ARTIKEL I
De Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid wordt
als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a vervalt, onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot a tot
en met e.
b. In onderdeel b (nieuw) wordt ‘de subsidieaanvraag’ vervangen door ‘de aanvraag van
de vaststelling van de subsidie’.
c. In onderdeel c (nieuw) wordt na ‘de aanvraag’ ingevoegd ‘van de vaststelling van
de subsidie’.
d. In onderdeel c (nieuw) vervalt ‘tot en met de datum van de vergadering waarin de
jaarrekening wordt vastgesteld in 2021’.
B
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt ‘documentatie en’.
2. In het derde lid wordt ‘, zendt de stukken mee waaruit blijkt dat is voldaan aan
de voorwaarden uit artikel 6a, voorzien van een verklaring van een accountant, waaruit
dat blijkt’ vervangen door ‘verklaart dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel
6a en zendt een verklaring van een accountant mee waaruit dat blijkt’.
3. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 6a, eerste lid, onderdeel d’ vervangen
door ‘artikel 6a, eerste lid, onderdeel c’.
C
In artikel 17, vijfde lid, onderdeel b, vervalt ‘de afdeling Uitvoering, die onderdeel
uitmaakt van’.
D
In artikel 20, tweede en vierde lid, wordt ‘1 augustus 2021’ vervangen door ‘1 augustus
2022’.
ARTIKEL II
De Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid wordt
als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt de begripsbepaling van referentie-omzet vervangen
door:
referentie-omzet: de omzet, bedoeld in artikel 6, tweede lid, waarmee wordt vergeleken
om de omzetdaling, bedoeld in artikel 6, eerste lid, te berekenen;
B
In artikel 7, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘de subsidieaanvraag’ vervangen door
‘de aanvraag van de vaststelling van de subsidie’.
C
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt ‘, tot en met de datum van de vergadering waarin de jaarrekening
wordt vastgesteld in 2021,’.
2. In het derde lid vervalt ‘, tot en met de datum van de vergadering waarin de jaarrekening
wordt vastgesteld in 2021,’.
3. In het vijfde lid wordt ‘de subsidieaanvraag’ vervangen door ‘de aanvraag van de
vaststelling van de subsidie’.
4. In het zesde lid vervalt ‘tot en met de datum van de vergadering waarin de jaarrekening
van dat boekjaar, danwel dat laatste boekjaar, wordt vastgesteld,’.
D
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt ‘documentatie en’.
2. In het derde lid wordt ‘, zendt de stukken mee waaruit blijkt dat is voldaan aan
de voorwaarden uit artikel 7, voorzien van een verklaring van een accountant, waaruit
dat blijkt’ vervangen door ‘verklaart dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel
7 en zendt een verklaring van een accountant mee waaruit dat blijkt’.
E
In artikel 21, vijfde lid, onderdeel b, vervalt ‘de afdeling Uitvoering, die onderdeel
uitmaakt van’.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
I Algemeen
Met deze regeling worden de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud
van werkgelegenheid (hierna: NOW-1), en de Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging
voor behoud van werkgelegenheid (hierna: NOW-2) gewijzigd. Deze wijziging strekt er
in hoofdzaak toe om een herstelmogelijkheid te creëren voor bedrijven, die onderdeel
zijn van een groep, om in plaats van op het moment van de aanvraag om subsidieverlening,
op het moment van de vaststellingsaanvraag te voldoen aan de voorwaarden die gelden
voor subsidievaststelling op het niveau van de werkmaatschappij. Die voorwaarden,
die hieronder worden beschreven, kunnen thans in de weg staan voor bedrijven om een
aanvraag voor subsidie op werkmaatschappijniveau vast te laten stellen in plaats van
op concernniveau. Om deze belemmering weg te nemen, worden de NOW-1 en NOW-2 gewijzigd;
dit wordt toegelicht in dit algemeen deel. Daarnaast wordt een tweetal andere wijzigingen
aangebracht. Deze worden toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
De aanleiding voor het bieden van de herstelmogelijkheid is dat is gebleken dat in
een aantal gevallen bedrijven zich niet of onvoldoende gerealiseerd hebben dat zij
onderdeel zijn van een groep zoals gedefinieerd in de NOW. In die gevallen is er een
aanvraag gedaan om een tegemoetkoming in de loonkosten zonder rekening te houden met
(de consequenties van) dit in de NOW gehanteerde groepsbegrip. Dat bedrijven zich
er onvoldoende van bewust zijn dat zij onderdeel van een groep of concern zijn kan
onder meer komen doordat het bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven betreft die via een
internationale structuur met elkaar verbonden zijn (maar verder niets met elkaar te
maken hebben), of omdat zij zichzelf niet afficheren als een groep en dus ook geen
geconsolideerde jaarrekening hebben.
Om alsnog conform de huidige regeling een aanvraag te doen, zouden bedrijven dit moeten
herstellen en hun omzetdaling op het niveau van de groep of het concern moeten rapporteren.
In de praktijk zal deze oplossing voor bedrijven echter niet werken. De aanvrager
kan namelijk niet meer aan alle voorwaarden voldoen die verbonden zijn aan een aanvraag
op werkmaatschappijniveau. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de voorwaarde in
NOW-1 dat de aanvraag voor de subsidieverlening op of na 5 mei 2020 moest zijn gedaan,
waardoor bedrijven die eerder een aanvraag hadden gedaan en achteraf deel uit bleken
te maken van een groep buiten de boot vallen. In de tweede plaats gaat het om twee
voorwaarden waaraan voldaan moet worden, bij de aanvraag om subsidie. Dat kan niet
meer worden hersteld aangezien de aanvraag voor subsidieverlening al is gedaan.
Het is onwenselijk dat bedrijven in de bovenbeschreven situatie geen beroep kunnen
doen op de NOW-regeling, en dat zij te maken zouden krijgen met een nihilstelling
van de subsidie. Daarom wordt door middel van deze wijziging in de NOW-1 en 2 gerealiseerd
dat werkmaatschappijen die een NOW-subsidie hebben aangevraagd pas bij de aanvraag
tot subsidievaststelling aan alle voorwaarden hoeven te voldoen. De subsidie zal in
dat geval vervolgens op dat niveau worden vastgesteld. Voorwaarde blijft wel dat de
groep waarvan ze deel uitmaken als geheel geen 20% omzetverlies heeft. Onveranderd
blijft dat wanneer het concern als geheel een omzetverlies van 20% of meer heeft een
aanvraag op concernniveau gedaan moet worden. Daarbij geldt overigens dat voor concerns
met Nederlandse en buitenlandse dochters niet de omzetdaling meegeteld moet worden
van de rechtspersonen in de groep die geen Nederlands SV-loon hebben. Wordt de subsidie
toch op het niveau van de werkmaatschappij aangevraagd en is er op concernniveau sprake
van een omzetverlies 20% of meer%, dan zal de subsidie op nihil worden vastgesteld.
De herstelmogelijkheid die wordt gecreëerd ziet in de eerste plaats op de in NOW-1
geldende voorwaarde dat een aanvraag voor vaststelling van de subsidie op werkmaatschappijniveau
alleen gedaan kan worden als de NOW-aanvraag is gedaan op of na 5 mei. Deze voorwaarde
komt te vervallen.
Ten tweede hoeft aan een tweetal voorwaarden die in artikel 6a van de NOW-1 en in
artikel 7 van de NOW-2 zijn verbonden aan subsidie op werkmaatschappijniveau pas bij
de aanvraag tot subsidievaststelling te worden voldaan, in plaats van bij de initiële
aanvraag (om subsidieverlening). Het gaat ten eerste om de voorwaarde dat een aanvrager
dient te beschikken over een verklaring dat er op het niveau van de groep geen dividend/bonus
wordt uitgekeerd of eigen aandelen worden ingekocht over 2020 op het niveau van het
groepshoofd/de moeder van de werkmaatschappij tot aan de datum van vaststelling van
de jaarrekening. Ten tweede gaat het om de voorwaarde dat de aanvrager dient te beschikken
over een overeenkomst van de vakbond of andere vertegenwoordiging van werknemers over
werkbehoud. Natuurlijk moet ook aan de overige eisen van een aanvraag op werkmaatschappijniveau
(artikel 6a van de NOW-1 en artikel 7 van de NOW 2) worden voldaan.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A, onder 1, onderdeel d en artikel II, onderdeel C, onder 1,
2 en 4
Deze onderdelen nemen een onduidelijkheid weg over het verbod op het uitkeren van
dividend, bonussen en het inkopen van eigen aandelen over 2020 in artikel 6a NOW-1
en artikel 7 NOW-2. Die bepalingen bevatten onder meer een verbod op het uitkeren
van dividend, bonussen en inkoop van eigen aandelen over 2020. Hiermee wordt invulling
gegeven aan de motie Jetten c.s.1 De verwijzing naar de jaarvergadering, waarin de jaarrekening van 2020 werd vastgesteld,
is destijds opgenomen om duidelijk te maken dat dit beperkt was tot het jaar 2020
en dus niet ziet op dividend, bonussen of inkoop van eigen aandelen over 2021. Deze
zinsnede zou evenwel de suggestie kunnen wekken dat werkgevers hun dividend, bonussen
en inkoop eigen aandelen konden opsparen tot een uur na de jaarvergadering en dan
konden uitkeren. Dit zou echter in strijd zijn met het doel van de betreffende bepalingen:
namelijk geen dividend en bonussen voor de directie laten uitkeren en eigen aandelen
laten inkopen over 2020. Dit doel is ook vastgelegd in de regeling. Om deze onduidelijkheid
weg te nemen, wordt de oorspronkelijk als verduidelijking bedoelde zinsnede geschrapt.
Hierdoor kan er geen twijfel meer over bestaan dat het verbod op uitkeren van dividend,
bonussen en inkoop van eigen aandelen geldt voor het jaar 2020.
Artikel I, onderdeel A, met uitzondering van onderdeel 1, onder d, en artikel II,
onderdelen B en C, onder 3
Deze onderdelen hebben betrekking op de herstelmogelijkheid om bij de aanvraag van
de subsidievaststelling alsnog te kunnen voldoen aan de voorwaarden verbonden aan
de toepassing van artikel 6a NOW-1, respectievelijk artikel 7 NOW-2. Deze wijziging
wordt toegelicht in het algemeen deel.
Artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel D
Door een aanpassing van artikel 14 van de NOW-1 en artikel 18 van de NOW-2 hoeft een
werkgever bij de aanvraag van vaststelling geen documenten meer mee te sturen als
bewijs voor de opgegeven omzetdaling en het voldoen aan de voorwaarden van artikel
6a van de regeling. Hij levert wel nog steeds in het aanvraagformulier de benodigde
informatie aan voor het bepalen van de uiteindelijke omzetdaling. Daarbij gaat het
bijvoorbeeld om de gerealiseerde omzetdaling, welke referentieperiode geldt en wat
toen de omzet was. Daarnaast dient de werkgever in het aanvraagformulier te verklaren
dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6a NOW-1, respectievelijk artikel 7
NOW-2 en stuurt hij uiteraard nog steeds indien nodig een derdenverklaring of een
accountantsverklaring mee, inclusief een gewaarmerkt inlegvel waarin de gegevens van
de werkgever zijn opgenomen. De documenten van de werkgever kunnen wel opgevraagd
worden als er nader onderzoek wordt gedaan. De werkgever is op grond van artikel 13,
eerste lid, onderdeel e, NOW-1, respectievelijk artikel 15, onderdeel g, NOW-2 verplicht
om inzage in deze administratie te verlenen.
Artikel I, onderdeel C, en artikel II, onderdeel E
Deze wijzigingen voorzien erin dat alle ambtenaren van de directie Uitvoering van
Beleid (UVB) aangewezen kunnen worden om de controlerende taken voor de NOW-subsidie
uit te voeren, in plaats van alleen de ambtenaren van de afdeling Uitvoering van die
directie. De reden hiervoor is, dat het te beperkt bleek te zijn als alleen de ambtenaren
van de afdeling Uitvoering die taken konden uitvoeren. Daarom is geregeld dat voortaan
alle ambtenaren van UVB aangewezen kunnen worden.
Artikel I, onderdeel D
Dit betreft een correctie op de vervaldatum van de regeling. Oorspronkelijk voorzag
NOW-1 voor de vaststelling van de subsidie in een beslistermijn van 22 weken, die
later is verruimd naar 52 weken.2 Daarnaast zijn de termijnen voor vaststellingsaanvraag verruimd. Ten eerste ging
die termijn pas vanaf 6 oktober 2020 lopen, in plaats van direct na afloop van het
gekozen omzettijdvak. Voor bedrijven die een accountantsverklaring moeten overleggen
geldt een verlegde aanvraagtermijn van 38 weken, die eveneens vanaf 6 oktober begint
te lopen.3 Toentertijd is de vervaldatum van de regeling hierop niet aangepast, dat gebeurt
bij deze alsnog. De regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2022.
Artikel II, onderdeel A
Dit onderdeel bevat een taalkundige verduidelijking van de begripsbepaling van referentie-omzet.
Hiermee zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.
Artikel III
Alle wijzigingen van deze regeling zijn relevant bij de vaststelling van de subsidie.
De aanvragen voor subsidievaststelling van NOW-1 kunnen na 6 oktober 2020 worden ingediend.
De wijzigingen dienen daarom in ieder geval voor deze datum in te gaan. Deze regeling
treedt met het oog daarop in afwijking van de vaste verandermomenten in werking met
ingang van de dag na bekendmaking in de Staatscourant.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees