Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 9 november 2020, kenmerk 1773197-213407-WJZ, houdende wijziging van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp en de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars in verband met de indexering van de bezoldigingsmaxima voor het jaar 2021

De Minister voor Medische Zorg en Sport,

Gelet op de artikelen 2.7, eerste en tweede lid, 3.3 en 3.4, eerste en tweede lid, van de Wet normering topinkomens;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Bezoldigingsmaxima 2020’ vervangen door ‘Bezoldigingsmaxima 2021’.

2. De tabel wordt vervangen door:

Klasse

Bezoldigingsmaximum

I

€ 116.000

II

€ 141.000

III

€ 170.000

IV

€ 193.000

V

Het bedrag, genoemd in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

B

De bijlage bij artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

Paragraaf 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede gedachtestreepje van de opsomming vervalt ‘de Subsidieregeling eerstelijns verblijf 2016, ’.

2. De vierde alinea, die begint met de zinsnede ‘Onder het begrip ‘opbrengsten’ wordt verstaan’ en eindigt met de zinsnede ‘het begrip ‘omzet’ in paragraaf 3.’, vervalt.

ARTIKEL II

De Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 1 wordt ‘de zorgverzekeraars, bedoeld in de bijlage 3 bij de wet’ vervangen door ‘de zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders, bedoeld in de bijlage 3 bij de wet’.

B

Artikel 2 van de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Sectorale bezoldigingsnorm 2020’ vervangen door ‘Sectorale bezoldigingsnorm 2021’.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor het kalenderjaar 2021 bedraagt de sectorale bezoldigingsnorm voor zorgverzekeraars:

    • a. € 297.000, indien zij op 1 januari 2020 meer dan 1.000.000 verzekerden hadden;

    • b. € 257.000, indien zij op 1 januari 2020 minimaal 300.000 en maximaal 1.000.000 verzekerden hadden;

    • c. € 218.000, indien zij op 1 januari 2020 minder dan 300.000 verzekerden hadden.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

I. Algemeen

De Wet normering topinkomens (hierna: WNT) stelt regels over de bezoldigingsmaxima van topfunctionarissen bij instellingen met een publieke of semipublieke taak. Op grond van de WNT bestaan de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp (hierna: Regeling zorg en jeugdhulp) en de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars (hierna: Regeling zorgverzekeraars). Deze regelingen bepalen dat topfunctionarissen in de zorg en jeugdhulp respectievelijk bij zorgverzekeraars per kalenderjaar niet meer bezoldiging ontvangen dan de voor dat kalenderjaar vastgestelde bezoldigingsmaxima. Deze maxima worden jaarlijks uiterlijk in de maand november van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop het bedrag betrekking heeft, vastgesteld.1 Met voorliggende regeling zijn de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in de zorg en jeugdhulp (artikel I) respectievelijk bij zorgverzekeraars (artikel II) voor het jaar 2021 vastgesteld.

Administratieve lasten

De wijzigingen die met deze regeling worden doorgevoerd betreffen ofwel geen inhoudelijke wijzigingen en hebben om die reden geen gevolgen voor de regeldruk, ofwel geen inhoudelijke wijzigingen die noemenswaardige gevolgen hebben voor de regeldruk. Instellingen die onder de reikwijdte van de Regeling zorg en jeugdhulp en de Regeling zorgverzekeraars vallen, moeten kennisnemen van de nieuwe normen. Gezien de verwaarloosbare impact van deze kennisname van de administratieve lasten zijn deze niet verder gekwantificeerd. Het Adviescollege toetsing regeldruk is hiermee akkoord.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In de Regeling zorg en jeugdhulp is bepaald dat topfunctionarissen van instellingen in de zorg, van jeugdhulpinstellingen en gecertificeerde instellingen, van Veilig Thuis-organisaties, van rechtspersonen waar vertrouwenspersonen werken en van Sanquin per kalenderjaar niet meer bezoldiging ontvangen dan het voor dat kalenderjaar vastgestelde bedrag. Daarbij worden de instellingen ingedeeld in klassen. Elke klasse kent een eigen bezoldigingsmaximum. Het bezoldigingsmaximum van de hoogste klasse (V) is gelijk aan het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT. Doordat er bij het bezoldigingsmaximum van de hoogste klasse een dynamische verwijzing naar het algemeen bezoldigingsmaximum is opgenomen, verandert deze automatisch als het algemeen bezoldigingsmaximum verandert. In september 2020 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bekendgemaakt dat het algemeen bezoldigingsmaximum voor 2020 is vastgesteld op € 209.000.2 Het maximum van bezoldigingsklasse V volgt deze ontwikkeling.

De bezoldigingsmaxima voor de overige klassen (I tot en met IV) van de Regeling zorg en jeugdhulp zijn per 1 januari 2021 verhoogd met 3,8% (hetzelfde percentage als voor indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum)3 en in navolging van artikel 2.3, tweede lid, van de WNT, afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s.

Opgemerkt wordt dat de dat de bezoldigingsbedragen de maximumbezoldiging betreffen. De feitelijke bezoldiging hoeft het maximum niet te raken. De indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum voor 2021 is vastgesteld op basis van de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid in 2019. De verhoging van de gestaffelde normen staat echter in contrast met de verwachte economische ontwikkeling in 2021 als gevolg van de COVID-19 uitbraak. Gelet op deze discrepantie wordt aan de werkgevers in de zorg- en jeugdsector in overweging gegeven om gematigd om te gaan met de loonruimte die in 2021 ontstaat door de indexering.

Onderdeel B

De wijziging in onderdeel B heeft betrekking op paragraaf 2.3 van de bijlage bij de Regeling zorg en jeugdhulp. In deze paragraaf is de mate bepaald waarin het aantal relevante financieringsbronnen van invloed is op het bepalen van de functiezwaarte en hoogte van de bezoldiging. Uitgangspunt is dat de complexiteit van de werkzaamheden en de hoogte van de bezoldiging van de topfunctionarissen toeneemt naarmate het aantal financieringsbronnen toeneemt. Wat onder financieringsbronnen wordt verstaan staat in de opsomming van paragraaf 2.3.

In het tweede gedachtestreepje wordt de verwijzing naar Subsidieregeling eerstelijns verblijf 2016 geschrapt, omdat deze regeling is vervallen per 1 januari 2017.

Voorts is de vierde alinea die betrekking heeft op het begrip ‘opbrengsten’ geschrapt, omdat deze achterhaald is. Deze alinea was tot 2019 relevant, omdat het tot 2019 nog noodzakelijk was om vast te stellen wat de omvang van de financieringsbronnen is voordat deze konden worden meegeteld. De financieringsbronnen konden pas worden meegeteld als daarmee ten minste 10% van de opbrengsten werd gegenereerd. Met ingang van 2019 is het opbrengstencriterium komen te vervallen om beter recht te doen aan de complexiteit van kleinere rechtspersonen.4 Het is daarom ook niet langer noodzakelijk een alinea te wijden aan wat onder het begrip ‘opbrengsten’ wordt verstaan. Deze alinea wordt daarom geschrapt.

Artikel II

Onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt artikel 1 van de Regeling zorgverzekeraars. Van de mogelijkheid is gebruik gemaakt om de discrepantie te verhelpen tussen artikel 1 van de Regeling zorgverzekeraars en artikel 3.1 van de WNT, in samenhang gelezen met artikel 1.4, eerste lid, van de WNT en bijlage 3 bij de WNT. Zoals in de memorie van toelichting op de Evaluatiewet WNT is gemeld5, worden Wlz-uitvoerders voor de uitvoering van de WNT juridisch hetzelfde behandeld als zorgverzekeraars. Dit omdat de bestuursleden van de Wlz-uitvoerders ook de zorgverzekeraars besturen. Net zoals bij zorgverzekeraars het geval is, zijn Wlz-uitvoerders daarom in bijlage 3 bij de WNT opgenomen. Hierdoor zijn de paragrafen 3 en 4 van de WNT op zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders van toepassing, inhoudende dat ingevolge artikel 3.1 van de WNT in de Regeling zorgverzekeraars het bezoldigingsmaximum moet worden bepaald. In overeenstemming hiermee worden Wlz-uitvoerders met onderhavige wijziging in artikel 1 van de Regeling zorgverzekeraars als zorgverzekeraar aangemerkt.

Onderdeel B

In de Regeling zorgverzekeraars is bepaald dat topfunctionarissen bij zorgverzekeraars per kalenderjaar niet meer bezoldiging ontvangen dan het voor dat kalenderjaar vastgestelde bedrag. Daarbij worden de zorgverzekeraars ingedeeld in klassen op grond van het aantal verzekerden. Elke klasse kent een eigen bezoldigingsmaximum.

Bij de vaststelling van de bezoldigingsmaxima is rekening gehouden met de bezoldiging voor vergelijkbare functies bij overheidsorganisaties, de bezoldiging in relevante andere sectoren van de arbeidsmarkt, de verhouding met de bezoldiging van het overige personeel binnen de zorgverzekeraars en maatschappelijke opvattingen over de hoogte.6 Daarbij is er nadrukkelijk rekening mee gehouden dat zorgverzekeraars zowel op de publieke als private markt opereren. Om die reden is hetzelfde uitgangspunt als bij de verlaging van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen bij zorgverzekeraars naar aanleiding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT gehanteerd, te weten dat zorgverzekeraars voor 50% op de private markt opereren en voor 50% op de publieke markt. Om deze reden worden de maximumbedragen geïndexeerd met het gemiddelde van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer voor de cao-lonen inclusief bijzondere beloningen voor de sector overheid per maand7 (voor 2019: 2,9%)8 en het door Zorgverzekeraars Nederland vastgestelde gemiddelde van de loonontwikkeling binnen de branche van zorgverzekeraars (voor 2019: 2,6%). Het gemiddelde van deze percentages is 2,75.

Een verhoging van € 289.000 met laatstgenoemd percentage leidt tot een bedrag van € 296.947,50. In navolging van artikel 2.3, tweede lid, van de WNT en de toelichting hierbij is dit bedrag naar boven op een duizendvoud in euro’s afgerond. Hiermee is de maximale bezoldiging voor het jaar 2021 bepaald op een bedrag van € 297.000. De overige twee klassen voor zorgverzekeraars zijn op dezelfde wijze geïndexeerd. Opnieuw wordt opgemerkt dat de bezoldigingsbedragen de maximumbezoldiging betreffen. Gelet op de eerdergenoemde discrepantie tussen de verhoging van de bezoldiging en de verwachtte economische ontwikkeling in 2021 als gevolg van de COVID-19 uitbraak, wordt ook aan de werkgevers in de zorgverzekeringenbranche in overweging gegeven om gematigd om te gaan met de loonruimte die is ontstaan door de indexering.

Artikel III

Uit de WNT volgt dat deze regeling uiterlijk in november 2020 wordt vastgesteld.9 De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Daarmee wordt aangesloten bij het beleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving.10 Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat deze regeling van toepassing is op bezoldigingen die verschuldigd zijn voor werkzaamheden vanaf 1 januari 2021.

De Minister voor Medische Zorg T. van Ark


X Noot
1

Artikelen 2.7, tweede lid, 3.3 en 3.4, tweede lid, van de WNT.

X Noot
5

Kamerstukken II 2016/17, 34 654, nr. 3, pp. 35 en 36.

X Noot
6

Artikel 3.6, tweede lid, van de WNT.

X Noot
7

Zoals deze door het CBS in het jaar van vaststellen van de ministeriële regeling voor het daaraan voorafgaande jaar is vastgesteld.

X Noot
8

Het percentage is te vinden via de website statline.cbs.nl.

X Noot
9

Artikelen 2.7, eerste en tweede lid, 3.3 en 3.4, tweede lid, van de WNT.

X Noot
10

Artikel 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven