Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 november 2018, kenmerk 1442195-183616-WJZ, houdende wijziging van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp en de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars in verband met de indexering van de bezoldigingsmaxima voor het jaar 2019

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2.7, eerste en tweede lid, 3.3 en 3.4 van de Wet normering topinkomens;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na de aanduiding ‘rechtspersonen of instellingen voor zorg of jeugdhulp:’ de zinsnede ‘onder de nummers 1 tot en met 3, 7 en 8’ vervangen door ‘onder de nummers 1 tot en met 3, 7, 8 en 14’.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Bezoldigingsmaxima’ vervangen door ‘Bezoldigingsmaxima 2019’.

2. De tabel wordt vervangen door:

Klasse

Bezoldigingsmaximum

I

€ 107.000

II

€ 130.000

III

€ 157.000

IV

€ 179.000

V

Het bedrag, genoemd in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

C

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel bij paragraaf 2.1 wordt na ‘Instelling voor ziekenvervoer’ een rij ingevoegd, luidende:

advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling

3

2. Paragraaf 2.3 komt te luiden:

2.3 Aantal relevante financieringsbronnen

Uitgangspunt is dat de complexiteit van de werkzaamheden van de topfunctionarissen toeneemt naarmate het aantal financieringsbronnen toeneemt. Meerdere financieringsbronnen betekent immers doorgaans ook meerdere andere partijen waarmee onderhandeld of gesproken moet worden en meerdere declaratie- en verantwoordingswijzen.

Onder ‘financieringsbron’ wordt verstaan:

  • financiering door zorgverzekeraars voor op grond van zorgverzekeringen als bedoeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw) verleende zorg of diensten;

  • financiering voor het verlenen van op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) verzekerde zorg of diensten alsmede voor zorg als bedoeld in de Subsidieregeling eerstelijns verblijf 2016, de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling of de Subsidieregeling ADL-assistentie (deze subsidieregelingen vinden hun basis in de Wlz);

  • financiering door gemeenten voor jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet;

  • financiering door gemeenten voor maatschappelijke ondersteuning of andere bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) bedoelde producten of diensten;

  • financiering door het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor forensische zorg als bedoeld in het Interimbesluit forensische zorg;

  • financiering door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet overige OCW-subsidies.

Overige financieringsbronnen, zoals bijvoorbeeld een beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in de WMG, een subsidie op grond van de op de Wlz gebaseerde Subsidieregelingen ‘voorzetting zorginfrastructuur 2015–2017’ en ‘overgang kapitaallasten 2015–2017’ of een subsidie op grond van de Kaderwet VWS-subsidies tellen derhalve niet mee.

Onder het begrip ‘opbrengsten’ wordt verstaan: de som van de bedrijfsopbrengsten in het kader van de Zvw, Wlz, Jeugdwet, Wmo 2015, financiering voor forensische zorg en financiering voor onderwijs van het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de beoordeling plaatsvindt. Dit begrip verschilt hiermee van het begrip ‘omzet’ in paragraaf 3.

Een en ander leidt tot de volgende puntentelling:

Aantal relevante financieringsbronnen

(Zvw, Wlz, Jeugdwet, Wmo 2015, forensische zorg, onderwijs)

Punten

1 of 2

2

3 tot en met 6

3

ARTIKEL II

Artikel 2 van de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Sectorale bezoldigingsnorm 2018’ vervangen door ‘Sectorale bezoldigingsnorm 2019’.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor het kalenderjaar 2019 bedraagt de sectorale bezoldigingsnorm voor zorgverzekeraars:

    • a. € 282.000, indien zij op 1 januari 2018 meer dan 1.000.000 verzekerden hadden;

    • b. € 244.000, indien zij op 1 januari 2018 tussen de 300.000 en 1.000.000 verzekerden hadden;

    • c. € 207.000, indien zij op 1 januari 2018 minder dan 300.000 verzekerden hadden.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

I. Algemeen

De Wet normering topinkomens (WNT) stelt regels over de bezoldigingsmaxima van topfunctionarissen bij instellingen met een publieke of semipublieke taak. Op grond van de WNT bestaan de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp (hierna: Regeling zorg en jeugdhulp) en de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars (hierna: Regeling zorgverzekeraars). Deze regelingen bepalen dat topfunctionarissen in de zorg en jeugdhulp respectievelijk bij zorgverzekeraars per kalenderjaar niet meer bezoldiging ontvangen dan de voor dat kalenderjaar vastgestelde bezoldigingsmaxima. Deze maxima worden jaarlijks uiterlijk in de maand november van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop het bedrag betrekking heeft, vastgesteld (artikelen 2.7, tweede lid, 3.3 en 3.4, tweede lid, van de WNT). Met deze regeling zijn de bezoldigingsmaxima voor het jaar 2019 vastgesteld.

De bezoldigingsmaxima voor 2019 zijn – ten opzichte van voorgaande jaren – op een andere wijze geïndexeerd. In de artikelsgewijze toelichting wordt dit nader uiteengezet.

Toevoeging advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling

Met ingang van 1 januari 2018 zijn de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK; ook bekend als Veilig Thuis) onder de werking van de WNT gebracht.1 Volgens de memorie van toelichting bij de Evaluatiewet WNT zijn AMHK’s onder de werking van de WNT gebracht omdat deze – kort gezegd – op dezelfde wijze moeten worden behandeld als jeugdhulpaanbieders.2 Jeugdhulpaanbieders vallen onder de werking van de Regeling zorg en jeugdhulp. In lijn met het uitgangspunt dat AMHK’s en jeugdhulpaanbieders voor de WNT gelijk worden behandeld, brengt deze regeling AMHK’s eveneens onder de werking van de Regeling zorg en jeugdhulp. Overigens is de Regeling zorg en jeugdhulp op dit moment al van toepassing op een groot aantal AMHK’s omdat deze AMHK’s onderdeel van een jeugdhulpaanbieder zijn.

Vereenvoudiging vaststelling relevante financieringsbronnen

Een rechtspersoon in de zorg en jeugdhulp wordt, aan de hand van een puntenscore op een aantal karakteristieken, ingedeeld in een klasse. Daarbij geldt: hoe complexer de rechtspersoon, hoe meer punten. Een hogere puntenscore betekent een hogere maximale bezoldiging. Bij de klassenindeling speelt onder meer het aantal relevante financieringsbronnen een rol. Gebleken is dat met name kleinere rechtspersonen (uit de bezoldigingsklassen I en II) vaak drie of meer relevante financieringsbronnen hebben, die wél van invloed zijn op de complexiteit van de rechtspersoon, maar vanwege hun omvang niet leiden tot het scoren van een extra punt.

Op grond van de huidige regeling zijn financieringsbronnen ten eerste immers pas relevant als een rechtspersoon ten minste € 10 miljoen aan opbrengsten heeft. Ten tweede geldt dat een extra punt wordt gescoord als een rechtspersoon drie of meer relevante financieringsbronnen heeft waarmee ten minste 10% of € 5 miljoen van de opbrengsten worden gegenereerd. Om beter recht te doen aan de complexiteit van kleinere rechtspersonen zijn deze eisen geschrapt. Dit betekent dat alleen het aantal relevante financieringsbronnen van belang is: zijn er opbrengsten uit drie of meer relevante financieringsbronnen, dan leidt dit tot een extra punt.

Administratieve lasten

Instellingen die onder de reikwijdte van de Regeling zorg en jeugdhulp en de Regeling zorgverzekeraars vallen, moeten kennisnemen van de nieuwe normen. Gezien de verwaarloosbare impact van deze kennisname van de administratieve lasten zijn deze niet verder gekwantificeerd. Het Adviescollege toetsing regeldruk is akkoord met dit oordeel.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

A, C onder 1

Door de toevoeging van een verwijzing naar nummer 14 onder het opschrift ‘Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport’ in bijlage 1 van de WNT, zijn AMHK’s onder de werking van de Regeling zorg en jeugdhulp gebracht (onderdeel A).

Bij het bepalen van het toepasselijke bezoldigingsmaximum speelt onder meer de kennisintensiteit van een rechtspersoon een rol. Jeugdhulpaanbieders scoren op dit onderdeel 3 punten. AMHK’s worden op gelijke voet met jeugdhulpaanbieders behandeld; ook voor AMHK’s is daarom geregeld dat op het onderdeel kennisintensiteit 3 punten worden gescoord (onderdeel C onder 1).

B

De Regeling zorg en jeugdhulp bepaalt dat topfunctionarissen van rechtspersonen in de zorg en jeugdhulp per kalenderjaar niet meer bezoldiging ontvangen dan het voor dat kalenderjaar bepaalde bedrag. Daarbij worden rechtspersonen ingedeeld in klassen; elke klasse kent een eigen bezoldigingsmaximum.

Wijziging van het bezoldigingsmaximum voor 2018 en 2019 (klasse V)

Sinds de Evaluatiewet WNT van 1 juli 2017 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de bevoegdheid om het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum lopende het jaar met terugwerkende kracht te indexeren als het ministersalaris op enig moment tenminste € 500 hoger is dan het algemeen bezoldigingsmaximum. Als gevolg van de recent afgesloten arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Rijk is dit het geval. De Minister van BZK heeft besloten om het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum voor 2018 met terugwerkende kracht te bepalen op € 189.000.3

Voor de bezoldiging van de hoogste klasse (V) van de Regeling zorg en jeugdhulp geldt een dynamische verwijzing naar het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum. Het bezoldigingsmaximum van klasse V verandert dus automatisch als het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum verandert en is daarom met terugwerkende kracht voor 2018 vastgesteld op € 189.000.

Het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum is daarbij als volgt berekend. De initiële bezoldiging van een minister voor het kalenderjaar 2018 bedroeg € 186.200. Als gevolg van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Rijk, die op 13 juli 2018 is gesloten, stijgt dit bedrag met 1,5% tot € 188.993. Dit bedrag is naar boven afgerond op een duizendvoud in euro’s (artikel 7.4, tweede lid, van de WNT).

Het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum is vervolgens per 1 januari 2019 op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de WNT aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het kalenderjaar 2017 is vastgesteld. Voor het kalenderjaar 2017 is deze ontwikkeling op 2,4% bepaald. Een verhoging van € 189.000 met dit percentage leidt tot een bedrag van € 193.536. Door dit bedrag af te ronden naar boven op een duizendvoud in euro’s, is het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op een bedrag van € 194.000. Ook voor 2019 volgt het bezoldigingsmaximum van klasse V van de Regeling zorg en jeugdhulp deze ontwikkeling.

Wijziging van de bezoldigingsmaxima voor 2019 (klassen I tot en met IV)

De bezoldigingsmaxima van de klassen I tot en met IV van de Regeling zorg en jeugdhulp worden niet met terugwerkende kracht verhoogd, maar worden per 1 januari 2019 verhoogd met de totale verhoging van het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum.

Tussen het vóór de tussentijdse verhoging voor het kalenderjaar 2018 geldende algemeen WNT-bezoldigingsmaximum (€ 187.000) en dit onafgeronde maximum voor 2019 (€ 193.536) bestaat een verschil van 3,5%. De bezoldigingsmaxima van de klassen I tot en met IV zijn per 1 januari 2019 met deze procentuele verhoging aangepast en vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s. Er is dus rekening gehouden met zowel de stijging van het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum door toedoen van de wijziging met terugwerkende kracht, als met de ontwikkeling van de contractuele loonkosten in 2017. Daarmee blijft de opbouw van de bezoldigingsmaxima van de Regeling zorg en jeugdhulp in evenwicht.

C onder 2

Paragraaf 2.3 is om regelgevingstechnische redenen geheel vervangen. Inhoudelijk gezien is het aantal aanpassingen beperkt. In paragraaf 2.3 is de – in het algemene deel van deze toelichting beschreven – vereenvoudigde vaststelling van het aantal relevante financieringsbronnen verwerkt. Verder zijn nog twee kleine correcties aangebracht. Allereerst is de naam van het Ministerie van Veiligheid en Justitie veranderd in Ministerie van Justitie en Veiligheid. Ten tweede werd via een voetnoot verwezen naar een speciale regeling voor het berekenen van de opbrengsten van een rechtspersoon voor het jaar 2014. Deze verwijzing is nu niet meer relevant en daarom geschrapt.

Artikel II

De Regeling zorgverzekeraars bepaalt dat topfunctionarissen bij zorgverzekeraars per kalenderjaar niet meer bezoldiging ontvangen dan het voor dat kalenderjaar vastgestelde bedrag. Daarbij worden de zorgverzekeraars ingedeeld in klassen op grond van het aantal verzekerden; elke klasse kent een eigen bezoldigingsmaximum.

Bij de vaststelling van de bezoldigingsmaxima is rekening gehouden met de bezoldiging voor vergelijkbare functies bij openbare lichamen, de bezoldiging in relevante andere sectoren van de arbeidsmarkt, de verhouding met de bezoldiging van het overige personeel binnen de zorgverzekeraars en maatschappelijke opvattingen over de hoogte (artikel 3.6, tweede lid, van de WNT). Daarbij is er nadrukkelijk rekening mee gehouden dat zorgverzekeraars zowel op de publieke als private markt opereren. Om die reden is hetzelfde uitgangspunt als bij de verlaging van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen bij zorgverzekeraars naar aanleiding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT gehanteerd, te weten dat zorgverzekeraars voor 50% op de private markt opereren en voor 50% op de publieke markt.

In voorgaande jaren werd voor de indexering gebruik gemaakt van het gemiddelde tussen de procentuele ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de sector overheid (zoals vastgesteld door het CBS) en de procentuele loonontwikkeling binnen de branche van zorgverzekeraars (zoals vastgesteld door Zorgverzekeraars Nederland; hierna: ZN). Voor het jaar 2019 is van deze wijze van indexering afgestapt. Dit heeft de volgende reden. In de contractuele loonkosten voor de sector overheid worden de voorzieningen betrokken ten behoeve van pensioen en vervroegde uittreding (hierna: VUT). In de procentuele loonontwikkeling binnen de branche van zorgverzekeraars worden deze voorzieningen juist niet betrokken; de bezoldigingsnorm wordt voor de topfunctionaris individueel verhoogd met voorzieningen voor pensioen en VUT (artikel 3 van de Regeling zorgverzekeraars). In voorgaande jaren werd voor de indexering dus een gemiddelde genomen van twee niet gelijke variabelen.

Voor 2019 is daarom, na overleg met ZN, gebruik gemaakt van indexcijfers waarin de voorzieningen voor pensioen en VUT niet zijn meegenomen: het door het CBS vastgestelde indexcijfer voor de cao-lonen inclusief bijzondere beloningen voor de sector overheid (voor 2017: 0,8%) en het door ZN vastgestelde gemiddelde van de loonontwikkeling binnen de branche van zorgverzekeraars (voor 2017: 2,2%).4 Het gemiddelde van deze percentages is 1,5.

Een verhoging van € 277.000 met laatstgenoemd percentage leidt tot een bedrag van € 281.155. In navolging van artikel 2.3, tweede lid, van de WNT en de toelichting hierbij is dit bedrag naar boven op een duizendvoud in euro’s afgerond. Hiermee is de maximale bezoldiging voor het jaar 2018 bepaald op een bedrag van € 282.000. De overige twee klassen voor zorgverzekeraars zijn op dezelfde wijze aangepast.

Artikel III

Op grond van de artikelen 2.7, eerste en tweede lid, 3.3 en 3.4, tweede lid, van de WNT wordt deze regeling uiterlijk vastgesteld in november 2018. De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. Daarmee wordt aangesloten bij het beleid van het kabinet inzake vaste verandermomenten van regelgeving.

Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat deze regeling van toepassing is op bezoldigingen die verschuldigd zijn voor werkzaamheden vanaf 1 januari 2019.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Stb. 2017, 151.

X Noot
2

Kamerstukken II 2016/17, 34 654, 3, p. 35.

X Noot
4

Het gemiddelde van de loonontwikkeling binnen de branche van zorgverzekeraars is gebaseerd op de vier van toepassing zijnde cao’s binnen die branche. Deze cao’s zijn raadpleegbaar via http://cao.minszw.nl.

Naar boven