TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling wijzigt de Drinkwaterregeling in verband met de aanwijzing van de herziene
norm BRL 6010, een beoordelingsrichtlijn over legionellapreventie-advisering in collectieve
leidingwaterinstallaties. Aangewezen wordt de herziene versie zoals die per 1 januari
2021 luidt.
Op grond van het Drinkwaterbesluit moeten zogeheten prioritaire locaties met collectieve
leidingwaterinstallaties (zoals ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, hotels en campings)
beschikken over een legionella-risicoanalyse en een legionellabeheersplan, en moet
dat beheersplan worden uitgevoerd om besmetting van personen te voorkomen. Die documenten
moeten voldoen aan de eisen die het Drinkwaterbesluit daaraan stelt. Een van die eisen
is dat de risicoanalyse en het beheersplan worden opgesteld door bedrijven die daarvoor
gecertificeerd zijn conform de beoordelingsrichtlijn BRL 6010. In de beoordelingsrichtlijn
BRL 6010 staan de eisen die certificatie-instellingen moeten hanteren voor het verlenen
van een certificaat aan die bedrijven. Voorgeschreven is de versie van BRL 6010 zoals
die luidt op een bij ministeriële regeling genoemd tijdstip (artikel 1, eerste lid,
Drinkwaterbesluit). Aangewezen in artikel 2, eerste lid, van de Drinkwaterregeling
was voorheen de versie van 1 juli 2011.
BRL 6010 is inmiddels herzien. De herziening van BRL 6010 is een direct gevolg van
de Initiatiefnota Legionella, die in 2015 door de Tweede Kamer is uitgebracht (Kamerstukken
II 2015-2016, 34 297, nr. 2). Met de herziening is beoogd om de kwaliteit van die adviezen te verbeteren. Enerzijds
door bijvoorbeeld het gebruik van een standaard hoofdstukindeling verplicht te stellen
en de componenten van een installatie op een meer eenduidige wijze te formuleren.
Anderzijds door in de herziene BRL 6010 meer aandacht te besteden aan de kwaliteit
van de legionellapreventie-adviseur. Deze zal een erkend diploma moeten hebben en
zal zijn vakbekwaamheid door bij- en nascholing aantoonbaar op peil moeten houden.
Certificerende instanties zullen hier scherper op toezien.
Daarnaast heeft in de nieuwe situatie de Raad voor de Accreditatie ook een toezichthoudende
rol, doordat de certificerende instellingen door de Raad voor de Accreditatie geaccrediteerd
moeten zijn. De herziene BRL is voor acceptatie aan de Raad voor de Accreditatie voorgelegd
en op 10 juni 2020 door de Raad geaccepteerd.
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Er zijn momenteel zo’n 100 certificaathouders die hun certificaat hebben verkregen
op basis van de eerdere versie van BRL 6010 van 1 juli 2011. De aanvankelijk bij de
herziening van BRL 6010 beoogde ingangsdatum van 1 augustus 2020 is niet gehaald door
vertraging in het accreditatieproces. Daarom heeft de Stichting InstallQ (de opvolger
van de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland (KvINL)) uitstel bekendgemaakt
van de ingangsdatum van de nieuwe versie van BRL6010. De Stichting InstallQ heeft
bekendgemaakt dat certificaathouders van BRL 6010 meer voorbereidingstijd krijgen
voor het werken met de nieuwe versie en dat het certificaat gehandhaafd blijft totdat
de nieuwe versie door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat is aangewezen,
met een overgangsperiode tot 1 juli 2022 om aan de nieuwe eisen te voldoen, inclusief
het halen van het Bewijs van Vakmanschap (zie https://installq.nl/-uitstel-nieuwe-versie-brl6010-legionellapreventie).
In verband daarmee is ook een overgangsbepaling opgenomen in de wijzigingsregeling
op grond waarvan de onder BRL 6010, versie 1 juli 2011, verleende certificaten, van
toepassing blijven tot 1 juli 2022. Dit betreft de toepassing onder het Drinkwaterbesluit
en daarop gebaseerde regelgeving.
In feite geldt daardoor een overgangstermijn van een jaar, wat naar verwachting voldoende
is voor de betreffende bedrijven om hun certificering te actualiseren.
Nieuw element is dat de BRL 6010 geaccrediteerd is door de Raad voor Accreditatie.
Dit betekent onder meer dat de Raad voor Accreditatie toezicht houdt op de certificerende
instellingen (momenteel Kiwa en DEKRA). Daarmee wordt bevorderd dat de certificerende
instellingen hun toezicht op de gecertificeerde bedrijven goed uitvoeren.
Effecten
Bij het opstellen van de herziene BRL 6010 is de focus gericht geweest op het verkrijgen
van een meer eenduidige kwaliteit van opgeleverde risicoanalyses en beheersplannen.
Met name vanuit de gastvrijheidssector (die ook bij de totstandkoming is betrokken)
was daar veel behoefte aan.
Onder meer zijn om die reden concrete en toetsbare eisen gesteld aan de vakbekwaamheid
van de legionellapreventie-adviseur, en is het afleggen van een examen verplicht gesteld.
Voorbereidingsprocedure en consultatie
De herziening van BRL 6010 als private norm is begeleid door de Technische Commissie
TC6010 van het Centraal College van Deskundigen (CCvD) van de Stichting InstallQ (de
opvolger van de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland (KvINL)). In die Technische
Commissie TC6010 was onder meer de gastvrijheidssector betrokken.
Daarnaast is een concept van de herziene BRL 6010 in 2018 door KvINL gepubliceerd
voor commentaar. Daarop zijn zo’n 20 reacties gekomen, die hebben geleid tot aanpassing
van de tekst. Het CCvD van Stichting InstallQ heeft de herziene beoordelingsrichtlijn
op 18 december 2018 definitief vastgesteld. De Raad voor Accreditatie heeft de herziene
beoordelingsrichtlijn op 10 juni 2020 geaccepteerd. Stichting InstallQ heeft de beoordelingsrichtlijn
per 1 oktober 2020 bindend verklaard.
Van 13 oktober tot 10 november 2020 heeft internetconsultatie plaatsgehad. Er zijn
twee reacties ingediend, die beide openbaar zijn (zie https://www.internetconsultatie.nl/wijziging_drinkwaterregeling_ivm_herziening_brl_6010/reacties). De eerste reactie betrof bezwaren tegen de inhoud van BRL 6010, met name het voorschrift
dat met goed gevolg een examen moet worden afgelegd bij CITO. Voor het uiten van bezwaren
tegen de inhoud van een privaatrechtelijke norm dient het private voorbereidings-
en vaststellingstraject. Daarnaast kan worden vastgesteld dat het voorschrift inzake
het afleggen van een speciaal op de materie toegesneden examen bij CITO een essentieel
en goed controleerbaar element vormt bij de verbetering van de kwaliteit van risicoanalyses
en beheersplannen. In de reactie zijn ook bezwaren geuit tegen de samenstelling van
de examencommissie. Daarbij wordt verwezen naar artikel 7.4.5 van de Wet educatie
en beroepsonderwijs. Deze regelgeving is echter niet van toepassing op de examencommissie
die in het kader van de uitvoering van de herziene BRL 6010 is ingesteld.
De tweede reactie heeft betrekking op artikel II, waarin bepaald is dat een certificaat
dat op basis van de oude BRL 6010 verleend is vóór de inwerkingtreding van deze regeling
(1 januari 2021), van toepassing blijft tot uiterlijk 1 januari 2022. De inspreker
merkt op dat bij de gecertificeerde adviesbureaus jaarlijks een audit wordt uitgevoerd.
De certificerende instanties zijn nog niet geaccrediteerd, en dat zal naar verwachting
pas in de loop van 2021 gebeuren. Pas daarna zullen pas de eerste nieuwe certificaten
uitgegeven kunnen worden aan de adviseurs. Hij pleit er daarom voor om 1 juli 2022
i.p.v. 1 januari 2022 te hanteren als einddatum van de overgangstermijn. Alles overwegende,
is naar aanleiding van deze inspraakreactie besloten om in artikel II 1 juli 2022
als einddatum op te nemen.
Administratieve lasten en nalevingskosten
De bestaande certificaathouders zullen - als zij na 1 januari 2022 hun legionella-advieswerk
willen voortzetten - hun bedrijf vóór die tijd moeten laten controleren door een certificerende
instelling en de aldaar werkzame legionellapreventie-adviseurs zullen het voorgeschreven
examen moeten afleggen. Er zijn zo’n 100 bedrijven die legionella-adviesdiensten aanbieden,
met bij ieder bedrijf naar schatting gemiddeld vier legionellapreventie-adviseurs.
De kosten voor het examen (bestaande uit Deel A en Deel B) voor een legionellapreventie-adviseur
bedragen bij CITO 570 euro (inclusief BTW). Per bedrijf bedragen de kosten dus gemiddeld
2.280 euro. Het betreft eenmalige kosten. Voor nieuwe adviesbedrijven die momenteel
nog niet op grond van BRL 6010 zijn gecertificeerd, gelden dezelfde (gemiddelde) bedragen.
Voor de twee huidige certificerende instanties (Kiwa en DEKRA) bedragen de geschatte
kosten voor accreditatie (door de Raad voor Accreditatie) zo’n 20.000 euro per instantie.
Voor eventuele nieuwe certificerende instanties kan worden uitgegaan van eenzelfde
bedrag. Ook dit zijn eenmalige kosten.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR) op de hoogte gesteld van onderhavige voorgenomen wijziging van de Drinkwaterregeling.
ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies. Dit gelet op de analyse
dat er geen omvangrijke regeldrukeffecten aan de orde zijn als gevolg van het voorstel.
Van een HUF toets is voorts afgezien, de ILT controleert zoals voorheen op de aanwezigheid
van een certificaat, daarin treedt geen wijziging op.
Politieke aspecten (moties en toezeggingen)
De herziening van BRL 6010 houdt direct verband met de Initiatiefnota Legionella die
in 2015 door de Tweede Kamer is uitgebracht (Kamerstukken II 2015-2016, 34 297, nr. 2), en de toezeggingen die de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu naar
aanleiding daarvan heeft gedaan1. Naast de herziening van BRL 6010 betrof het onder andere het opstellen van een aanbeveling
door het Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving (CUR) met betrekking
tot het legionellaveilig ontwerpen van gebouwen (CUR-aanbeveling 120; 2017). Ook werd
de Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater gewijzigd opdat de
wekelijkse spoelfrequentie verlaagd kon worden bij gebruik van bepaalde alternatieve
technieken voor legionellapreventie2.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Op 18 december 2018 is een herziene versie van de Nationale Beoordelingsrichtlijn
BRL 6010 vastgesteld door de Stichting InstallQ (Nationale beoordelingsrichtlijn voor
het InstallQ-procescertificaat voor legionellarisicoanalyses en -beheersplannen voor
collectieve leidingwaterinstallaties). In artikel 1, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit
is deze beoordelingsrichtlijn gedefinieerd als: ‘BRL 6010: Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO INSTAL® procescertificaat voor «legionellapreventie-advisering
voor collectieve leidingwaterinstallaties», zoals deze luidde op een bij ministeriële
regeling genoemd tijdstip’.
De herziene versie van BRL 6010 is op 10 juni 2020 geaccepteerd door de Raad voor
Accreditatie en op 1 oktober 2020 bindend verklaard door de Stichting InstallQ. In
verband daarmee is het in artikel 2, eerste lid, van de Drinkwaterregeling, genoemde
tijdstip waarnaar wordt verwezen in de definitie van BRL 6010 in artikel 1, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit, gewijzigd in 1 januari 2021.
Artikel II
Voor de toepassing van de oude versie van BRL 6010 onder het Drinkwaterbesluit en
de daarop gebaseerde regelgeving is in artikel II een overgangsregeling opgenomen,
op grond waarvan voor de toepassing van de oude versie een overgangstermijn van anderhalf
jaar geldt. Deze komt erop neer dat voor de onder BRL 6010, versie 1 juli 2011, verleende
certificaten de datum 1 juli 2011 geldig blijft tot uiterlijk 1 juli 2022. Met andere
woorden, KOMO INSTAL® procescertificaten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van
het Drinkwaterbesluit, verleend onder BRL 6010, zoals deze luidde op 1 juli 2011,
blijven voor de toepassing van het Drinkwaterbesluit en daarop gebaseerde regelgeving
geldig tot uiterlijk 1 juli 2022. Voor adviseurs die op grond van de BRL 6010, versie
1 juli 2011, gecertificeerd zijn, houdt dit in dat zij uiterlijk op 1 juli 2022 overeenkomstig
de herziene BRL 6010 gecertificeerd moeten zijn. Een adviseur die geen certificaat
heeft en die vanaf 1 januari 2021 gecertificeerd wil worden, moet voldoen aan de eisen
overeenkomstig de hernieuwde BRL 6010.
Artikel III
De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, met inachtneming
van de systematiek van de vaste verandermomenten (ingangsdatum 1 januari, zie Aanwijzing
voor de regelgeving 4.17). De minimuminvoeringstermijn (twee maanden) wordt daarbij
naar verwachting niet gehaald. Hiervan wordt afgeweken vanwege de uitvoerige voorbereiding
en communicatie bij de herziening van BRL 6010, de beperkte doelgroep en het belang
van een invoering per 1 januari 2021 om aanmerkelijke ongewenste publieke nadelen
te voorkomen (professionalisering legionellabestrijding en aansluiten van de Drinkwaterregeling
bij de herziene privaatrechtelijke norm). Zie voor het overgangsrecht artikel II en
de toelichting op dat artikel.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga