ARTIKEL I
Artikel 8b, derde lid, van de Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
1. De puntkomma aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door '; of'.
2. In onderdeel c wordt 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 als
gevolg van de maatregelen' vervangen door 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met
30 juni 2020, of, voor zover het sociaal-recreatief vervoer betreft, in de periode
van 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen'.
ARTIKEL II
De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5.1c, vijfde lid, wordt '31 december 2021' vervangen door '31 december
2020'.
B
In artikel 5.17, eerste lid, onderdeel d, wordt 'in de periode van 1 maart 2020 tot
en met 30 juni 2020 als gevolg van de maatregelen' vervangen door 'in de periode van
1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, of, voor zover het zorg in een kleinschalig
wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding betreft, in de
periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juli 2020, als gevolg van de maatregelen'.
C
In artikel 5.23, eerste lid, onderdeel c, wordt 'in de periode van 1 maart 2020 tot
en met 30 juni 2020 als gevolg van de maatregelen' vervangen door 'in de periode van
1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, of, voor zover het zorg in een kleinschalig
wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding betreft, in de
periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juli 2020, als gevolg van de maatregelen'.
ARTIKEL III
In artikel 2b, derde lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, wordt
'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 als gevolg van de maatregelen'
vervangen door 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, of, voor zover
het sociaal-recreatief vervoer betreft, in de periode van 1 maart 2020 tot en met
31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen'.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel II, onderdeel
A, terug tot en met 1 maart 2020 en werkt ten aanzien van artikel I, tweede lid, artikel
II, onderdelen B en C, en artikel III terug tot en met 1 juli 2020.
TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
Bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 juni 2020
(hierna: regeling van 29 juni 2020) is bepaald dat ten laste van het persoonsgebonden
budget (hierna: pgb) betalingen verricht mogen worden voor jeugdhulp in de zin van
de Jeugdwet, ondersteuning in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
(hierna: Wmo 2015) en zorg in de zin van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz), indien
deze in de periode van 1 maart tot en met 30 juni 2020, op grond van de maatregelen
als gevolg van Covid-19, niet is geleverd.1
In de toelichting bij de regeling van 29 juni 2020 is opgemerkt dat voornoemde regeling
kan worden verlengd. Met ingang van 1 juli 2020 zijn de kabinetsmaatregelen versoepeld
waardoor vrijwel alle jeugdhulp, zorg en ondersteuning weer geleverd kan worden.2 Het is op dit moment daarom niet nodig om de regeling van 29 juni 2020 in zijn geheel
te verlengen. De coronamaatregelen eindigen voor de meeste houders van een pgb (hierna:
budgethouders) dus per 1 juli 2020.
Dit geldt echter niet voor sociaal-recreatief vervoer op grond van de Jeugdwet of
de Wmo 2015 en zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten
behoeve van dagbesteding op grond van de Wlz. Via voorliggende regeling is de periode
uit de regeling van 29 juni 2020 verlengd tot en met 31 augustus 2020 voor sociaal-recreatief
vervoer op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015 en tot en met 31 juli 2020 voor niet-geleverde
zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding
op grond van de Wlz.
Dit betekent dat betalingen voor bovengenoemde zorgverlening die niet is geleverd,
ook in de maanden juli respectievelijk augustus verricht mogen worden en ten laste
kunnen komen van het pgb op grond van de Wlz of de Jeugdwet of de Wmo 2015.
Bovengenoemde maatregelen sluiten zoveel mogelijk aan op de maatregelen die voor zorg
in natura zijn vastgesteld.
2. Maatregelen
Sociaal-recreatief vervoer op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015
Van het vervoer voor sociaal-recreatieve doeleinden (bijvoorbeeld winkelen of een
familiebezoek) wordt nog altijd veel minder gebruik gemaakt dan voor de uitbraak van
het coronavirus. De vraag naar dit type ondersteuning blijft in tegenstelling tot
de vraag naar andere zorg en ondersteuning relatief laag, terwijl vervoerders wel
stand-by moeten staan voor als zij worden opgeroepen. De vervoerders mogen daarom
niet-gereden ritten voor sociaal-recreatief vervoer declareren bij de budgethouder.
Vervolgens mag de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb) hiervoor aan de vervoerder
betalingen doen ten laste van het pgb.3 De declaratie vindt plaats na overleg tussen de budgethouder en de vervoerder. Het
gaat hierbij overigens om een klein deel van de budgethouders.
Zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding
op grond van de Wlz
Door de uitbraak van Covid-19 kan zorgverlening in een kleinschalig wooninitiatief,
dagbesteding en vervoer ten behoeve van die dagbesteding nog niet in alle gevallen
doorgang vinden. Ook kan het voorkomen dat bewoners van een kleinschalig wooninitiatief
dit wooninitiatief tijdelijk hebben verlaten en nog niet zijn teruggekeerd. Daarom
is de Regeling langdurige zorg zodanig gewijzigd, dat het mogelijk is niet-geleverde
zorg in een kleinschalig wooninitiatief, niet-geleverde dagbesteding en niet-geleverd
vervoer ten behoeve van dagbesteding, uit een pgb op grond van de Wlz te betalen tot
en met 31 juli 2020.
3. Voorwaarden en uitvoering
Als gezegd is de periode waarin niet-geleverde sociaal-recreatief vervoer, zorg in
een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding
(hierna ook gezamenlijk aan te duiden als: niet-geleverde vormen van zorg), ten laste
van een pgb mag worden gebracht, verlengd. Hieraan zijn de voorwaarden verbonden zoals
uitgebreid toegelicht bij de regeling van 29 juni 2020. Kort samengevat betekent dit:
-
– Het declareren van de niet-geleverde vormen van zorg is uitsluitend mogelijk als dit
niet is geleverd in de periode van 1 maart tot en met 31 augustus 2020 (sociaal-recreatief
vervoer) respectievelijk tot en met 31 juli 2020 (zorg in een kleinschalig wooninitiatief,
dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding) vanwege de maatregelen in verband
met Covid-19. De budgethouder declareert via het reguliere proces en houdt hiervan
een administratie bij.
-
– Op verzoek van de gemeente (sociaal-recreatief vervoer) respectievelijk het zorgkantoor
(zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van
dagbesteding) levert de budgethouder bij respectievelijk de gemeente voor de Wmo 2015
en Jeugdwet of bij de Svb voor de Wlz een overzicht aan van het totaal van alle gedeclareerde,
maar wegens Covid-19, niet-geleverde zorg. De budgethouder moet deze gegevens verstrekken
en gebruikt voor de aanlevering van deze gegevens specifiek voor de Wlz een verplicht
formulier.4
-
– De budgethouder bewaart de registratie ten aanzien van de niet-geleverde vormen van
zorg als onderbouwing in de eigen administratie. De formulieren moeten bij een controle
op verzoek aan de verstrekker worden getoond.
4. Toezicht en controle
Bij een controle op rechtmatigheid en kwaliteit van de geleverde zorg kan gebruik
worden gemaakt van het reeds op grond van de huidige wet- en regelgeving bestaande
controle- en handhavingsinstrumentarium. Aangezien de budgethouder ook voor de niet-geleverde
vormen van zorg in de aangegeven periode mag declareren, is het extra van belang dat
de budgethouder een administratie heeft die op orde en volledig is. Op die manier
is inzichtelijk welke declaraties zijn gedaan voor niet-geleverde zorg.5
5. Financiële gevolgen
De kosten voor niet-geleverde zorg in een kleinschalig wooninitiatief, niet-geleverde
dagbesteding en niet-geleverd vervoer ten behoeve van dagbesteding op grond van de
Wlz kunnen niet ten laste komen van het Fonds langdurige zorg. Zorgkantoren worden
daarom voorzien van aparte middelen die bestemd zijn om deze niet-geleverde zorg te
financieren. Hiertoe wordt een compensatieregeling opgesteld; voor een uitgebreide
toelichting zij verwezen naar de regeling van 29 juni 2020.
6. Gevolgen voor de regeldruk
Deze regeling heeft gevolgen voor de regeldruk van budgethouders indien zij de niet-geleverde
vormen van zorg ten laste brengen van het pgb, omdat budgethouders daarvan een administratie
bijhouden en daarover (op verzoek) informatie aanleveren bij de verstrekker.
Naar ruwe schatting zullen ongeveer honderd houders van een budget op grond van de
Jeugdwet of de Wmo 2015 in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus 2020 niet-geleverde
sociaal-recreatief vervoer declareren. De verwachting is dat budgethouders 15 minuten
per maand nodig hebben voor het bijhouden van de administratie en het aanleveren van
informatie. Voor particulieren wordt € 15 per uur aan regeldrukkosten gehanteerd.
Dit maakt de regeldrukkosten: 100 (aantal personen) * € 15/4 * 2 (aantal maanden)
= € 750.
Naar ruwe schatting zullen eveneens ongeveer honderd houders van een budget op grond
van de Wlz in de periode van 1 juli tot en met 31 juli 2020 niet-geleverde zorg in
een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding
declareren. De verwachting is dat budgethouders een uur per maand nodig hebben voor
het bijhouden van de administratie en het aanleveren van informatie. Voor particulieren
wordt € 15 per uur aan regeldrukkosten gehanteerd. Dit maakt de regeldrukkosten: 100
(aantal personen) * € 15 * 1 (maand) = € 1.500.
Het Adviescollege toetsing regeldruk is akkoord met de inschatting van de gevolgen
voor de regeldruk.
7. Samenhang met de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers en de
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
Zoals uitgebreid is toegelicht bij de regeling van 29 juni 2020, is het niet waarschijnlijk
dat zelfstandige ondernemers of werkgevers waarvan werknemers ten laste van een pgb
sociaal-recreatief vervoer of zorg in een kleinschalig wooninitiatief of dagbesteding
verlenen, en daarvoor mogen worden doorbetaald indien voornoemde vormen van zorg niet
zijn verleend, een succesvol beroep kunnen doen op de Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers respectievelijk de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor
behoud van werkgelegenheid.
8. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt zo spoedig mogelijk in werking. Daarmee is afgeweken van de vaste
verandermomenten voor regelgeving. De reden om af te wijken is de dringende noodzaak
zoals in deze toelichting beschreven.
De regeling werkt voor artikel II, onderdeel A, terug tot en met 1 maart 2020, zodat
hiermee een omissie uit de regeling van 29 juni 2020 is hersteld. Artikel I, tweede
lid, artikel II, onderdelen B en C, en artikel III werken terug tot en met 1 juli
2020, omdat de maatregelen voor sociaal-recreatief vervoer, de verlening van zorg
in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van die dagbesteding
vanaf die datum worden verlengd.
II. Artikelsgewijs
Artikel I (Regeling Jeugdwet)
Eerste lid
Aan artikel 8b, derde lid, onderdeel b, is ‘of’ toegevoegd. Deze toevoeging was na
inwerkingtreding van de regeling van 29 juni 2020 ten onrechte vervallen. Met de toevoeging
is duidelijker gemaakt dat de Svb betalingen uit het pgb uitsluitend verricht aan
de hand van een van de in onderdeel b genoemde declaratiewijzen.
Tweede lid
Aan artikel 8b, derde lid, onderdeel c, is een zinsnede toegevoegd waaruit volgt dat
de Svb betalingen uit een pgb – kort gezegd – mag verrichten aan de hand van een declaratie
of overeenkomst voor sociaal-recreatief vervoer, voor zover dat in de periode van
1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen in verband
met Covid-19, niet is verleend.
Artikel II (Regeling langdurige zorg)
A
Op grond van artikel 5.1c, vijfde lid, kan het zorgkantoor het pgb verhogen vanwege
extra kosten als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19. In die bepaling
was ten onrechte opgenomen dat het dan gaat om extra kosten die worden gemaakt in
de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2021. Dit moet de periode van 1 maart
2020 tot en met 31 december 2020 zijn. Via dit onderdeel is die omissie hersteld.
B
Door de toevoeging van een zinsnede aan artikel 5.17, eerste lid, onderdeel d, is
bepaald dat het pgb door de Svb gebruikt mag worden voor betalingen voor zorg in een
kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding
die in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juli 2020, als gevolg van de maatregelen
in verband met Covid-19, niet is geleverd.
C
Door de toevoeging van een zinsnede aan artikel 5.23, eerste lid, onderdeel c, is
bepaald dat de Svb betalingen uit een pgb – kort gezegd – mag verrichten aan de hand
van een declaratie of overeenkomst voor zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding
en vervoer ten behoeve van dagbesteding, voor zover deze in de periode van 1 maart
2020 tot en met 31 juli 2020, als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19,
niet is geleverd.
Artikel III (Uitvoeringsregeling Wmo 2015)
Aan artikel 2b, derde lid, onderdeel c, is een zinsnede toegevoegd waaruit volgt dat
de Svb betalingen uit een pgb – kort gezegd – mag verrichten aan de hand van een declaratie
of overeenkomst voor sociaal-recreatief vervoer, voor zover dat in de periode van
1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen in verband
met Covid-19, niet is verleend.
Artikel IV (Inwerkingtreding)
De inwerkingtreding van deze regeling is toegelicht in het algemene deel van de toelichting
(paragraaf 8).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge