ARTIKEL I
De Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 7, eerste lid, aanhef,
en tweede lid, en 10, eerste en tweede lid, wordt ‘in de periode van 13 maart 2020
tot en met 12 juni 2020’ vervangen door ‘in de periode van 13 maart 2020 tot en met
12 juni 2020 of de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020’.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt ‘; en’ vervangen door een puntkomma.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma worden
drie onderdelen toegevoegd, luidende:
-
f. de werkgever die subsidie ontvangt over de periode van 13 maart 2020 tot en met 12 juni
2020 en die ook subsidie wil ontvangen over de periode van 13 juni 2020 tot en met
12 oktober 2020 is verplicht zo spoedig mogelijk te melden wat de verwachte personeelssituatie
is in de periode tot en met 12 oktober 2020;
-
g. de werkgever is verplicht zich in te spannen de werknemers waarvoor subsidie wordt
verstrekt in de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020 te stimuleren
deel te nemen aan een ontwikkeladvies of aan scholing; en
-
h. de werkgever is verplicht de werknemers te informeren over de subsidieverlening in
de periode van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020.
C
Artikel 13, derde lid, komt te luiden:
D
In artikel 21 wordt ‘12 juni 2020’ vervangen door ‘12 oktober 2020’.
E
In artikel 22, tweede lid, wordt ‘1 juli 2021’ vervangen door ‘1 november 2021’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 juni 2020. Indien de Staatscourant
waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 12 juni 2020, treedt zij
in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin
zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 13 juni 2020.
TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Inleiding
Sinds 13 maart 2020 is de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies
CN van kracht. Aanleiding voor deze regeling vormde de voorziene grote economische
gevolgen van het (nagenoeg) stilleggen van het vliegverkeer en cruisetoerisme in verband
met COVID-19. Vanuit het belang om banen te behouden en ondersteuning te bieden bij
acute problemen die werknemers, zelfstandig ondernemers en bedrijven (gaan) ondervinden
als gevolg van COVID-19, is deze regeling tot stand gekomen. Hierbij is gekozen voor
een pakket dat, zoveel als binnen de lokale context mogelijk is, aansluit op dat in
Europees Nederland. Het doel hiervan is om de economische gevolgen te beperken, zodat
mensen hun inkomen behouden en in deze moeilijke periode worden ondersteund. Hierbij
is gekozen voor een regeling voor drie maanden (tot en met 12 juni 2020), met de mogelijkheid
van verlenging.
Nu de looptijd van de regeling bijna afloopt, moet worden geconcludeerd dat de economische
crisis als gevolg van COVID-19 nog niet voorbij is. Met name door de grote afhankelijkheid
van het toerisme zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba hard getroffen. De huidige economische
situatie op de eilanden is zorgelijk, waarbij een snelle opleving niet voor de hand
ligt. Daarom wordt net als voor het noodpakket in Europees Nederland, voor een verlenging
met vier maanden gekozen. Voor de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies
CN impliceert dat een tweede tranche die loopt van 13 juni 2020 tot en met 12 oktober
2020.
2. Karakter van de regeling
Bij de vormgeving van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies
CN is in hoge mate aansluiting gezocht bij de systematiek van de Wet ziekteverzekering
BES. Net als de Wet ziekteverzekering BES is de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten
en inkomensverlies CN een loondervingsregeling. Feitelijk valt de Tijdelijke subsidieregeling
loonkosten en inkomensverlies CN in drie onderdelen uiteen, waarbij achtereenvolgende
hoofdstukken op verschillende doelgroepen betrekking hebben.
Een werkgever die te maken heeft met ten minste 20% omzetverlies als gevolg van de
maatregelen die zijn getroffen in verband met COVID-19 kan op aanvraag subsidie ontvangen
ter compensatie van arbeidsuren die zijn werknemer niet werkt. De hoogte hiervan bedraagt
80% van het gemaximeerde dagloon. Zelfstandig ondernemers die te maken hebben met
inkomensterugval kunnen in aanmerking komen voor een maximale subsidie van 80% van
het wettelijk minimumloon. Eventuele inkomsten tot dat bedrag worden verrekend. Voor
gewezen werknemers is de maximale subsidiehoogte gelijk aan die van werknemers in
dienstbetrekking, met dien verstande dat de subsidie voor de gewezen werknemer wordt
gebaseerd op het dagloon op het tijdstip van het eindigen van een (tijdelijk) contract
als gevolg van de maatregelen in verband met COVID-19.
3. Voorwaarden tweede tranche
De voorwaarden voor de tweede tranche van de Tijdelijke subsidieregeling blijven goeddeels
gelijk aan de eerste subsidieperiode. Hierbij is nauwkeurig bezien of er mogelijkheden
zijn om op onderdelen (meer) aan te sluiten bij de vergelijkbare onderdelen van het
Europees Nederlandse noodpakket. Deze analyse heeft geleid tot een tweetal aanvullende
voorwaarden.
Aansluitend op de Europees Nederlands Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud
van werkgelegenheid (NOW) wordt een voorwaarde toegevoegd die erop ziet dat de werkgever
de werknemer(s) over de subsidieverlening dient te informeren. Dit biedt onder meer
de mogelijkheid om in overleg met de werknemer(s) te bezien welke andere maatregelen
eventueel nodig zijn om deze lastige periode te overbruggen.
Eveneens in aansluiting op de NOW (zoals die in de tweede tranche komt te luiden)
is een bepaling opgenomen die ziet op een inspanningsverplichting van de werkgever
met het oog op scholing van de werknemer(s). Bezien wordt of de instrumenten ontwikkeladvies
en online scholing die in het kader van het crisispakket ‘Nederland leert door’ worden
ontwikkeld, ook kunnen worden opengesteld voor werknemers in Caribisch Nederland.
De overige voorwaarden van de regeling blijven in de tweede tranche in stand, waaronder
die ten aanzien van het ontslag. Dit heeft brede steun bij sociale partners in Caribisch
Nederland.
De reikwijdte van de onderhavige wijzigingen geeft geen aanleiding tot het opnemen
van een aparte paragraaf over administratieve lasten. Dit mede omdat verondersteld
mag worden dat werkgevers nu al overleg voeren met hun werknemer(s) over de subsidieverlening
in verband met de continuïteit van de onderneming en dat er nu al aandacht is voor
de mogelijkheden van scholing of training. Voor zover de wijzigingsregeling in dit
verband tot meerlasten leidt, acht het kabinet dit gerechtvaardigd. Dit betreft met
name de inspanningsverplichting ten aanzien van scholing; het is ook in het belang
van de werkgever dat de werknemer de kans krijgt om zich via scholing beter op de
mogelijk veranderende arbeidsmarktsituatie voor te bereiden.
4. Overgang eerste naar tweede tranche
Werkgevers die al gebruik maken van de regeling, hoeven geen nieuwe aanvraag te doen.
Wel moeten zij een verklaring indienen waarin zij de verwachte personeelssituatie
tot en met 12 oktober 2020 invullen. Ook als de situatie niet verandert ten opzichte
van hun oorspronkelijke aanvraag, moet een verklaring worden ingediend. Na ontvangst
van deze verklaring en na verwerking van de gegevens, kan de RCN-unit SZW overgaan
tot verdere uitbetaling van de subsidie. Overigens blijft gedurende de looptijd van
de tweede tranche de verplichting om relevante mutaties onverwijld of uiterlijk binnen
twee weken schriftelijk te melden, in stand.
Zelfstandig ondernemers en werknemers die op eigen naam de tegemoetkoming ontvangen,
hoeven geen verklaring in te dienen. Als er wijzigingen optreden waardoor zij weer
inkomen hebben of hun inkomen verandert, moeten ze dit, net zoals momenteel het geval
is, direct doorgeven aan de RCN-unit SZW.
5. Financiële lasten
Gezien het bijzondere karakter van de regeling zijn de financiële lasten van een verlenging
met vier maanden niet nauwkeurig te ramen. Wel bieden de uitvoeringsgegevens over
de achterliggende periode aanknopingspunten, die bij het opstellen van de eerste tranche
van de regeling nog ontbraken.
Per 29 mei 2020 is voor circa 3800 belanghebbenden (waarbij voor werkgevers met meerdere
werknemers het aantal werknemers wordt geteld) subsidie uitbetaald, terwijl nog ca.
100 aanvragen in behandeling zijn. Hiermee is tot dusver bijna € 4 mln. gemoeid. Gelet
op de uitvoeringsgegevens tot nu toe en de nog te verwachten betalingen over het resterende
deel van de eerste tranche wordt voor een verlenging met vier maanden € 12 mln. geraamd.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdelen A, D en E
In deze onderdelen wordt de verlenging van de subsidieperiode met vier maanden geregeld.
Artikel I, onderdeel B
In dit onderdeel worden een drietal verplichtingen toegevoegd aan de verplichtingen
voor de werkgever die loonkostensubsidie wil. Het betreft de verplichting voor de
werkgever die subsidie heeft ontvangen over het eerste tijdvak om te melden wat de
verwachte personeelssituatie is in het tweede tijdvak, de verplichting om werknemers
te stimuleren tot scholing en de verplichting de werknemers te informeren over de
subsidieverstrekking. Dit wordt in het algemeen deel van de toelichting toegelicht.
Artikel I, onderdeel C
In artikel 13, derde lid, is geregeld dat een aanvraag voor subsidie over het eerste
tijdvak uiterlijk 12 juli 2020 moet worden ingediend. Aan deze bepaling wordt voor
het tweede tijdvak toegevoegd dat een aanvraag over dit tijdvak uiterlijk 12 november
2020 moet worden ingediend. Deze termijn is relevant indien alleen voor het tweede
tijdvak subsidie wordt aangevraagd. Zoals in de algemene toelichting is aangegeven
wordt een aanvraag voor het eerste tijdvak behandeld als doorlopende aanvraag en geldt
deze dus ook voor het tweede tijdvak.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark