De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op artikel 44a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet;
Besluit:
ARTIKEL I
Bijlage 5 bij artikel 19 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting
2015 wordt vervangen door de gelijknamige bijlage bij deze regeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna:
RTIV) is bijlage 5 bij artikel 19 van de RTIV met de Prognose informatie of ook wel
Prospectieve informatie (hierna: dPi) vervangen door een nieuwe bijlage 5.
2. Aanleiding
Op grond van artikel 43, eerste lid, van de Woningwet dienen woningcorporaties een
overzicht op te stellen van de werkzaamheden die zij en de met hen verbonden ondernemingen
in de eerstvolgende kalenderjaren voornemens zijn te verrichten, de dPi genoemd. Artikel
44a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Woningwet, bepaalt dat het overzicht
jaarlijks voor 15 december moet worden verstrekt aan de minister, de colleges van
B en W en de bewonersorganisaties, en moet worden ingericht overeenkomstig bij ministeriële
regeling te geven voorschriften. Uit artikel 19 van de RTIV volgt dat voor de inrichting
van het overzicht gebruik moet worden gemaakt van het model dat is opgenomen in bijlage
5 bij artikel 19 van de RTIV.
De dPi 2020 is gewijzigd om de uitvraag van de voorgenomen werkzaamheden te vereenvoudigen,
doelmatiger te maken en de administratieve lasten te verminderen. Deze wijziging geeft
(mede) invulling aan het reduceren van de informatie-uitvraag, zoals afgesproken in
het Convenant Verbeteren Informatievoorziening Woningcorporaties, en is in samenspraak
met de Autoriteit woningcorporaties (hierna: Aw), het Waarborgfonds Sociale Woningbouw
(hierna: WSW) en Aedes tot stand gekomen. Verder is de strekking van deze wijziging
dat de informatiebehoefte zoveel mogelijk in lijn komt met de kaders van het verticaal
toezicht. In het verticaal-toezichttraject hebben de Aw en het WSW in overleg met
het ministerie van BZK eraan gewerkt om de uitvraag en beoordeling van informatie
van de woningcorporaties te stroomlijnen, zodat de Aw en het WSW op basis van dezelfde
gegevens tot dezelfde conclusies kunnen komen.
Evenals bij dPi 2019, wordt dPi 2020 op basis van Standard Business Reporting (SBR)
uitgevraagd. Hiermee wordt aangesloten op de standaard van de Nederlandse Taxonomie.
3. Wijzigingen in bijlage 5 (dPi)
Drie wijzigingen die zijn doorgevoerd in dPi 2020 betreffen een vergroting van de
doelmatigheid van de uitvraag:
-
– Wijziging in paragraaf 1.1: In het kader van adequate inrichting van system-2-system,
wordt de naam van de softwareleverancier en softwareversie (waarmee importbestand
wordt gegenereerd) toegevoegd aan de uitvraag. Voor corporaties die software gebruiken,
zal deze informatie automatisch worden vooringevuld. Voor corporaties die geen software
gebruiken, zijn deze velden in het portaal niet van toepassing. De definitie van system-2-system
is opgenomen in artikel 2, onderdeel i, van het Convenant Verbeteren Informatievoorziening
Woningcorporatiesector (Stcrt. 2017, 72199): een model voor informatie-uitwisseling waarbij informatie uit de bronsystemen van
een corporatie, op basis van onderling afgesproken protocollen, overgebracht wordt
naar een systeem van een ontvangende partij;
-
– Wijziging in paragraaf 2.2: Voorheen gold dat corporaties die niet aan het ‘12%-criterium’
voldeden, het detailoverzicht voor activiteiten niet hoeven aan te leveren. Het 12%-criterium
houdt in dat activiteiten op gedetailleerd niveau gerapporteerd dienen te worden indien
de totale uitgaande investeringskasstromen in de eerste drie prognosejaren ten opzichte
van het balanstotaal meer dan 12% bedraagt. Dit leidde tot een ongewenst effect: uit
data-analyse van dPi2018 en dPi2019 is gebleken dat vanwege de opzet van het 12%-criterium
grote corporaties met een potentieel verhoogd risicoprofiel niet worden betrokken.
Naast het 12%-criterium is daarom in dPi 2020 toegevoegd een minimum grensbedrag van
€ 200 miljoen ten opzichte van totale uitgaande kasstromen van de eerste drie prognosejaren,
zodat ook grote corporaties met een potentieel verhoogd risicoprofiel die buiten het
12%-criterium vallen, worden betrokken. Dit betekent dat corporaties waarvan de totale
uitgaande kasstromen meer bedragen dan € 200 miljoen ook op meer gedetailleerde wijze
rapporteren over hun activiteiten;
-
– Invoeging van paragraaf 3.4.7: De post ‘Sectorspecifieke heffing onafhankelijk van
resultaat’ in het kasstroomoverzicht wordt in de toelichting uitgesplitst naar afzonderlijke
posten ‘Saneringsheffing’, ‘Obligoheffing’ en ‘Overige sectorspecifieke heffingen’.
Deze uitsplitsing maak het mogelijk dat het inbare risicokapitaal van het WSW nauwkeuriger
kan worden benaderd. Het inbare risicokapitaal is de som van het eigen vermogen van
WSW, en de bijdragen van corporaties aan het obligo en de saneringsheffing.
De overige wijzigingen betreffen vereenvoudigingen en vermindering van de informatie-uitvraag:
-
– Paragraaf 1.1: de ja/nee-vraag ‘WSW-deelnemer’ vervalt, omdat deze informatie niet
wijzigt en reeds bekend is bij het WSW;
-
– Paragraaf 2.4: de uitvraag van het aantal zelfstandige woongelegenheden gespecificeerd
naar indeling van de ‘energie-index’ per tak is vereenvoudigd. De uitvraag van het
eerste prognosejaar tot en met het vierde prognosejaar komt te vervallen, omdat deze
informatie vanuit verticaal toezicht niet meer nodig is op dit detailniveau;
-
– Paragraaf 3.2: de primaire financiële overzichten ‘prognose winst- en verliesrekening’
komen in het geheel te vervallen. Deze informatie hoeft niet langer op deze wijze
te worden verstrekt, omdat de benodigde inzichten op een andere wijze kunnen worden
verkregen, namelijk bijvoorbeeld op basis van kasstroomoverzichten;
-
– Paragraaf 3.3: in het kader van hergebruik en uniformering met dVi gegevensuitvraag
wordt de naamgeving van de post ‘Verkoopontvangsten woongelegenheden (VOV) na inkoop
in dPi periode’ in de categorie ‘(Des)investeringsactiviteiten’ gewijzigd. Het zinsdeel
‘na inkoop in dPi periode’ is overbodig en komt te vervallen;
-
– Paragraaf 3.4.2: de uitvraag met betrekking tot gegevenselement ‘Betaalde interest
toegerekend aan investeringen door de corporatie’ vervalt in de basisuitvraag. De
informatie is niet langer nodig, omdat de informatie voornamelijk werd gebruikt in
het inmiddels vervallen DSCR-kengetal.
4. Regeldrukeffecten
Ecorys Nederland B.V. heeft de administratieve lasten van de wijziging van de dPi-uitvraag
berekend.
Ecorys concludeert dat er door de wijzigingen in de dPi in totaal sprake zal zijn
van een afname van administratieve lasten voor corporaties, en dat deze afname verwaarloosbaar
is. Het Adviescollege Toetsing en Regeldruk (ATR) heeft besloten geen formeel advies
uit te brengen en deelt de analyse en conclusie dat er slechts zeer beperkte gevolgen
voor de regeldruk zijn.
Er wordt een eenmalige afname in administratieve lasten verwacht van in totaal circa
€ 200 voor alle corporaties gezamenlijk. En daarnaast een afname van circa € 32.500
aan structurele lasten voor alle corporaties gezamenlijk. Gemiddeld (ongewogen) betekent
deze verandering in administratieve lasten een eenmalige afname van € 0,64 en een
structurele afname van € 104,50 gemiddeld per woningcorporatie. Voor zowel de eenmalige
als de structurele effecten komt de grootste verandering in lasten voort uit een afname
in tijdsbesteding door het schrappen van twee onderdelen, waar de wijzigingen met
de grootste lastenverzwaring juist het toevoegen van subonderdelen betreffen. In totaal
levert het geheel een marginale lastenverlichting op.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren