TOELICHTING
Algemeen
Het reduceren van het energieverbruik is één van de grootste opgaven voor de gebouwde
omgeving in de komende decennia. Het is een opgave die niet voorbij zal gaan aan bijzondere
gebouwen zoals monumenten. De monumentensector realiseert zich het belang van verduurzaming
ook en een groot aantal partijen uit de sector onderschrijft deze ambitie. De monumentensector
wil komen tot een CO2-reductie van 40% in 2030 en 60% in 2040 als gemiddelde over
het gehele monumentenbestand (rijks-, provinciale én gemeentelijke monumenten). Het
kabinet ondersteunt de monumentensector bij het realiseren van deze ambitie.1
Het verduurzamen van monumenten vraagt om maatwerk. Monumenten zijn onderling zeer
verschillend en vanwege het belang van het behoud van de monumentale waarden moet
extra zorgvuldig worden omgegaan met technische ingrepen bij het verduurzamen van
monumenten. Desalniettemin zijn de afgelopen jaren al veel goede stappen gezet in
het verduurzamen van monumenten. Het aantal voorbeelden van succesvol verduurzaamde
monumenten groeit sterk en de technische mogelijkheden voor het verduurzamen van monumenten
nemen toe. Informatie hierover wordt ook steeds breder beschikbaar gesteld voor monumenteigenaren.
Door de uitvoering van verduurzamingsonderzoeken subsidiabel te stellen in de Subsidieregeling
stimulering herbestemming monumenten (hierna: de subsidieregeling) wil het kabinet
monumenteigenaren in het herbestemmingsproces op weg helpen met een verduurzamingsonderzoek
dat op maat is gesneden voor hun monument. De verwachting is dat meer eigenaren daadwerkelijk
zullen overgaan tot het verduurzamen van hun monument als ze zien welke mogelijkheden
er zijn en welke voordelen het brengt.
Het kabinet kondigde deze wijziging van de subsidieregeling reeds aan in de beleidsbrief
‘Erfgoed telt’.2
Subsidiabel stellen verduurzamingsonderzoek
Het verduurzamingsonderzoek wordt subsidiabel gesteld als aanvulling op een haalbaarheidsonderzoek
gericht op de herbestemming van een monument. De herbestemming van een monument is
veelal een natuurlijk moment om de verduurzaming van het monument op te pakken. Het
is verstandig om de eigenaar vroeg in het herbestemmingsproces kennis te laten maken
met de mogelijkheden om het monument te verduurzamen, zodat daar in het vervolg van
het herbestemmingsproces rekening mee kan worden gehouden.
Eisen aan de werkwijze
De werkwijze moet zijn gericht op het vinden van een balans tussen mogelijkheden en
beperkingen vanuit monumentale waarden en energetische verduurzaming. Ook de gemeentelijke
keuzes in het kader van de warmtetransvisie moeten daarbij worden betrokken. Het inpassen
van verduurzamingsmaatregelen in monumenten vergt een visie op de korte termijn, op
direct zichtbare nadelige effecten en op nadelige effecten die zich pas op langere
termijn manifesteren. Daarbij is inzet noodzakelijk van een adviseur die beschikt
over kennis van zowel monumenten als energetische verduurzaming.
Eisen aan de inhoud van een verduurzamingsonderzoek
Zoals eerder opgemerkt, vraagt het verduurzamen van monumenten om maatwerk. Het is
van belang om goed inzicht te verkrijgen in de verduurzamingsopgave en de bouwfysische,
bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van een monument voordat wordt overgaan
tot het nemen van verduurzamingsmaatregelen. De adviespraktijk voor het verduurzamen
ontwikkelt zich hierin, wat er mede toe heeft geleid dat de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit
Monumentenzorg (hierna: Stichting ERM) in samenwerking met marktpartijen uitvoeringsrichtlijnen
heeft opgesteld voor het opstellen van goede verduurzamingsadviezen voor monumenten.
