TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Inleiding
De Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN, die sinds 13 maart
2020 van kracht is, is reeds eenmaal verlengd, en wel tot en met 12 oktober 20201. Aanleiding voor deze regeling en de verlenging daarvan vormde de (voorziene) grote
economische gevolgen in verband met het coronavirus. Inmiddels is duidelijk geworden dat de economische gevolgen van het virus langer
bij ons zullen blijven. De gevolgen verschillen per sector, maar door de relatief
grote afhankelijkheid van het toerisme heeft het coronavirus evident een relatief
grote impact in Caribisch Nederland en verkeren veel werkgevers en werknemers in onzekerheid.
In de Kamerbrief van 28 augustus 2020 over het steun- en herstelpakket2 is het bestaande uitgangspunt herhaald dat voor Caribisch Nederland een vergelijkbare
benadering wordt gekozen als voor Europees Nederland. Dit betekent dat de Tijdelijke
subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN met negen maanden wordt verlengd.
Voor deze regeling betekent dat een derde tranche die loopt van 13 oktober 2020 tot
en met 12 juli 2021. Eind 2020 wordt bezien hoe deze regeling gedurende de resterende
looptijd (verder) afgebouwd kan worden indien de economische situatie dit op dat moment
toelaat. Uitgangspunt is daarbij dat per januari 2021 het vergoedingspercentage daalt
en per april 2021 een vermogenstoets voor zelfstandigen van toepassing wordt.
Het toepassen van een vergelijkbare benadering als die voor Europees Nederland geldt,
impliceert dat reeds in de eerste fase van de verlenging de regeling op een aantal
onderdelen wordt aangepast. Deze wijzigingen zijn met name bedoeld om het beschermingsniveau
van de regeling meer in lijn te brengen met de reguliere sociale zekerheid. De belangrijkste
inhoudelijke wijzigingen die thans aan de orde zijn betreffen:
-
− het opheffen van de beperking op het verlenen van een ontslagvergunning door de minister
voor ontslag wegens bedrijfseconomische redenen die samenhangen met (maatregelen in
verband met) het coronavirus;
-
− het beperken van de subsidieduur voor gewezen werknemers tot totaal drie maanden en
het beperken van nieuwe instroom tot gewezen werknemers die een dienstbetrekking hadden
met een werkgever die onder de subsidieregeling valt;
-
− het introduceren van de mogelijkheid om de gewezen werknemer op activering gerichte
verplichtingen op te leggen, met een daarbij passend handhavingsinstrumentarium; en
-
− het verbod op langer dan vier weken verblijf buiten Caribisch Nederland (voor alle
doelgroepen, waarbij dit voor de werknemer betreft een verbod op langer dan vier weken
verblijf buiten het eiland waar hij als regel zijn werkzaamheden verricht).
2. Hoofdlijnen wijzigingen
De genoemde wijzigingen worden hierna kort toegelicht.
Opheffen beperking ontslagvergunning bedrijfseconomische redenen
Momenteel is met de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN geregeld
dat er geen toestemming wordt gegeven voor het beëindigen van arbeidsovereenkomsten
wegens bedrijfseconomische redenen voor zover dit het gevolg is van het coronavirus
of maatregelen die daarmee samenhangen. Een dergelijke beperking van de ontslagmogelijkheid
past niet langer, nu de regeling opnieuw wordt verlengd en er tegelijkertijd moet
worden geanticipeerd op een nieuwe sociaaleconomische werkelijkheid. Bedrijven waarvan
het perspectief onzeker is om op het oude peil van de werkgelegenheid te komen, moeten
ruimte hebben om personeel te laten afvloeien door middel van het reguliere ontslag.
Een aanvraag voor een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen vanwege
het coronavirus of maatregelen die daarmee samenhangen zal aan de reguliere criteria
van de Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES worden getoetst. De werkgever
moet hierbij aannemelijk kunnen maken dat het vervallen van de betreffende arbeidsplaats(en)
onvermijdelijk is.
