TOELICHTING
I. Algemeen
De Wet normering topinkomens (WNT) stelt regels over de bezoldigingsmaxima van topfunctionarissen
bij instellingen met een publieke of semipublieke taak. Op grond van de WNT bestaan
de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp (hierna: Regeling
zorg en jeugdhulp) en de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars
(hierna: Regeling zorgverzekeraars). Deze regelingen bepalen dat topfunctionarissen
in de zorg en jeugdhulp respectievelijk bij zorgverzekeraars per kalenderjaar niet
meer bezoldiging ontvangen dan de voor dat kalenderjaar vastgestelde bezoldigingsmaxima.
Deze maxima worden jaarlijks uiterlijk in de maand november van het jaar voorafgaand
aan het kalenderjaar waarop het bedrag betrekking heeft, vastgesteld (artikelen 2.7,
tweede lid, 3.3 en 3.4, tweede lid, van de WNT). Met deze regeling zijn de bezoldigingsmaxima
voor het jaar 2019 vastgesteld.
De bezoldigingsmaxima voor 2019 zijn – ten opzichte van voorgaande jaren – op een
andere wijze geïndexeerd. In de artikelsgewijze toelichting wordt dit nader uiteengezet.
Toevoeging advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling
Met ingang van 1 januari 2018 zijn de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling
(AMHK; ook bekend als Veilig Thuis) onder de werking van de WNT gebracht.1 Volgens de memorie van toelichting bij de Evaluatiewet WNT zijn AMHK’s onder de werking
van de WNT gebracht omdat deze – kort gezegd – op dezelfde wijze moeten worden behandeld
als jeugdhulpaanbieders.2 Jeugdhulpaanbieders vallen onder de werking van de Regeling zorg en jeugdhulp. In
lijn met het uitgangspunt dat AMHK’s en jeugdhulpaanbieders voor de WNT gelijk worden
behandeld, brengt deze regeling AMHK’s eveneens onder de werking van de Regeling zorg
en jeugdhulp. Overigens is de Regeling zorg en jeugdhulp op dit moment al van toepassing
op een groot aantal AMHK’s omdat deze AMHK’s onderdeel van een jeugdhulpaanbieder
zijn.
Vereenvoudiging vaststelling relevante financieringsbronnen
Een rechtspersoon in de zorg en jeugdhulp wordt, aan de hand van een puntenscore op
een aantal karakteristieken, ingedeeld in een klasse. Daarbij geldt: hoe complexer
de rechtspersoon, hoe meer punten. Een hogere puntenscore betekent een hogere maximale
bezoldiging. Bij de klassenindeling speelt onder meer het aantal relevante financieringsbronnen
een rol. Gebleken is dat met name kleinere rechtspersonen (uit de bezoldigingsklassen
I en II) vaak drie of meer relevante financieringsbronnen hebben, die wél van invloed
zijn op de complexiteit van de rechtspersoon, maar vanwege hun omvang niet leiden
tot het scoren van een extra punt.
Op grond van de huidige regeling zijn financieringsbronnen ten eerste immers pas relevant
als een rechtspersoon ten minste € 10 miljoen aan opbrengsten heeft. Ten tweede geldt
dat een extra punt wordt gescoord als een rechtspersoon drie of meer relevante financieringsbronnen
heeft waarmee ten minste 10% of € 5 miljoen van de opbrengsten worden gegenereerd.
Om beter recht te doen aan de complexiteit van kleinere rechtspersonen zijn deze eisen
geschrapt. Dit betekent dat alleen het aantal relevante financieringsbronnen van belang
is: zijn er opbrengsten uit drie of meer relevante financieringsbronnen, dan leidt
dit tot een extra punt.
Administratieve lasten
Instellingen die onder de reikwijdte van de Regeling zorg en jeugdhulp en de Regeling
zorgverzekeraars vallen, moeten kennisnemen van de nieuwe normen. Gezien de verwaarloosbare
impact van deze kennisname van de administratieve lasten zijn deze niet verder gekwantificeerd.
Het Adviescollege toetsing regeldruk is akkoord met dit oordeel.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
A, C onder 1
Door de toevoeging van een verwijzing naar nummer 14 onder het opschrift ‘Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport’ in bijlage 1 van de WNT, zijn AMHK’s onder
de werking van de Regeling zorg en jeugdhulp gebracht (onderdeel A).
Bij het bepalen van het toepasselijke bezoldigingsmaximum speelt onder meer de kennisintensiteit
van een rechtspersoon een rol. Jeugdhulpaanbieders scoren op dit onderdeel 3 punten.
AMHK’s worden op gelijke voet met jeugdhulpaanbieders behandeld; ook voor AMHK’s is
daarom geregeld dat op het onderdeel kennisintensiteit 3 punten worden gescoord (onderdeel
C onder 1).
B
De Regeling zorg en jeugdhulp bepaalt dat topfunctionarissen van rechtspersonen in
de zorg en jeugdhulp per kalenderjaar niet meer bezoldiging ontvangen dan het voor
dat kalenderjaar bepaalde bedrag. Daarbij worden rechtspersonen ingedeeld in klassen;
elke klasse kent een eigen bezoldigingsmaximum.
Wijziging van het bezoldigingsmaximum voor 2018 en 2019 (klasse V)
Sinds de Evaluatiewet WNT van 1 juli 2017 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (BZK) de bevoegdheid om het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum
lopende het jaar met terugwerkende kracht te indexeren als het ministersalaris op
enig moment tenminste € 500 hoger is dan het algemeen bezoldigingsmaximum. Als gevolg
van de recent afgesloten arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Rijk is dit
het geval. De Minister van BZK heeft besloten om het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum
voor 2018 met terugwerkende kracht te bepalen op € 189.000.3
Voor de bezoldiging van de hoogste klasse (V) van de Regeling zorg en jeugdhulp geldt
een dynamische verwijzing naar het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum. Het bezoldigingsmaximum
van klasse V verandert dus automatisch als het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum verandert
en is daarom met terugwerkende kracht voor 2018 vastgesteld op € 189.000.
Het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum is daarbij als volgt berekend. De initiële bezoldiging
van een minister voor het kalenderjaar 2018 bedroeg € 186.200. Als gevolg van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst
voor de sector Rijk, die op 13 juli 2018 is gesloten, stijgt dit bedrag met 1,5% tot
€ 188.993. Dit bedrag is naar boven afgerond op een duizendvoud in euro’s (artikel
7.4, tweede lid, van de WNT).
Het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum is vervolgens per 1 januari 2019 op grond van
artikel 2.3, tweede lid, van de WNT aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele
loonkosten voor de overheid zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
voor het kalenderjaar 2017 is vastgesteld. Voor het kalenderjaar 2017 is deze ontwikkeling
op 2,4% bepaald. Een verhoging van € 189.000 met dit percentage leidt tot een bedrag
van € 193.536. Door dit bedrag af te ronden naar boven op een duizendvoud in euro’s,
is het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op
een bedrag van € 194.000. Ook voor 2019 volgt het bezoldigingsmaximum van klasse V
van de Regeling zorg en jeugdhulp deze ontwikkeling.
Wijziging van de bezoldigingsmaxima voor 2019 (klassen I tot en met IV)
De bezoldigingsmaxima van de klassen I tot en met IV van de Regeling zorg en jeugdhulp
worden niet met terugwerkende kracht verhoogd, maar worden per 1 januari 2019 verhoogd
met de totale verhoging van het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum.
Tussen het vóór de tussentijdse verhoging voor het kalenderjaar 2018 geldende algemeen
WNT-bezoldigingsmaximum (€ 187.000) en dit onafgeronde maximum voor 2019 (€ 193.536)
bestaat een verschil van 3,5%. De bezoldigingsmaxima van de klassen I tot en met IV
zijn per 1 januari 2019 met deze procentuele verhoging aangepast en vervolgens afgerond
naar boven op een duizendvoud in euro’s. Er is dus rekening gehouden met zowel de
stijging van het algemeen WNT-bezoldigingsmaximum door toedoen van de wijziging met
terugwerkende kracht, als met de ontwikkeling van de contractuele loonkosten in 2017.
Daarmee blijft de opbouw van de bezoldigingsmaxima van de Regeling zorg en jeugdhulp
in evenwicht.
C onder 2
Paragraaf 2.3 is om regelgevingstechnische redenen geheel vervangen. Inhoudelijk gezien
is het aantal aanpassingen beperkt. In paragraaf 2.3 is de – in het algemene deel
van deze toelichting beschreven – vereenvoudigde vaststelling van het aantal relevante
financieringsbronnen verwerkt. Verder zijn nog twee kleine correcties aangebracht.
Allereerst is de naam van het Ministerie van Veiligheid en Justitie veranderd in Ministerie
van Justitie en Veiligheid. Ten tweede werd via een voetnoot verwezen naar een speciale
regeling voor het berekenen van de opbrengsten van een rechtspersoon voor het jaar
2014. Deze verwijzing is nu niet meer relevant en daarom geschrapt.
Artikel II
De Regeling zorgverzekeraars bepaalt dat topfunctionarissen bij zorgverzekeraars per
kalenderjaar niet meer bezoldiging ontvangen dan het voor dat kalenderjaar vastgestelde
bedrag. Daarbij worden de zorgverzekeraars ingedeeld in klassen op grond van het aantal
verzekerden; elke klasse kent een eigen bezoldigingsmaximum.
Bij de vaststelling van de bezoldigingsmaxima is rekening gehouden met de bezoldiging
voor vergelijkbare functies bij openbare lichamen, de bezoldiging in relevante andere
sectoren van de arbeidsmarkt, de verhouding met de bezoldiging van het overige personeel
binnen de zorgverzekeraars en maatschappelijke opvattingen over de hoogte (artikel
3.6, tweede lid, van de WNT). Daarbij is er nadrukkelijk rekening mee gehouden dat
zorgverzekeraars zowel op de publieke als private markt opereren. Om die reden is
hetzelfde uitgangspunt als bij de verlaging van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen
bij zorgverzekeraars naar aanleiding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT
gehanteerd, te weten dat zorgverzekeraars voor 50% op de private markt opereren en
voor 50% op de publieke markt.
In voorgaande jaren werd voor de indexering gebruik gemaakt van het gemiddelde tussen
de procentuele ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de sector overheid
(zoals vastgesteld door het CBS) en de procentuele loonontwikkeling binnen de branche
van zorgverzekeraars (zoals vastgesteld door Zorgverzekeraars Nederland; hierna: ZN).
Voor het jaar 2019 is van deze wijze van indexering afgestapt. Dit heeft de volgende
reden. In de contractuele loonkosten voor de sector overheid worden de voorzieningen
betrokken ten behoeve van pensioen en vervroegde uittreding (hierna: VUT). In de procentuele
loonontwikkeling binnen de branche van zorgverzekeraars worden deze voorzieningen
juist niet betrokken; de bezoldigingsnorm wordt voor de topfunctionaris individueel
verhoogd met voorzieningen voor pensioen en VUT (artikel 3 van de Regeling zorgverzekeraars).
In voorgaande jaren werd voor de indexering dus een gemiddelde genomen van twee niet
gelijke variabelen.
Voor 2019 is daarom, na overleg met ZN, gebruik gemaakt van indexcijfers waarin de
voorzieningen voor pensioen en VUT niet zijn meegenomen: het door het CBS vastgestelde
indexcijfer voor de cao-lonen inclusief bijzondere beloningen voor de sector overheid
(voor 2017: 0,8%) en het door ZN vastgestelde gemiddelde van de loonontwikkeling binnen
de branche van zorgverzekeraars (voor 2017: 2,2%).4 Het gemiddelde van deze percentages is 1,5.
Een verhoging van € 277.000 met laatstgenoemd percentage leidt tot een bedrag van
€ 281.155. In navolging van artikel 2.3, tweede lid, van de WNT en de toelichting
hierbij is dit bedrag naar boven op een duizendvoud in euro’s afgerond. Hiermee is
de maximale bezoldiging voor het jaar 2018 bepaald op een bedrag van € 282.000. De
overige twee klassen voor zorgverzekeraars zijn op dezelfde wijze aangepast.
Artikel III
Op grond van de artikelen 2.7, eerste en tweede lid, 3.3 en 3.4, tweede lid, van de
WNT wordt deze regeling uiterlijk vastgesteld in november 2018. De regeling treedt
in werking met ingang van 1 januari 2019. Daarmee wordt aangesloten bij het beleid
van het kabinet inzake vaste verandermomenten van regelgeving.
Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat deze regeling van toepassing is op bezoldigingen
die verschuldigd zijn voor werkzaamheden vanaf 1 januari 2019.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge