink voldoen aan de gestelde
normen kan de instellingsaccountant, indien en voor zover aanmeld-, inschrijf- en
betalingsgegevens via Studielink worden verstrekt aan de instelling, bij de beoordeling
van de juistheid van de gegevens uitgaan van een correcte werking en aflevering van
de gegevens door Studielink. Indien de bedoelde verklaring niet aanwezig is kan de
instellingsaccountant volstaan met een disclaimer in het assurance-rapport.
In de foto van Studielink is het zichtbaar als de centrale verificatie van DUO is
geleverd aan de instelling.
7.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 juli 2019
Risicoanalyse
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
hierover vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals genoemd in paragraaf
7.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor inschrijvingen, graden, proefschriften
en ontwerperscertificaten) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al dan niet
sprake is van een significant risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240
en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’.
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen
niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden
van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur
van het onderzoeksobject.
Bepaling wel/niet afzonderlijke onderzoekpopulaties
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 7.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing
blijven.
Steunen op IB (indien van toepassing per onderzoekpopulatie)
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De instellingsaccountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende
omvang proceduretesten uit:
Tabel 7.2.2a omvang proceduretesten
|
Frequentie
|
Omvang proceduretesten
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals genoemd in paragraaf 7.2.3 minimale werkzaamheden onder de
werkzaamheden voor inschrijvingen, graden, proefschriften en ontwerperscertificaten)
door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit
moet uit het onderzoekdossier van de instellingsaccountant blijken) dan kan volstaan
worden met 1 (lijncontrole) test.
Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is op meerdere
relevante soorten gegevens dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende
maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij
dienen deze testen wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante soorten gegevens
in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen
op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 7.2.1.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte
werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
Tabel 7.2.2b omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1.001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1.000 en < 5.001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
>5.000
|
25 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de instellingsaccountant rekening
met zijn risico-inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op
meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te
worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of in het geval de instellingsaccountant kiest voor
een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde
steekproef omvang.
Indien de instellingsaccountant geen toetsing van de interne beheersingsmaatregelen
uitvoert, kan zijn risico-inschatting van de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen
niet worden verlaagd (standaard 530) bij de bepaling van de omvang van de steekproef.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoekdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de instellingsaccountant op basis van COS 530 (bijlage
4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
Tabel 7.2.2c afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen relevante soorten gegevens
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico / Niet steunen IB – laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
7.2.3 Minimale werkzaamheden
1 juli 2019
Algemene werkzaamheden
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Tabel 7.2.3a Algemene werkzaamheden
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting van de afzonderlijke opgave van bekostigings-gegevens op de administratie
van de instelling
|
− de opgaven van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en het aantal
ontwerperscertificaten aansluiten op het register dat hiervan wordt aangehouden door
de instelling;
− de overige afzonderlijke opgegeven bekostigingsgegevens aansluiten op de gegevens
uit de administratie van de betreffende instelling.
|
|
Verificatie nationaliteitsgegevens
|
− de instelling een procedure heeft ingericht voor de verificatie van nationaliteitsgegevens
voor zover deze gegevens niet zijn opgenomen in een basisregistratie personen (BRP)
volgens de Wet Basisregistratie personen.
|
|
Naleving van Koppelingswet
|
− de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van
studenten die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder
en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).
|
|
Notitie Helderheid HO
|
− de door instelling m.b.t. bekostigingsgegevens in het bestuursverslag verantwoorde
informatie (thema 8 maatwerktrajecten, het aantal studenten dat hieraan deelneemt)
juist en volledig is.
|
|
Afzonderlijke opgave van promoties WO (WHW, artikel 7.18 en UWHW, 2008 artikel 4.21)
|
− het aantal proefschriften dat in 2019 heeft geleid tot een promotie, onder verantwoordelijkheid
van de instelling, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het
promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2019 met goed gevolg
verdedigd proefschrift.
− het aantal proefschriften dat in 2019 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk
verleend met Nederlandse instellingen, overeenkomt met het aantal proefschriften dat
is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2019
met goed gevolg verdedigd proefschrift.
− het aantal proefschriften dat in 2019 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk
verleend met buitenlandse instellingen, ten overstaan van het college voor promoties
of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van de wet, overeenkomt met het
aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende
instelling wegens een in 2019 met goed gevolg verdedigd proefschrift.
|
|
Afzonderlijke opgave ontwerperscertificaten WO
|
− het aantal in 2019 uitgereikte ontwerperscertificaten overeenkomt met het aantal
getuigschriften wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in de
bijlage bij het UWHW 2008.
|
Beoordeling van inschrijvingen in de peilperiode (HO)
Voor wat betreft inschrijvingen gedurende de peilperiode (HO) stelt de instellingsaccountant
vast dat:
Tabel 7.2.3b beoordeling inschrijvingen in de peilperiode
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Toetsing gegevens vooropleiding (hoofdstuk 7, titel 2, van de WHW)
|
− bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding/associate degree-opleiding: de student
voldoet aan de vooropleidingseisen ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 1, van de WHW
op basis van digitale verificatie door DUO of afschriften van getuigschriften;
− bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding/associate degree-opleiding: de student
aan een opleiding met decentrale selectie is toegelaten op grond van een bewijs namens
de instelling in de regel vanuit studielink d.m.v. digitale registratie in studielink;
− bij een nieuwe inschrijving masteropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen
ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 2, van de WHW op basis van digitale verificatie
door DUO of afschriften van getuigschriften of een bewijs van toelating voor die opleiding
ex artikel 7.30b, lid 3.
Digitale verificatie door DUO kan bijvoorbeeld aan de hand van de foto van Studielink
worden vastgesteld. De accountant mag uitgaan van de betrouwbaarheid van de geverifieerde
diplomagegevens in de database van Studielink, de verificatie heeft plaatsgevonden
aan de hand van het diplomaregister van DUO. Geverifieerde gegevens kunnen niet overschreven
worden.
|
|
Het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld (artikelen 7.37 en 7.43, van de WHW, artikel 17ben 17j, van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs)
|
− de student op het moment van inschrijving heeft voldaan aan de verplichting tot
het voldoen van collegegeld ex artikel 7.37 en ex artikel 7.43, van de WHW, dat wil
zeggen een betaling van het collegegeld ineens of op basis van een machtiging tot
het innen van het collegegeld via een regeling tot gespreide betaling, zijnde het
instellingscollegegeld of het volledige, gedeeltelijke of verlaagde wettelijk collegegeld;
− de student, die deelneemt aan het experiment flexstuderen, het collegegeld als bedoeld
in artikel 17b, van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs heeft voldaan,
dat wil zeggen betaling van collegegeld ineens of op basis van een machtiging tot
het innen van het collegegeld via een regeling tot gespreide betaling. Hierbij stelt
de instellingsaccountant ook vast dat de betreffende onderwijsinstelling toestemming
voor deelname aan het experiment heeft verkregen van OCW;
− bij het voldoen van het collegegeld voor de student door een derde, de student schriftelijk
of via digitale mogelijkheid in Studielink heeft verklaard hiermee akkoord te zijn
gegaan;
− de student niet is vrijgesteld van het voldoen van collegegeld ex artikel 7.47a,
artikel 7.48, lid 1 of lid 2, van de WHW (artikel 7.48 lid 1 of 2 geldt niet voor
de studenten, die deelnemen aan het experiment flexstuderen).
|
|
Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 7.32, van de WHW en artikel 4.1 en 4.8, van het UWHW 2008 en artikel 3b, van de Regeling Financiën Hoger Onderwijs)
|
− de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) in BRON juist zijn gevuld:
• datum inschrijving
• datum uitschrijving
• opleidingscode
• opleidingsfase
• opleidingsvorm
• inschrijvingsvorm
• eerste inschrijving
Op basis van de WHW, artikel 7.32, lid 7 is de datum inschrijving juist als een inschrijving
gedurende de maand heeft plaatsgevonden en op de eerste van de betreffende maand in
BRON is geregistreerd. Dit geldt echter niet voor de maand oktober vanwege de afgrenzing
van de peilperiode tot en met 1 oktober 2019, dit is wettelijk geregeld in artikel
3b, van de Regeling Financiën Hoger Onderwijs.
|
|
Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 7.32, van de WHW, artikel 4.1, lid 4, van de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs )
|
Indien GEEN verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op nationaliteit en verblijfstatus
van de student, dienen de volgende werkzaamheden uitgevoerd te worden aan de hand
van bewijsstukken, die bij de instelling aanwezig zijn.
Er is GEEN verificatie door DUO bij het ontbreken van BRP-relatie, de indicatie GBA-relatie
(recordsoort PER) staat dan op N.
− de volgende velden in BRON juist zijn gevuld:
• Nationaliteit (recordsoort NAT)
• Verblijfstitelcode (recordsoort VBT)
• Omschrijving verblijfstitel (recordsoort VBT)
• Type verblijfsvergunning (recordsoort VBV)
• Omschrijving verblijfsvergunning (recordsoort VBV)
− indien de student als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 7.32, lid 5,
van de WHW:
• de student jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet);
− bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen van 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig
verblijf, of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
− dat de student behoort tot een van de groepen studerenden, als bedoeld in artikel
2.2, lid 1, van de Wet studiefinanciering 2000. Hieronder valt ook het verifiëren
van de specifieke redenen voor het opvoeren van type 1 verblijfsvergunningen en dat
de daarmee verband houdende code verblijfsvergunningen juist is.
|
Aanvullende werkzaamheden derdenmachtigingen
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder in de sector MBO
geoordeeld dat indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht
op het volgen van onderwijs en daadwerkelijk het onderwijs is genoten, bij het niet
aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het ontbreken van een handtekening
daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften. Bij het niet-naleven
van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend
om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving bij het niet
tijdig aanwezig zijn van een regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom
wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval
moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de derdenmachtigingen
bij de instelling beoordeelt en indien de procedure niet op orde is hierover in de
vorm van een uitzonderingsrapportage aan DUO rapporteert. Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier
wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de
onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de
onvolkomenheden daarin op te heffen.
De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften
moet naleven. Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk blijkt dat een instelling
niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting van de rijksbijdrage plaatsvinden
tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen wordt voldaan of kan de rijksbijdrage
geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
Indien een regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
ontbreekt, dan hoeft de bekostigde inschrijving niet per definitie fout gerekend te
worden. Hieronder wordt aangegeven wat van de instellingsaccountant in zo’n geval
wordt gevraagd.
Niet tijdig ondertekende derdenmachtiging
Indien op 1 oktober geen regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
aanwezig is, terwijl dit wel vereist is, dan hoeft de bekostigde student niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende student wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat het wettelijk collegegeld niet door de
instelling is betaald en de betreffende student op de teldatum daadwerkelijk onderwijs
volgde aan de instelling.
Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant
deze onderzoeken uit op de opgave van inschrijvingen met een Nederlandse nationaliteit
en op de inschrijvingen met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen
Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal
studenten dat niet over de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato
van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor
dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden
zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.
Voor de Open Universiteit (OU) is de bekostiging ook afhankelijk van het aantal studiepunten
(ECTS) van de onderwijseenheid. De instellingsaccountant (van de OU) stelt vast dat voor inschrijvingen in de peilperiode
de record soort inschrijving (ISG) in BRON juist is gevuld, dat wil zeggen op basis
van de onderwijseenheid (module) met de juiste studielast (ECTS).
Verlening van graden in de peilperiode
Voor wat betreft de graden (bachelor, master, associate degree, ongedeeld) die aan
een student zijn verleend in de peilperiode stelt de instellingsaccountant vast dat:
Tabel 7.2.3c verlening graden in de peilperiode
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Toetsing velden datum diploma, eerste graad en opleidingsfase en ter validering van
artikel 7.10a, artikel 18.15 en artikel 18.20, van de WHWen artikel 4.1, artikel 4.9 en artikel 4.20, van het UWHW 2008)
|
− het verlenen van de graad Bachelor en/of graad Master en/of de graad Associate Degree
geschiedt na of op het moment dat sprake is van het met goed gevolg afleggen van het
afsluitend examen, zoals vastgesteld door de examencommissie;
− het veld datum diploma(datum behalen graad) (recordsoort GRD) overeenkomt met de
datum zoals vastgesteld door de examencommissie;
− het veld opleidingsfase en opleidingscode(recordsoort GRD) juist is ingevuld en
overeenkomt met de graad, zoals die door de examencommissie is vastgesteld;
− het veld eerste graad (recordsoort GRD) juist is ingevuld in BRON
De waarneming bij de beoordeling van graden Bachelor, Master of Associate Degree of
het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen is gericht op de velden ‘datum
diploma’ (moet bij een graadverlening zijn ingevuld) en ‘opleidingsfase’
|
Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant
deze onderzoeken uit op de opgave van het aantal in deze periode verleende graden
aan studenten met een Nederlandse nationaliteit en studenten met de niet-Belgische
nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale
Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet over de Nederlandse of Belgische
nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten
toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat
de studenten voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen
van de WHW.
Proefschriften leidend tot promoties en het verlenen van ontwerperscertificaten in
2019
De universiteiten doen afzonderlijk opgaven van het aantal proefschriften dat in 2019
heeft geleid tot een promotie en van het aantal ontwerperscertificaten dat in 2019
is uitgereikt wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage
7 bij het UWHW 2008.
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Tabel 7.2.3d werkzaamheden aantal proefschriften en ontwerperscertificatie in 2019
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Vaststellen van de aanwezigheid van de getuigschriften en het succesvol verdedigde
proefschrift
|
− in de administratie van de instelling de met succes verdedigde proefschriften en
ontwerperscertificaten aanwezig zijn;
− de promotiecommissie het promotieverslag heeft getekend en dat op het promotieverslag
is aangegeven dat de kandidaat is gepromoveerd;
− de getuigschriften zijn afgegeven door de instelling mede namens een promotiecommissie
die aan de betreffende instelling is verbonden.
|
Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen
Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van het actuele OBO voldoet
aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek
door de HO-instelling via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking
en terugmelding door DUO moet de instelling het actuele OBO opvragen. Deze wordt dan
geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.
De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij dit actuele OBO.
In het Programma van Eisen Hoger Onderwijs (PvE) van BRON is beschreven hoe de controlegetallen worden bepaald.
7.3 Assurance-rapport
Algemeen
1 juli 2017
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport HO
1 juli 2019
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
het OBO en de afzonderlijke opgave(n) van bekostigingsgegevens van HO-instellingen.
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over de opgave(n) van de gegevens
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht noemen)
Ons oordeel
Wij hebben de bijgevoegde en door ons gewaarmerkte opgave(n) *) van de gegevens inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitend examen, proefschriften* en ontwerperscertificaten* van ... (naam ho-instelling) met brinnummer ... te ... (zetel) onderzocht.
Naar ons oordeel is(zijn) de opgave(n) van de gegevens van .... (naam ho-instelling)
met brinnummer .... in alle van materieel belang zijnde aspecten juist opgesteld in
overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria.
De opgave(n) sluit(en) met de volgende controlegetallen:
| |
Controlegetal
|
|
Totaal opleidingscode
|
|
|
Totaal inschrijvingen
|
|
|
Totaal graden
|
|
|
Totaal generaal
|
|
aan bij het actuele OBO (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO en betreffen de stand
over de onderzoeksperiode 2 oktober 2018 tot en met 1 oktober 2019.
(indien van toepassing)
De gegevens betreffen tevens de afzonderlijke opgave van proefschriften leidend tot
een promotie onder verantwoordelijkheid van de instelling of samen met andere (bekostigde)
instellingen en ontwerperscertificaten in het kalenderjaar 2019**).
De basis voor ons oordeel
Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens Nederlands recht, waaronder de Nederlandse
Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling
van historische financiële informatie (attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht
op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het
onderzoek over de opgave(n) van de gegevens’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam ho-instelling) met brinnummer ... zoals vereist
in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
(ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben
wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Van toepassing zijnde criteria
Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de gegevens zijn opgesteld voor de Minister van OCW. Hierdoor is(zijn)
de opgave(n) van de gegevens mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport
is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam ho-instelling) en de Minister van OCW
en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht voor de opgave(n)
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de opgave(n) in overeenstemming
met de van toepassing zijnde criteria, inclusief het identificeren van de beoogde
gebruikers en het toepasbaar zijn van de gehanteerde criteria voor de doelstellingen
van de beoogde gebruikers.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen en/of evalueren van de opgave(n) mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces
van rechtmatige verwerving van de middelen op grond van de van toepassing zijnde criteria.
Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over de opgave(n)
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat
wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons
af te geven oordeel.
Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’(NVKS) toe. Op grond daarvan
beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde
richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele
standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Ons onderzoek bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de opgave(n) van de gegevens afwijkingen
van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze
risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen van assurance-informatie
die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico
dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij
fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk
nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken
of het doorbreken van interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek
met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de instelling;
-
• het minimaal uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019 opgenomen
werkzaamheden in hoofdstuk 3 en 7.
Plaats en datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden*:
*) Alleen waarmerking indien geen identificatie via de controlegetallen.
**) Alleen van toepassing voor universiteiten.
8 Onderwijslinks
1 juli 2018
Voor actuele informatie over het onderwijsnummer kunt u terecht op de
volgende internetsites:
9 Lijst met afkortingen
1 juli 2019
|
ao/ib
|
Administratieve organisatie en interne beheersing
|
|
AOC
|
Agrarisch opleidingscentrum
|
|
BBL
|
Beroepsbegeleidende leerweg
|
|
BOL
|
Beroepsopleidende leerweg
|
|
BPV
|
Beroepspraktijkvorming
|
|
BRON
|
Basisregister Onderwijs
|
|
BRIN
|
Basisregistratie instellingen
|
|
BRP
|
Basisregistratie personen
|
|
BSN
|
Burgerservicenummer
|
|
BZK
|
(Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koningrijksrelaties
|
|
COS
|
Controle- en Overige Standaarden
|
|
CREBO
|
Centraal Register Beroepsopleidingen
|
|
CROHO
|
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs
|
|
CvB
|
College van Bestuur
|
|
DUO
|
Dienst Uitvoering Onderwijs
|
|
GGL
|
Gewogen gemiddelde leeftijd
|
|
HBO
|
Hoger Beroepsonderwijs
|
|
HO
|
Hoger onderwijs
|
|
IB
|
Interne beheersingsmaatregelen
|
|
LGF
|
Leerling gebonden financiering
|
|
LWOO
|
Leerwegondersteunend onderwijs
|
|
MBO
|
Middelbaar beroepsonderwijs
|
|
NBA
|
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
|
|
NV COS
|
Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
|
|
NWO
|
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
|
|
OAP
|
Onderwijsaccountantsprotocol OCW
|
|
OBO
|
Overzicht Basisregisteronderwijs Onderzoek
|
|
OCW
|
(Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
|
|
OFB
|
Overzicht Financiële Beschikkingen
|
|
OU
|
Open Universiteit
|
|
PF
|
Participatiefonds
|
|
PO
|
Primair onderwijs
|
|
PvE
|
Programma van Eisen
|
|
RJ
|
Raad voor de Jaarverslaggeving
|
|
Rjo
|
Regeling jaarverslaggeving onderwijs
|
|
ROC
|
Regionaal opleidingscentrum
|
|
RVC
|
Regionale Verwijzingscommissie
|
|
RvT
|
Raad van Toezicht
|
|
SF
|
Studiefinanciering
|
|
SM
|
Specifieke materialiteit
|
|
SR
|
Specifieke rapportagegrens
|
|
TPM
|
Third Party Mededeling
|
|
UWEB
|
Uitvoeringsbesluit Wet educatie en beroepsonderwijs
|
|
UWHW
|
Uitvoeringsbesluit Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
|
|
VAVO
|
Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs
|
|
VGBA
|
Verordening gedrags- en beroepsregels accountants
|
|
ViO
|
Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
|
|
VO
|
Voortgezet onderwijs
|
|
VSNU
|
Vereniging van Universiteiten
|
|
vso
|
voortgezet speciaal onderwijs
|
|
VT
|
Voltijd
|
|
VvB
|
Verslag van bevindingen
|
|
WEB
|
Wet educatie en beroepsonderwijs
|
|
WEC
|
Wet op de expertisecentra
|
|
WHW
|
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
|
|
WNT
|
Wet normering topinkomens
|
|
WO
|
Wetenschappelijk onderwijs
|
|
WPO
|
Wet op het primair onderwijs
|
|
WSNS
|
Weer Samen Naar School
|
|
WTOS
|
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
|
|
WVO
|
Wet op het voortgezet onderwijs
|
|
XBRL
|
Extensible Business Reporting Language
|
|
ZonMw
|
Zorg Organisatie Nederland en Medische wetenschap
|