Het kabinet hecht er grote waarde aan dat verduurzamingsonderzoeken voor monumenten
van een hoog kwaliteitsniveau zijn. Om die reden worden in de subsidieregeling nadere
eisen gesteld aan de inhoud van te subsidiëren verduurzamingsonderzoeken. Daarbij
heeft het kabinet aansluiting gezocht bij de standaard die de Stichting ERM heeft
ontwikkeld voor verduurzamingsonderzoeken-niveau 2 (de stichting ERM onderscheidt
drie niveaus).3 Hierdoor wordt bevorderd dat in de monumentensector een goede, breed gedragen basissystematiek
voor het uitvoeren van verduurzamingsonderzoeken ontstaat.
Subsidiabele kosten en subsidiepercentage
Subsidiabel zijn de kosten van een verduurzamingsonderzoek dat voldoet aan de vereisten
die zijn beschreven in de regeling. Deze kosten zijn voor 70% subsidiabel, waarbij
een maximum van € 4.000,– aan kosten voor subsidie in aanmerking komt. Dit betekent
dat de subsidie voor een verduurzamingsonderzoek ten hoogste € 2.800,– kan bedragen.
Op basis van ervaringen met verduurzamingsonderzoeken tot op heden is de verwachting
dat aanvragers voor dit bedrag een verduurzamingsonderzoek kunnen laten uitvoeren
dat van voldoende kwaliteit is om een waardevolle toevoeging te vormen op het haalbaarheidsonderzoek.
Uitvoerbaarheid
Deze regeling is aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voorgelegd voor een
uitvoeringstoets. De regeling is als uitvoerbaar beoordeeld.
Regeldruk
Met de uitvoering van deze regeling zijn administratieve lasten gemoeid voor de eigenaren.
Onder administratieve lasten wordt verstaan: de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen
aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. De administratieve
lasten voor de eigenaren zijn bepaald per jaar. Naar verwachting zal een eigenaar
voor het uitbreiden van de aanvraag voor een haalbaarheidsonderzoek met een verduurzamingsonderzoek
ongeveer een uur nodig hebben voor het aanvragen van subsidie en het voldoen aan de
verantwoordingsverplichtingen op grond van deze regeling. Uitgaande van ca. 200 aanvragen
bedragen de totale administratieve lasten per jaar: 200 x € 45 (uurtarief) x 1 (uur)
= € 9.000.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, F, I, onder 1, J en K (artikel 1, 11, 14, 15 en 17)
In artikel 1 van de subsidieregeling is een verwijzing aangepast naar aanleiding van
een vernummering en verlettering in artikel 5 van de subsidieregeling. Daarnaast is
een begripsbepaling toegevoegd voor het begrip ‘verduurzamingsonderzoek’ (zie nader
de toelichting bij artikel 5 hieronder).
De toevoeging van het begrip ‘verduurzamingsonderzoek’ kan het bestaande begrip ‘onderzoek’
– dat alleen betrekking heeft op haalbaarheidsonderzoeken of interactieve of procesgerichte
onderzoeken – verwarrend maken. Het begrip ‘onderzoek’ is daarom geschrapt, en de
tekst van de regeling is daarop aangepast (zie m.n. artikel I, onderdelen F, I, onder
1, J en K. Daarnaast zijn – tegelijkertijd met de hieronder toegelichte wijzigingen
– aanpassingen verwerkt in de onderdelen D, E en H). Deze aanpassingen zijn louter
technisch van aard, en er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Artikel I, onderdelen B en L (artikel 5 en bijlage)
Aan artikel 5, eerste lid, is toegevoegd dat de minister subsidie kan verstrekken
voor het uitvoeren van een verduurzamingsonderzoek. In het nieuwe tweede lid is opgenomen
dat de minister een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek uitsluitend verstrekt
in combinatie met een subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek. Derhalve kan geen
subsidie worden aangevraagd voor de uitvoering van een afzonderlijk verduurzamingsonderzoek.
Het bovenstaande kan de vraag oproepen, of ook subsidie kan worden aangevraagd voor
een verduurzamingsonderzoek in aanvulling op een interactief of procesgericht onderzoek.
Voor een interactief of procesgericht onderzoek zou een verduurzamingsonderzoek enkel
van toegevoegde waarde kunnen zijn, indien dat onderzoek (mede) is gericht op mogelijke
nieuwe functies van het monument. Zo’n interactief of procesgericht onderzoek kan
inhoudelijk tevens worden aangemerkt als een haalbaarheidsonderzoek dat is gericht
op mogelijke nieuwe functies van het monument (vgl. artikel 5, derde lid, onderdeel
c). In dergelijke gevallen kan kortom ook subsidie worden aangevraagd voor een aanvullend
verduurzamingsonderzoek, met dien verstande dat bij de subsidieaanvraag wel een rapport
naar de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument moet worden
gevoegd (vgl. hieronder).
In het nieuwe vijfde lid is opgenomen dat een verduurzamingsonderzoek dient te voldoen
aan de eisen die in de bijlage bij de regeling zijn opgenomen. Deze bijlage is door
onderdeel L aan de subsidieregeling toegevoegd. Zie over deze eisen nader het algemene
deel van de toelichting. Bovendien bepaalt het vijfde lid dat in het verduurzamingsonderzoek
uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de bouwhistorische en cultuurhistorische
kenmerken van het monument, hetzij aan de hand van het haalbaarheidsonderzoek (indien
dat onderzoek (mede) op de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het
monument betrekking heeft), hetzij aan de hand van een eerder uitgevoerd en nog relevant
onderzoek met betrekking tot de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van
het monument. Concreet betekent dit dus dat een aanvraag voor subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek
alleen kan worden gehonoreerd als het haalbaarheidsonderzoek een onderzoek naar de
bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument omvat, of als een
dergelijk onderzoek al eerder is uitgevoerd en het rapport daarvan met de subsidieaanvraag
wordt meegezonden (vgl. het nieuwe onderdeel c van artikel 9, derde lid, van de subsidieregeling).
Artikel I, onderdeel C (artikel 7)
In artikel 7, eerste lid, is het bedrag toegevoegd dat per subsidietijdvak beschikbaar
is voor subsidieverstrekking voor verduurzamingsonderzoeken. Per subsidietijdvak is
dit € 500.000,–. Aan artikel 7 is bovendien een derde lid toegevoegd, dat bepaalt
dat – indien het beschikbare bedrag in een subsidietijdvak niet geheel wordt verstrekt
– het resterende bedrag wordt toegevoegd aan het subsidieplafond voor het eerstvolgende
subsidietijdvak. In tegenstelling tot eventueel resterend budget voor haalbaarheidsonderzoeken
en tijdelijke wind- en waterdichtmaatregelen schuift resterend budget voor verduurzamingsonderzoeken
dus altijd door naar de volgende aanvraagronde. Dit garandeert dat het beperkte budget
voor verduurzamingsonderzoeken ook daadwerkelijk naar dit doel gaat.
Artikel I, onderdeel D (artikel 8)
In artikel 8 is opgenomen dat het subsidiepercentage voor een verduurzamingsonderzoek
(net als bij een haalbaarheidsonderzoek of interactief of procesgericht onderzoek)
70 procent van de kosten van dat onderzoek bedraagt. In het tweede lid is opgenomen
dat het bedrag aan kosten van een verduurzamingsonderzoek, waarvoor subsidie kan worden
verstrekt, ten hoogste € 4.000,– per aanvraag bedraagt. De subsidie voor een verduurzamingsonderzoek
bedraagt daarom ten hoogste € 2.800,– (zie nader het algemeen deel van de toelichting
hierboven).
Artikel I, onderdeel E (artikel 9)
Artikel 9 van de subsidieregeling bevat een aantal eisen aan de subsidieaanvraag.
In het tweede lid is toegevoegd dat een aanvrager die subsidie aanvraagt voor een
haalbaarheidsonderzoek in zijn subsidieaanvraag vermeldt of hij tevens subsidie aanvraagt
voor een verduurzamingsonderzoek. In het derde lid is bovendien toegevoegd dat als
de aanvrager subsidie aanvraagt voor een verduurzamingsonderzoek dat rekening houdt
met een eerder uitgevoerd onderzoek naar de bouwhistorische en cultuurhistorische
kenmerken van het monument, hij het rapport van dit onderzoek bij zijn aanvraag dient
te voegen. Het tweede lid, onderdeel e (nieuw) en het derde lid, onderdeel a, zijn
bovendien technisch aangepast (vgl. de toelichting bij artikel 1).
Artikel I, onderdeel G (artikel 12)
Artikel 12 van de subsidieregeling heeft betrekking op de rangschikking van de subsidieaanvragen.
Om uitvoeringstechnische redenen wordt in deze rangschikkingssystematiek geen wijziging
aangebracht. Dit betekent dat de kosten van een eventueel verduurzamingsonderzoek
buiten beschouwing blijven bij de rangschikking van subsidieaanvragen op grond van
het derde lid. Voor de rangschikking van aanvragen binnen een categorie als bedoeld
in artikel 12, tweede lid, blijven de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd voor
het haalbaarheidsonderzoek of het interactief of procesgericht onderzoek kortom bepalend,
waarbij de aanvragen met de laagste kosten voorrang krijgen.
Het nieuwe vierde lid van artikel 12 bepaalt dat voor de rangschikking van de aanvragen
voor verduurzamingsonderzoeken de rangschikking wordt gevolgd zoals die wordt bepaald
aan de hand van het derde lid. De aanvragen voor verduurzamingsonderzoeken komen derhalve
eerder in de rangschikking, naarmate de kosten van het haalbaarheidsonderzoek waarvoor
subsidie wordt aangevraagd lager zijn. Het is mogelijk dat vanwege het beperkte subsidieplafond
voor verduurzamingsonderzoeken bij een aantal aanvragen voor een combinatie van een
haalbaarheidsonderzoek en een verduurzamingsonderzoek alleen subsidie voor het haalbaarheidsonderzoek
kan worden verstrekt. Het is ook mogelijk dat de subsidie voor het verduurzamingsonderzoek
moet worden afgewezen, niet omdat het beschikbare subsidiebudget voor verduurzamingsonderzoeken
ontoereikend is, maar omdat niet genoeg middelen beschikbaar zijn voor toewijzing
van de subsidie voor het haalbaarheidsonderzoek, waarop de subsidie voor het verduurzamingsonderzoek
een aanvulling dient te vormen (zie nader de toelichting bij artikel 5 hierboven).
Artikel I, onderdeel H (artikel 13)
In artikel 13, derde lid, is toegevoegd dat de minister in de beschikking tot subsidievaststelling
(naast de vermelding van de aard van het onderzoek waarvoor subsidie wordt verstrekt)
vermeldt of tevens subsidie wordt verstrekt voor een verduurzamingsonderzoek. Bovendien
is toegevoegd dat in de beschikking een tijdstip wordt vermeld waarop het verduurzamingsonderzoek
uiterlijk moet zijn afgerond. Als het haalbaarheidsonderzoek (mede) een onderzoek
naar de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument omvat, ligt
het voor de hand dit tijdstip zo vast te stellen dat het rapport van het onderzoek
naar de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken uit het haalbaarheidsonderzoek
kan worden betrokken bij het verduurzamingsonderzoek.
Artikel I, onderdeel I (artikel 14)
In het eerste lid van artikel 14 (dat de subsidieverplichtingen bevat) is opgenomen
dat de subsidieontvanger het haalbaarheidsonderzoek of het interactief of procesgericht
onderzoek uiterlijk afrondt op het tijdstip dat in de beschikking tot subsidievaststelling
is vermeld. Door onderdeel I is een nieuw tweede lid ingevoegd, dat hetzelfde regelt
ten aanzien van het verduurzamingsonderzoek.
Bovendien is een nieuw derde lid ingevoegd, dat de ontvanger van een subsidie voor
een verduurzamingsonderzoek verplicht om een rapport met de resultaten van dit onderzoek
aan de minister te zenden. Het rapport dient binnen twee maanden na het tijdstip waarop
het onderzoek uiterlijk diende te zijn afgerond, aan de minister te worden gezonden.
Het oude tweede lid is vernummerd tot vierde lid.
Artikel I, onderdeel L (bijlage)
Door onderdeel L van artikel I is een bijlage aan de subsidieregeling toegevoegd met
de eisen aan het verduurzamingsonderzoek (zie nader de algemene toelichting en de
toelichting bij artikel I, onderdeel B).
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven