TOELICHTING
1. Algemeen
Deze ministeriële regeling wijzigt de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES, de
Regeling studiefinanciering 2000 (hierna: RSF 2000), de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage
en schoolkosten (hierna: RTOS), en de Regeling studiefinanciering BES (hierna: RSF
BES).
2. Wijziging Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
De (norm)bedragen die zijn opgenomen in de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF
2000), de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: WTOS), de
Wet studiefinanciering BES (hierna: WSF BES) en het Besluit studiefinanciering 2000
(hierna: BSF 2000) worden jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen.
Dit dient te geschieden vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop
de normbedragen betrekking hebben. In deze wijzigingsregeling worden de (norm)bedragen
en percentages vastgesteld die gelden voor het jaar 2021 dan wel het studie- respectievelijk
schooljaar 2021–2022.1
3. Wijziging Regeling studiefinanciering 2000, Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage
en schoolkosten, en Regeling studiefinanciering BES
In deze wijzigingsregeling worden tevens de bedragen bepaald waarmee te veel uitbetaalde
bedragen kunnen worden verrekend. Tevens wordt een aantal redactionele en technische
wijzigingen doorgevoerd.
4. Overig WSF 2000
Hoewel de waarde van de reisvoorziening, bedoeld in de artikelen 4.8, eerste lid,
en 5.3, eerste lid, van de WSF 2000, en de draagkrachtvrije voet, bedoeld in artikel
6.10, tweede lid, van de WSF 2000, niet bij ministeriële regeling worden vastgesteld,
worden de bedragen in het kader van de duidelijkheid in de toelichting genoemd.
Reisvoorziening
In de artikelen 4.8, eerste lid (mbo), en 5.3, eerste lid (hoger onderwijs), van de
WSF 2000 is vastgesteld dat het deel van de prestatiebeurs dat betrekking heeft op
het recht op de reisvoorziening, gelijk is aan een twaalfde deel van de waarde die
daarvoor per studerende door het vervoerbedrijf aan de minister in rekening wordt
gebracht. Dit deel van de prestatiebeurs bedraagt voor kalenderjaar 2021 € 99,58 en
wordt, overeenkomstig artikel 4.8, eerste lid, laatste volzin, en artikel 5.3, eerste
lid, laatste volzin, niet uitbetaald of verrekend.
Draagkrachtvrije voet
In artikel 6.10, tweede lid, van de WSF 2000 wordt geregeld dat bij de vaststelling
van de draagkracht, de draagkrachtvrije voet op het draagkrachtinkomen in mindering
wordt gebracht. Deze bedragen worden berekend door middel van een percentage van het
belastbaar minimumloon en vloeien daarmee rechtstreeks voort uit het geregelde op
grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Voor 120 procent van het belastbaar
minimumloon wordt € 25.128,92 gelezen. Voor 84 procent van het belastbaar minimumloon
wordt € 17.590,25 gelezen. Voor 143 procent wordt € 29.945,30 gelezen. Voor 100 procent
wordt € 20.940,77 gelezen.
5. Overig WTOS
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage
Op grond van artikel 4.4, eerste lid, van de WTOS is de tegemoetkoming onderwijsbijdrage
vavo en niet bekostigd onderwijs voor een kalendermaand een twaalfde deel van het
bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet. Dit lesgeldbedrag
is voor het schooljaar 2021–2022 vastgesteld op € 1.216. Een twaalfde deel hiervan
is € 101,33.
Voor studenten aan een lerarenopleiding (artikel 5.3 WTOS) is het tegemoetkomingsbedrag
gefixeerd en bedraagt € 567,23.
Voor leerlingen in het deeltijd voortgezet onderwijs en vavo is de hoogte van de onderwijsbijdrage
2021–2022 afhankelijk van de periode waarin en het aantal minuten per week dat onderwijs
gevolgd wordt (artikel 5.10 en artikel 10.7, tweede lid, WTOS). De onderwijsbijdrage
bedraagt € 384,00 indien per week meer dan 540 minuten onderwijs wordt gevolgd en
€ 256,00 wanneer 270 tot 540 minuten onderwijs per week wordt gevolgd. Indien minder
dan 270 minuten per week onderwijs wordt gevolgd is de onderwijsbijdrage nihil.
