TOELICHTING
I. Algemeen
Inleiding
De regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 juni 20201 (hierna: de regeling van 29 juni 2020) maakte het tijdens de eerste corona-golf mogelijk
dat zorgverleners die overeengekomen jeugdhulp in de in van de Jeugdwet, ondersteuning
in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) of zorg
in de zin van de Wet langdurige zorg (hier: Wlz) aan houders van een persoonsgebonden
budget (hierna: pgb) als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19 niet konden
leveren, toch voor deze niet-geleverde zorg uit pgb betaald mochten worden. Deze mogelijkheid
gold in beginsel voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020. Voor sociaal-recreatief
vervoer in de zin van de Jeugdwet en Wmo 2015 is de periode verlengd tot en met 31 augustus
2020. Voor zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve
van dagbesteding in de zin van de Wlz is de periode verlengd tot en met 31 juli 2020.2 Het uitgangspunt bij voornoemde regeling voor budgethouders was het borgen van zorgcontinuïteit.
Noodzaak
Sinds afgelopen zomer is er opnieuw een toename van het aantal Covid-19 besmettingen
en zijn opnieuw diverse maatregelen getroffen. Daarbij wordt opgemerkt dat de maatregelen
inmiddels hun grondslag vinden in de Tijdelijke wet maatregelen covid-193 4. Vanuit budgethouders en (branche)organisaties komen als gevolg daarvan weer signalen
binnen dat zij hier de gevolgen van ondervinden. Ten eerste is er sprake van zorguitval,
doordat zorgverleners ziek zijn en daarom geen zorg kunnen verlenen aan budgethouders.
Ten tweede zijn er ook budgethouders die ziek zijn en hun zorgverleners niet kunnen
laten komen óf juist meer zorg nodig hebben. Ten derde moeten zowel budgethouders
als zorgverleners in quarantaine als zij in nauw contact met een besmet persoon zijn
geweest, waardoor zorg niet (altijd) kan worden geleverd. Op www.rijksoverheid.nl is beschreven in welke situaties quarantaine noodzakelijk is. Tenslotte zijn door
de landelijke maatregelen sommige instellingen (deels) gesloten of de zorgverlening
in deze instellingen afgeschaald (bijvoorbeeld dagbesteding). Hiermee doet zich eenzelfde
situatie voor als in het voorjaar, met dat verschil dat er nu persoonlijke beschermingsmiddelen
(hierna: pbm) voor zorgverleners beschikbaar zijn en er meer mogelijkheden tot testen
bij ziekteverschijnselen zijn. Bovendien is er meer ervaring om aanpassingen in de
zorgverlening te doen zodat er aan de maatregelen vanuit de Rijksoverheid kan worden
voldaan of omdat er alternatieve manieren zijn zoals individuele begeleiding, waardoor
de zorg toch op een andere wijze kan worden geleverd. Om die reden is het ten opzichte
van het voorjaar niet in alle gevallen zo dat de zorg niet, of niet op een andere
wijze, kan worden geleverd. Een regeling met meer afgebakende voorwaarden, is om die
reden passender.
Voor de Jeugdwet en de Wmo 2015 geldt dat er voor naturazorg geen nieuwe algemene
regeling voor niet-geleverde zorg is getroffen, maar met gemeenten is afgesproken
dat er lokaal maatwerk kan worden geboden. Gemeenten kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen
niet-geleverde zorg door te betalen als dit voor de continuïteit van zorg noodzakelijk
is.
Voor de Wlz is voor naturazorg wel een algemene maatwerkregeling getroffen. Hierbij
geldt dat het zorgkantoor beoordeelt, op grond van vastgestelde voorwaarden, of een
aanbieder in aanmerking komt voor het declareren van niet-geleverde zorg.
