Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 oktober 2020, nr. 2020-0000131010, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN in verband met de verlenging van genoemde regeling onder enige nadere voorwaarden

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW subsidies en artikel 6 van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef en onderdeel a, en het tweede lid, wordt ‘13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 of de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020’ vervangen door ‘13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020, de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020 of de periode van 13 oktober 2020 tot en met 12 juli 2021’.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Er wordt geen subsidie verstrekt voor loonkosten van de werknemer:

    • a. waarvoor de werkgever een uitkering wegens ziekengeld als bedoeld in artikel 5, zesde lid, van de Wet ziekteverzekering BES of ongevallengeld als bedoeld in artikel 5, twaalfde lid, van de Wet ongevallenverzekering BES ontvangt; of

    • b. gedurende de periode, te rekenen vanaf 13 oktober 2020, dat een werknemer langer dan vier weken verblijf houdt buiten het eiland Bonaire, Sint Eustatius of Saba waar hij als regel zijn werkzaamheden verricht.

B

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De subsidie bedraagt per werknemer 80% van het loon per dag dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de Wet ziekteverzekering BES, naar rato van het aantal uren dat een werknemer minder werkzaamheden heeft verricht.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d, wordt na ‘subsidie’ toegevoegd ‘, waarbij onder gewijzigde omstandigheden mede wordt verstaan omstandigheden zoals die op grond van deze regeling luidde op 12 oktober 2020 en die nadien als gevolg van wijziging van de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, derde lid, aanhef en onderdeel b, van toepassing zijn met ingang van 13 oktober 2020’.

2. Onderdeel f vervalt, onder verlettering van de onderdelen g en h tot f en g.

3. In de onderdelen f (nieuw) en g (nieuw) wordt ‘13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020’ vervangen door ‘13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020 of in de periode van 13 oktober 2020 tot en met 12 juli 2021’.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 of de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020’ vervangen door ‘13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020, de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020 of de periode van 13 oktober 2020 tot en met 12 juli 2021’.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Er bestaat geen recht op subsidie gedurende de periode, te rekenen vanaf 13 oktober 2020, dat een zelfstandig ondernemer langer dan vier weken verblijf houdt buiten Caribisch Nederland.

E

In artikel 9, onderdeel b, wordt na ‘subsidie’ toegevoegd ‘, waarbij onder gewijzigde omstandigheden mede wordt verstaan omstandigheden zoals die op grond van deze regeling luidde op 12 oktober 2020 en die nadien als gevolg van wijziging van de voorwaarden, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van toepassing zijn met ingang van 13 oktober 2020’.

F

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 of de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020’ vervangen door ‘13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020, de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020 of de periode van 13 oktober 2020 tot en met 12 juli 2021’.

2. In het vierde lid worden onder vervanging van ‘; of’ aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. de gewezen werknemer op of na 1 januari 2021 drie maanden of langer subsidie heeft ontvangen;

  • d. de gewezen werknemer gedurende de periode, te rekenen vanaf 13 oktober 2020, langer dan vier weken verblijf houdt buiten Caribisch Nederland;

  • e. de gewezen werknemer niet rechtmatig woonachtig is in Caribisch Nederland; of

  • f. de gewezen werknemer, vanaf 13 oktober 2020, wordt geconfronteerd met baanverlies en niet onmiddellijk daaraan voorafgaand een dienstbetrekking had met een werkgever aan wie subsidie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 4.

G

In artikel 11, eerste lid, wordt ‘De hoogte van de subsidie bedraagt’ vervangen door ‘De subsidie bedraagt’.

H

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt na ‘subsidie’ toegevoegd ‘, waarbij onder gewijzigde omstandigheden mede wordt verstaan omstandigheden zoals die op grond van deze regeling luidde op 12 oktober 2020 en die nadien als gevolg van wijziging van de voorwaarden, bedoeld in artikel 10, aanhef en onderdelen d en e, van toepassing zijn met ingang van 13 oktober 2020’ en wordt ‘; en’ vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden;

  • e. mee te werken aan arbeidsbemiddeling; en

  • f. gebruik te maken van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

I

Artikel 13, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De aanvraag voor subsidie over de periode van 13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 wordt ingediend uiterlijk 12 juli 2020. De aanvraag voor subsidie over de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020 wordt ingediend uiterlijk 12 november 2020. De aanvraag voor subsidie over de periode van 13 oktober 2020 tot en met 12 juli 2021 wordt ingediend uiterlijk een maand na de ingangsdatum waarop de aanvraag betrekking heeft, doch uiterlijk 12 augustus 2021.

J

Artikel 21 vervalt.

K

In artikel 22, tweede lid, wordt ‘1 november 2021’ vervangen door ‘1 augustus 2022’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 oktober 2020. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 12 oktober 2020, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 13 oktober 2020.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 oktober 2020

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Inleiding

De Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN, die sinds 13 maart 2020 van kracht is, is reeds eenmaal verlengd, en wel tot en met 12 oktober 20201. Aanleiding voor deze regeling en de verlenging daarvan vormde de (voorziene) grote economische gevolgen in verband met het coronavirus. Inmiddels is duidelijk geworden dat de economische gevolgen van het virus langer bij ons zullen blijven. De gevolgen verschillen per sector, maar door de relatief grote afhankelijkheid van het toerisme heeft het coronavirus evident een relatief grote impact in Caribisch Nederland en verkeren veel werkgevers en werknemers in onzekerheid.

In de Kamerbrief van 28 augustus 2020 over het steun- en herstelpakket2 is het bestaande uitgangspunt herhaald dat voor Caribisch Nederland een vergelijkbare benadering wordt gekozen als voor Europees Nederland. Dit betekent dat de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN met negen maanden wordt verlengd. Voor deze regeling betekent dat een derde tranche die loopt van 13 oktober 2020 tot en met 12 juli 2021. Eind 2020 wordt bezien hoe deze regeling gedurende de resterende looptijd (verder) afgebouwd kan worden indien de economische situatie dit op dat moment toelaat. Uitgangspunt is daarbij dat per januari 2021 het vergoedingspercentage daalt en per april 2021 een vermogenstoets voor zelfstandigen van toepassing wordt.

Het toepassen van een vergelijkbare benadering als die voor Europees Nederland geldt, impliceert dat reeds in de eerste fase van de verlenging de regeling op een aantal onderdelen wordt aangepast. Deze wijzigingen zijn met name bedoeld om het beschermingsniveau van de regeling meer in lijn te brengen met de reguliere sociale zekerheid. De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen die thans aan de orde zijn betreffen:

  • het opheffen van de beperking op het verlenen van een ontslagvergunning door de minister voor ontslag wegens bedrijfseconomische redenen die samenhangen met (maatregelen in verband met) het coronavirus;

  • het beperken van de subsidieduur voor gewezen werknemers tot totaal drie maanden en het beperken van nieuwe instroom tot gewezen werknemers die een dienstbetrekking hadden met een werkgever die onder de subsidieregeling valt;

  • het introduceren van de mogelijkheid om de gewezen werknemer op activering gerichte verplichtingen op te leggen, met een daarbij passend handhavingsinstrumentarium; en

  • het verbod op langer dan vier weken verblijf buiten Caribisch Nederland (voor alle doelgroepen, waarbij dit voor de werknemer betreft een verbod op langer dan vier weken verblijf buiten het eiland waar hij als regel zijn werkzaamheden verricht).

2. Hoofdlijnen wijzigingen

De genoemde wijzigingen worden hierna kort toegelicht.

Opheffen beperking ontslagvergunning bedrijfseconomische redenen

Momenteel is met de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN geregeld dat er geen toestemming wordt gegeven voor het beëindigen van arbeidsovereenkomsten wegens bedrijfseconomische redenen voor zover dit het gevolg is van het coronavirus of maatregelen die daarmee samenhangen. Een dergelijke beperking van de ontslagmogelijkheid past niet langer, nu de regeling opnieuw wordt verlengd en er tegelijkertijd moet worden geanticipeerd op een nieuwe sociaaleconomische werkelijkheid. Bedrijven waarvan het perspectief onzeker is om op het oude peil van de werkgelegenheid te komen, moeten ruimte hebben om personeel te laten afvloeien door middel van het reguliere ontslag. Een aanvraag voor een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen vanwege het coronavirus of maatregelen die daarmee samenhangen zal aan de reguliere criteria van de Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES worden getoetst. De werkgever moet hierbij aannemelijk kunnen maken dat het vervallen van de betreffende arbeidsplaats(en) onvermijdelijk is.

Subsidieduur en instroom gewezen werknemers

De subsidieduur is tot dusver in de regeling niet gelimiteerd. De gewezen werknemer die als gevolg van de situatie in verband met het coronavirus werkloos is geworden, heeft daarmee een aanmerkelijk bevoorrechte positie ten opzichte van een gewezen werknemer wiens werkloosheid een andere (sociaaleconomische) oorzaak heeft. De subsidieduur voor gewezen werknemers ongelimiteerd laten, zou tot gevolg hebben dat het verschil tussen gewezen werknemers die wel of niet als gevolg van de situatie in verband met het coronavirus werkloos zijn geworden in stand blijft en verder toeneemt. Dit wordt ongewenst geacht met het oog op het meer in lijn brengen van het beschermingsniveau van de regeling met de reguliere sociale zekerheid in Caribisch Nederland. Tegen die achtergrond wordt de subsidieduur voor de gewezen werknemer beperkt tot drie maanden. Voor bestaande gevallen gaat deze regeling in per 1 januari 2021. Dit betekent dat een gewezen werknemer die op 1 januari 2021 drie maanden of langer subsidie geniet, vanaf dat moment de aanspraak op subsidie verliest. Afhankelijk van de individuele situatie kan er aansluitend recht zijn op onderstand, waartoe belanghebbende een aanvraag kan indienen bij de RCN-unit SZW.

Overigens is ervoor gekozen om nieuwe instroom van gewezen werknemers te beperken tot gewezen werknemers die een dienstbetrekking hadden met een werkgever die onder de subsidieregeling valt. Als een werknemer werkloos wordt uit dienstbetrekking bij een werkgever die geen beroep op de subsidieregeling heeft behoeven te doen, is een verband tussen de coronacrisis en het ontslag immers niet aannemelijk.

Activeringsplicht en relevante inspanningen

Het belang van het naar (ander) werk begeleiden van werknemers die als gevolg van de crisis hun baan verloren hebben, is evident. Daarom stelt het kabinet extra middelen beschikbaar voor de tijdelijke intensivering van de dienstverlening op het gebied van arbeidsbemiddeling in Caribisch Nederland. De inspanningen beogen er tevens toe bij te dragen dat gewezen werknemers arbeidsvaardigheden behouden, zodat zij inzetbaar blijven. Het langer voortbestaan van de huidige situatie waarin voor de gewezen werknemer tegenover de subsidie geen activeringsverplichtingen staan, wordt daarom onwenselijk geacht. Er wordt nu alsnog in de plicht tot activering voorzien, waarbij in grote lijnen is aangesloten bij de plicht tot arbeidsinschakeling zoals deze geldt voor belanghebbenden in de onderstand (artikel 5 van het Besluit onderstand BES en de daarop gebaseerde beleidsregels). De RCN-unit SZW handhaaft deze verplichtingen, waarbij als sanctie tot uitsluiting van de subsidie kan worden besloten.

Ook van de andere doelgroepen mag – zonder dat deze regeling hierover dwingende bepalingen bevat – een focus op het zoveel mogelijk terugdringen van het beroep op de subsidie worden aangenomen. Van de zelfstandige die een beroep doet op de regeling mag worden verwacht dat hij zich inspant tot inkomensverwerving tot het niveau van tenminste 80% van het wettelijk minimumloon, zodat beroep op de subsidie niet langer nodig is. Van de werkgever mogen inspanningen worden verwacht om zijn werknemers die onder de regeling vallen zo spoedig mogelijk arbeid te doen verrichten, zodat voor hen geen beroep meer op de subsidie behoeft te worden gedaan. De werknemer dient vanzelfsprekend aan de opdracht om te werken te voldoen, dit op straffe van de mogelijkheid van ontslag.

Het spreekt overigens voor zich dat een werknemer voor wie de werkgever subsidie ontvangt omdat hij zijn overeengekomen werkzaamheden in verband met de coronacrisis niet of slechts in verminderde mate kan uitvoeren, zich te allen tijde beschikbaar dient te houden voor werk en zodra de werkgever hem daartoe opdracht geeft daar gehoor aan geeft. Het is dus niet de bedoeling dat een werknemer die door zijn werkgever binnen de subsidieregeling is gebracht, de ‘vrijvallende’ tijd gaat benutten om zijn inkomen via ander betaald werk aan te vullen. Overigens kunnen niet-werkzame uren ook worden ingezet voor scholing.

Verbod langer dan vier weken verblijf buiten Caribisch Nederland

Met het oog op het belang van arbeidsinschakeling en het voorkomen van een ongerechtvaardigd beroep op subsidie wordt eveneens toepassing gegeven aan het verbod op verblijf langer dan vier weken buiten Caribisch Nederland, naar analogie van artikel 7, eerste lid, onder d, van het Besluit onderstand BES. Deze nieuwe eis geldt zowel voor de werknemer voor wie de werkgever een beroep doet op de subsidie, als voor de zelfstandige en de gewezen werknemer. Voor belanghebbenden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging al buiten Caribisch Nederland verblijven, gaat de termijn van vier weken in op het tijdstip waarop deze wijzigingsregeling in werking treedt. Voor werknemers is het verbod op langer dan vier weken verblijf buiten Caribisch Nederland iets strakker geformuleerd en gaat het om verblijf buiten het eiland waar betrokkene als regel zijn werkzaamheden verricht. Van een werknemer mag immers worden verwacht dat hij onmiddellijk beschikbaar is voor het werk waarvoor hij is aangenomen.

Overgang

Gekozen is voor een verlenging van de bestaande Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN en niet voor het opnieuw vaststellen ervan voor een nieuw tijdvak. Bestaande subsidieverstrekkingen lopen ‘stilzwijgend’ door, mits de belanghebbende nog steeds aan de (gewijzigde) voorwaarden voldoet. Relevante mutaties moeten bij de RCN-unit SZW worden gemeld en kunnen leiden tot bijstelling van de hoogte van de subsidie of beëindigen van het recht. De RCN-unit SZW zal in de voorlichting aandacht blijven vragen voor het belang van tijdig melden van mutaties, zodat hiermee telkens rekening kan worden gehouden bij de betaling. Bij opzettelijk nalaten van (tijdig melden van) een relevante mutatie, kan de RCN-unit SZW aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.

Tijdig indienen van mutaties impliceert volgens de regeling dat relevante wijzigingen zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken dienen te worden gemeld. In de uitvoeringspraktijk dringt de RCN-unit SZW aan op het zo mogelijk vooraf melden van (verwachte) mutaties; dit dient ertoe te bevorderen dat een mutatie bij de eerstvolgende betaling kan worden meegenomen en er niet achteraf hoeft te worden verrekend.

Afbouw beschermingsniveau regeling

Zoals reeds vermeld wordt eind 2020 bezien hoe de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN gedurende de resterende looptijd (verder) afgebouwd kan worden. De besluitvorming bij gelegenheid van het opstellen van de onderhavige wijzigingsregeling gaat uit van versobering van het subsidiepercentage (van 80% naar 70%) per 13 januari 2021 (volgende tranche) en invoeren van een vermogenstoets voor zelfstandigen in april 2021 naar analogie van TOZO 3. In de loop van de tijd aanpassen van de minimale omzetdaling die vereist is om voor subsidie in aanmerking te komen, is eveneens denkbaar.

Verdere afbouw en de invulling daarvan is afhankelijk van de ontwikkeling van de economische situatie de komende maanden. Een onzekere factor hierbij vormt de ontwikkeling van het coronavirus, zowel in Caribisch Nederland zelf als in de landen van waaruit normaliter de meeste toeristen komen. Mocht de uiteenlopende situatie tussen de verschillende openbare lichamen daartoe aanleiding geven, dan kan in een volgende fase en binnen de randvoorwaarde van uitvoerbaarheid, desgewenst gekozen worden voor differentiatie.

Samenhang met breder steunpakket Caribisch Nederland

De Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN is onderdeel van een breder steunpakket voor Caribisch Nederland. Zoals vermeld in de al genoemde Kamerbrief van 28 augustus 2020 worden ook andere maatregelen verlengd. Hiermee wordt beoogd de economische en sociaaleconomische gevolgen van (de maatregelen in verband met) het coronavirus in Caribisch Nederland zoveel mogelijk te beperken. Andere onderdelen van het (verlengde) maatregelenpakket betreffen onder meer het opnieuw beschikbaar stellen van middelen voor aanvullend eilandelijk beleid en flankerend beleid gericht op het intensiveren van de dienstverlening met betrekking tot arbeidsbemiddeling. Verder wordt onder meer de Subsidieregeling financiering vaste lasten MKB COVID-19 met negen maanden verlengd en loopt de tariefsverlaging voor energie, telecom en drinkwater door tot 1 januari 2022. Hiermee biedt het kabinet burgers en bedrijven van Caribisch Nederland perspectief in deze onzekere periode.

3. Financiële lasten

Gezien het bijzondere karakter van de regeling, in het licht ook van de onzekerheid over de ontwikkeling van de coronacrisis in Caribisch Nederland de komende periode, zijn de financiële lasten van een verlenging met negen maanden niet nauwkeurig te ramen. Wel kunnen de uitvoeringsgegevens van de achterliggende periode enige onderbouwing bieden. Een recent overzicht van de subsidieverlening geeft aan dat subsidie verstrekt wordt voor totaal:

  • 2.961 werknemers (bij 656 werkgevers);

  • 1.022 zelfstandigen; en

  • 462 gewezen werknemers.

In de Vierde incidentele suppletoire begroting inzake steun- en herstelpakket3 was voor 2020 nog een bedrag van € 6,6 mln. opgenomen. Met de nadere besluitvorming over het vooralsnog niet invoeren van een vermogenstoets voor zelfstandigen en het in afwijking van het aanvankelijke voornemen vasthouden aan het subsidiepercentage van 80% is de raming herzien tot een bedrag van € 8,1 mln. Voor 2021 wordt een bedrag van € 16,5 mln. geraamd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A, C, D en F

Door wijziging van de artikelen 4, 6, 7 en 10 wordt de verlenging van de subsidieperiode met negen maanden geregeld.

Artikel I, onderdeel A

In artikel 4, derde lid, wordt een onderdeel toegevoegd waarin is bepaald dat indien de werknemer langer dan vier weken buiten het eiland Bonaire, Sint Eustatius of Saba verblijft waar hij als regel zijn werkzaamheden verricht, de werkgever voor hem geen recht meer heeft op subsidie. Als de werknemer voor 13 oktober 2020 buiten het eiland Bonaire, Sint Eustatius of Saba verblijft, gaat de termijn van die vier weken in op 13 oktober 2020. Indien de werknemer na een verblijf van meer dan vier weken weer terugkeert op het eiland Bonaire, Sint Eustatius of Saba waar hij als regel zijn werkzaamheden verricht, ontstaat er weer recht op subsidie, mits aan de andere voorwaarden voor subsidie (nog steeds) wordt voldaan.

Artikel I, onderdelen B en G

De wijzigingen in artikel 5 en artikel 11 zijn louter van redactionele aard.

Artikel I, onderdelen C, E en H

In de artikelen 6, onderdeel d, 9, onderdeel b, en 12, onderdeel b, is een zinsnede toegevoegd die ziet op het verplicht melden van omstandigheden in verband met de met deze wijzigingsregeling per 13 oktober 2020 gewijzigde voorwaarden. De vigerende bepalingen voorzien slechts in een meldingsplicht bij gewijzigde omstandigheden die van belang zijn voor het recht op, of de hoogte van de subsidie. Met de verlenging van de regeling, waarmee een aantal wijzigingen in de voorwaarden gepaard gaan, is het noodzakelijk om de meldingsplicht uit te breiden. De meldingsplicht omvat nu tevens de situatie waarin alle omstandigheden, zelfs al zijn die ongewijzigd ten opzichte van die in de voorafgaande subsidieperiode, moeten worden gemeld als die van belang zijn voor het recht op, of de hoogte van de subsidie.

De voor de subsidie van belang zijnde relevante ongewijzigde omstandigheden zijn in de regeling benoemd. Voor de werkgever betreft dit de situatie dat zijn werknemer voor wie subsidie wordt verleend langer dan vier weken buiten het eiland verblijft waar betrokkene als regel zijn werkzaamheden verricht. Voor de zelfstandig ondernemer betreft dit de situatie dat hij langer dan vier weken buiten Caribisch Nederland verblijft. Deze laatste situatie valt ook onder de met deze regeling uitgebreide meldingsplicht voor de gewezen werknemer, evenals de situatie dat de gewezen werknemer niet (meer) rechtmatig woonachtig is in Caribisch Nederland. Ongeacht of er sprake is van een gewijzigde situatie, dienen deze omstandigheden te worden gemeld omdat deze ingaande 13 oktober 2020 van belang zijn voor het recht op subsidie.

Artikel I, onderdeel D

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd waarin wordt bepaald dat indien de zelfstandig ondernemer langer dan vier weken buiten Caribisch Nederland verblijft hij geen recht meer heeft op subsidie. Als de zelfstandig ondernemer voor 13 oktober 2020 buiten Caribisch Nederland verblijft gaat de termijn van die vier weken in op 13 oktober 2020. Indien de zelfstandig ondernemer na een verblijf van meer dan vier weken weer terugkeert in Caribisch Nederland ontstaat er weer recht op subsidie, mits aan de andere voorwaarden van de regeling (nog steeds) wordt voldaan.

Artikel I, onderdeel F

Aan artikel 10, vierde lid, worden vier onderdelen toegevoegd. Ook deze onderdelen zijn opgenomen om het beschermingsniveau van deze regeling meer in lijn te brengen met de reguliere sociale zekerheid.

In het vierde lid, onderdeel c, wordt de subsidieduur voor de gewezen werknemer beperkt tot drie maanden. Voor bestaande gevallen gaat deze regeling in op 1 januari 2021. Dit betekent dat een gewezen werknemer die op 1 januari 2021 drie maanden of langer subsidie geniet, vanaf dat moment de aanspraak op subsidie verliest.

In het vierde lid, onderdeel d, is bepaald dat als de gewezen werknemer langer dan vier weken buiten Caribisch Nederland verblijft hij geen recht meer heeft op subsidie. Als de gewezen werknemer voor 13 oktober 2020 buiten Caribisch Nederland verblijft gaat de termijn van die vier weken in op 13 oktober 2020. Indien de gewezen werknemer na een verblijf van meer dan vier weken weer terugkeert in Caribisch Nederland ontstaat er weer recht op subsidie, mits aan de andere voorwaarden voor subsidie (nog steeds) wordt voldaan.

In het vierde lid, onderdeel e, is bepaald dat het moet gaan om een gewezen werknemer die rechtmatig woonachtig is in Caribisch Nederland. Deze additionele eis, die aansluit bij het vereiste voor recht op onderstand, is met name relevant in de situatie van een gewezen werknemer die vreemdeling is en van wie de tewerkstellingsvergunning is afgelopen. De ‘normale’ gang van zaken is dat een vreemdeling na het aflopen van zijn tewerkstellingsvergunning Caribisch Nederland verlaat en terugkeert naar het land van herkomst. Uit oogpunt van overeenkomstige behandeling van gevallen past het dus in beginsel niet om een vreemdeling die wordt geconfronteerd met baanverlies als gevolg van COVID-19 of maatregelen die daarmee samenhangen, aansluitend recht te geven op subsidie op grond van deze regeling. Hoofd RCN-unit SZW kan op basis van individuele beoordeling besluiten in bijzondere gevallen betrokkene via de onderstand ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld op de grond dat de vreemdeling wegens beperkingen in het vliegverkeer (nog) niet in de gelegenheid is om Caribisch Nederland te verlaten.

Omdat met deze regeling alleen subsidie wordt beoogd indien de gewezen werknemer werkloos is geworden in verband met de coronacrisis wordt, om dit te kunnen borgen, in het vierde lid nog een extra onderdeel toegevoegd. In onderdeel f is bepaald dat een gewezen werknemer die vanaf 13 oktober 2020 werkloos is geworden geen recht heeft op subsidie als hij niet onmiddellijk daaraan voorafgaand werkzaam was bij een werkgever die subsidie ontvangt op grond van artikel 4.

Artikel I, onderdeel H

Aan artikel 12 worden drie onderdelen toegevoegd. Ook deze onderdelen zijn opgenomen om het beschermingsniveau van deze regeling meer in lijn te brengen met de reguliere sociale zekerheid. Met deze onderdelen wordt aangesloten op de plicht tot arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 5 van het Besluit onderstand BES.

Artikel I, onderdeel I

In artikel 13, derde lid, is geregeld dat een aanvraag voor subsidie over het eerste tijdvak uiterlijk 12 juli 2020 moet worden ingediend en voor het tweede tijdvak uiterlijk 12 november 2020. Aan deze bepaling wordt voor het derde tijdvak toegevoegd dat een aanvraag over dit tijdvak uiterlijk een maand na de ingangsdatum waarop deze betrekking heeft moet worden ingediend, doch uiterlijk 12 augustus 2021. Deze termijn is relevant indien alleen voor het derde tijdvak subsidie wordt aangevraagd. Met de zinsnede ‘uiterlijk een maand na de ingangsdatum waarop deze betrekking heeft’ wordt tot uitdrukking gebracht dat de subsidie met een terugwerkende kracht van maximaal een maand kan worden verleend. Deze beperking is noodzakelijk met het oog op de controleerbaarheid van de aanvraag.

Een aanvraag voor het eerste tijdvak wordt behandeld als doorlopende aanvraag en deze geldt dus ook voor het tweede en derde tijdvak. Indien niet voor het eerste tijdvak maar wel voor het tweede tijdvak subsidie is aangevraagd wordt ook deze aanvraag als doorlopende aanvraag behandeld en geldt deze dus ook voor het derde tijdvak. Er hoeft dan dus geen nieuwe aanvraag te worden ingediend.

Artikel I, onderdeel J

De beperking voor de werkgever met betrekking tot het verkrijgen van een ontslagvergunning vanwege bedrijfseconomische redenen in verband met het coronavirus of maatregelen die daarmee samenhangen wordt opgeheven. Om die reden vervalt artikel 21.

Artikel I, onderdeel K

Omdat de subsidieperiode met negen maanden wordt verlengd wordt deze regeling ook met negen maanden verlengd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout


X Noot
1

Regeling van 9 juni 2020, Stcrt. 2020, 31872.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 105.

X Noot
3

Kamerstukken II 2019/20, 35 542, nr. 2.

Naar boven