Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 9 juni 2020, kenmerk 2903199, over radiodekking ten behoeve van de C2000-dienstverlening in bouwwerken (Regeling radiodekking C2000 in bouwwerken)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 23, eerste lid, van de Politiewet 2012 en de Regeling C2000 en GMS;

Besluit:

Artikel 1. Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Justitie en Veiligheid;

b. bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag voor een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

c. C2000:

het radiocommunicatienetwerk ten behoeve van de organisaties met een wettelijke taak op het terrein van openbare orde, veiligheid en hulpverlening;

d. C2000-dienstverlening:

het samenstel van functies, waaronder spraak en data, dat via het C2000-netwerk wordt aangeboden en afgewikkeld;

e. aangewezen gebruiker C2000:

een organisatie die een wettelijke taak heeft op het terrein van openbare orde, veiligheid en hulpverlening en ten behoeve van haar operationele processen gebruik maakt van C2000;

f. radiodekkingslocatie:

bouwwerk waarin na toestemming van de minister radiodekking wordt gecreëerd om binnen dat bouwwerk communicatie via het C2000-netwerk mogelijk te maken;

g. voorziening:

een radiotechnische installatie die de radiodekking in een bouwwerk verzorgt om C2000-communicatie binnen dat bouwwerk mogelijk te maken;

h. koppelvlak:

component van het C2000-netwerk waarop een voorziening, onder gedefinieerde voorwaarden, ingekoppeld kan worden;

i. inkoppelen:

het daadwerkelijk verbinden van een voorziening in een bouwwerk met het C2000-koppelvlak, via een vaste verbinding of door de lucht.

j. veiligheidsregio:

een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s;

Artikel 2. Radiodekkingslocaties

  • 1. Een bouwwerk is een verplichte radiodekkingslocatie indien de verplichting tot de aanleg en instandhouding van een voorziening voortvloeit uit, of door het bevoegd gezag wordt opgelegd op grond van, artikel 6.40 van het Bouwbesluit 2012.

  • 2. Een bouwwerk is een vrijwillige radiodekkingslocatie indien de minister met een verzoek hiertoe heeft ingestemd. Een verzoek om in het betreffende bouwwerk een voorziening te mogen aanbrengen en in stand houden, kan worden ingediend door:

    • a. de eigenaar van het bouwwerk, door tussenkomst van een aangewezen gebruiker van C2000; of

    • b. een aangewezen gebruiker van C2000 die zelf de eigenaar of gebruiker van een bouwwerk is.

  • 3. De politie informeert het bevoegd gezag van de betreffende gemeente over bouwwerken die een vrijwillige radiodekkingslocatie worden.

  • 4. De politie maakt gedetailleerde procesbeschrijvingen bekend voor de processen rondom de aanvraag en beoordeling van verplichte en vrijwillige radiodekkingslocaties.

Artikel 3. Reikwijdte van de voorziening

  • 1. Indien de politie geen technische of operationele bezwaren ziet, kan een voorziening meerdere kadastraal aaneengesloten bouwwerken van dekking voorzien.

  • 2. Indien de kadastraal aaneengesloten bouwwerken niet dezelfde eigenaar hebben, is een van de eigenaren mede namens de andere eigenaren de aanvrager, contactpersoon en verantwoordelijke voor de voorziening als geheel.

Artikel 4. Aansluitvoorwaarden

  • 1. De minister stelt aansluitvoorwaarden vast en maakt deze bekend.

  • 2. De aansluitvoorwaarden bevatten ten minste:

    • a. de eisen waaraan een voorziening moet voldoen;

    • b. de wijze waarop een voorziening op het C2000-netwerk aangesloten wordt.

  • 3. De politie houdt toezicht op de naleving van de aansluitvoorwaarden.

Artikel 5. De wijze van aansluiten van de voorziening

  • 1. Voor het inkoppelen van een voorziening op het C2000-netwerk wordt geen gebruik gemaakt van de voor C2000 aan- en toegewezen frequentieruimte.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister bij uitzondering het gebruik van de aan- en toegewezen frequentieruimte voor de koppeling toestaan, indien:

    • a. lokale omstandigheden dit vereisen;

    • b. sprake is van een dwingende operationele noodzaak; of

    • c. een andere technische oplossing redelijkerwijs niet voorhanden is.

Artikel 6. Keuringen van het koppelvlak

  • 1. De voorziening wordt niet eerder in gebruik genomen dan na een succesvolle ingebruiknamekeuring van het koppelvlak. De politie voert deze ingebruiknamekeuring van het koppelvlak uit op basis van de aansluitvoorwaarden.

  • 2. Na de ingebruikname van de voorziening voert de politie periodieke keuringen uit.

  • 3. Indien een periodieke keuring niet succesvol is, stelt de eigenaar van het bouwwerk de voorziening tot nader order buiten gebruik.

  • 4. De voorziening wordt vervolgens niet eerder opnieuw in gebruik genomen dan na een succesvolle herkeuring.

Artikel 7. Toestemming voor het inkoppelen van de voorziening op het C2000-netwerk

  • 1. Voor het inkoppelen van de voorziening op het C2000-netwerk is toestemming van de minister vereist. De politie stelt vervolgens een koppelvlak beschikbaar voor het inkoppelen.

  • 2. De minister kan de toestemming gemotiveerd weigeren indien de voorziening niet voldoet aan de aansluitvoorwaarden of aansluitprocedures of indien het belang van een goed functionerend C2000-netwerk dat vordert.

  • 3. De minister kan de toestemming voorwaardelijk verlenen bij kleine, het netwerk niet verstorende gebreken of restpunten. De toestemming vervalt indien niet binnen een vooraf gestelde termijn aan vooraf gestelde voorwaarden is voldaan.

  • 4. De minister kan de toestemming tijdelijk schorsen wanneer het belang van een goed functionerend C2000-netwerk dat vordert.

  • 5. De minister kan toestemming intrekken wanneer het belang van een goed functionerend C2000-netwerk dat vordert.

  • 6. De politie stelt de eigenaar van het betreffende bouwwerk, de veiligheidsregio en het bevoegd gezag op de hoogte van een weigering, intrekking of schorsing.

Artikel 8. Financieel

  • 1. De eigenaar van het bouwwerk is verantwoordelijk voor:

    • a. de kosten voor de aanschaf, aanleg en instandhouding van de voorziening;

    • b. de eenmalige kosten voor het koppelvlak waarop de voorziening inkoppelt op het C2000-netwerk en voor de ingebruiknamekeuring;

    • c. de periodieke kosten voor beheer, onderhoud en keuringen van het C2000-koppelvlak; en

    • d. de kosten voor tussentijdse aanpassingen als gevolg van wijzigingen in het C2000-netwerk of veranderingen in de ruimtelijke ordening rondom een bouwwerk.

  • 2. De minister stelt de tarieven ad b en c vast en maakt deze bekend.

Artikel 9. Overgangsbepaling

Op het tijdstip dat artikel 4.229 van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving in werking treedt, wordt in artikel 2, eerste lid, 'artikel 6.40 van het Bouwbesluit 2012' vervangen door 'artikel 4.229 van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving'.

Artikel 10. Intrekking

De Beleidsregel Bekendmaking beleid Special Coverage Location van 21 oktober 2005 (Stcrt. 2005, 205) wordt ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling radiodekking C2000 in bouwwerken.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Algemeen

De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie en Veiligheid, is eigenaar van de C2000-infrastructuur, die de hulpdiensten gebruiken voor hun communicatie onderling en met de meldkamer. Het C2000-netwerk levert mobiele spraak- en datacommunicatie aan de politie en aan andere organisaties die een taak hebben op het terrein van justitie, openbare orde, veiligheid of hulpverlening, en waarmee de politie ter uitvoering van de politietaak informatie- en communicatievoorzieningen deelt. Op grond van artikel 23 van de Politiewet 2012 kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over deze landelijke informatie- en communicatievoorziening van de politie en het gebruik daarvan door de politie en door genoemde andere organisaties. In de onderhavige regeling worden voorschriften gesteld omtrent het bij uitzondering realiseren van zogeheten binnenhuisdekking, dat wil zeggen radiodekking van het C2000-netwerk binnen bepaalde bouwwerken.

Op grond van de Regeling C2000 en GMS1 draagt de politie zorg voor het tactische en operationele beheer van het C2000-netwerk. De minister heeft aan de korpschef mandaat verleend2 inzake de uitoefening van bevoegdheden die verband houden met het beheer van (onder andere) C2000. Waar in deze regeling wordt gesproken over de politie, wordt bedoeld de politie namens de minister, op grond van hiervoor genoemde regeling en mandaat. Het beheer van C2000 wordt vanaf medio 2020 uitgevoerd door de Landelijke Meldkamer Samenwerking (hierna: LMS). De LMS is een organisatieonderdeel van de politie, waarbij de LMS opereert binnen de governance-structuur ingericht voor de gezamenlijke multidisciplinaire sturing op het beheer van de meldkamers en de meldkamersystemen.

Het C2000-netwerk is primair ingericht om de gebruikers buitenshuis met elkaar en met de meldkamer te kunnen laten communiceren. Het netwerk is ingericht op buitenhuisdekking. In bepaalde bouwwerken, zoals (lange) wegtunnels of publiekstoegankelijke locaties waar veel mensen bijeenkomen, kan het daarnaast vanuit veiligheidsoogpunt wenselijk zijn dat hulpverleners in dat bouwwerk binnenhuisdekking hebben. Een verplichting tot het aanbrengen van binnenhuisdekking voor C2000 in een bouwwerk vloeit voort uit het Bouwbesluit 2012. Ook kan de eigenaar van een bouwwerk in bepaalde situaties aan de minister verzoeken om het bouwwerk vrijwillig te mogen voorzien van binnenhuisdekking voor C2000. Deze beide manieren om een zogeheten radiodekkingslocatie te worden, worden nader toegelicht onder artikel 2. Een radiodekkingslocatie wordt ook wel special coverage location (SCL) genoemd.

Zowel bij de advisering aan het lokaal gezag ten behoeve van de besluitvorming op grond van het Bouwbesluit 2012 (verplichte radiodekkingslocatie) als bij de beoordeling van een verzoek om vrijwillige aansluiting wordt allereerst onderzocht (door of in opdracht van de veiligheidsregio) of het aanbrengen van een voorziening technisch noodzakelijk is om de gewenste binnenhuisdekking voor de C2000-communicatie in het bouwwerk te realiseren. Dit onderzoek is nodig, omdat:

  • er voor de eigenaar van het bouwwerk aanzienlijke kosten verbonden zijn aan het aanleggen en het in stand houden van een voorziening;

  • het mogelijk is dat een voorziening zorgt voor enige hinder of verstoring op het C2000-netwerk (doordat een voorziening, afhankelijk van de gekozen methode en techniek, een bepaalde ruiscomponent kan introduceren op het C2000-netwerk en die mogelijk, onbedoeld, stoorsignalen vanuit het bouwwerk naar het C2000-netwerk zendt).

Er wordt dus zorgvuldig gekeken of een voorziening technisch noodzakelijk is. Dit onderzoek wordt in een zo vroeg mogelijk stadium gedaan, in samenspraak met het bevoegd gezag. Allereerst wordt gekeken of binnenhuisdekking al aanwezig is zonder aanvullende voorzieningen: de zogeheten restdekking van het buitennetwerk. Of en in welke mate restdekking optreedt, wordt onder meer bepaald door de ligging, constructie en inrichting van het bouwwerk en de ruimtelijke ordening rondom een bouwwerk. Bij afwezigheid van restdekking wordt vervolgens onderzocht of communicatie in de zogeheten DMO (Direct Mode Operation) volstaat; dit wil zeggen lokale communicatie zonder tussenkomst van het C2000-netwerk. Er is dan alleen communicatie tussen C2000-randapparaten onderling en geen directe communicatie met de meldkamer.

Wanneer er geen of onvoldoende restdekking is en communicatie tussen C2000-randapparaten onderling niet volstaat, moet binnenhuisdekking worden gerealiseerd door een voorziening in het bouwwerk te plaatsen en deze door middel van een koppelvlak in te koppelen op het C2000-netwerk. Het betreffende bouwwerk wordt dan een radiodekkingslocatie of SCL genoemd. Deze regeling bevat de voorwaarden en verplichtingen voor zowel verplichte als vrijwillige radiodekkingslocaties.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begrippen

De omgevingsvergunning die wordt genoemd onder b is nu geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In de toekomst zal hiervoor de Omgevingswet in de plaats treden.

De aangewezen gebruikers (ad e) zijn gedefinieerd in de Beleidsregels toelating en gebruik C2000 door derden3. Dit zijn: politie, brandweer, ambulancediensten en het Ministerie van Defensie.

Artikel 2

Verplichte radiodekkingslocatie

Het Bouwbesluit 2012 bepaalt dat binnenhuisdekking van C2000 noodzakelijk is in voor grote aantallen bezoekers bestemde bouwwerken waarbij het goed functioneren van hulpverleningsdiensten afhankelijk is van mobiele radiocommunicatie (artikel 6.40, eerste lid) en in wegtunnels met een tunnellengte van meer dan 250 meter (artikel 6.40, tweede lid).

Het bevoegd gezag, doorgaans het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarbinnen het bouwwerk is gelegen, kan de eigenaar van die bouwwerken verplichten een voorziening aan te brengen en, in samenwerking met de veiligheidsregio, eisen stellen aan deze voorziening. De veiligheidsregio houdt toezicht op de naleving van deze eisen.

Vrijwillige radiodekkingslocatie

Op grond van de onderhavige regeling bestaat naast de verplichte radiodekkingslocatie tevens de mogelijkheid van een vrijwillige radiodekkingslocatie. Voor bouwwerken die niet onder artikel 6.40 van het Bouwbesluit 2012 vallen, maar waarvoor het om operationele redenen of vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid toch gewenst is om een voorziening te treffen, kan de eigenaar van het betreffende bouwwerk op eigen verzoek de minister vragen om in het bouwwerk een voorziening te mogen aanbrengen en te worden aangesloten op het C2000-netwerk.

Toestemming voor een vrijwillige radiodekkingslocatie kan als volgt worden gevraagd:

  • een aangewezen gebruiker van C2000 die zelf de eigenaar of gebruiker van een bouwwerk is, verzoekt aan de minister om in het betreffende bouwwerk een voorziening te mogen aanbrengen en te worden aangesloten op het C2000-netwerk, of

  • de eigenaar van het bouwwerk verzoekt, door tussenkomst van een aangewezen gebruiker van C2000, aan de minister om in het betreffende bouwwerk een voorziening te mogen aanbrengen en te worden aangesloten op het C2000-netwerk.

De politie informeert altijd het betreffende bevoegd gezag over bouwwerken die een vrijwillige radiodekkingslocatie worden. De politie maakt in dergelijke gevallen afspraken met de veiligheidsregio over het toezicht op de voorziening. De veiligheidsregio’s beschikken over regionale SCL-loketten: adviesorganen, ingesteld door het bestuur van de betreffende veiligheidsregio, die regionaal fungeren als aanspreekpunt, vraagbaak en expertisecentrum op het terrein van radiodekkingslocaties.

De politie maakt via de website www.c2000.nl gedetailleerde procesbeschrijvingen bekend voor de processen rondom de aanvraag en beoordeling van verplichte en vrijwillige radiodekkingslocaties. Taken en verantwoordelijkheden van het landelijk SCL-loket en de regionale SCL-loketten zijn vastgelegd in de Handreiking toepassing SCL-beleid4.

Voor alle radiodekkingslocaties, zowel verplicht als vrijwillig, gelden dezelfde voorwaarden en verplichtingen, zoals in deze regeling gesteld. Het is van belang dat de eigenaar van het bouwwerk bij een aanvraag voor een vrijwillige radiodekkingslocatie op de hoogte is van deze verplichtingen.

Artikel 3

Het met één voorziening bedienen van twee of meer kadastraal aaneengesloten bouwwerken kan zowel voordelig uitpakken voor de eigenaren (kostenbesparend) als hinder op het C2000-netwerk beperken. Om die reden is bepaald dat een voorziening meerdere kadastraal aaneengesloten bouwwerken van dekking kan voorzien, mits de politie daartegen geen technische of operationele bezwaren ziet. Voorwaarde daarbij is dat indien de bouwwerken niet dezelfde eigenaar hebben, één eigenaar de aanvrager en verantwoordelijke is voor de voorziening. In dat geval dienen de eigenaren onderling te regelen dat een van hen mede namens de ander(en) de aanvraag indient.

Artikel 4

De minister stelt aansluitvoorwaarden vast en draagt ervoor zorg dat deze bekendgemaakt worden via de website www.c2000.nl. Deze aansluitvoorwaarden dienen ter bescherming van de C2000-dienstverlening en bevatten onder meer de minimum-eisen waaraan een voorziening moet voldoen teneinde ontoelaatbare belemmering van de C2000-dienstverlening en aantasting van de netwerkintegriteit te voorkomen.

De aansluitvoorwaarden zien niet op de plaatsen binnen het betreffende bouwwerk waar de voorziening radiodekking moet verzorgen. Voor bouwwerken die onder de wettelijke verplichtingen vallen, is dit het domein van het bevoegd gezag, op advies van de veiligheidsregio. Voor overige bouwwerken die toegelaten kunnen worden en niet onder wettelijke verplichtingen vallen, is dit het domein van de eigenaar of gebruiker van het bouwwerk, op advies van de veiligheidsregio.

Artikel 5

Er zijn meerdere technische mogelijkheden voor het koppelen van een voorziening voor binnenhuisdekking aan het C2000-netwerk. De keuze hiervoor is maatwerk en wordt door de politie gemaakt op technische en beheersmatige gronden. Uitgangspunt daarbij is dat bij nieuw aan te sluiten voorzieningen in beginsel geen gebruik meer wordt gemaakt van aan C2000 toegewezen frequentieruimte. Dat zou namelijk een ruiscomponent kunnen introduceren op het betreffende C2000-opstelpunt, of onbedoeld een verstoring die optreedt binnen het bouwwerk, versterkt kunnen doorgeven aan het C2000-netwerk. In bepaalde uitzonderingssituaties kan van dit beginsel worden afgeweken: indien lokale omstandigheden dit vereisen, indien er sprake is van een dwingende operationele noodzaak of indien een andere technische oplossing redelijkerwijs niet voorhanden is.

Artikel 6

Alvorens een nieuwe installatie operationeel in bedrijf mag worden genomen, dient het koppelvlak door de politie goedgekeurd te zijn. Hiermee wordt voorkomen dat ontoelaatbare hinder van de C2000-dienstverlening ontstaat doordat installaties die mogelijk niet voldoen aan de eisen, worden ingekoppeld op het C2000-netwerk.

De politie voert periodiek (meestal jaarlijks) een keuring uit op het koppelvlak met het C2000-netwerk. Hiermee wordt gecontroleerd of de voorziening voldoet aan de geldende aansluitvoorwaarden.

De in dit artikel beschreven keuringen door de politie (ingebruiknamekeuring en periodieke keuringen) zien nadrukkelijk alleen op verstoring van het C2000-netwerk door meting op het koppelvlak, en niet op de voorziening zelf, die geen onderdeel uitmaakt van het C2000-netwerk. Het goed functioneren van de voorziening zelf, binnen het bouwwerk, is een verantwoordelijkheid van de eigenaar van het bouwwerk. De eigenaar maakt afspraken met de leverancier over onderhoud en instandhouding en de veiligheidsregio is verantwoordelijk voor het periodiek testen van het functioneren van de voorziening.

Artikel 7

Voor het inkoppelen van de voorziening op het C2000-netwerk is toestemming van de minister nodig. Vervolgens stelt de politie een zogeheten koppelvlak beschikbaar en geeft, na geslaagde ingebruiknamekeuring, operationele goedkeuring voor het daadwerkelijk inkoppelen. Daarmee treden ook alle daaraan verbonden verplichtingen voor de eigenaar van het bouwwerk in werking.

De minister kan toestemming ook voorwaardelijk verlenen, weigeren, tijdelijk schorsen of intrekken. Primair uitgangspunt hierbij is het bewaken van de stabiliteit en continuïteit van het C2000-netwerk.

Het gemotiveerd weigeren van de toestemming is mogelijk indien de voorziening niet voldoet aan de aansluitvoorwaarden of aansluitprocedures of indien het belang van een goed functionerend C2000-netwerk dat vordert.

Het voorwaardelijk verlenen van de toestemming is mogelijk bij kleine, het netwerk niet verstorende gebreken of restpunten. De voorziening mag dan wel alvast worden ingekoppeld op het C2000-netwerk, maar de eigenaar moet nog wel binnen een gestelde termijn aanvullende maatregelen nemen om het betreffende gebrek of restpunt op te lossen. Indien na het verstrijken van een vooraf gestelde termijn niet aan vooraf gestelde voorwaarden is voldaan, vervalt de toestemming. Voorwaardelijke toestemming wordt uiteraard alleen verleend indien het alvast inkoppelen op het C2000-netwerk geen verstoring van het C2000-netwerk kan opleveren. In dergelijke situaties prevaleert het belang van de veiligheid van de hulpdiensten door binnenhuisdekking alvast te realiseren, ook als één of enkele kleine restpunten nog opgelost moeten worden. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een voorwaarde als: er moet nog een extra wandcontactdoos geplaatst worden.

Het tijdelijk schorsen of zelfs intrekken van de toestemming is mogelijk wanneer het belang van een goed functionerend C2000-netwerk dat vordert. Dit is vooral van belang om een verstoring van het C2000-netwerk te voorkomen, bijvoorbeeld wanneer zich een technisch probleem aan de voorziening voordoet. De politie kan zien of een verstoring zich binnen het C2000-netwerk bevindt of wordt veroorzaakt door de ingekoppelde voorziening. De toestemming wordt dan tijdelijk geschorst, zodat de eigenaar van het bouwwerk het technische probleem kan onderzoeken en oplossen, in overleg met de politie en soms ook de veiligheidsregio of het regionaal SCL-loket. Zodra het probleem is opgelost en de voorziening niet meer tot een verstoring van het C2000-netwerk leidt, wordt de schorsing van de toestemming weer opgeheven en mag de voorziening weer ingekoppeld worden. In de situatie dat de eigenaar weigert de storing op te lossen of dat het technisch niet lukt om het probleem te verhelpen, kan de toestemming permanent worden ingetrokken. Hoewel een dergelijke situatie zich tot dusver nooit heeft voorgedaan is het ten behoeve van bescherming van de continuïteit en stabiliteit van het C2000-netwerk van belang dat een intrekking in een dergelijk geval mogelijk is.

De politie stelt in alle gevallen van een weigering, intrekking of schorsing de eigenaar van het betreffende bouwwerk, de veiligheidsregio en het bevoegd gezag op de hoogte. Bij de veiligheidsregio’s zal over het algemeen het regionale SCL-loket hiervoor het aanspreekpunt zijn.

Indien, in het geval van een verplichte radiodekkingslocatie, de verplichting tot het hebben van een voorziening komt te vervallen (bijvoorbeeld door verandering van het gebruik van een bouwwerk) of indien, in het geval van een vrijwillige radiodekkingslocatie, de eigenaar van het bouwwerk of de veiligheidsregio de minister meldt dat het betreffende bouwwerk geen radiodekkingslocatie meer hoeft te zijn, dient het koppelvlak aan de zijde van de voorziening te worden ontmanteld. Daarmee is de inkoppeling op het C2000-netwerk verbroken en vervallen de daaraan verbonden verplichtingen.

Artikel 8

De financiële lasten voor het aanleggen en in stand houden van een voorziening liggen volledig bij de eigenaar van het betreffende bouwwerk.

Hieronder vallen in elk geval:

  • a. de kosten voor de aanschaf, aanleg en instandhouding van de voorziening;

  • b. de eenmalige kosten voor het koppelvlak waarop de voorziening inkoppelt op het C2000-netwerk en de ingebruiknamekeuring;

  • c. de jaarlijkse kosten voor beheer, onderhoud en periodieke keuringen van het C2000-koppelvlak; en

  • d. de kosten voor tussentijdse aanpassingen als gevolg van wijzigingen in het C2000-netwerk of veranderingen in de ruimtelijke ordening rondom een bouwwerk.

De minister stelt de tarieven ad b en c vast en draagt ervoor zorg dat deze bekendgemaakt worden via de website www.c2000.nl.

Artikel 9

Indien het vernieuwde stelsel van de Omgevingswet in werking treedt, zal het Besluit Bouwwerken Leefomgeving van kracht worden. Het in artikel 2 genoemde artikel 6.40 van het Bouwbesluit 2012 is onverkort overgenomen in artikel 4.229 van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving. Om te voorkomen dat bij inwerkingtreding van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving de verwijzing in artikel 2 niet meer accuraat is, regelt artikel 9 dat vanaf de inwerkingtreding van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving artikel 2 verwijst naar artikel 4.229 van dat besluit. Het Besluit Bouwwerken Leefomgeving bepaalt voorts in artikel 4.230 dat met een maatwerkvoorschrift voor artikel 4.229 specifieke nadere invulling kan worden gegeven aan de maatregelen over binnenhuisdekking.


X Noot
1

Regeling C2000 en GMS d.d. 13 september 2006 (Staatscourant 2006, nr. 178), laatst aangepast per 1 januari 2013

X Noot
2

Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging inzake beheer C2000 d.d. 1 maart 2019 (Staatscourant 2019, nr. 13166)

X Noot
3

Beleidsregels toelating en gebruik C2000 door derden d.d. 2 december 2009 (Staatscourant 2009, nr. 19742)

X Noot
4

De actuele versie van de Handreiking toepassing SCL-beleid is te vinden op de website van het IFV (https://www.ifv.nl).

Naar boven