Voor pgb-gefinancierde zorg is het, in navolging van de bij zorg in natura gecreëerde
mogelijkheden voor maatwerk, ook noodzakelijk om ten behoeve van de continuïteit van
zorg voor pgb onder voorwaarden niet geleverde zorg door te betalen. Dat gebeurt door
op grond van onderhavige regeling in bepaalde gevallen zorg te kunnen laten doorbetalen,
die als gevolg van Covid-19 niet is geleverd. In deze regeling is bepaald dat een
budgethouder voor de zorg, die niet geleverd is, mag betalen uit het pgb. Het is aan
de budgethouder te besluiten of van de regeling gebruikt wordt gemaakt.
Hoofdlijnen van deze regeling
Doorbetalen niet-geleverde zorg
Gezien de hiervoor beschreven nieuwe noodzaak om niet-geleverde zorg te kunnen doorbetalen
is onderhavige regeling tot wijziging van de Regeling Jeugdwet, Regeling langdurige
zorg en Uitvoeringsregeling Wmo 2015 opgesteld die in beginsel geldt van 1 oktober
2020 tot en met 31 december 2021. Ten opzichte van de regeling van 29 juni 2020 gelden
echter wel extra voorwaarden: doorbetaling van niet-geleverde zorg is alleen mogelijk
als de budgethouder of zorgverlener5 besmet is of als gevolg van besmetting van een ander in quarantaine6 moet. Daarnaast wordt het mogelijk niet-geleverde zorg door te betalen in de situatie
dat er sprake is van een Covid-19 besmetting op de dagbesteding of de maatregelen
vanuit de Rijksoverheid niet kunnen worden gehandhaafd, waardoor dagbesteding tijdelijk
niet (verantwoord) kan worden geleverd.
Dit betekent dat het in de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 mogelijk
wordt ook voor pgb-gefinancierde zorg, onder bepaalde voorwaarden, afspraken te maken
tussen de budgethouder en de zorgverlener over het doorbetalen van niet-geleverde
zorg.
Ophoging Wlz-pgb
Daarnaast zijn budgethouders soms, door uitval van zorgverleners, genoodzaakt vervangende
zorg in te kopen of maken zij meer kosten. Om die reden wordt de Regeling langdurige
zorg ook aangepast, zodat budgethouders tot en met 31 december 2021 een ophoging van
hun Wlz-budget kunnen aanvragen. Voor de ophoging van een pgb dat is verstrekt op
grond van de Wmo 2015 of de Jeugdwet kan de budgethouder zich wenden tot de gemeente.
Met gemeenten zijn hierover afspraken gemaakt en is het niet nodig om de desbetreffende
regelgeving te wijzigen.
Voorwaarden en uitvoering niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb
Declareren
Het ligt in de rede dat de budgethouder altijd eerst het gesprek aan gaat met de zorgverlener
om te bepalen of de zorg op een alternatieve manier (bijvoorbeeld via het gebruik
van pbm) kan worden geleverd. Het declareren van niet-geleverde zorg is uitsluitend
mogelijk als de zorg niet is geleverd in de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 december
2021 en is voldaan aan de hieronder genoemde specifieke voorwaarden. Deze voorwaarden
zijn:
-
a. een besmetting van de budgethouder of diens zorgverlener, werkzaam op basis van een
overeenkomst van opdracht, met Covid-19;
-
b. een verplichte quarantaine van de budgethouder of diens zorgverlener in verband met
Covid-19;
-
c. een besmetting met Covid-19 op de dagbesteding; of
-
d. de door een dagbesteding overeenkomstig de bij of krachtens de Tijdelijke wet maatregelen
covid-19 genomen maatregelen.
In geval van besmetting van de budgethouder zijn er situaties denkbaar dat de zorg
niet kan worden geleverd, bijvoorbeeld als de budgethouder vanwege een besmetting
met corona in het ziekenhuis is opgenomen. Ook als zorgverleners ziek zijn kan het
zijn dat de zorg niet kan worden geleverd. Voor zorgverleners die werkzaam zijn op
basis van een arbeidsovereenkomst, bestaat reeds de mogelijkheid om te worden doorbetaald
vanwege ziekte. Voor zorgverleners die werkzaam zijn op basis van een overeenkomst
van opdracht bestaat die mogelijkheid niet. Deze zorgverleners kunnen op grond van
deze regeling worden doorbetaald. In geval van een verplichte quarantaine van zowel
de budgethouder of zorgverlener (zowel zorgverleners werkzaam op basis van overeenkomst
van opdracht, op basis van zorgovereenkomst met pgb-zorgaanbieder, als een arbeidsovereenkomst)
kan de niet-geleverde zorg worden doorbetaald. In het geval dat een zorgverlener doorbetaald
wordt voor niet-geleverde zorg, is het uitgangspunt dat de zorgverlener ten aanzien
van deze vrijgevallen uren niet ook nog op een andere manier financieel gecompenseerd
wordt (bijvoorbeeld voor extra werkzaamheden of andere regelingen).
Op het moment dat er een besmetting plaatsvindt op een dagbestedingslocatie, kan het
zo zijn dat de locatie tijdelijk moet worden gesloten. In dat geval kan de niet-geleverde
zorg worden doorbetaald. Dit geldt ook indien de dagbesteding niet kan worden geleverd
omdat dit in strijd zou zijn met de geldende maatregelen, bijvoorbeeld omdat de anderhalve
meter afstand niet in acht kan worden genomen. Het uitgangspunt hierbij blijft wel
dat wordt getracht de zorg zo veel mogelijk door te laten gaan.
Administratie
De budgethouder declareert de niet-geleverde zorg via het reguliere proces en houdt
hiervan een administratie bij. De budgethouder houdt zelf bij voor welke niet-geleverde
zorg betaald wordt.
De budgethouder heeft de verantwoordelijkheid om, op verzoek van de verstrekker, inzicht
te geven in (de kosten van) de gedeclareerde niet-geleverde zorg.
Verwacht wordt dat zorgaanbieders zo snel als mogelijk weer alle zorg zoals afgesproken
leveren. Dit kan eventueel alsnog in aangepaste vorm overeenkomstig de geldende maatregelen
vanuit de Rijksoverheid.
De budgethouder dient voor de Wlz aanvullende bewijslast op te nemen in het dossier
om achteraf aan te kunnen tonen dat aan de voorwaarden voor het gebruik maken van
deze regeling wordt voldaan. Bij besmetting van de budgethouder betekent dit dat een
verklaring van de testaanbieder moet worden opgenomen in de administratie. Bij quarantaine
van de budgethouder (vanwege besmetting van bijvoorbeeld een huisgenoot) betekent
dit dat een verklaring van de testaanbieder of een verklaring van de afspraken tussen
budgethouder en zorgverlener moet worden opgenomen in de administratie. Bij besmetting
of quarantaine van de zorgverlener betekent dit dat een verklaring van de zorgverlener,
waar mogelijk aangevuld met gegevens van de testaanbieder, moet worden opgenomen in
de administratie. Welke gegevens precies worden geregistreerd, stemt de budgethouder
af met diens zorgverlener. De budgethouder draagt in ieder geval zorg dat de zorgverlener
op de hoogte is dat deze verklaring (of bewijs van de testaanbieder) wordt bewaard
in de administratie van de budgethouder en dat uit de verklaring voldoende blijkt
dat de zorgverlener voor dit doel aan de budgethouder heeft verstrekt.
Bij besmetting op de dagbesteding of bij niet kunnen voldoen aan de maatregelen vanuit
de Rijksoverheid, dient een verklaring van de dagbestedingsaanbieder in de administratie
te worden opgenomen waaruit dit blijkt. Hiervoor wordt een standaard format beschikbaar
gesteld.
Voor de Jeugdwet en de Wmo 2015 geldt voor de budgethouder het dringende advies om
contact op te nemen met de eigen gemeente ten aanzien van uitbetalen van niet-geleverde
zorg. Gemeenten hebben dan de mogelijkheid om zicht op de situatie te houden.
Op verzoek aanleveren gegevens uit de administratie
Op verzoek van het zorgkantoor levert budgethouderbudgethouder op grond van de Wlz
bij de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb) een overzicht aan van het totaal van
alle gedeclareerde, maar wegens Covid-19, niet-geleverde zorg. De budgethouder moet
deze gegevens verstrekken en gebruikt voor de aanlevering van deze gegevens een verplicht
formulier.
Met de aangeleverde gegevens kunnen zorgkantoren het totaalbedrag aan niet-geleverde
zorg binnen de eigen zorgkantoorregio vaststellen. Dit is de optelsom van de gegevens
die alle budgethouder hebben verstrekt. Deze informatie hebben de zorgkantoren nodig
om verantwoording af te leggen over de besteding van hun middelen (dit wordt nader
uitgelegd onder ‘Financiële gevolgen’).
Tot slot: indien de budgethouder geen declaraties voor niet-geleverde zorg indient,
hoeft hij hierover vanzelfsprekend ook geen administratie bij te houden of gegevens
aan te leveren. Indien de budgethouder geen gegevens aanlevert, is het uitgangspunt
dat alle gedeclareerde zorg is geleverd.
De houder van een pgb op grond van de Jeugdwet of Wmo 2015 hoeft geen overzicht aan
te leveren bij de Svb, maar dient op verzoek van de gemeente inzicht te kunnen geven
in de registratie van niet-geleverde zorg hiervoor kan het daartoe beschikbaar gestelde
formulier worden gebruikt7. De gemeente kan deze gegevens gebruiken voor hun analyses en controleplan.
Toezicht en controle
Niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb
Net zoals in het reguliere pgb-proces is de budgethouder ook bij het proces van niet-geleverde
zorg verantwoordelijk voor het goedkeuren van de declaratie, voor de eigen administratie
en het aanleveren van de juiste gegevens aan de verstrekker. Omdat bij de ingediende
declaraties geen onderscheid gemaakt kan worden tussen geleverde en niet-geleverde
zorg, is voor budgethouders aanvullend de verplichting opgenomen een eigen administratie
van gedeclareerde niet-geleverde zorg bij te houden.
Verder zijn de gangbare processen voor het verstrekken, declareren en bekostigen van
pgb’s zoveel als mogelijk aangehouden. Hierdoor kan bij controle op rechtmatigheid
en kwaliteit van de geleverde zorg gebruik gemaakt worden van het op grond van de
bestaande wet- en regelgeving al bestaande handhavingsinstrumentarium. Aangezien de
budgethouder ook voor niet-geleverde zorg in een beperkte periode kan declareren is
het extra van belang dat de budgethouder een administratie heeft die op orde en volledig
is zodat inzichtelijk is welke declaraties zijn gedaan voor niet-geleverde zorg.
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) zijn zorgkantoren – kort gezegd
– verplicht een administratie bij te houden waaruit de overeengekomen en geleverde
prestaties blijken.8 Dit betekent dat zorgkantoren over specifieke procedurele waarborgen beschikken om
te komen tot een voldoende mate van zekerheid over de rechtmatige besteding van het
Wlz-pgb. Ook de reguliere regels ten aanzien van controles door de zorgkantoren zijn
van toepassing. De regelgeving biedt hierbij voor zorgkantoren de nodige controle-
en toezichtinstrumenten. Bij de uitvoering hiervan en het toezicht daarop zal rekening
te houden zijn met de relevante feiten en omstandigheden. Gelet op deze omstandigheden
zijn over de invulling van de controle- en verantwoordingsactiviteiten, die passen
bij de verantwoordelijkheid van de zorgkantoren, gezamenlijke afspraken tussen VWS,
NZa en ZN gemaakt.
De NZa zal zich in haar toezicht op de uitvoering van de onderhavige aanpassing in
de regeling langdurige zorg rekeningrekening houden met die afspraken.
Ophoging budget
Door bijvoorbeeld uitval van zorgverleners als gevolg van Covid-19 zijn budgethouders
genoodzaakt vervangende zorg in te kopen of maken zij meer kosten. In dat geval kan
een ophoging van het pgb noodzakelijk zijn. Dit komt niet ten laste van het pgb-kader.
Bij de Wmo 2015 en de Jeugdwet is verhoging van het budget mogelijk, maar daarvoor
moet de budgethouder wel eerst contact opnemen met de gemeente. De gemeente doet de
inhoudelijke beoordeling van de aanvraag, waar mogelijk kunnen toekenningen achteraf
alsnog voor de komende periode bijstellen.
Voor een aanvraag van ophoging van het budget in de Wlz is de door de budgethouder
aangeleverde informatie een wezenlijk onderdeel. De budgethouder moet in zijn aanvraag
onderbouwen en aannemelijk maken dat hij in de aangegeven periode extra kosten in
verband met Covid-19 maakt. Het zorgkantoor doet de inhoudelijke beoordeling van de
aanvraag, waar mogelijk kan het zorgkantoor toekenningen achteraf alsnog voor de komende
periode bijstellen. Zolang de maatregelen vanuit de Rijksoverheid van kracht zijn
vormt de schriftelijke informatie van de budgethouder de basis van de controle van
de aanvraag, een aanvullend gesprek met of controle bij de budgethouder zelf is op
dit moment niet altijd mogelijk. In dat opzicht is het beschikbare instrumentarium
voor de controle van de aanvraag op dit moment dus enigszins beperkter. Afhankelijk
van de ontwikkelingen wordt het reguliere instrumentarium zo snel als mogelijk weer
ingezet.
Voor ophoging van het Wlz-budget is de bestaande mogelijkheid in de Regeling langdurige
zorg, die loopt tot en met 31 december 2020, verlengd tot en met 31 december 2021.
Ten overvloede wordt hierbij opgemerkt dat ook deze ophoging en de daarop gehanteerde
controle onderdeel is van de afspraken die zorgkantoren, ZN en de NZa hebben gemaakt
om te komen tot een voldoende mate van zekerheid over de rechtmatige besteding van
het Wlz-pgb over het jaar 2020 en 2021.
Financiële gevolgen
Voor de Wlz
Voor de Wlz is het niet mogelijk om de kosten voor niet-geleverde zorg ten laste te
doen komen van het Fonds langdurige zorg (Flz). Het is daarom, net zoals in bij de
regeling van 29 juni 2020 het geval was, noodzakelijk dat zorgkantoren voorzien worden
van aparte middelen die bestemd zijn om de niet-geleverde zorg te financieren.
In deze ministeriële regeling is bepaald dat het zorgkantoor het Wlz-pgb van de verzekerde
kan verhogen als de verzekerde als direct gevolg van Covid-19 in de periode van 1 oktober
2020 tot en met 31 december 2021 extra kosten heeft voor diens zorgverlening. Dit
heeft extra uitgaven ten laste van het Flz tot gevolg. Dit geldt ook voor eventuele
verhogingen van budgetten in de andere domeinen.
Daarnaast zullen er uitvoeringskosten bij de Svb en verstrekkers worden gemaakt voor
het verwerken van de registraties ten aanzien van niet-geleverde zorg.
Voor de Jeugdwet en Wmo 2015
Voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet komen de kosten voor de niet-geleverde zorg ten laste
van de reguliere middelen die in het Gemeentefonds beschikbaar zijn de Wmo 2015 en
Jeugdwet. Voor de meerkosten die een budgethouder maakt als gevolg van Covid-19 in
de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021, worden gemeenten gecompenseerd.
Hierover worden afspraken gemaakt met de VNG.
Gevolgen voor de regeldruk
Niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb
Voorliggende regeling heeft gevolgen voor de regeldruk van budgethouders indien zij
niet-geleverde zorg ten laste brengen van het pgb, omdat de budgethouder daarvan een
administratie bijhoudt en daarover informatie aanlevert bij de verstrekker. Ten opzichte
van de regeling doorbetalen van niet-geleverde zorg in het voorjaar is de regeldruk
voor budgethouders van een Wlz-pgb hoger omdat zij een bewijsstuk moeten opnemen in
de administratie. Dit is nodig omdat er voor de voorliggende regeling aanvullende
voorwaarden worden gesteld. Hiermee wordt het aantal gevallen waarin kan worden doorbetaald,
en daarmee het aantal gevallen waarin administratie moet worden bijgehouden, beperkt
ten opzichte van de oude regeling.
In totaal zijn er bijna 130.000 houders van een pgb op grond van de Jeugdwet (19.000),
Wmo 2015 (58.000) of de Wlz (50.000). Naar ruwe schatting zal ongeveer 10% van de
budgethouders (13.000 personen) in de periode van 1 oktober tot en met 31 december
2021 niet-geleverde zorg declareren. De verwachting is dat de situatie van besmetting
en quarantaine gemiddeld twee maal voorkomt in de genoemde periode en dat budgethouders
twee uur per keer nodig hebben voor het bijhouden van de administratie en het aanleveren
van informatie. Voor particulieren wordt € 15 per uur aan regeldrukkosten gehanteerd.
Dit maakt de totale regeldrukkosten: 13.000 * 2 * 2 * € 15 = € 780.000
In de regeling van 29 juni 2020 is aangegeven dat de administratieve lasten voor verstrekkers
en de SVB nihil zijn. Ten opzichte van die regeling zullen de administratieve lasten
voor verstrekkers en de SVB met onderhavige regeling niet wijzigen.
Ophoging budget
Daarnaast heeft voorliggende regeling gevolgen voor de regeldruk van houders van een
pgb op grond van de Jeugdwet, Wmo 2015, Wlz. In totaal zijn er ongeveer 130.000 houders
van een budget.
Naar schatting maakt 10% van deze budgethouders in de Wlz (5.000 personen) in de periode
van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 eenmalig gebruik van de mogelijkheid
om het budget op te hogen en kost dit ongeveer twee uren. Zoals aangegeven wordt voor
particulieren € 15 per uur aan regeldrukkosten gehanteerd. Dit maakt de totale regeldrukkosten:
5.000 * 2 * € 10 = € 100.000.
Samenloop met de NOW- en TOZO-regeling
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO)
Met de TOZO is beoogd zelfstandig ondernemers door aanvullende inkomensondersteuning
en kapitaalverstrekking tegemoet te komen, teneinde hen in staat te stellen de om
uitbraak van het coronavirus zo goed mogelijk door te komen en om uiteindelijk weer
volledig zelfstandig in het bestaan te voorzien. Op grond van de TOZO kan aan een
zelfstandig ondernemer algemene bijstand worden verleend als deze – kort gezegd –
een inkomen verwacht dat lager is dan de bijstandsnorm of bijstand voor bedrijfskapitaal
worden verleend indien liquiditeitsproblemen aan de orde zijn.
Aangezien op grond van voorliggende regeling zelfstandige ondernemers die ten laste
van een pgb zorg verlenen, ook mogen worden doorbetaald indien die zorg niet is verleend,
is het niet waarschijnlijk dat deze ondernemers een succesvol beroep op de TOZO kunnen
doen. Door deze doorbetaling is het immers niet waarschijnlijk dat het inkomen lager
dan de bijstandsnorm komt te liggen of liquiditeitsproblemen in het bedrijfskapitaal
aan de orde zijn en hierop wordt bij die regeling wel getoetst.
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)
Het doel van de NOW (zowel eerste, tweede als derde noodmaatregel) is om werkgevers
via een subsidie tegemoet te komen in de betaling van de loonkosten, indien sprake
is van een acute terugval in de omzet met ten minste 20% gedurende een periode van
drie maanden, vanwege een vermindering in bedrijvigheid door uitbraak van het coronavirus,
zodat zij werknemers in dienst kunnen houden voor de uren die zij werkten voordat
sprake was van deze terugval.
Aangezien op grond van voorliggende regeling budgethouders aan werkgevers ook zorgverlening
mogen doorbetalen die niet is verleend, zal doorgaans – voor zover het de zorgverlening
aan budgethouders betreft –, niet aannemelijk kunnen worden gemaakt dat sprake is
van een acute terugval in de omzet met ten minste 20% gedurende een periode van drie
maanden en hierop wordt bij die regeling getoetst. Een beroep op de NOW is dan niet
succesvol.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt
terug tot en met 1 oktober 2020, omdat vanaf dat moment de invloed van de tweede Covid-19
golf duidelijk merkbaar was op de zorgverlening aan budgethouders waardoor de regeling
niet-geleverde zorg noodzakelijk is gebleken. Hiermee wordt afgeweken van de vaste
verandermomenten. De reden om af te wijken is de dringende noodzaak zoals in deze
toelichting beschreven.
In lijn met de maatregelen voor zorg in natura en de meerkostenregeling is gekozen
voor een looptijd tot en met 31 december 2021. Indien blijkt dat het noodzakelijk
is om deze periode te verkorten of verlengen, wordt de looptijd van de regeling aangepast.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, Artikel II, onderdelen B en C, Artikel III
In deze onderdelen is geregeld dat de Svb vanuit het pgb ook betalingen mag verrichten
voor niet-geleverde jeugdhulp, langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning.
Hiermee is dus de titel gecreëerd om deze betalingen te verrichten. In dit onderdeel
is eveneens geregeld dat dit via een declaratie van de budgethouder of de overeengekomen
periodieke maandbetalingen geschiedt. Daarmee worden de betalingen voor niet-geleverde
zorg, hetzij via een declaratie of een periodieke maandbetaling, afgehandeld conform
het (reguliere) proces voor wel-geleverde zorg.
Voorts is voor jeugdhulp, langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning geregeld
dat de budgethouder specifiek de administratie voor niet-geleverde zorg bijhoudt en
daarover op aanvraag informatie aan verstrekker van pgb verstrekt. Voor de Wlz moet
een aantal gegevens in de administratie worden bijgehouden. Verstrekking van deze
gegevens geschiedt vervolgens op verzoek van de verstrekker aan de Svb. Dit geschiedt
wel door middel van een daartoe beschikbaar gesteld (voor de Wlz standaard) formulier,
wat zowel via papier dan wel digitale wijze kan worden aangeleverd. Op deze wijze
wordt voor de verstrekkers inzichtelijk gemaakt welke middelen zijn besteed aan niet-geleverde
zorg. Voor de Wmo 2015 en Jeugdwet zijn geen standaard aparte voorwaarden over de
wijze waarop de administratie moet worden bijgehouden. Het formulier dat gebruikt
wordt voor de Wlz, kan ook gebruikt worden voor het pgb op grond van de Wmo 2015 en
de Jeugdwet. De gemeente die het pgb verstrekt kan inzage in de administratie vragen
en kan hier eigen voorwaarden aan stellen.
In artikel II, onderdeel c, is voorts geregeld dat het Wlz-pgb ook kan worden aangewend
voor het betalen van niet-geleverde zorg. Voor het Wlz-pgb is dit namelijk limitatief
opgenomen in de regeling en dient deze opsomming te worden uitgebreid. Daarbij wordt
gesproken over het betalen van zorgaanbieders en mantelzorgers. Mantelzorgers worden
in deze bepaling over betaling voor niet-geleverde zorg uit het pgb ook genoemd, omdat
op grond van artikel 5.16 Rlz mantelzorgers ook uit het pgb kunnen worden betaald.
In veel gevallen wordt een mantelzorger niet (uit het pgb) betaald, voor hen die wel
uit het pgb worden betaald, is de mogelijkheid gecreëerd dat zij ook voor niet-geleverde
zorg kunnen worden doorbetaald.
Artikel II, onderdeel a
In dit onderdeel is geregeld dat het zorgkantoor het pgb op grond van de Wlz kan verhogen
in verband met extra kosten die het directe gevolg zijn van Covid-19 in de aangegeven
periode. Er kan worden gedacht aan het inschakelen van een andere zorgverlener omdat
de aanvankelijke zorgverlener besmet is met Covid-19, die voor de niet-geleverde zorg
wordt doorbetaald. Dit levert een dubbele belasting voor het toegekende pgb op. Om
die reden is de mogelijkheid tot budgetophoging noodzakelijk.
Artikel V
Voor de helderheid en het onderscheid met de regeling van 29 juni 2020 en andere tijdelijke
regelingen is deze regeling voorzien van een citeertitel waarin tot uitdrukking komt
dat dit de tweede regeling is voor doorbetaling van niet-geleverde zorg.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge