Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 augustus 2020, kenmerk 1729607-208761-WJZ, houdende wijziging van de Regeling Jeugdwet, de Regeling langdurige zorg en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, zodat de periode is verlengd waarin vanuit het pgb mag worden betaald voor sociaal-recreatief vervoer op grond van de Jeugdwet en de Wmo 2015 en voor zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van die dagbesteding op grond van de Wlz, indien deze op grond van de maatregelen als gevolg van Covid-19, niet is verleend

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 8.3 van het Besluit Jeugdwet, 3.6.7, onderdeel e, van het Besluit langdurige zorg en 5.3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 8b, derde lid, van de Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

1. De puntkomma aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door '; of'.

2. In onderdeel c wordt 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 als gevolg van de maatregelen' vervangen door 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, of, voor zover het sociaal-recreatief vervoer betreft, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen'.

ARTIKEL II

De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.1c, vijfde lid, wordt '31 december 2021' vervangen door '31 december 2020'.

B

In artikel 5.17, eerste lid, onderdeel d, wordt 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 als gevolg van de maatregelen' vervangen door 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, of, voor zover het zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding betreft, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juli 2020, als gevolg van de maatregelen'.

C

In artikel 5.23, eerste lid, onderdeel c, wordt 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 als gevolg van de maatregelen' vervangen door 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, of, voor zover het zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding betreft, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juli 2020, als gevolg van de maatregelen'.

ARTIKEL III

In artikel 2b, derde lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, wordt 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 als gevolg van de maatregelen' vervangen door 'in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, of, voor zover het sociaal-recreatief vervoer betreft, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen'.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel II, onderdeel A, terug tot en met 1 maart 2020 en werkt ten aanzien van artikel I, tweede lid, artikel II, onderdelen B en C, en artikel III terug tot en met 1 juli 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 juni 2020 (hierna: regeling van 29 juni 2020) is bepaald dat ten laste van het persoonsgebonden budget (hierna: pgb) betalingen verricht mogen worden voor jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet, ondersteuning in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) en zorg in de zin van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz), indien deze in de periode van 1 maart tot en met 30 juni 2020, op grond van de maatregelen als gevolg van Covid-19, niet is geleverd.1

In de toelichting bij de regeling van 29 juni 2020 is opgemerkt dat voornoemde regeling kan worden verlengd. Met ingang van 1 juli 2020 zijn de kabinetsmaatregelen versoepeld waardoor vrijwel alle jeugdhulp, zorg en ondersteuning weer geleverd kan worden.2 Het is op dit moment daarom niet nodig om de regeling van 29 juni 2020 in zijn geheel te verlengen. De coronamaatregelen eindigen voor de meeste houders van een pgb (hierna: budgethouders) dus per 1 juli 2020.

Dit geldt echter niet voor sociaal-recreatief vervoer op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015 en zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding op grond van de Wlz. Via voorliggende regeling is de periode uit de regeling van 29 juni 2020 verlengd tot en met 31 augustus 2020 voor sociaal-recreatief vervoer op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015 en tot en met 31 juli 2020 voor niet-geleverde zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding op grond van de Wlz.

Dit betekent dat betalingen voor bovengenoemde zorgverlening die niet is geleverd, ook in de maanden juli respectievelijk augustus verricht mogen worden en ten laste kunnen komen van het pgb op grond van de Wlz of de Jeugdwet of de Wmo 2015.

Bovengenoemde maatregelen sluiten zoveel mogelijk aan op de maatregelen die voor zorg in natura zijn vastgesteld.

2. Maatregelen

Sociaal-recreatief vervoer op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015

Van het vervoer voor sociaal-recreatieve doeleinden (bijvoorbeeld winkelen of een familiebezoek) wordt nog altijd veel minder gebruik gemaakt dan voor de uitbraak van het coronavirus. De vraag naar dit type ondersteuning blijft in tegenstelling tot de vraag naar andere zorg en ondersteuning relatief laag, terwijl vervoerders wel stand-by moeten staan voor als zij worden opgeroepen. De vervoerders mogen daarom niet-gereden ritten voor sociaal-recreatief vervoer declareren bij de budgethouder. Vervolgens mag de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb) hiervoor aan de vervoerder betalingen doen ten laste van het pgb.3 De declaratie vindt plaats na overleg tussen de budgethouder en de vervoerder. Het gaat hierbij overigens om een klein deel van de budgethouders.

Zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding op grond van de Wlz

Door de uitbraak van Covid-19 kan zorgverlening in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van die dagbesteding nog niet in alle gevallen doorgang vinden. Ook kan het voorkomen dat bewoners van een kleinschalig wooninitiatief dit wooninitiatief tijdelijk hebben verlaten en nog niet zijn teruggekeerd. Daarom is de Regeling langdurige zorg zodanig gewijzigd, dat het mogelijk is niet-geleverde zorg in een kleinschalig wooninitiatief, niet-geleverde dagbesteding en niet-geleverd vervoer ten behoeve van dagbesteding, uit een pgb op grond van de Wlz te betalen tot en met 31 juli 2020.

3. Voorwaarden en uitvoering

Als gezegd is de periode waarin niet-geleverde sociaal-recreatief vervoer, zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding (hierna ook gezamenlijk aan te duiden als: niet-geleverde vormen van zorg), ten laste van een pgb mag worden gebracht, verlengd. Hieraan zijn de voorwaarden verbonden zoals uitgebreid toegelicht bij de regeling van 29 juni 2020. Kort samengevat betekent dit:

  • Het declareren van de niet-geleverde vormen van zorg is uitsluitend mogelijk als dit niet is geleverd in de periode van 1 maart tot en met 31 augustus 2020 (sociaal-recreatief vervoer) respectievelijk tot en met 31 juli 2020 (zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding) vanwege de maatregelen in verband met Covid-19. De budgethouder declareert via het reguliere proces en houdt hiervan een administratie bij.

  • Op verzoek van de gemeente (sociaal-recreatief vervoer) respectievelijk het zorgkantoor (zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding) levert de budgethouder bij respectievelijk de gemeente voor de Wmo 2015 en Jeugdwet of bij de Svb voor de Wlz een overzicht aan van het totaal van alle gedeclareerde, maar wegens Covid-19, niet-geleverde zorg. De budgethouder moet deze gegevens verstrekken en gebruikt voor de aanlevering van deze gegevens specifiek voor de Wlz een verplicht formulier.4

  • De budgethouder bewaart de registratie ten aanzien van de niet-geleverde vormen van zorg als onderbouwing in de eigen administratie. De formulieren moeten bij een controle op verzoek aan de verstrekker worden getoond.

4. Toezicht en controle

Bij een controle op rechtmatigheid en kwaliteit van de geleverde zorg kan gebruik worden gemaakt van het reeds op grond van de huidige wet- en regelgeving bestaande controle- en handhavingsinstrumentarium. Aangezien de budgethouder ook voor de niet-geleverde vormen van zorg in de aangegeven periode mag declareren, is het extra van belang dat de budgethouder een administratie heeft die op orde en volledig is. Op die manier is inzichtelijk welke declaraties zijn gedaan voor niet-geleverde zorg.5

5. Financiële gevolgen

De kosten voor niet-geleverde zorg in een kleinschalig wooninitiatief, niet-geleverde dagbesteding en niet-geleverd vervoer ten behoeve van dagbesteding op grond van de Wlz kunnen niet ten laste komen van het Fonds langdurige zorg. Zorgkantoren worden daarom voorzien van aparte middelen die bestemd zijn om deze niet-geleverde zorg te financieren. Hiertoe wordt een compensatieregeling opgesteld; voor een uitgebreide toelichting zij verwezen naar de regeling van 29 juni 2020.

6. Gevolgen voor de regeldruk

Deze regeling heeft gevolgen voor de regeldruk van budgethouders indien zij de niet-geleverde vormen van zorg ten laste brengen van het pgb, omdat budgethouders daarvan een administratie bijhouden en daarover (op verzoek) informatie aanleveren bij de verstrekker.

Naar ruwe schatting zullen ongeveer honderd houders van een budget op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015 in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus 2020 niet-geleverde sociaal-recreatief vervoer declareren. De verwachting is dat budgethouders 15 minuten per maand nodig hebben voor het bijhouden van de administratie en het aanleveren van informatie. Voor particulieren wordt € 15 per uur aan regeldrukkosten gehanteerd. Dit maakt de regeldrukkosten: 100 (aantal personen) * € 15/4 * 2 (aantal maanden) = € 750.

Naar ruwe schatting zullen eveneens ongeveer honderd houders van een budget op grond van de Wlz in de periode van 1 juli tot en met 31 juli 2020 niet-geleverde zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding of vervoer ten behoeve van dagbesteding declareren. De verwachting is dat budgethouders een uur per maand nodig hebben voor het bijhouden van de administratie en het aanleveren van informatie. Voor particulieren wordt € 15 per uur aan regeldrukkosten gehanteerd. Dit maakt de regeldrukkosten: 100 (aantal personen) * € 15 * 1 (maand) = € 1.500.

Het Adviescollege toetsing regeldruk is akkoord met de inschatting van de gevolgen voor de regeldruk.

7. Samenhang met de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers en de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid

Zoals uitgebreid is toegelicht bij de regeling van 29 juni 2020, is het niet waarschijnlijk dat zelfstandige ondernemers of werkgevers waarvan werknemers ten laste van een pgb sociaal-recreatief vervoer of zorg in een kleinschalig wooninitiatief of dagbesteding verlenen, en daarvoor mogen worden doorbetaald indien voornoemde vormen van zorg niet zijn verleend, een succesvol beroep kunnen doen op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers respectievelijk de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.

8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt zo spoedig mogelijk in werking. Daarmee is afgeweken van de vaste verandermomenten voor regelgeving. De reden om af te wijken is de dringende noodzaak zoals in deze toelichting beschreven.

De regeling werkt voor artikel II, onderdeel A, terug tot en met 1 maart 2020, zodat hiermee een omissie uit de regeling van 29 juni 2020 is hersteld. Artikel I, tweede lid, artikel II, onderdelen B en C, en artikel III werken terug tot en met 1 juli 2020, omdat de maatregelen voor sociaal-recreatief vervoer, de verlening van zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van die dagbesteding vanaf die datum worden verlengd.

II. Artikelsgewijs

Artikel I (Regeling Jeugdwet)

Eerste lid

Aan artikel 8b, derde lid, onderdeel b, is ‘of’ toegevoegd. Deze toevoeging was na inwerkingtreding van de regeling van 29 juni 2020 ten onrechte vervallen. Met de toevoeging is duidelijker gemaakt dat de Svb betalingen uit het pgb uitsluitend verricht aan de hand van een van de in onderdeel b genoemde declaratiewijzen.

Tweede lid

Aan artikel 8b, derde lid, onderdeel c, is een zinsnede toegevoegd waaruit volgt dat de Svb betalingen uit een pgb – kort gezegd – mag verrichten aan de hand van een declaratie of overeenkomst voor sociaal-recreatief vervoer, voor zover dat in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19, niet is verleend.

Artikel II (Regeling langdurige zorg)

A

Op grond van artikel 5.1c, vijfde lid, kan het zorgkantoor het pgb verhogen vanwege extra kosten als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19. In die bepaling was ten onrechte opgenomen dat het dan gaat om extra kosten die worden gemaakt in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2021. Dit moet de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 zijn. Via dit onderdeel is die omissie hersteld.

B

Door de toevoeging van een zinsnede aan artikel 5.17, eerste lid, onderdeel d, is bepaald dat het pgb door de Svb gebruikt mag worden voor betalingen voor zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding die in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juli 2020, als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19, niet is geleverd.

C

Door de toevoeging van een zinsnede aan artikel 5.23, eerste lid, onderdeel c, is bepaald dat de Svb betalingen uit een pgb – kort gezegd – mag verrichten aan de hand van een declaratie of overeenkomst voor zorg in een kleinschalig wooninitiatief, dagbesteding en vervoer ten behoeve van dagbesteding, voor zover deze in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juli 2020, als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19, niet is geleverd.

Artikel III (Uitvoeringsregeling Wmo 2015)

Aan artikel 2b, derde lid, onderdeel c, is een zinsnede toegevoegd waaruit volgt dat de Svb betalingen uit een pgb – kort gezegd – mag verrichten aan de hand van een declaratie of overeenkomst voor sociaal-recreatief vervoer, voor zover dat in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19, niet is verleend.

Artikel IV (Inwerkingtreding)

De inwerkingtreding van deze regeling is toegelicht in het algemene deel van de toelichting (paragraaf 8).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 juni 2020, houdende wijziging van de Regeling Jeugdwet, de Regeling langdurige zorg, de Regeling zorgverzekering en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 in verband met het doorbetalen van niet-geleverde jeugdhulp, zorg of ondersteuning indien deze op grond van de maatregelen als gevolg van Covid-19 niet is verleend en het verhogen van het Wlz-pgb indien naar aanleiding van deze maatregelen de inkoop van extra zorg nodig is (Stcrt. 2020, 35696).

X Noot
2

Hierbij moeten vanzelfsprekend de richtlijnen van het RIVM worden aangehouden, waardoor het soms nodig is de jeugdhulp, zorg en ondersteuning in aangepaste vorm te verlenen.

X Noot
3

Artikel 8b, derde lid, onderdeel c, van de Regeling Jeugdwet, respectievelijk artikel 2b, derde lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015.

X Noot
4

Artikelen 8b, elfde en twaalfde lid van de Regeling Jeugdwet, 2b, elfde en twaalfde lid van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en 5.23, negende en tiende lid, van de Regeling langdurige zorg.

X Noot
5

Voor een meer uitgebreide toelichting zij verwezen naar de toelichting bij de regeling van 29 juni 2020.

Naar boven