Subsidieduur en instroom gewezen werknemers
De subsidieduur is tot dusver in de regeling niet gelimiteerd. De gewezen werknemer
die als gevolg van de situatie in verband met het coronavirus werkloos is geworden,
heeft daarmee een aanmerkelijk bevoorrechte positie ten opzichte van een gewezen werknemer
wiens werkloosheid een andere (sociaaleconomische) oorzaak heeft. De subsidieduur
voor gewezen werknemers ongelimiteerd laten, zou tot gevolg hebben dat het verschil
tussen gewezen werknemers die wel of niet als gevolg van de situatie in verband met
het coronavirus werkloos zijn geworden in stand blijft en verder toeneemt. Dit wordt
ongewenst geacht met het oog op het meer in lijn brengen van het beschermingsniveau
van de regeling met de reguliere sociale zekerheid in Caribisch Nederland. Tegen die
achtergrond wordt de subsidieduur voor de gewezen werknemer beperkt tot drie maanden.
Voor bestaande gevallen gaat deze regeling in per 1 januari 2021. Dit betekent dat
een gewezen werknemer die op 1 januari 2021 drie maanden of langer subsidie geniet,
vanaf dat moment de aanspraak op subsidie verliest. Afhankelijk van de individuele
situatie kan er aansluitend recht zijn op onderstand, waartoe belanghebbende een aanvraag
kan indienen bij de RCN-unit SZW.
Overigens is ervoor gekozen om nieuwe instroom van gewezen werknemers te beperken
tot gewezen werknemers die een dienstbetrekking hadden met een werkgever die onder
de subsidieregeling valt. Als een werknemer werkloos wordt uit dienstbetrekking bij
een werkgever die geen beroep op de subsidieregeling heeft behoeven te doen, is een
verband tussen de coronacrisis en het ontslag immers niet aannemelijk.
Activeringsplicht en relevante inspanningen
Het belang van het naar (ander) werk begeleiden van werknemers die als gevolg van
de crisis hun baan verloren hebben, is evident. Daarom stelt het kabinet extra middelen
beschikbaar voor de tijdelijke intensivering van de dienstverlening op het gebied
van arbeidsbemiddeling in Caribisch Nederland. De inspanningen beogen er tevens toe
bij te dragen dat gewezen werknemers arbeidsvaardigheden behouden, zodat zij inzetbaar
blijven. Het langer voortbestaan van de huidige situatie waarin voor de gewezen werknemer
tegenover de subsidie geen activeringsverplichtingen staan, wordt daarom onwenselijk
geacht. Er wordt nu alsnog in de plicht tot activering voorzien, waarbij in grote
lijnen is aangesloten bij de plicht tot arbeidsinschakeling zoals deze geldt voor
belanghebbenden in de onderstand (artikel 5 van het Besluit onderstand BES en de daarop
gebaseerde beleidsregels). De RCN-unit SZW handhaaft deze verplichtingen, waarbij
als sanctie tot uitsluiting van de subsidie kan worden besloten.
Ook van de andere doelgroepen mag – zonder dat deze regeling hierover dwingende bepalingen
bevat – een focus op het zoveel mogelijk terugdringen van het beroep op de subsidie
worden aangenomen. Van de zelfstandige die een beroep doet op de regeling mag worden
verwacht dat hij zich inspant tot inkomensverwerving tot het niveau van tenminste
80% van het wettelijk minimumloon, zodat beroep op de subsidie niet langer nodig is.
Van de werkgever mogen inspanningen worden verwacht om zijn werknemers die onder de
regeling vallen zo spoedig mogelijk arbeid te doen verrichten, zodat voor hen geen
beroep meer op de subsidie behoeft te worden gedaan. De werknemer dient vanzelfsprekend
aan de opdracht om te werken te voldoen, dit op straffe van de mogelijkheid van ontslag.
Het spreekt overigens voor zich dat een werknemer voor wie de werkgever subsidie ontvangt
omdat hij zijn overeengekomen werkzaamheden in verband met de coronacrisis niet of
slechts in verminderde mate kan uitvoeren, zich te allen tijde beschikbaar dient te
houden voor werk en zodra de werkgever hem daartoe opdracht geeft daar gehoor aan
geeft. Het is dus niet de bedoeling dat een werknemer die door zijn werkgever binnen
de subsidieregeling is gebracht, de ‘vrijvallende’ tijd gaat benutten om zijn inkomen
via ander betaald werk aan te vullen. Overigens kunnen niet-werkzame uren ook worden
ingezet voor scholing.
Verbod langer dan vier weken verblijf buiten Caribisch Nederland
Met het oog op het belang van arbeidsinschakeling en het voorkomen van een ongerechtvaardigd
beroep op subsidie wordt eveneens toepassing gegeven aan het verbod op verblijf langer
dan vier weken buiten Caribisch Nederland, naar analogie van artikel 7, eerste lid,
onder d, van het Besluit onderstand BES. Deze nieuwe eis geldt zowel voor de werknemer
voor wie de werkgever een beroep doet op de subsidie, als voor de zelfstandige en
de gewezen werknemer. Voor belanghebbenden die op het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wijziging al buiten Caribisch Nederland verblijven, gaat de termijn van vier
weken in op het tijdstip waarop deze wijzigingsregeling in werking treedt. Voor werknemers
is het verbod op langer dan vier weken verblijf buiten Caribisch Nederland iets strakker
geformuleerd en gaat het om verblijf buiten het eiland waar betrokkene als regel zijn
werkzaamheden verricht. Van een werknemer mag immers worden verwacht dat hij onmiddellijk
beschikbaar is voor het werk waarvoor hij is aangenomen.
Overgang
Gekozen is voor een verlenging van de bestaande Tijdelijke subsidieregeling loonkosten
en inkomensverlies CN en niet voor het opnieuw vaststellen ervan voor een nieuw tijdvak.
Bestaande subsidieverstrekkingen lopen ‘stilzwijgend’ door, mits de belanghebbende
nog steeds aan de (gewijzigde) voorwaarden voldoet. Relevante mutaties moeten bij
de RCN-unit SZW worden gemeld en kunnen leiden tot bijstelling van de hoogte van de
subsidie of beëindigen van het recht. De RCN-unit SZW zal in de voorlichting aandacht
blijven vragen voor het belang van tijdig melden van mutaties, zodat hiermee telkens
rekening kan worden gehouden bij de betaling. Bij opzettelijk nalaten van (tijdig
melden van) een relevante mutatie, kan de RCN-unit SZW aangifte doen bij het Openbaar
Ministerie.
Tijdig indienen van mutaties impliceert volgens de regeling dat relevante wijzigingen
zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken dienen te worden gemeld. In de
uitvoeringspraktijk dringt de RCN-unit SZW aan op het zo mogelijk vooraf melden van
(verwachte) mutaties; dit dient ertoe te bevorderen dat een mutatie bij de eerstvolgende
betaling kan worden meegenomen en er niet achteraf hoeft te worden verrekend.
Afbouw beschermingsniveau regeling
Zoals reeds vermeld wordt eind 2020 bezien hoe de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten
en inkomensverlies CN gedurende de resterende looptijd (verder) afgebouwd kan worden.
De besluitvorming bij gelegenheid van het opstellen van de onderhavige wijzigingsregeling
gaat uit van versobering van het subsidiepercentage (van 80% naar 70%) per 13 januari
2021 (volgende tranche) en invoeren van een vermogenstoets voor zelfstandigen in april
2021 naar analogie van TOZO 3. In de loop van de tijd aanpassen van de minimale omzetdaling
die vereist is om voor subsidie in aanmerking te komen, is eveneens denkbaar.
Verdere afbouw en de invulling daarvan is afhankelijk van de ontwikkeling van de economische
situatie de komende maanden. Een onzekere factor hierbij vormt de ontwikkeling van
het coronavirus, zowel in Caribisch Nederland zelf als in de landen van waaruit normaliter
de meeste toeristen komen. Mocht de uiteenlopende situatie tussen de verschillende
openbare lichamen daartoe aanleiding geven, dan kan in een volgende fase en binnen
de randvoorwaarde van uitvoerbaarheid, desgewenst gekozen worden voor differentiatie.
Samenhang met breder steunpakket Caribisch Nederland
De Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN is onderdeel van een
breder steunpakket voor Caribisch Nederland. Zoals vermeld in de al genoemde Kamerbrief
van 28 augustus 2020 worden ook andere maatregelen verlengd. Hiermee wordt beoogd
de economische en sociaaleconomische gevolgen van (de maatregelen in verband met)
het coronavirus in Caribisch Nederland zoveel mogelijk te beperken. Andere onderdelen
van het (verlengde) maatregelenpakket betreffen onder meer het opnieuw beschikbaar
stellen van middelen voor aanvullend eilandelijk beleid en flankerend beleid gericht
op het intensiveren van de dienstverlening met betrekking tot arbeidsbemiddeling.
Verder wordt onder meer de Subsidieregeling financiering vaste lasten MKB COVID-19
met negen maanden verlengd en loopt de tariefsverlaging voor energie, telecom en drinkwater
door tot 1 januari 2022. Hiermee biedt het kabinet burgers en bedrijven van Caribisch
Nederland perspectief in deze onzekere periode.
3. Financiële lasten
Gezien het bijzondere karakter van de regeling, in het licht ook van de onzekerheid
over de ontwikkeling van de coronacrisis in Caribisch Nederland de komende periode,
zijn de financiële lasten van een verlenging met negen maanden niet nauwkeurig te
ramen. Wel kunnen de uitvoeringsgegevens van de achterliggende periode enige onderbouwing
bieden. Een recent overzicht van de subsidieverlening geeft aan dat subsidie verstrekt
wordt voor totaal:
-
− 2.961 werknemers (bij 656 werkgevers);
-
− 1.022 zelfstandigen; en
-
− 462 gewezen werknemers.
In de Vierde incidentele suppletoire begroting inzake steun- en herstelpakket3 was voor 2020 nog een bedrag van € 6,6 mln. opgenomen. Met de nadere besluitvorming
over het vooralsnog niet invoeren van een vermogenstoets voor zelfstandigen en het
in afwijking van het aanvankelijke voornemen vasthouden aan het subsidiepercentage
van 80% is de raming herzien tot een bedrag van € 8,1 mln. Voor 2021 wordt een bedrag
van € 16,5 mln. geraamd.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdelen A, C, D en F
Door wijziging van de artikelen 4, 6, 7 en 10 wordt de verlenging van de subsidieperiode
met negen maanden geregeld.
Artikel I, onderdeel A
In artikel 4, derde lid, wordt een onderdeel toegevoegd waarin is bepaald dat indien
de werknemer langer dan vier weken buiten het eiland Bonaire, Sint Eustatius of Saba
verblijft waar hij als regel zijn werkzaamheden verricht, de werkgever voor hem geen
recht meer heeft op subsidie. Als de werknemer voor 13 oktober 2020 buiten het eiland
Bonaire, Sint Eustatius of Saba verblijft, gaat de termijn van die vier weken in op
13 oktober 2020. Indien de werknemer na een verblijf van meer dan vier weken weer
terugkeert op het eiland Bonaire, Sint Eustatius of Saba waar hij als regel zijn werkzaamheden
verricht, ontstaat er weer recht op subsidie, mits aan de andere voorwaarden voor
subsidie (nog steeds) wordt voldaan.
Artikel I, onderdelen B en G
De wijzigingen in artikel 5 en artikel 11 zijn louter van redactionele aard.
Artikel I, onderdelen C, E en H
In de artikelen 6, onderdeel d, 9, onderdeel b, en 12, onderdeel b, is een zinsnede
toegevoegd die ziet op het verplicht melden van omstandigheden in verband met de met
deze wijzigingsregeling per 13 oktober 2020 gewijzigde voorwaarden. De vigerende bepalingen
voorzien slechts in een meldingsplicht bij gewijzigde omstandigheden die van belang
zijn voor het recht op, of de hoogte van de subsidie. Met de verlenging van de regeling,
waarmee een aantal wijzigingen in de voorwaarden gepaard gaan, is het noodzakelijk
om de meldingsplicht uit te breiden. De meldingsplicht omvat nu tevens de situatie
waarin alle omstandigheden, zelfs al zijn die ongewijzigd ten opzichte van die in
de voorafgaande subsidieperiode, moeten worden gemeld als die van belang zijn voor
het recht op, of de hoogte van de subsidie.
De voor de subsidie van belang zijnde relevante ongewijzigde omstandigheden zijn in
de regeling benoemd. Voor de werkgever betreft dit de situatie dat zijn werknemer
voor wie subsidie wordt verleend langer dan vier weken buiten het eiland verblijft
waar betrokkene als regel zijn werkzaamheden verricht. Voor de zelfstandig ondernemer
betreft dit de situatie dat hij langer dan vier weken buiten Caribisch Nederland verblijft.
Deze laatste situatie valt ook onder de met deze regeling uitgebreide meldingsplicht
voor de gewezen werknemer, evenals de situatie dat de gewezen werknemer niet (meer)
rechtmatig woonachtig is in Caribisch Nederland. Ongeacht of er sprake is van een
gewijzigde situatie, dienen deze omstandigheden te worden gemeld omdat deze ingaande
13 oktober 2020 van belang zijn voor het recht op subsidie.
Artikel I, onderdeel D
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd waarin wordt bepaald dat indien de zelfstandig
ondernemer langer dan vier weken buiten Caribisch Nederland verblijft hij geen recht
meer heeft op subsidie. Als de zelfstandig ondernemer voor 13 oktober 2020 buiten
Caribisch Nederland verblijft gaat de termijn van die vier weken in op 13 oktober
2020. Indien de zelfstandig ondernemer na een verblijf van meer dan vier weken weer
terugkeert in Caribisch Nederland ontstaat er weer recht op subsidie, mits aan de
andere voorwaarden van de regeling (nog steeds) wordt voldaan.
Artikel I, onderdeel F
Aan artikel 10, vierde lid, worden vier onderdelen toegevoegd. Ook deze onderdelen
zijn opgenomen om het beschermingsniveau van deze regeling meer in lijn te brengen
met de reguliere sociale zekerheid.
In het vierde lid, onderdeel c, wordt de subsidieduur voor de gewezen werknemer beperkt
tot drie maanden. Voor bestaande gevallen gaat deze regeling in op 1 januari 2021.
Dit betekent dat een gewezen werknemer die op 1 januari 2021 drie maanden of langer
subsidie geniet, vanaf dat moment de aanspraak op subsidie verliest.
In het vierde lid, onderdeel d, is bepaald dat als de gewezen werknemer langer dan
vier weken buiten Caribisch Nederland verblijft hij geen recht meer heeft op subsidie.
Als de gewezen werknemer voor 13 oktober 2020 buiten Caribisch Nederland verblijft
gaat de termijn van die vier weken in op 13 oktober 2020. Indien de gewezen werknemer
na een verblijf van meer dan vier weken weer terugkeert in Caribisch Nederland ontstaat
er weer recht op subsidie, mits aan de andere voorwaarden voor subsidie (nog steeds)
wordt voldaan.
In het vierde lid, onderdeel e, is bepaald dat het moet gaan om een gewezen werknemer
die rechtmatig woonachtig is in Caribisch Nederland. Deze additionele eis, die aansluit
bij het vereiste voor recht op onderstand, is met name relevant in de situatie van
een gewezen werknemer die vreemdeling is en van wie de tewerkstellingsvergunning is
afgelopen. De ‘normale’ gang van zaken is dat een vreemdeling na het aflopen van zijn
tewerkstellingsvergunning Caribisch Nederland verlaat en terugkeert naar het land
van herkomst. Uit oogpunt van overeenkomstige behandeling van gevallen past het dus
in beginsel niet om een vreemdeling die wordt geconfronteerd met baanverlies als gevolg
van COVID-19 of maatregelen die daarmee samenhangen, aansluitend recht te geven op
subsidie op grond van deze regeling. Hoofd RCN-unit SZW kan op basis van individuele
beoordeling besluiten in bijzondere gevallen betrokkene via de onderstand ondersteuning
te bieden, bijvoorbeeld op de grond dat de vreemdeling wegens beperkingen in het vliegverkeer
(nog) niet in de gelegenheid is om Caribisch Nederland te verlaten.
Omdat met deze regeling alleen subsidie wordt beoogd indien de gewezen werknemer werkloos
is geworden in verband met de coronacrisis wordt, om dit te kunnen borgen, in het
vierde lid nog een extra onderdeel toegevoegd. In onderdeel f is bepaald dat een gewezen
werknemer die vanaf 13 oktober 2020 werkloos is geworden geen recht heeft op subsidie
als hij niet onmiddellijk daaraan voorafgaand werkzaam was bij een werkgever die subsidie
ontvangt op grond van artikel 4.
Artikel I, onderdeel H
Aan artikel 12 worden drie onderdelen toegevoegd. Ook deze onderdelen zijn opgenomen
om het beschermingsniveau van deze regeling meer in lijn te brengen met de reguliere
sociale zekerheid. Met deze onderdelen wordt aangesloten op de plicht tot arbeidsinschakeling,
bedoeld in artikel 5 van het Besluit onderstand BES.
Artikel I, onderdeel I
In artikel 13, derde lid, is geregeld dat een aanvraag voor subsidie over het eerste
tijdvak uiterlijk 12 juli 2020 moet worden ingediend en voor het tweede tijdvak uiterlijk
12 november 2020. Aan deze bepaling wordt voor het derde tijdvak toegevoegd dat een
aanvraag over dit tijdvak uiterlijk een maand na de ingangsdatum waarop deze betrekking
heeft moet worden ingediend, doch uiterlijk 12 augustus 2021. Deze termijn is relevant
indien alleen voor het derde tijdvak subsidie wordt aangevraagd. Met de zinsnede ‘uiterlijk
een maand na de ingangsdatum waarop deze betrekking heeft’ wordt tot uitdrukking gebracht
dat de subsidie met een terugwerkende kracht van maximaal een maand kan worden verleend.
Deze beperking is noodzakelijk met het oog op de controleerbaarheid van de aanvraag.
Een aanvraag voor het eerste tijdvak wordt behandeld als doorlopende aanvraag en deze
geldt dus ook voor het tweede en derde tijdvak. Indien niet voor het eerste tijdvak
maar wel voor het tweede tijdvak subsidie is aangevraagd wordt ook deze aanvraag als
doorlopende aanvraag behandeld en geldt deze dus ook voor het derde tijdvak. Er hoeft
dan dus geen nieuwe aanvraag te worden ingediend.
Artikel I, onderdeel J
De beperking voor de werkgever met betrekking tot het verkrijgen van een ontslagvergunning
vanwege bedrijfseconomische redenen in verband met het coronavirus of maatregelen
die daarmee samenhangen wordt opgeheven. Om die reden vervalt artikel 21.
Artikel I, onderdeel K
Omdat de subsidieperiode met negen maanden wordt verlengd wordt deze regeling ook
met negen maanden verlengd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
B. van ’t Wout