6. Grondslagen
-
– Op grond van artikel 6.3 van de WSF 2000 stelt de minister jaarlijks uiterlijk in
december een rentepercentage vast ten aanzien van de lening beroepsonderwijs (eerste
lid) en de lening hoger onderwijs (tweede lid). Op grond van artikel 4.3 van de WSF
BES stelt de minister jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage vast.
-
– Op grond van artikel 7.4, vijfde lid, van de WSF 2000 geschiedt de terugbetaling en
verrekening als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid van dat artikel, overeenkomstig
bij ministeriële regeling vastgestelde redelijke terugbetalingsregels. Op grond van
artikel 7.3, vierde lid, van de WTOS geschiedt de terugbetaling en verrekening bedoeld
in het eerste tot en met derde lid van dat artikel, tevens overeenkomstig bij ministeriële
regeling vast te stellen redelijke terugbetalingsregels. Op grond van artikel 5.2,
derde lid, van de WSF BES geschiedt terugbetaling en verrekening bedoeld in het eerste
en tweede lid van dat artikel, overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen
redelijke terugbetalingsregels. Deze artikelen vormen de grondslag voor de wijziging
van artikel 6.1 RSF 2000, 3.1 RTOS en 5.1, RSF BES.
-
– Op grond van artikel 11.1, eerste lid, van de WSF 2000 worden de in dit artikellid
bepaalde bedragen per 1 januari van elk kalenderjaar op een bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur aan te geven wijze, aangepast aan de hand van de loon- of prijsontwikkelingen
in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar. Dit wordt voor wat betreft de WTOS
geregeld in artikel 11.1, eerste lid, van de WTOS. In artikel 12.21 van de WSF 2000
is bepaald dat de bedragen genoemd in paragraaf 12 van de WSF 2000 (Overgangsbepalingen
in verband met de Wet studievoorschot hoger onderwijs) overeenkomstig artikel 11.1
van de WSF 2000 worden aangepast. In artikel 17, eerste tot en met derde lid, van
het BSF 2000 is bepaald op welke wijze bepaalde bedragen worden aangepast. Voor de
WTOS geldt dat in artikel 5, eerste en tweede lid, van het Besluit tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: BTOS) wordt bepaald op welke wijze bepaalde
bedragen worden aangepast. Op grond van artikel 17, vierde lid van het BSF 2000 en
artikel 5, derde lid, van het BTOS wordt bij ministeriële regeling bepaald wat onder
de consumentenprijsindex en het indexcijfer van de cao-lonen wordt verstaan. Op grond
van artikel 8.1, eerste lid, van de WSF BES worden bepaalde bedragen per 1 januari
van ieder kalenderjaar aangepast bij ministeriële regeling. Deze bedragen worden berekend
aan de hand van de consumentenprijsindex in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar.
Op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de WSF BES wordt onder consumentenprijsindex
verstaan hetgeen nader vastgesteld bij ministeriële regeling.
-
– Op grond van artikel 19, vierde lid, van het BSF 2000 wordt het vouchertegoed overeenkomstig
artikel 17, tweede lid, van het BSF 2000, aangepast.
-
– Een aantal redactionele en technische wijzigingen in de RSF 2000 en de RSF BES vindt
plaats op grond van artikel 6.19b van de WSF 2000, respectievelijk artikel 6.1, vijfde
lid, van de WSF BES.
7. Gevolgen voor de regeldruk
De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk.
Artikelsgewijs
Artikel I. Regeling normen WSF 2000, WTOS EN WSF BES
A, artikel 2 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
Op grond van artikel 11.1, eerste lid, van de WSF 2000 en artikel 11.1, eerste lid,
van de WTOS, worden de normbedragen jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen.
Op grond van artikel 8.1 van de WSF BES worden de normbedragen BES jaarlijks aangepast
aan de hand van de consumentenprijsindex Caribisch Nederland. In artikel 17, vierde
lid, van het BSF 2000 en artikel 5, derde lid van het BTOS, is geregeld dat bij ministeriële
regeling wordt bepaald wat onder het consumentenprijsindex en het indexcijfer van
de cao-lonen wordt verstaan. In artikel 8.1, tweede lid, van de WSF BES is geregeld
dat bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder de consumentenprijsindex voor
de BES moet worden verstaan. Dit wordt in artikel 2 van de normenregeling geregeld.
Tevens wordt in artikel 2 de van toepassing zijnde procentuele ontwikkeling genoemd.
Onderdeel 1. Als indexcijfer van de cao-lonen wordt gehanteerd de reeks ‘CAO-lonen per maand inclusief
bijzondere beloningen (2010 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door
het Centraal Bureau voor de Statistiek en is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin.
De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de
cao-lonen over de maand december van het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing
heeft ondergaan ten opzichte van de maand december van het daaraan voorafgaande jaar.
Bedoeld indexcijfer over 2018 bedraagt 112,6 en over 2019 115,7. De procentuele ontwikkeling
is 2,75 procent. De loongevoelige WSF 2000-(grens)bedragen en WTOS-(grens)bedragen
voor het jaar 2021 zijn berekend met gebruikmaking van deze laatste procentuele ontwikkeling.
Onderdeel 2. Als consumentenprijsindex wordt gehanteerd de reeks ‘consumentenprijsindex alle huishoudens
(2015 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor
de Statistiek en is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin. De indexering is bepaald
door de procentuele wijziging die het consumentenprijsindexcijfer over het tweede
jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande
jaar. Bedoeld indexcijfer over 2018 bedraagt 103,44 en over 2019 106,16. De procentuele
ontwikkeling is 2,63 procent. De prijsgevoelige WSF 2000 en WTOS-bedragen worden jaarlijks
aangepast met deze procentuele wijziging.
Onderdeel 3. Als consumentenprijsindex voor de WSF BES wordt gehanteerd de index in de reeks ‘consumentenprijsindex
Caribisch Nederland’ met de grootste procentuele stijging. De indexering naar bedragen
van 2020 is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentprijsindexcijfer
over het tweede jaar voorafgaand (2018) aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte
van het daaraan voorafgaande jaar (2019). Onder de consumentenprijsindex wordt de
index in de reeks ‘consumentenprijsindex Caribisch Nederland’ met de grootste procentuele
stijging verstaan. Bij de berekening van dit jaar is gebleken dat Bonaire de grootste
procentuele stijging had. Bedoeld indexcijfer over 2018 bedraagt 103,44 en over 2019
104,78. De procentuele ontwikkeling is 1,30 procent.
B, artikel 3 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
Artikel 6.3 van de WSF 2000, en artikel 4.3 van de WSF BES schrijven voor dat jaarlijks
uiterlijk in december een rentepercentage wordt vastgesteld. In artikel 3 van de normenregeling
wordt het rentepercentage WSF 2000 en WSF BES bepaald.
Op grond van artikel 6.3, eerste lid, van de WSF 2000 wordt voor de lening beroepsonderwijs
uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement
over de maand september van dat jaar van de openbare lening, uitgegeven door de Staat
der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van
Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaren. Het gemiddeld
effectief rendement over september 2019 was negatief, wat betekent dat het rentepercentage
op grond van de tweede volzin van artikel 6.3, eerste lid, van de WSF 2000, voor het
jaar 2021 wordt vastgesteld op nul.
Op grond van artikel 6.3, tweede lid, van de WSF 2000 wordt voor de lening hoger onderwijs
uitgegaan van het rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement
over de periode van 12 maanden, gerekend van oktober van het voorafgaande jaar tot
en met september van het lopende jaar, van de openbare lening, uitgegeven door de
Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze
van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 5 jaren. Het gemiddeld effectief
rendement over deze periode van 12 maanden was negatief. Dit betekent dat het rentepercentage
op grond van de tweede volzin van artikel 6.3, tweede lid, van de WSF 2000, voor het
jaar 2021 – evenals bij de lening beroepsonderwijs – voor de lening hoger onderwijs
wordt vastgesteld op nul.
Op grond van artikel 4.3 van de WSF BES moet worden uitgegaan van een rentepercentage
dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de maand september van dat
jaar van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten
tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde
resterende looptijd van 3 tot 5 jaar. Het gemiddeld effectief rendement over de maand
september 2020 was negatief. Dit betekent dat het rentepercentage op grond van de
tweede volzin van artikel 4.3 van de WSF BES, voor het jaar 2021 wordt vastgesteld
op nul.
C, artikel 5 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In dit onderdeel vindt aanpassing van de vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage
beroepsonderwijs plaats, bedoeld in 3.9, tweede lid, van de WSF 2000.
D, artikel 5a Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In dit onderdeel vindt aanpassing van de vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage
hoger onderwijs plaats, bedoeld in artikel 3.9a van de WSF 2000.
E, artikel 6 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In dit onderdeel vindt aanpassing van de vrije voeten eigen inkomsten plaats, bedoeld
in artikel 3.17, eerste lid, van de WSF 2000 en artikel 3.17, vierde lid, van de WSF
2000.
F en H, artikelen 7 en 8 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In deze onderdelen vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WSF 2000-normbedragen,
bedoeld in de artikelen 3.18, 4.7, derde lid, 4.18, tweede lid, en 5.2, vierde lid,
van de WSF 2000. Het gaat om indexeringen op basis van de procentuele wijziging van
de consumentenprijsindex, genoemd in artikel 2 van deze regeling. De maximale aanvullende
beurs in het hoger onderwijs is het resultaat van het geïndexeerde normbudget minus
de basislening. In het beroepsonderwijs is de maximale aanvullende beurs het resultaat
van het geïndexeerde normbudget minus de basisbeurs en basislening. Voor mbo-studenten
die lesgeld verschuldigd zijn, wordt de maximale aanvullende beurs ingevolge artikel
3.2, derde lid, van de wet vanaf 1 januari 2021 verhoogd met € 100,17 en per 1 augustus
2021 met € 101,33 per maand.
G, artikel 7a Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In artikel 3.27, tweede lid, van de WSF 2000 is bepaald dat wanneer het reisproduct
niet tijdig wordt stopgezet nadat het reisrecht is vervallen,, en er gebruik van is
gemaakt, degene aan wie het reisrecht is toegekend per halve kalendermaand een bedrag
verschuldigd is aan de minister (ook wel de ‘OV-boete’ genoemd). In artikel 11.1 van
de WSF 2000 is opgenomen dat de in artikel 3.27, tweede lid, genoemde bedragen op
een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven wijze aan de hand
van de loon- of prijsontwikkelingen in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar,
worden gewijzigd. Abusievelijk was nog geen uitvoering gegeven in artikel 17 van het
BSF 2000 aan de bedoelde indexatie. Bij Besluit van 29 september 2020 tot wijziging van met name het Besluit experimenten
flexibel hoger onderwijs, houdende de uitbreiding van de experimenten leeruitkomsten
en flexstuderen
2, is dit alsnog gebeurd, en is vastgelegd dat de indexering jaarlijks plaatsvindt
op basis van de consumentenprijsindex. Er is voor gekozen om de abusievelijk niet
uitgevoerde indexatie over 2020 vanaf 1 januari 20213 alsnog door te voeren omdat artikel 11.1 eerste lid van de Wet studiefinanciering
2000 verplicht om de OV-boetebedragen jaarlijks te indexeren. Per 1 januari 2021 worden
in het nieuwe artikel 7a van de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES de ov-boetebedragen
opgenomen.
I, artikel 8a Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In dit onderdeel vindt aanpassing plaats van de waarde van de kwijtschelding studieschuld
voor studenten met een handicap of chronische ziekte, bedoeld in artikel 6.2a, tweede
lid, van de WSF 2000.
J, artikel 8b Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In artikel 12.14, tweede lid, van de WSF 2000 zijn de normbedragen geregeld die voor
studenten met cohortgarantie in de plaats komen van de bedragen in artikel 3.18 van
de WSF 2000. Deze normbedragen dienen op grond van artikel 12.21 van de WSF 2000 overeenkomstig
artikel 11.1 van de WSF 2000 te worden aangepast. In dit onderdeel vindt aanpassing
van deze normbedragen plaats.
K, artikel 8c Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In artikel 19, eerste lid, van het BSF 2000 wordt de waarde van de voucher genoemd.
Op grond van het vierde lid van dit artikel wordt het vouchertegoed overeenkomstig
artikel 17, tweede lid, van het BSF 2000, aangepast (procentuele wijziging consumentenprijsindex).
L, artikel 9 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
Het grensbedrag draagkracht, bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, van de WTOS, en
het grensbedrag toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 10.5, tweede lid, van de WTOS,
zijn loongevoelig. In dit onderdeel worden deze bedragen aangepast.
M, N, O, P, Q, artikelen 10 t/m 14 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In deze onderdelen vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WTOS-normbedragen,
bedoeld in de artikelen 4.3, 4.6, 5.4, 5.10, en 10.7, derde lid, van de WTOS. Het
gaat om indexeringen op basis van de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex,
genoemd in artikel 2 van deze regeling.
R, artikel 15 Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES
In dit onderdeel vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WSF BES-normbedragen
in artikel 2.2 van de WSF BES. Het gaat om indexeringen op basis van de procentuele
wijziging van de consumentenprijsindex voor Caribisch Nederland, genoemd in artikel
2, derde lid, van deze regeling.
Artikel II. REGELING STUDIEFINANCIERING 2000
A, artikel 5.4 Regeling studiefinanciering 2000
In artikel 5.4, eerste lid, onder a van de RSF 2000 wordt verwezen naar artikel 3,
eerste en tweede lid. Dit moet zijn artikel 3, eerste en tweede lid van de wet. Dit
wordt met deze regeling hersteld. Het betreft een redactionele wijziging.
B, artikel 6.1 Regeling studiefinanciering 2000
Op grond van artikel 7.4, vijfde lid, van de WSF 2000 worden bij ministeriële regeling
regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen.
Dit is gebeurd in de RSF 2000. In artikel 6.1, derde lid, van de RSF 2000 is het bedrag
bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend, indien de maandbetalingen
hoger zijn dat dat bedrag. In artikel 6.2 van de RSF 2000 is bepaald dat dit bedrag
wordt aangepast door middel van de procentuele wijziging bedoeld in artikel 17, tweede
lid, van het BSF 2000 (de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer).
Artikel III. Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Artikel 3.1 Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de WTOS worden bij ministeriële regeling
regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen.
Dit is gebeurd in de RTOS. In artikel 3.1, derde lid, van de RTOS, is het bedrag bepaald
waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend, indien de betalingen hoger
zijn dan dat bedrag. In artikel 3.3 van de RTOS is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast
door middel van de procentuele wijziging bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het
BTOS (de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer).
ARTIKEL IV,
A, artikel 5.1 Regeling studiefinanciering BES
Artikel 5.2, derde lid, van de WSF BES bepaalt dat bij ministeriële regeling regels
worden gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van bedragen. Dit
is gebeurd in de RSF BES. In artikel 5.1, derde lid, van de RSF BES is het bedrag
bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend, indien de maandbetalingen
hoger zijn dan dat bedrag. In artikel 5.2 van RSF BES is bepaald dat overeenkomstig
8.1 van de WSF BES dit bedrag op gelijke wijze wordt aangepast als de normbedragen
in artikel 2.2 van de WSF BES (indexering aan de hand van de consumentenprijsindex).
B, artikel 3a.1 Regeling studiefinanciering BES
In de Regeling houdende de wijziging van onder meer de Regeling studiefinanciering 2000
in verband met de mogelijkheid tot schorsen van een studieschuld in verband met het
aangaan van een nieuwe studieschuld
4 is per abuis bij de wijzigingsopdracht naar een onjuist artikel verwezen. Dit wordt
met deze wijzigingsregeling hersteld. Het betreft een technische wijziging.
Artikel V, inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, met uitzondering van
de redactionele en technische wijzigingen bedoeld in de artikelen II, onderdeel A,
en artikel IV, onderdeel B. De redactionele wijzigingen kunnen direct inwerking treden
en gelden niet pas vanaf `januari 2021 zoals de overige artikelen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven