Convenant Verbeteren Informatievoorziening Woningcorporatiesector

Partijen

Rijksoverheid

  • 1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, te dezen vertegenwoordigd door de directeur-generaal Bestuur en Wonen, drs. C.B.F. Kuijpers, hierna te noemen: BZK;

  • 2. De Autoriteit woningcorporaties, te dezen vertegenwoordigd door de directeur, drs. C. van Nieuwamerongen, hierna te noemen: Aw;

De borgingsvoorziening

  • 3. Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw, te dezen vertegenwoordigd door de bestuurder, drs. E. Wilders, hierna te noemen: WSW;

De brancheorganisatie

  • 4. Vereniging Aedes, vereniging van woningcorporaties, te dezen vertegenwoordigd door de voorzitter, drs. M. Norder, hierna te noemen: Aedes.

hierna allen gezamenlijk te noemen: Partijen;

Aanleiding,

Woningcorporaties dienen voor verschillende doelen te beschikken over kwalitatief hoogwaardige en actuele sturings- en verantwoordingsinformatie. Informatie die nodig is voor bestuurders en raden van commissarissen om ‘in control’ te zijn en ten behoeve van strategische sturing van de corporatie. Informatie ten behoeve van risicogericht extern toezicht en borging. Informatie ten behoeve van beleidsmonitoring en -vorming voor landelijke rapportages, lokaal beleid (prestatieafspraken) en sectorale rapportages (benchmarking).

Deze informatievraag is de afgelopen jaren om diverse redenen in omvang toegenomen. Gebleken is dat een herijking van deze sturings- en verantwoordingsinformatie gewenst is. Het gaat hierbij om zowel het inhoudelijk beter afstemmen van de verschillende rapportages, de frequenties als de wijze van aanlevering en het ter beschikking stelling van de informatie. Door een betere coördinatie tussen ‘vraag en aanbod’ van de informatie is het mogelijk om te komen tot kwalitatief betere sturings- en verantwoordingsinformatie, die zowel in omvang als belasting structureel lager zijn voor corporaties.

Algemene overweging,

Op 5 december 2017 hebben Partijen zich via dit convenant verbonden om de informatieketen voor uitwisseling van de verantwoordings- en sturingsinformatie van de corporaties te vernieuwen. De betrokken partijen leggen met dit convenant hun betrokkenheid vast op de doelstellingen, de aangegeven maatregelen en de bijbehorende borging. Het convenant bevat onder meer afspraken over de inrichting en implementatie van de vernieuwde informatieketen1, het gebruik van (nationale) standaarden, de werkwijze ten behoeve van de uitvoering van dit convenant en te volgen processen ten aanzien van het beoordelen van de gegevensuitvraag op nut en noodzaak.

Specifieke overwegingen,

Corporaties en Partijen hebben een eigenstandige verantwoordelijkheid voor de interne verantwoordings- en sturingsprocessen.

Partijen dienen over bepaalde informatie te kunnen blijven beschikken om hun (wettelijke) taken te kunnen uitoefenen. Deze informatie wordt verwacht van een goed kwaliteitsniveau te zijn.

Partijen hebben een gezamenlijke ambitie om afspraken te maken over het verbeteren van informatie-uitwisseling tussen partijen in de corporatiesector, ten einde bij te dragen aan een substantiële verlaging van de administratieve en verantwoordingslasten.

Partijen zijn ieder verantwoordelijk voor de eigen organisatie en het op de hoogte stellen van de eigen achterban ten aanzien van de inhoud en consequenties van maatregelen die volgen uit dit convenant.

Woningcorporaties vallen onder de werking van de Handelsregisterwet ten aanzien van de deponering van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel. Binnen enkele jaren dienen alle ondernemingen die vallen onder de deponeringsplicht de deponering van de jaarrekening via Standard Business Reporting (SBR) te laten verlopen. Corporaties en accountants worden daarmee reeds verplicht in de komende jaren een nieuwe informatieketen in te richten op basis van SBR. Partijen willen het gebruik van SBR volgen voor de gestructureerde uitwisseling van verantwoordings- en sturingsinformatie van de corporaties zodat de corporaties niet met diverse aanlevermethoden geconfronteerd worden. Daarmee worden SBR-rapportages leidend voor de wijze waarop de corporaties en uitvragende partijen de gegevensuitwisseling dienen te laten verlopen.

