Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 juli 2020, nr. 24931889, houdende wijziging van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten in verband met het subsidiabel stellen van verduurzamingsonderzoeken

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7.3, derde lid, juncto 7.7, eerste lid, van de Erfgoedwet;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING SUBSIDIEREGELING STIMULERING HERBESTEMMING MONUMENTEN

De Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g vervalt, onder verlettering van de onderdelen h tot en met m tot g tot en met l.

2. In onderdeel h (nieuw) wordt ‘onderdeel b’ vervangen door ‘onderdeel c’.

3. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met l tot i tot en met m, wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

h. verduurzamingsonderzoek:

verduurzamingsonderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid;.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a vervalt ‘en’.

b. Onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

  • b. het uitvoeren van een verduurzamingsonderzoek in aanvulling op een haalbaarheidsonderzoek.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 4. De minister verstrekt een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek uitsluitend in combinatie met een subsidie voor het haalbaarheidsonderzoek waarop het verduurzamingsonderzoek een aanvulling vormt.

3. Onder vernummering van het vijfde lid (nieuw) tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 5. Een verduurzamingsonderzoek voldoet ten minste aan de eisen, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling en houdt uitdrukkelijk rekening met de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument aan de hand van:

    • a. het rapport van het haalbaarheidsonderzoek waarop het een aanvulling vormt, indien dat haalbaarheidsonderzoek mede of volledig betrekking heeft op de onderwerpen, bedoeld in het derde lid, onderdeel a; of

    • b. een rapport van een reeds uitgevoerd onderzoek met betrekking tot de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Subsidieplafond’ vervangen door ‘Subsidieplafonds’.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is per subsidietijdvak is telkens een bedrag beschikbaar van:

    • a. € 1,7 miljoen ten behoeve van haalbaarheidsonderzoeken of interactieve of procesgerichte onderzoeken, en

    • b. € 0,5 miljoen ten behoeve van verduurzamingsonderzoeken.

3. In het tweede lid wordt na ‘een beschikbaar bedrag’ ingevoegd ‘als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,’.

4. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. Indien in enig subsidietijdvak een beschikbaar bedrag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet geheel wordt verstrekt, voegt de minister het resterende bedrag toe aan het subsidieplafond, bedoeld in dat onderdeel, voor het volgende subsidietijdvak.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Subsidiebedrag en subsidiabele kosten

  • 1. De subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek, een interactief of procesgericht onderzoek, danwel een verduurzamingsonderzoek, bedraagt 70 procent van de kosten van dat onderzoek.

  • 2. Het bedrag aan kosten van een onderzoek waarover subsidie kan worden verstrekt, bedraagt:

    • a. ten minste € 10.000 en ten hoogste € 25.000 per aanvraag voor een haalbaarheidsonderzoek of een interactief of procesgericht onderzoek; en

    • b. ten hoogste € 4.000 per aanvraag voor een verduurzamingsonderzoek.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder de verlettering van de onderdelen b tot en met d tot c tot en met e, wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

  • b. of, indien subsidie wordt aangevraagd voor een haalbaarheidsonderzoek, eveneens subsidie wordt aangevraagd voor een verduurzamingsonderzoek,.

b. In onderdeel e (nieuw) wordt ‘een onderzoek’ vervangen door ‘het desbetreffende onderzoek’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘het tijdstip waarop het onderzoek is afgerond’ vervangen door ‘het tijdstip waarop het haalbaarheidsonderzoek, hetzij het interactief of procesgericht onderzoek is afgerond, alsmede in voorkomend geval het tijdstip waarop het verduurzamingsonderzoek is afgerond’.

b. In onderdeel b wordt ‘, en’ vervangen door een komma.

c. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

  • c. indien subsidie wordt aangevraagd voor een verduurzamingsonderzoek waarop artikel 5, vijfde lid, onderdeel b, van toepassing is, een afschrift van het in dat onderdeel bedoelde rapport, en.

F

In artikel 11, onderdeel c, wordt na ‘een onderzoek’ ingevoegd ‘als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen g, h of i.

G

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na ‘artikel 7, eerste lid,’ wordt ingevoegd ‘onderdeel a,’.

b. Er wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De eventuele kosten voor een verduurzamingsonderzoek blijven daarbij buiten beschouwing.

2. In het derde lid wordt na ‘artikel 7, eerste lid,’ ingevoegd ‘onderdeel a,’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Indien bij toepassing van het tweede lid het subsidieplafond, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, dreigt te worden overschreden of wordt overschreden door subsidieverstrekking aan alle aanvragers in een van de categorieën aanvragen als bedoeld in het tweede lid, wordt op de aanvragen voor verduurzamingsonderzoeken beslist aan de hand van de volgorde, bedoeld in het derde lid.

H

Artikel 13, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De beschikking tot subsidievaststelling vermeldt:

    • a. de aard van het onderzoek, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen g of i, waarvoor subsidie wordt verstrekt,

    • b. of eveneens subsidie wordt verstrekt voor een verduurzamingsonderzoek,

    • c. het subsidiebedrag,

    • d. het tijdstip waarop het haalbaarheidsonderzoek, hetzij het interactief of procesgericht onderzoek uiterlijk is afgerond, en

    • e. het tijdstip waarop het verduurzamingsonderzoek uiterlijk is afgerond.

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het onderzoek’ vervangen door ‘het haalbaarheidsonderzoek, hetzij het interactief of procesgericht onderzoek’.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid worden twee leden ingevoegd, die luiden:

  • 2. De ontvanger van een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek voltooit het onderzoek uiterlijk op het tijdstip, bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel e.

  • 3. De ontvanger van een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek, legt aan de minister binnen twee maanden na het tijdstip, bedoeld in artikel 13, derde lid, een rapport over met de resultaten van het onderzoek.

J

Artikel 15, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Wat betreft een subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek of een interactief of procesgericht onderzoek is aan het eerste lid, aanhef en onderdeel a, in elk geval toepassing gegeven, indien de ontvanger van de subsidie een rapport overlegt waarin de resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd.

K

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid komt de eerste volzin te luiden:

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt, indien met betrekking tot het monument recent een haalbaarheidsonderzoek of een interactief of procesgericht onderzoek is ingesteld, of indien op grond van deze regeling een aanvraag om subsidie voor een dergelijk onderzoek ingediend.

2. In het derde lid komt de eerste volzin te luiden:

Voor zover een subsidie betrekking heeft op een woonhuis als bedoeld in artikel 18, tweede lid, wordt die subsidie onverminderd het tweede lid uitsluitend verstrekt, indien met betrekking tot het desbetreffende samenstel van monumenten dan wel een of meer onderdelen daarvan recent een haalbaarheidsonderzoek of een interactief of procesgericht onderzoek is ingesteld, of indien op grond van deze regeling een aanvraag om subsidie voor een dergelijk onderzoek is ingediend.

L

Aan de regeling wordt een bijlage toegevoegd, die luidt:

Bijlage 1. Eisen inhoud verduurzamingsonderzoek

Deze bijlage behoort bij artikel 5, vijfde lid, van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten.

Doel

Het doel van het verduurzamingsonderzoek is inzicht te verkrijgen in alle kansrijke energetische verduurzamingsmaatregelen met hun besparings- en kostenindicaties. Er ontstaat een gedetailleerd beeld van de mogelijkheden. Het resultaat is een indicatieve businesscase voor verduurzaming van het monument.

Werkwijze

De mogelijke maatregelen worden door een op het terrein van verduurzaming van monumenten deskundig adviseur geïnventariseerd op basis van een gedetailleerde visuele inspectie aan de hand van een rondgang door het gebouw en beschikbare gebouwdossiers zoals bouw- en installatietekeningen. Hierbij wordt rekening gehouden met de monumentale waarden op basis van een reeds beschikbaar, door een bouw- of architectuurhistoricus opgesteld rapport over de aanwezige monumentale waarden (een cultuurhistorische waardering of een analyse van de monumentale waarden op basis van een bouwhistorisch rapport). Energieverbruik, gebouwgebruik, gebouwfunctie, natuurlijke momenten voor de verduurzamingsmaatregelen (in relatie tot onderhoudsachterstand, gebreken en bestaande plannen) en de bouwfysische situatie worden meegenomen in de afweging of een verduurzamingsmaatregel kansrijk is. Voor kansrijke maatregelen wordt een indicatie gegeven van de daarmee potentieel te behalen besparingen, investeringskosten en terugverdientijden gebaseerd op kengetallen, maten, aantallen en vermogens. Vervolgens wordt een advies gegeven over de inpasbaarheid van de maatregelen in het monument. Daarbij betrekt de adviseur zowel de gevolgen voor de monumentale waarden als het gemeentelijke monumenten- en verduurzamingsbeleid in relatie tot de vereiste omgevingsvergunning.

Rapportage

In het verduurzamingsonderzoek worden de volgende items opgenomen:

  • beschrijving van het monument;

  • veranderingsgeschiedenis (toegespitst op bouwkundige, bouwfysische en installatietechnische aspecten);

  • historische context (historische betekenis voor onder meer bouwgeschiedenis, architectuur, bouwtechniek, omgeving);

  • gebouwtype (vrijstaand, geschakeld, gebouwencomplex), aanwezigheid bijgebouwen, aanwezigheid eigen grond of oppervlaktewater, dakvorm (hellend, plat/verborgen of combinatie);

  • gebouwsoort (boerderij, industrieel gebouw, kantoorgebouw, kasteel of buitenplaats, molen, ontspanning/cultureel, openbaar gebouw, religieus gebouw, verdedigingswerk, woonhuis)

  • gebouwfunctie (bijeenkomst, gezondheidszorg, industrie, kantoor, logies, onderwijs, sport, winkel, woning, overig);

  • status monument (rijksmonument, gemeentelijk monument, provinciaal monument, beschermd stads- of dorpsgezicht);

  • huidig energieverbruik (gas, elektriciteit, warmte, biomassa);

  • aantal gebruikers, gebruikstijden, stookgedrag, stooktijden, functionele indeling en gebruiksintensiteit;

  • bestaande herbestemmings- en restauratieplannen in relatie tot verduurzaming en monumentale waarden;

  • beschrijving met foto’s van de bestaande energetische situatie (zowel bouwkundig als installatietechnisch) en uitgevoerde verduurzamingsmaatregelen;

  • algemene gebouwspecifieke aandachtspunten voor verduurzaming;

  • problemen met betrekking tot vocht en ventilatie;

  • vermogen, leeftijd en rendement installaties;

  • indicatie energieverliezen gebouwschil en leidingen;

  • huidige energieprestatie, afmetingen gebouw, oppervlakteverhoudingen en samenstelling van de gebouwschil per onderdeel, isolatiewaarden, warmtedoorgangscoëfficiënten en structurele omgevingsinvloeden op de energieprestatie (locatie, ligging, beschaduwing, windbelasting, regenbelasting, grond- en oppervlaktewater);

  • relatie met gemeentelijke warmtetransitievisie en wijkuitvoeringsplan (WUP), indien deze beschikbaar zijn;

  • toelichting niet-gebouwgebonden verduurzamingsopties voor het stroomverbruik (apparatuur, gedrag);

  • volledige lijst met maatregelen inclusief quick-wins waarin de afweging van kansrijke maatregelen is aangegeven;

  • isolatiewaarden maatregelen;

  • lijst maatregelpakketten kansrijke maatregelen;

  • inhoudelijke onderbouwing geadviseerde maatregelen, rekening houdend met behoud van de monumentale waarden, milieuaspecten en voorkeuren van de eigenaar;

  • beschrijving samenhang tussen maatregelen en consequenties voor de monumentale waarden;

  • indicatie energiebesparingen (absolute waarden), terugverdientijden en kosten;

  • toekomstige energieprestatie op bij de verschillende maatregelpakketten;

  • algemene en gebouwspecifieke aandachtspunten, specifieke instructies, randvoorwaarden en risicofactoren met betrekking tot (uitvoeringsdetails van) de geadviseerde maatregelen;

  • verwijzing naar financiële ondersteuningsmogelijkheden zoals subsidies en duurzaamheidsleningen.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemeen

Het reduceren van het energieverbruik is één van de grootste opgaven voor de gebouwde omgeving in de komende decennia. Het is een opgave die niet voorbij zal gaan aan bijzondere gebouwen zoals monumenten. De monumentensector realiseert zich het belang van verduurzaming ook en een groot aantal partijen uit de sector onderschrijft deze ambitie. De monumentensector wil komen tot een CO2-reductie van 40% in 2030 en 60% in 2040 als gemiddelde over het gehele monumentenbestand (rijks-, provinciale én gemeentelijke monumenten). Het kabinet ondersteunt de monumentensector bij het realiseren van deze ambitie.1

Het verduurzamen van monumenten vraagt om maatwerk. Monumenten zijn onderling zeer verschillend en vanwege het belang van het behoud van de monumentale waarden moet extra zorgvuldig worden omgegaan met technische ingrepen bij het verduurzamen van monumenten. Desalniettemin zijn de afgelopen jaren al veel goede stappen gezet in het verduurzamen van monumenten. Het aantal voorbeelden van succesvol verduurzaamde monumenten groeit sterk en de technische mogelijkheden voor het verduurzamen van monumenten nemen toe. Informatie hierover wordt ook steeds breder beschikbaar gesteld voor monumenteigenaren.

Door de uitvoering van verduurzamingsonderzoeken subsidiabel te stellen in de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten (hierna: de subsidieregeling) wil het kabinet monumenteigenaren in het herbestemmingsproces op weg helpen met een verduurzamingsonderzoek dat op maat is gesneden voor hun monument. De verwachting is dat meer eigenaren daadwerkelijk zullen overgaan tot het verduurzamen van hun monument als ze zien welke mogelijkheden er zijn en welke voordelen het brengt.

Het kabinet kondigde deze wijziging van de subsidieregeling reeds aan in de beleidsbrief ‘Erfgoed telt’.2

Subsidiabel stellen verduurzamingsonderzoek

Het verduurzamingsonderzoek wordt subsidiabel gesteld als aanvulling op een haalbaarheidsonderzoek gericht op de herbestemming van een monument. De herbestemming van een monument is veelal een natuurlijk moment om de verduurzaming van het monument op te pakken. Het is verstandig om de eigenaar vroeg in het herbestemmingsproces kennis te laten maken met de mogelijkheden om het monument te verduurzamen, zodat daar in het vervolg van het herbestemmingsproces rekening mee kan worden gehouden.

Eisen aan de werkwijze

De werkwijze moet zijn gericht op het vinden van een balans tussen mogelijkheden en beperkingen vanuit monumentale waarden en energetische verduurzaming. Ook de gemeentelijke keuzes in het kader van de warmtetransvisie moeten daarbij worden betrokken. Het inpassen van verduurzamingsmaatregelen in monumenten vergt een visie op de korte termijn, op direct zichtbare nadelige effecten en op nadelige effecten die zich pas op langere termijn manifesteren. Daarbij is inzet noodzakelijk van een adviseur die beschikt over kennis van zowel monumenten als energetische verduurzaming.

Eisen aan de inhoud van een verduurzamingsonderzoek

Zoals eerder opgemerkt, vraagt het verduurzamen van monumenten om maatwerk. Het is van belang om goed inzicht te verkrijgen in de verduurzamingsopgave en de bouwfysische, bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van een monument voordat wordt overgaan tot het nemen van verduurzamingsmaatregelen. De adviespraktijk voor het verduurzamen ontwikkelt zich hierin, wat er mede toe heeft geleid dat de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (hierna: Stichting ERM) in samenwerking met marktpartijen uitvoeringsrichtlijnen heeft opgesteld voor het opstellen van goede verduurzamingsadviezen voor monumenten.

Het kabinet hecht er grote waarde aan dat verduurzamingsonderzoeken voor monumenten van een hoog kwaliteitsniveau zijn. Om die reden worden in de subsidieregeling nadere eisen gesteld aan de inhoud van te subsidiëren verduurzamingsonderzoeken. Daarbij heeft het kabinet aansluiting gezocht bij de standaard die de Stichting ERM heeft ontwikkeld voor verduurzamingsonderzoeken-niveau 2 (de stichting ERM onderscheidt drie niveaus).3 Hierdoor wordt bevorderd dat in de monumentensector een goede, breed gedragen basissystematiek voor het uitvoeren van verduurzamingsonderzoeken ontstaat.

Subsidiabele kosten en subsidiepercentage

Subsidiabel zijn de kosten van een verduurzamingsonderzoek dat voldoet aan de vereisten die zijn beschreven in de regeling. Deze kosten zijn voor 70% subsidiabel, waarbij een maximum van € 4.000,– aan kosten voor subsidie in aanmerking komt. Dit betekent dat de subsidie voor een verduurzamingsonderzoek ten hoogste € 2.800,– kan bedragen. Op basis van ervaringen met verduurzamingsonderzoeken tot op heden is de verwachting dat aanvragers voor dit bedrag een verduurzamingsonderzoek kunnen laten uitvoeren dat van voldoende kwaliteit is om een waardevolle toevoeging te vormen op het haalbaarheidsonderzoek.

Uitvoerbaarheid

Deze regeling is aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voorgelegd voor een uitvoeringstoets. De regeling is als uitvoerbaar beoordeeld.

Regeldruk

Met de uitvoering van deze regeling zijn administratieve lasten gemoeid voor de eigenaren. Onder administratieve lasten wordt verstaan: de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. De administratieve lasten voor de eigenaren zijn bepaald per jaar. Naar verwachting zal een eigenaar voor het uitbreiden van de aanvraag voor een haalbaarheidsonderzoek met een verduurzamingsonderzoek ongeveer een uur nodig hebben voor het aanvragen van subsidie en het voldoen aan de verantwoordingsverplichtingen op grond van deze regeling. Uitgaande van ca. 200 aanvragen bedragen de totale administratieve lasten per jaar: 200 x € 45 (uurtarief) x 1 (uur) = € 9.000.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, F, I, onder 1, J en K (artikel 1, 11, 14, 15 en 17)

In artikel 1 van de subsidieregeling is een verwijzing aangepast naar aanleiding van een vernummering en verlettering in artikel 5 van de subsidieregeling. Daarnaast is een begripsbepaling toegevoegd voor het begrip ‘verduurzamingsonderzoek’ (zie nader de toelichting bij artikel 5 hieronder).

De toevoeging van het begrip ‘verduurzamingsonderzoek’ kan het bestaande begrip ‘onderzoek’ – dat alleen betrekking heeft op haalbaarheidsonderzoeken of interactieve of procesgerichte onderzoeken – verwarrend maken. Het begrip ‘onderzoek’ is daarom geschrapt, en de tekst van de regeling is daarop aangepast (zie m.n. artikel I, onderdelen F, I, onder 1, J en K. Daarnaast zijn – tegelijkertijd met de hieronder toegelichte wijzigingen – aanpassingen verwerkt in de onderdelen D, E en H). Deze aanpassingen zijn louter technisch van aard, en er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel I, onderdelen B en L (artikel 5 en bijlage)

Aan artikel 5, eerste lid, is toegevoegd dat de minister subsidie kan verstrekken voor het uitvoeren van een verduurzamingsonderzoek. In het nieuwe tweede lid is opgenomen dat de minister een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek uitsluitend verstrekt in combinatie met een subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek. Derhalve kan geen subsidie worden aangevraagd voor de uitvoering van een afzonderlijk verduurzamingsonderzoek.

Het bovenstaande kan de vraag oproepen, of ook subsidie kan worden aangevraagd voor een verduurzamingsonderzoek in aanvulling op een interactief of procesgericht onderzoek. Voor een interactief of procesgericht onderzoek zou een verduurzamingsonderzoek enkel van toegevoegde waarde kunnen zijn, indien dat onderzoek (mede) is gericht op mogelijke nieuwe functies van het monument. Zo’n interactief of procesgericht onderzoek kan inhoudelijk tevens worden aangemerkt als een haalbaarheidsonderzoek dat is gericht op mogelijke nieuwe functies van het monument (vgl. artikel 5, derde lid, onderdeel c). In dergelijke gevallen kan kortom ook subsidie worden aangevraagd voor een aanvullend verduurzamingsonderzoek, met dien verstande dat bij de subsidieaanvraag wel een rapport naar de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument moet worden gevoegd (vgl. hieronder).

In het nieuwe vijfde lid is opgenomen dat een verduurzamingsonderzoek dient te voldoen aan de eisen die in de bijlage bij de regeling zijn opgenomen. Deze bijlage is door onderdeel L aan de subsidieregeling toegevoegd. Zie over deze eisen nader het algemene deel van de toelichting. Bovendien bepaalt het vijfde lid dat in het verduurzamingsonderzoek uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument, hetzij aan de hand van het haalbaarheidsonderzoek (indien dat onderzoek (mede) op de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument betrekking heeft), hetzij aan de hand van een eerder uitgevoerd en nog relevant onderzoek met betrekking tot de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument. Concreet betekent dit dus dat een aanvraag voor subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek alleen kan worden gehonoreerd als het haalbaarheidsonderzoek een onderzoek naar de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument omvat, of als een dergelijk onderzoek al eerder is uitgevoerd en het rapport daarvan met de subsidieaanvraag wordt meegezonden (vgl. het nieuwe onderdeel c van artikel 9, derde lid, van de subsidieregeling).

Artikel I, onderdeel C (artikel 7)

In artikel 7, eerste lid, is het bedrag toegevoegd dat per subsidietijdvak beschikbaar is voor subsidieverstrekking voor verduurzamingsonderzoeken. Per subsidietijdvak is dit € 500.000,–. Aan artikel 7 is bovendien een derde lid toegevoegd, dat bepaalt dat – indien het beschikbare bedrag in een subsidietijdvak niet geheel wordt verstrekt – het resterende bedrag wordt toegevoegd aan het subsidieplafond voor het eerstvolgende subsidietijdvak. In tegenstelling tot eventueel resterend budget voor haalbaarheidsonderzoeken en tijdelijke wind- en waterdichtmaatregelen schuift resterend budget voor verduurzamingsonderzoeken dus altijd door naar de volgende aanvraagronde. Dit garandeert dat het beperkte budget voor verduurzamingsonderzoeken ook daadwerkelijk naar dit doel gaat.

Artikel I, onderdeel D (artikel 8)

In artikel 8 is opgenomen dat het subsidiepercentage voor een verduurzamingsonderzoek (net als bij een haalbaarheidsonderzoek of interactief of procesgericht onderzoek) 70 procent van de kosten van dat onderzoek bedraagt. In het tweede lid is opgenomen dat het bedrag aan kosten van een verduurzamingsonderzoek, waarvoor subsidie kan worden verstrekt, ten hoogste € 4.000,– per aanvraag bedraagt. De subsidie voor een verduurzamingsonderzoek bedraagt daarom ten hoogste € 2.800,– (zie nader het algemeen deel van de toelichting hierboven).

Artikel I, onderdeel E (artikel 9)

Artikel 9 van de subsidieregeling bevat een aantal eisen aan de subsidieaanvraag. In het tweede lid is toegevoegd dat een aanvrager die subsidie aanvraagt voor een haalbaarheidsonderzoek in zijn subsidieaanvraag vermeldt of hij tevens subsidie aanvraagt voor een verduurzamingsonderzoek. In het derde lid is bovendien toegevoegd dat als de aanvrager subsidie aanvraagt voor een verduurzamingsonderzoek dat rekening houdt met een eerder uitgevoerd onderzoek naar de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument, hij het rapport van dit onderzoek bij zijn aanvraag dient te voegen. Het tweede lid, onderdeel e (nieuw) en het derde lid, onderdeel a, zijn bovendien technisch aangepast (vgl. de toelichting bij artikel 1).

Artikel I, onderdeel G (artikel 12)

Artikel 12 van de subsidieregeling heeft betrekking op de rangschikking van de subsidieaanvragen. Om uitvoeringstechnische redenen wordt in deze rangschikkingssystematiek geen wijziging aangebracht. Dit betekent dat de kosten van een eventueel verduurzamingsonderzoek buiten beschouwing blijven bij de rangschikking van subsidieaanvragen op grond van het derde lid. Voor de rangschikking van aanvragen binnen een categorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, blijven de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd voor het haalbaarheidsonderzoek of het interactief of procesgericht onderzoek kortom bepalend, waarbij de aanvragen met de laagste kosten voorrang krijgen.

Het nieuwe vierde lid van artikel 12 bepaalt dat voor de rangschikking van de aanvragen voor verduurzamingsonderzoeken de rangschikking wordt gevolgd zoals die wordt bepaald aan de hand van het derde lid. De aanvragen voor verduurzamingsonderzoeken komen derhalve eerder in de rangschikking, naarmate de kosten van het haalbaarheidsonderzoek waarvoor subsidie wordt aangevraagd lager zijn. Het is mogelijk dat vanwege het beperkte subsidieplafond voor verduurzamingsonderzoeken bij een aantal aanvragen voor een combinatie van een haalbaarheidsonderzoek en een verduurzamingsonderzoek alleen subsidie voor het haalbaarheidsonderzoek kan worden verstrekt. Het is ook mogelijk dat de subsidie voor het verduurzamingsonderzoek moet worden afgewezen, niet omdat het beschikbare subsidiebudget voor verduurzamingsonderzoeken ontoereikend is, maar omdat niet genoeg middelen beschikbaar zijn voor toewijzing van de subsidie voor het haalbaarheidsonderzoek, waarop de subsidie voor het verduurzamingsonderzoek een aanvulling dient te vormen (zie nader de toelichting bij artikel 5 hierboven).

Artikel I, onderdeel H (artikel 13)

In artikel 13, derde lid, is toegevoegd dat de minister in de beschikking tot subsidievaststelling (naast de vermelding van de aard van het onderzoek waarvoor subsidie wordt verstrekt) vermeldt of tevens subsidie wordt verstrekt voor een verduurzamingsonderzoek. Bovendien is toegevoegd dat in de beschikking een tijdstip wordt vermeld waarop het verduurzamingsonderzoek uiterlijk moet zijn afgerond. Als het haalbaarheidsonderzoek (mede) een onderzoek naar de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument omvat, ligt het voor de hand dit tijdstip zo vast te stellen dat het rapport van het onderzoek naar de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken uit het haalbaarheidsonderzoek kan worden betrokken bij het verduurzamingsonderzoek.

Artikel I, onderdeel I (artikel 14)

In het eerste lid van artikel 14 (dat de subsidieverplichtingen bevat) is opgenomen dat de subsidieontvanger het haalbaarheidsonderzoek of het interactief of procesgericht onderzoek uiterlijk afrondt op het tijdstip dat in de beschikking tot subsidievaststelling is vermeld. Door onderdeel I is een nieuw tweede lid ingevoegd, dat hetzelfde regelt ten aanzien van het verduurzamingsonderzoek.

Bovendien is een nieuw derde lid ingevoegd, dat de ontvanger van een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek verplicht om een rapport met de resultaten van dit onderzoek aan de minister te zenden. Het rapport dient binnen twee maanden na het tijdstip waarop het onderzoek uiterlijk diende te zijn afgerond, aan de minister te worden gezonden. Het oude tweede lid is vernummerd tot vierde lid.

Artikel I, onderdeel L (bijlage)

Door onderdeel L van artikel I is een bijlage aan de subsidieregeling toegevoegd met de eisen aan het verduurzamingsonderzoek (zie nader de algemene toelichting en de toelichting bij artikel I, onderdeel B).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
2

Zie p. 8 van de bijlage bij de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 juni 2018, Kamerstukken II 2017/18, 32 820, nr. 248.

X Noot
3

Bij het lichtere type uit die standaard, de zogenoemde ‘Quickscan’, is het betrekken van voldoende bouwhistorische en cultuurhistorische kennis niet in alle gevallen gegarandeerd. Ook levert een dergelijk onderzoek naar verwachting onvoldoende concrete meerwaarde op voor het haalbaarheidsonderzoek.

Naar boven