Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 12 januari 2020, nummer WBV 2020/1, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/26 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

26. Het asielbeleid ten aanzien van Sudan

26.1. Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

26.2. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

26.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
26.3.1. Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden.

26.3.2. Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND merkt voor Sudan uitsluitend aan als risicogroep:

  • vreemdelingen die actief zijn geweest op het gebied van mensenrechten;

  • vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een (gewapende) oppositiegroep.

De IND merkt een vreemdeling in ieder geval aan als (vermeend) aanhanger van een (gewapende) oppositiegroep, als de vreemdeling behoort tot:

  • een niet-Arabische bevolkingsgroep, afkomstig uit Darfur en de vreemdeling hier voorafgaande aan zijn komst naar Nederland zijn normale woonplaats had; of

  • een niet-Arabische bevolkingsgroep afkomstig uit het Nuba gebergte en de vreemdeling hier voorafgaande aan zijn komst naar Nederland zijn normale woonplaats had.

26.4. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
26.4.1. Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

In Sudan is niet langer sprake van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, Vw.

De IND gaat over tot herbeoordeling van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd die zijn verleend op grond van deze uitzonderlijke situatie, in aanmerking nemend dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft (zie artikel 3.37e VV). De IND gaat over tot herbeoordeling overeenkomstig paragrafen C2/10.4 en C5/3 in het kader van:

  • de vraag of er aanleiding bestaat tot intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd over te gaan;

  • de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; of

  • de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.

26.4.2. Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

26.4.3. Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

De IND merkt uitsluitend aan als kwetsbare minderheidsgroep:

  • vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een (gewapende) oppositiegroep als bedoeld in paragraaf C7/26.3.2 Vc; en

  • ontheemde (minderjarige) vrouwen uit Darfur, Zuid-Kordofan (inclusief Abyei) en Blue Nile.

26.5. Bescherming
26.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt in ieder geval voor de volgende categorieën aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisaties te verkrijgen:

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor geweldpleging;

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking; of

  • vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een (gewapende) oppositiegroep als bedoeld in paragraaf C7/26.3.2 Vc.

26.5.2. Binnenlands beschermingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt voor Sudan geen binnenlands beschermingsalternatief aan als is geconcludeerd dat de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging dan wel ernstige schade, tenzij uit het individuele dossier blijkt dat de vreemdeling zich elders kan vestigen.

26.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor Sudan geldt in ieder geval dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

26.7. Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden.

26.8. Bijzonderheden

Geen bijzonderheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 januari 2020

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A. van Dijk directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 3 oktober 2019 heeft de minister van Buitenlandse Zaken een nieuw ambtsbericht over Sudan uitgebracht, dat de situatie in dat land beschrijft van juni 2017 tot en met augustus 2019. Bij brief aan de Tweede Kamer van 18 december 2019 (TK 2019–2020, 19 637, nr. 2564) heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd dat het ambtsbericht reden is om het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Sudan op onderdelen te wijzigen. Met dit WBV worden de aangegeven beleidswijzigingen in de Vreemdelingencirculaire opgenomen.

Zoals aangegeven in de bovengenoemde brief wordt het 15c-beleid voor de conflictgebieden Darfur, Zuid-Kordofan (inclusief Abyei) en Blue Nile vanwege een verbeterde veiligheidssituatie beëindigd. Daarmee is de enkele herkomst uit deze conflictgebieden niet langer meer een grond voor het verlenen van bescherming. Dit heeft ook tot gevolg dat de IND de beschermingsstatus van statushouders met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van een 15c-situatie moet herbeoordelen, in aanmerking nemen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft (zie artikel 3.37e VV). Zoals ook in de brief aan de Tweede Kamer is opgenomen, blijkt uit het ambtsbericht dat gedurende de verslagperiode de veiligheidssituatie in deze gebieden over een langere periode aanzienlijk is verbeterd. Ook in het vorige ambtsbericht van juni 2017 werd reeds melding gemaakt van een verbetering in de veiligheidssituatie. Als er geen (andere) grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is, gaat de IND over tot het intrekken van de asielvergunning voor bepaalde tijd. Voor statushouders uit Sudan met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die op grond van de voormalige 15c-situatie deze vergunning hebben gekregen en die na inwerkingtreding van onderhavig WBV een aanvraag indienen om verlenging van de geldigheidsduur van hun verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd of een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd geldt dat bij de beoordeling van deze aanvraag ook bezien wordt of de verleningsgrond is komen te vervallen.

Ook het beleid voor het aannemen van een binnenlands beschermingsalternatief is aangepast naar aanleiding van de beëindiging van het 15c-beleid. In deze paragraaf is een verdere tekstuele aanpassing gedaan om te verduidelijken dat de IND bij deze beoordeling kijkt naar de individuele omstandigheden van de vreemdeling voorafgaande aan zijn vertrek naar Nederland. De IND neemt geen binnenlands beschermingsalternatief aan als is geconcludeerd dat de vreemdeling op individuele gronden een gegronde vrees heeft voor vervolging dan wel ernstige schade. De uitzondering hierop is dat de IND dit wel kan aannemen als uit het individuele dossier blijkt dat de vreemdeling zich elders kan vestigen. Eerder verblijf elders in Sudan zonder aldaar problemen te hebben ondervonden kan hiertoe een aanknopingspunt zijn. De termijn van zes maanden probleemloos verblijf die voorheen was opgenomen komt niet langer in het beleid terug. Daarmee wordt duidelijker tot uitdrukking gebracht dat ook bij een verblijf van korter dan zes maanden het tegenwerpen van een vestigingsalternatief gerechtvaardigd kan zijn.

Daarnaast wordt door dit WBV het beleid ten aanzien van de ontheemde (minderjarige) vrouwen uit de conflictgebieden Darfur, Zuid-Kordofan (inclusief Abyei) en Blue Nile gewijzigd en worden deze gekwalificeerd als kwetsbare minderheidsgroep. Dit volgt uit het ambtsbericht waaruit blijkt dat seksueel geweld en verkrachting een ernstig probleem blijft in Sudan waarbij ontheemde vrouwen het meeste risico lopen op seksueel geweld. Hoewel er in theorie sprake is van rechtsbescherming blijkt in de praktijk dat er sprake is van een grote mate van straffeloosheid in deze conflictgebieden in Sudan.

Verder is het woord ‘gewapende’ tussen haakjes gezet, in lijn met een eerdere brief aan de Tweede Kamer over het landgebonden asielbeleid Sudan (20 november 2017, TK 2017–2018, 19 637, nr. 2352). Daarmee wordt enerzijds tot uitdrukking gebracht dat in het bijzonder wordt gedacht aan gewapende oppositiegroepen, zonder het beleid daar op voorhand toe te beperken. Deze haakjes waren in WBV 2018/3 abusievelijk weggevallen. Met het herstellen hiervan wordt het beleid weer overeenkomstig eerdergenoemde kamerbrief geformuleerd en wordt geen beleidswijziging beoogd.

Tot slot zijn er een aantal wijzigingen doorgevoerd om de leesbaarheid van het WBV te verbeteren. Het gaat dan met name om de paragrafen C7/26.3.2 Vc, C7/26.5.1 Vc en C7/26.5.2.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A. van Dijk directeur-generaal Migratie

Naar boven