Het verbeteren van de informatieketen binnen de corporatiesector en de introductie van SBR hierin vereist een gezamenlijke visie, gemeenschappelijke ambities en inzet van de betrokken partijen om te komen tot concrete activiteiten en resultaten. Een belangrijk element hiervan is het creëren van bewustwording van de noodzaak hiertoe, het verder verbeteren van kwaliteit en beschikbaarheid van de informatieketen, het faciliteren en stimuleren van de corporaties bij de implementatie van de nieuwe technologie en rapportages in de informatieketen en het verlagen van drempels voor de realisatie van besparingsmogelijkheden. Bovendien heeft dit convenant als doel om het op termijn system-to-system aanleveren van informatie te faciliteren.

Deze opgave vereist een samenhangend geheel van maatregelen en activiteiten die op elkaar voortbouwen en in hun werking elkaar versterken. De uitvoering van de maatregelen en activiteiten zal gezien de impact gefaseerd plaatsvinden. Partijen maken in dit convenant afspraken over hun inzet en activiteiten en over de maatregelen die zij willen treffen, met het doel de vernieuwing van de informatieketen eind 2018 te bereiken.

Ondanks deze doelstelling voor de korte termijn (2018) zal het effect van het convenant ook op de langere termijn moeten doorwerken en een positieve invloed moeten hebben op de inrichting van administraties bij corporaties in de periode na 2018, zodanig dat SBR-rapportages eenvoudig uit systemen te genereren zijn, de datakwaliteit verder toe kan nemen en bijdragen aan verdere transparantie en professionalisering van de corporatiesector. Partijen zien de vernieuwing van de informatieketen in technologie en standaarden als een eerste fase en richten zich in de periode daarna ook op het faciliteren van verdere verbeteringen en besparingen bij corporaties alsmede ten aanzien van de versterking en verbetering van de informatie ten behoeve van beleid, toezicht en borging.

De doorontwikkeling van de datakwaliteit en -standaarden zal tot stand worden gebracht door in te spelen én te sturen op een veranderd gedrag van corporaties, beleidsmaker/wetgever, toezichthouder en borger. Met het oog op het beperken van de administratieve lastendruk van de informatielevering zal een expliciete toetsing op criteria als proportionaliteit, subsidiariteit en periodiciteit worden ingebouwd. Tevens zal de beoordeling en beslissing tot aanpassing van de informatiebehoefte en benodigde investeringen daarvoor uitdrukkelijk getoetst worden. Op basis van beperking in volume en wijzigingen kan de verbetering van de datakwaliteit aan de bron (bij de corporatie) plaatsvinden. Dit alles is gediend bij brede en snelle bewustwording over het informatie gebruik en over de mogelijkheden tot besparing.

Partijen zijn zich er terdege van bewust dat ook andere sectorpartijen bij de vernieuwing van de informatieketen moeten worden betrokken bij de uitvoering van de acties en maatregelen uit dit convenant. Partijen maken zich sterk om deze andere sectorpartijen te houden aan de uitgangspunten van dit convenant. Aanvullend zijn Partijen verantwoordelijk voor het betrekken en aangesloten houden van hun achterban. Vanwege de samenhang in acties en maatregelen, de effecten op de corporatiesector en de noodzaak voor controle op de groei van de informatiebehoefte, is een gezamenlijke governance op de uitvoering van de afspraken uit het convenant van belang. De governance richt zich in het bijzonder op de realisatie van de doelen en op het nemen van gezamenlijke besluiten binnen het kader van het convenant om acties te intensiveren of bij te stellen indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Partijen komen het volgende overeen:

Artikel 1. Doel van het convenant

De convenantpartijen stellen, mede gelet op het bovenstaande, vast dat de kwaliteit van verantwoordings- en sturingsinformatie en de efficiëntie van het proces van informatie-uitwisseling binnen de corporatiesector doorontwikkeld moeten worden, met vermindering van administratieve lasten als gevolg.

De realisatie van de transitie naar de wijze waarop de informatie-uitwisseling gaat opereren vergt een inspanning van veel betrokken organisaties en een strakke begeleiding van het transitieprogramma. Een bestuurlijk convenant is een voorwaarde én hulpmiddel om een programma met deze omvang binnen de corporatiesector uit te kunnen voeren omdat er commitment en draagvlak moet zijn vanuit alle betrokken partijen in de sector. Commitment en draagvlak zijn erbij gebaat als het convenant voor alle partijen tot verbetering leidt.

Het doel van het convenant is om de afspraken over de wederzijdse inspanningen van partijen en de samenwerking tussen partijen ten behoeve van de te realiseren doelen vast te leggen.

Het convenant is niet bedoeld om tot in detail vast te leggen welke keuzen individuele partijen dienen te maken betreffende hun informatie- en applicatielandschap. Het programma zal handvatten ontwikkelen voor en ondersteuning bieden aan individuele partijen om op de informatieketen aan te sluiten. De interne processturing, werkwijze en informatiehuishouding van corporaties en van de deelnemende partijen zijn geen onderdeel van de scope van het convenant.

Artikel 2. Definities

In dit convenant wordt verstaan onder:

a) Corporatiesector:

alle organisaties die actief een verantwoordelijkheid hebben bij het functioneren van de corporaties inclusief de corporaties zelf.

b) Bestuurlijk overleg:

het overleg dat op grond van artikel 4, tweede lid, van dit convenant plaatsvindt tussen de minister belast met het wonen, het bestuur van WSW, de voorzitter van Aedes en de directeur van de Aw.

c) Stuurgroep:

de Stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers op directieniveau van de convenantpartijen die verantwoordelijkheid nemen voor de realisatie van de in het convenant gestelde doelen.

d) Ketenmanager

een door de Stuurgroep aangestelde onafhankelijke manager die belast wordt met het samenhangend geheel van maatregelen en activiteiten zoals deze voortvloeien uit dit convenant (zoals het uitvoeren van het programmaplan, het voorbereiden van activiteitenplannen, het bewaken van de inhoudelijke doelstellingen van het convenant, het toetsen van de gewenste gegevensuitvraag aan de in dit convenant benoemde criteria, het opstellen van voortgangsrapportages, het afleggen van verantwoording over de uitvoering, etc.).

e) Informatieketen:

een informatieketen betreft de gestructureerde, gestandaardiseerde en geautomatiseerde communicatie die nodig is om tussen organisaties gegevens c.q. informatie uit te wisselen. Binnen een efficiënt ingerichte informatieketen is het noodzakelijk de samenhang van beschikbare functionaliteiten, systemen, processen en inhoud in een samenwerkingsverband te coördineren en beheren. Een informatieketen die functioneert buiten de bestuurlijke en juridische grenzen van een individuele organisatie vraagt een stukje opoffering van autonomie om de noodzakelijke intensieve samenwerking voor het functioneren van de informatieketen mogelijk te maken.

f) Gestructureerde gegevensuitwisseling:

via een vast proces verlopende en jaarlijks terugkerende uitwisseling van gegevens.

g) dVi:

de digitale verantwoordingsinformatie die corporaties jaarlijks verplicht zijn aan te leveren.

h) dPi:

de digitale prognose-informatie die corporaties jaarlijks verplicht zijn aan te leveren.

i) System-to-system (S2S):

een model voor informatie-uitwisseling waarbij informatie uit de bronsystemen van een corporatie, op basis van onderling afgesproken protocollen, overgebracht wordt naar een systeem van een ontvangende partij.

j) SBR:

Standaard Business Reporting is de exclusieve aanlevermethode voor een aantal verplichte rapportages aan de overheid en is de rapportagestandaard voor gestructureerd digitaal gegevensverkeer tussen ondernemingen en de overheid. Met SBR kunnen bedrijfsmatige rapportages gestandaardiseerd worden verzonden naar verschillende ontvangers.

k) Nederlandse Taxonomie:

de Nederlandse Taxonomie (NT) is het gemeenschappelijk gegevenswoordenboek van SBR. In de NT staan de definities van gegevens die nodig zijn voor het samenstellen van rapportages gebaseerd op wetten en regels ten aanzien van jaarrekeningen, belastingaangiften en statistiek-, verantwoordings- en prognoseverplichtingen. Er kunnen extensies op de NT worden gemaakt: In zo’n situatie maakt een rapportageproces dan als basis gebruik van de NT, maar heeft voor specifieke rapportagedoeleinden een (beperkt) aantal andere definities nodig om tot de juiste rapportages te komen.

l) Corporatie Taxonomie:

de Corporatie Taxonomie (CT) is de extensie op de NT voor gegevensdefinities die (nog) geen onderdeel zijn van de NT maar wel noodzakelijk zijn voor de rapportages in de corporatiesector. Het aantal gegevensdefinities in de CT dient zo minimaal mogelijk te zijn; er moet zo veel mogelijk aangesloten worden bij de NT-standaarden.

m) XBRL:

eXtensible Business Reporting Language is een open standaard (taal) om rapportages op te stellen en uit te wisselen in een S2S-model op basis van een vastgestelde taxonomie.

n) Digipoort:

een veilige digitale communicatielijn tussen de overheid en bedrijven. Het is een digitaal postkantoor voor S2S informatie-uitwisseling. Het bevat een gemeenschappelijke infrastructuur voor het berichtenverkeer gebaseerd op SBR tussen bedrijven enerzijds en overheden anderzijds.

o) SBR-portaal:

een aanleverportaal voor de handmatige invulling en aanlevering van SBR-rapportages voor corporaties die nog geen system-to-system aanlevering kunnen doen. Het SBR-portaal sluit aan op Digipoort en verzorgt de systematische aanlevering van de rapportage aan de ontvangende partij.

p) CorpoNet:

een netwerk en vereniging van corporaties, vertegenwoordigd door personen die in hun functie bij een corporatie verantwoordelijk en/of betrokken zijn voor het ICT beleid en/of Informatiebeleid. CORA en VERA maken onderdeel uit van het CorpoNet netwerk.

q) CORA:

de CORA is de corporatie bedrijfs- en ICT-referentiearchitectuur (COrporatie Referentie Architectuur) waarin de CORA-referentiemodellen helpen om standaarden in de sector te faciliteren. Deze standaarden zijn een randvoorwaarde om tussen organisaties digitaal informatie uit te kunnen wisselen.

r) VERA:

de VERA is een standaard voor gegevensvastlegging en informatie-uitwisseling in de corporatiesector. Het doel is het bevorderen van zowel de interne als externe operationele ketenintegratie alsook de standaardisatie van de informatievoorziening binnen corporaties.

Artikel 3. Uitgangspunten van het convenant

  • 1. Voor de in dit convenant benoemde rapportages is SBR als standaard het uitgangspunt. De Nederlandse Taxonomie (NT) is leidend en indien noodzakelijk kan er aanvullend voor sectorspecifieke informatie een extensie op de NT gecreëerd worden in de vorm van een Corporatie Taxonomie. Dit houdt in dat in de periode 2018-2019 binnen de corporatiesector standaarden voor data en datadefinities moeten worden vastgesteld, inclusief de controles daarop, waarna er concrete invoeringsstappen kunnen volgen.

  • 2. Dit convenant heeft betrekking op alle gestructureerde SBR-rapportages binnen de corporatiesector. Het convenant beoogt de standaard te stellen (het gegevensuitwisselingsmodel) voor huidige en toekomstige SBR-rapportages en heeft in ieder geval betrekking op de SBR-rapportages die in onderstaande tabel zijn benoemd (inclusief het jaar waarin deze rapportage overgaat op de SBR-systematiek):

    SBR-rapportage

    2018

    2019

    2020

    2021

    2022

    Prognose Informatie (dPi)

           

    Verantwoordings Informatie (dVi)

     

         

    Jaarrekening (KvK)

     

         

    WOZ/Onderpanden

     

         

    Standen Rekening Courant

       

       

    Leningoverzicht

       

       

    ....

             

    Wanneer tijdens de looptijd van het convenant nieuwe rapportages tot stand komen, vallen deze onder de werking van dit convenant tenzij Partijen expliciet anders besluiten.

  • 3. CorpoData als portaal wordt oktober 2018 vervangen door een system-to-system uitwisselingsmodel gebaseerd op en gebruikmakend van bestaande gemeenschappelijke publieke infrastructuur. Dit wordt vormgegeven door gebruik te maken van Digipoort ondersteund met een SBR-portaal gebaseerd op inrichting van de standaard servicecomponenten van Logius. Hierbij geldt als randvoorwaarde dat voor alle partijen de uitwisseling van kwalitatief hoogwaardige informatie mogelijk is. Op korte termijn wordt een impactanalyse hiertoe opgesteld. Handmatige aanlevering van de gegevens via een SBR-portaal dient tot en met in ieder geval 2022 mogelijk te zijn, tenzij Partijen anders overeenkomen. Op deze wijze wordt voorzien in een ingroeimodel naar system-to-system via een SBR-portaal. Partijen spreken in dit verband af dat bij de ingebruikname van het nieuwe gegevensuitwisselingsmodel en portaal de opvraag inhoudelijk nog ongewijzigd zal blijven ten einde de sector niet met een technische én inhoudelijke wijziging te confronteren. In opvolgende informatie-opvragen zal de reductie in data volume en inhoud gerealiseerd worden, onder meer ten behoeve van de invoering van het Verticaal Toezichtmodel. Het gebruik van het SBR-portaal zal voor de individuele corporaties zonder individuele doorberekening open worden gesteld. Richting het eind van de looptijd van het convenant zal worden onderzocht of het uitfaseren van het handmatige SBR-portaal haalbaar en wenselijk is en op welke termijn.

  • 4. De verantwoordelijkheid, waaronder ook het aangaan van verplichtingen en het sluiten van de benodigde overeenkomsten, voor de realisatie van het bovenstaande uitwisselingsmodel wordt door Aw, WSW en BZK gemandateerd aan de Ketenmanager. Alle Partijen blijven de bestaande verantwoordelijkheden houden om informatie-uitwisseling structureel te borgen, totdat informatie-uitwisseling via het SBR-portaal mogelijk is en vastgesteld kan worden dat de kwaliteit voldoende geborgd is.

  • 5. Uiterlijk 1e kwartaal 2018 besluit de Stuurgroep over de uitvoeringsfase van het convenant op basis van overwegingen ten aanzien van planning, financiering, impact op corporaties en de organisatie van beheer en exploitatie. De besluitvorming over de uitvoeringsfase bevat onder meer afspraken over welke functionaliteiten nodig zijn ten aanzien van het borgen van de kwaliteit van de gegevens, het toetsen van gegevens, de communicatie en helpdesk functie, etc. en hoe dit georganiseerd en gefinancierd wordt.

  • 6. Partijen streven ernaar gedurende de looptijd van het convenant (2018 tot en met 2022) een reductie in de gegevensuitvraag van gemiddeld 10% per jaar te realiseren. Partijen spannen zich hier maximaal toe in. De te realiseren reductie voor de jaren 2018 en 2019 wordt naar verwachting in 2019 ineens gerealiseerd, na invoering van het nieuwe gegevensuitwisselingsmodel.

  • 7. De inhoud van de gegevens die gevraagd worden zullen voorafgaand aan het eerste uitgangspunt voor het eerst uiterlijk 2018 getoetst zijn op nut en noodzaak onder verantwoordelijkheid van de Ketenmanager en beperkt worden tot het noodzakelijke vanuit het principe van spaarzaamheid en soberheid. Onder verantwoordelijkheid van de Ketenmanager worden ook lopende en toekomstige wijzigingen van de gegevensmodellen voorafgaand aan invoering op deze aspecten getoetst, en periodiek zullen de onderdelen van de gegevensset op nut en noodzaak getoetst blijven worden. De Stuurgroep stelt de gegevensmodellen op advies van de Ketenmanager vervolgens jaarlijks vast.

  • 8. Criteria voor de toetsing van de inhoud met het oog op de efficiëntie en kwaliteit zijn onder meer:

    • a) is er sprake van een structurele informatiebehoefte of een incidentele (waarbij in het laatste geval leidend is dat indien mogelijk een alternatieve aanleverroute dan via de structurele gegevensuitvraag wordt gekozen);

    • b) periodiciteit (is een jaarlijkse uitvraag noodzakelijk);

    • c) proportionaliteit (staan de (maatschappelijke) baten in verhouding tot de (administratieve) lasten voor de gehele keten);

    • d) motivering (is voldoende gemotiveerd waarom het gegeven wordt uitgevraagd, mede in relatie tot de verantwoordelijkheid van de desbetreffende partij);

    • e) specificiteit (is het gegeven voldoende specifiek gemaakt);

    • f) subsidiariteit (voegt de uitvraag voldoende toe aan hetgeen reeds (elders) beschikbaar is dan wel wordt uitgevraagd, door bijvoorbeeld gegevens die reeds in het jaarverslag worden verantwoord niet dubbel uit te vragen);

    • g) uniciteit (is het gegeven voldoende uniek);

    • h) effectiviteit (is de uitvraag voldoende effectief of zijn er andere (minder belastende) mogelijkheden om het doel te bereiken);

    • i) onderscheid in benodigde kwaliteitscontroles (bijvoorbeeld welke gegevens wel en niet getoetst dienen te worden door accountants);

    • j) is er sprake van een noodzaak tot verplichting of volstaat vrijwilligheid;

    • k) is er sprake van beschikbaarheid binnen andere bronnen;

    • l) is de uitvraag privaat- of publiekrechtelijk en wat zijn de consequenties van de keuze.

  • 9. Voor de directe aanlevering vanuit de systemen van corporaties is aanvullende standaardisatie nodig. Voor de corporaties zijn hiervoor de sectorstandaarden CORA en VERA (die aansluit op SBR), beschikbaar. Aedes en CorpoNet zullen het gebruik van CORA en VERA stimuleren. CorpoNet zorgt ervoor dat er geen definitie verschil is tussen VERA en de SBR-taxonomie.

  • 10. Corporaties zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de te leveren gegevens. Gedurende de transitie van de huidige naar de nieuwe inrichting van de informatieketen verschuift de verantwoordelijkheid voor de borging van de datakwaliteit, ten opzichte van de huidige situatie, meer naar de corporaties. Partijen komen overeen dat er binnen de informatieketen tijdens de transitiefase oog blijft voor de algehele kwaliteit van de data en dat gezamenlijk wordt geborgd dat deze zo hoog mogelijk blijft.

Governance

Artikel 4. Principes

  • 1. Partijen zullen de acties die hen in dit convenant zijn toebedeeld met volle inzet uitvoeren. Partijen houden daarbij rekening met de omstandigheid dat de uitvoering van een aantal verschillende acties of onderdelen van dit convenant alleen in samenhang tot het realiseren van het doel van dit convenant kunnen leiden.

  • 2. Tussen Partijen vindt ten minste twee maal per jaar overleg plaats op bestuurlijk niveau, i.c. de minister van BZK, het bestuur van het WSW, de voorzitter van Aedes en de directeur van de Aw.

Artikel 5. Stuurgroep

  • 1. Partijen stellen een Stuurgroep in.

  • 2. De Stuurgroep wordt belast met de uitvoering van dit convenant.

  • 3. De Stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers op directieniveau van alle Partijen.

  • 4. De leden van de Stuurgroep benoemen een onafhankelijk voorzitter van de Stuurgroep, die niet uit hun midden komt. De Stuurgroep stelt een profielschets op voor de onafhankelijk voorzitter.

  • 5. De Stuurgroep streeft in de besluitvorming naar het “consent”-model, waarbij het de verantwoordelijkheid van alle Partijen is om te komen tot breed gedragen besluitvorming. Voor activiteiten waar de Stuurgroep geen integrale verantwoordelijkheid draagt of kan dragen zal besluitvorming plaatsvinden door de betrokken Partijen. Dit doet niet af aan de formele eigen verantwoordelijkheden van partijen.

  • 6. Indien dit niet voldoende uitkomst biedt, heeft de Stuurgroep de mogelijkheid om onafhankelijk extern advies te vragen. Deze functionaliteit wordt niet geïnstitutionaliseerd.

  • 7. Een door de Stuurgroep aan te stellen onafhankelijk Ketenmanager wordt belast met het samenhangend geheel van maatregelen en activiteiten zoals deze voortvloeien uit dit convenant (zoals het uitvoeren van het programmaplan, het voorbereiden van activiteitenplannen, het opstellen van voortgangsrapportages, het afleggen van verantwoording over de uitvoering, etc.).

  • 8. Vanuit de deelnemende partijen zullen op basis van door de Stuurgroep goedgekeurde resource aanvragen medewerkers ter beschikking gesteld worden aan de Ketenmanager. Deze medewerkers werken onder aansturing en verantwoordelijkheid van de Ketenmanager. De medewerkers zijn geen vertegenwoordiging van de deelnemende organisaties. Bij behoefte kunnen medewerkers van andere organisaties hieraan toegevoegd worden. De Ketenmanager opereert zelfstandig vanuit een breed sectorbelang.

  • 9. De Stuurgroep besluit onder andere over het jaarplan voor de activiteiten, het financieel beheer, de monitoring en de door de Ketenmanager opgestelde voortgangsrapportages van dit convenant.

  • 10. De Stuurgroep stelt op vaste momenten de gegevensmodellen voor de gestructureerde gegevensuitwisseling vast.

  • 11. De Stuurgroep besluit jaarlijks over de acties in het kader van het convenant. De resultaten van de monitoring op de verwachte realisatie per 2022 in relatie tot de doelstellingen van dit convenant zijn daarvoor leidend.

  • 12. De Stuurgroep stelt een programma in voor de collectieve acties en operationele doelen.

    Voor de opstartfase draagt de Stuurgroep zorg voor de financiering en capaciteit die benodigd is voor de opstartactiviteiten. Voor de ontwikkelfase dragen Aw, WSW en BZK zorg voor de benodigde financiering en capaciteit. Na vaststelling van een programmaplan door de Stuurgroep, inclusief financiële paragraaf, stelt de Stuurgroep een verdeelsleutel vast voor de financiële en capacitaire bijdrage van Partijen aan de uitvoeringsfase (exploitatie, gebruik en beheer) in het kader van dit convenant.

  • 13. De Stuurgroep komt ten minste vier maal per jaar bijeen.

Artikel 6. Gebruikersraad

  • 1. De Stuurgroep stelt een Gebruikersraad in. Deze Gebruikersraad bestaat uit vertegenwoordigers van organisaties die dan wel gebruiker zijn dan wel belangen behartigen van partijen die gebruiker zijn, van de gestructureerde informatie die door corporaties worden aangeleverd.

  • 2. De Gebruikersraad heeft tot doel om, met het oog op het brede gebruik van informatie, betrokkenheid en invloed op de uitvoering van het convenant structureel en breed vorm te geven en tegelijk de directe aansturing van het programma geconcentreerd te houden. De Stuurgroep nodigt hiertoe in ieder geval de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties en de Woonbond op directieniveau uit voor deelname aan de Gebruikersraad.

  • 3. De Stuurgroep neemt deel aan de Gebruikersraad.

Artikel 7. Ambassadeur

1. De Stuurgroep stelt een ambassadeur aan die de Stuurgroep extern kan representeren.

Artikel 8. Programma

  • 1. De Ketenmanager krijgt de opdracht van de Stuurgroep om een programma op te stellen dat uitvoering geeft aan de te realiseren doelstellingen van dit convenant.

  • 2. Dit programma zal, vanuit een integrale visie op de doelstellingen van het convenant, de in samenhang uit te voeren programma-activiteiten op de terreinen adoptie, draagvlak, communicatie, inhoud, technologie, standaardisatie, architectuur, governance, financiering en beheer en organisatie van de informatievoorziening bevatten en draagt zorg voor de verbinding met de SBR governance over de taxonomie.

  • 3. Tevens is de Ketenmanager verantwoordelijk voor de toetsing van de gewenste gegevensuitvraag aan de in dit convenant benoemde criteria, op basis van een door de Stuurgroep vastgesteld toetsingskader.

  • 4. De lopende en toekomstige initiatieven die vallen binnen de scope van dit convenant, waaronder op door de Stuurgroep nader te bepalen termijn het operationeel beheer van het nieuwe uitwisselingsmodel, worden onder het programma uitgevoerd tenzij de Stuurgroep expliciet anders beslist.

  • 5. De stakeholders worden tijdig en direct betrokken bij de relevante ontwikkelingen binnen het programma, ten einde het draagvlak voor dit programma zo groot mogelijk te maken.

Slotbepalingen

Artikel 9. Toepasselijk recht

Op dit convenant is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

Artikel 10. Wijzigingen

  • 1. Elke Partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen zes weken nadat een Partij de wens tot een wijziging aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.

  • 3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlagen aan het convenant gehecht.

Artikel 11. Toetreding van nieuwe Partijen

  • 1. Er kunnen nieuwe Partijen toetreden tot dit convenant.

  • 2. Een nieuwe partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan de Voorzitter van de Stuurgroep. De Stuurgroep besluit over de toetreding van nieuwe partijen en verwittigt Partijen zo spoedig mogelijk over de toetredende partij. De toetredende partij ontvangt de status van Partij bij dit convenant vanaf het moment van toetreding en vanaf dat moment gelden voor die Partij de voor haar uit dit convenant voortvloeiende rechten en (financiële) verplichtingen. De inhoud van dit convenant zal daarbij in principe niet worden gewijzigd.

Artikel 12. Opzegging

Elke Partij kan dit convenant te allen tijde met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden schriftelijk opzeggen. Voorafgaand aan effectuering van de opzegging treedt de stuurgroep (inclusief uittredende partij) in overleg over de redenen van opzegging en de gevolgen van (eventuele) uittreding voor het convenant.

Artikel 13. Afdwingbaarheid

Partijen komen overeen dat de nakoming van de afspraken in dit convenant niet in rechte

afdwingbaar is.

Artikel 14. Geschilregeling

  • 1. Een Partij die meent dat een geschil bestaat, deelt dat schriftelijk aan de andere Partij(en) mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil.

  • 2. Binnen 15 werkdagen na de dagtekening van de in het eerste lid bedoelde mededeling zendt elke Partij zijn zienswijze over het geschil, alsmede een voorstel voor een mogelijke oplossing daarvan, aan de andere Partij(en).

  • 3. Binnen 30 werkdagen na afloop van de in het tweede lid genoemde termijn overleggen Partijen over een oplossing van het geschil. Elke Partij kan zich door deskundigen doen bijstaan. Indien één van Partijen binnen 15 werkdagen na afloop van de in het tweede lid genoemde termijn de wens daartoe kenbaar maakt, wordt het overleg voorgezeten door een door Partijen gezamenlijk of, bij gebreke van overeenstemming daarover binnen twee dagen, door de stuurgroep te benoemen voorzitter.

  • 4. Indien deze procedure niet leidt tot een oplossing van het geschil, vraagt de Stuurgroep een onafhankelijk advies van een door de Stuurgroep aan te wijzen persoon of commissie.

Artikel 15. Ontbinding

  • 1. Onverminderd wat in het convenant is vastgelegd, kan elk van de Partijen het convenant door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere Partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.

  • 2. Partijen gaan niet eerder tot ontbinding over dan nadat een termijn van 3 maanden is verstreken, tenzij Partijen een andere termijn overeenkomen.

  • 3. In geval van ontbinding van het convenant zal iedere Partij verantwoordelijk blijven voor de onder het convenant aangegane verplichtingen inclusief de financiële verplichtingen die daaraan verbonden zijn tenzij overige Partijen hier expliciet anders over besluiten.

Artikel 16. Ongeldigheid

Indien een bepaling van dit convenant in enige mate als nietig, vernietigbaar, ongeldig, onwettig of anderszins als niet-bindend moet worden beschouwd, wordt die bepaling, voor zover nodig, uit dit convenant verwijderd en vervangen door een bepaling die wel bindend en rechtsgeldig is en die de inhoud van de niet-geldige bepaling zoveel mogelijk benadert. Het overige deel van het convenant blijft in een dergelijke situatie ongewijzigd.

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1. Dit convenant treedt in werking op de dag van ondertekening door alle Partijen en loopt tot en met 31 december 2022, tenzij Partijen overeenkomen de termijn tussentijds te veranderen.

  • 2. Partijen nemen de uitvoering van alle in dit convenant genoemde afspraken zo snel mogelijk ter hand.

Artikel 18. Publicatie in Staatscourant

  • 1. Per omgaande na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. Bij wijzigingen in het convenant vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.

  • 3. Van toetreden, uittreden, opzeggen of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 19. Citeertitel

Dit convenant wordt aangehaald als Convenant Verbeteren Informatievoorziening Woningcorporatiesector.

Aldus overeengekomen en in viervoud ondertekend, Den Haag, 5 december 2017

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Namens deze, C.B.F. Kuijpers directeur-generaal Bestuur en Wonen

De directeur van de Autoriteit woningcorporaties, C. van Nieuwamerongen

De bestuurder van Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw, E. Wilders

De voorzitter van Vereniging Aedes, vereniging van woningcorporaties, M. Norder


X Noot
1

De informatieketen betreft de gestructureerde, gestandaardiseerde en geautomatiseerde communicatie die nodig is om tussen organisaties gegevens c.q. informatie uit te wisselen.

Naar boven